Populistische consultatiecampagne eindtermen VanWeinigBelang: tendentieuze toonzetting, veel spektakel, maar weinig rendement
Populistische consultatiecampagne
eindtermen: van Weinigbelang!
Tendentieuze toonzetting, veel energie & spektakel, weinig rendement
Consultatiecampagne
onsonderwijs.be: tendentieuze toonzetting; van belang?
Minister Crevits
beloofde een breed en open debat met alle betrokkenen over de nieuwe eindtermen
en over de toekomst van ons onderwijs. Zeliet ook van meet af aan al de grote ambities van de eindtermenoperatie
blijken. We lazenalop 29 oktober inDe Standaard: Borstel gaat door de
eindtermen op school. Minister Hilde Crevits gaf het startschot. Zij noemt dit
'een van de meest fundamentele debatten binnen onderwijs'. 'Het gaat over het
anticiperen op de samenleving van de toekomst en op het vormgeven daarvan.
Eindtermen moeten in deze snel veranderende tijden zowel een houvast zijn als
een dynamisch instrument om de uitdagingen aan te kunnen', zegt ze. De horizon
is 2030: het jaar waarin de kinderen die nu aan de kleuterschool zijn begonnen,
de middelbare school verlaten.
In februari j.l.
lanceerde minister Crevits onder de titel van Lerensbelangde consultatiecampagne van 50 dagen met een
eigen websitewww.onsonderwijs.be., online- en offline-berichten, De grote consultatiecampagne werd op de
website gemotiveerd als volgt:Onze samenleving verandert in hoog
tempoons onderwijs moet volgen. Iedereen
werd uitgenodigd zijn zegje te doen. Het
cliché dat we leven in een hooggespannen tijd waarin de samenleving in
sneltempo verandert, dook weer op. Vanuit die toonzetting is het ook niet
verwonderlijk dat dit ook leidde tot voorspelbare karikaturen over wat
leerkrachten en scholen momenteel maar presteren.
De viertoegevoegde vragen over wat
leren: *omzich persoonlijk te ontwikkelen, *om
levenslang te leren,*om deel te nemen
aan de maatschappij en*om later aan het werk te kunnenvinden, roepen ook een onderwijsvisie op
waarin de typisch schoolse basiskennis-
en vaardigheden, de cultuuroverdracht en de vakdisciplines minder centraal
staan.Het gaat meer om zelfstandig
leren & leren leren, om zelfontplooiing, om arbeidskwalificaties en om
maatschappelijke taken & problemen (drugs, ongezonde levensstijl, problemen
van interculturele maatschappij, racisme, werking van het bankwezen, ),
kortom: om een ontscholing van het onderwijs. We merken dat ook de
COC-lerarenvakbond dit ook zo interpreteert (Brandpunt, maart 2016).
Burgers en
leerlingen die al te weinig afweten over het huidige curriculum en over de
essentiële kenmerken van het leren op school, formuleerden de meest
verscheidene en wilde voorstellen. Het ging vaak over allerlei praktische zaken als het
leren aanvragen van een zichtrekening. Voorstellen voor het behoud van de
sterke kanten van ons onderwijs, voor een herwaardering van basiskennis- en
vaardigheden en van de vakdisciplines ... werden vanuit die toonzetting zelden
of nooit geformuleerd. Geregeld werden ook zaken dieal lang tot het curriculum behoren als nieuwe
eindtermen voorgesteld. En de algemene indruk werd gewekt dat de hoeveelheid
eindtermen spectaculair moet en kan uitbreiden en dat het onderwijs almachtig
is, alle maatschappelijke en andere problemen kan oplossen.
2Kritiek op populistische consultatiecampagne
Iedere burger oproepen om zijn mening te geven over de
eindtermen klinkt op een eerste gezicht wel democratisch, maar de
COC-lerarenvakbond en vele andere gewagen terecht van de valkuil van zon breed
maatschappelijk debat. Iedereen zijn zegje laten doen en er ook nog expliciet
aan toevoegen dat de beleidsmakers daaruit dan de nieuwe eindtermen zullen
selecteren, klinkt al bij al vrij optimistisch en simplistisch. Rector Torfs twitterde enkele maanden geleden al: "Een onderwijsexpert die geen les heeft
gegeven, is zoals voetbaltrainer die nooit een match heeft gespeeld. Als
het over onderwijs gaat, wordt iedereen wel als een expert beschouwd, aldus Torfs en
vele anderen. Directielid Philip
Brinckman merkte op: Zo iedereen
zijn zegje laten doen. Misschien moeten we dan ook die zogezegde democratische
reflex ruimer toepassen en de hele samenleving ook bevragen over de gewenste
pensioenleeftijd? Dit klinkt inderdaad vrij populistisch.
Ook Roger Standaert,
ex-directeur Dienst voor
Onderwijsontwikkeling die de vorige eindtermenoperatie leidde, verwacht geen heilvan de grote consultatiecampagne. Hij stelt: Heel wat landen gebruiken nu zon breed maatschappelijk debat om,
vanuit democratisch oogpunt, te legitimeren wat de inhoud van het onderwijs
moet zijn. Dat gebeurt dan met veel toeters en bellen en kost geld en moeite,
terwijl het relatief weinig oplevert. Bovendien krijg je dan vooral wat
bepaalde mensen bezighoudt. Zo droeg het ouderpanel-rapport van de Koning
Boudewijn Stichtingheel erg het stempel
van het duaal leren (b.v. verplichte maatschappelijke stage). Je merkt dan dat
één persoon heel sterk op het discours gewogen heeft. Ook in Nederland
organiseerde men een grootscheeps debat. Dat kostte enorm veel geld. Als je het
rapport leest, dan staat daar niets nieuw in (Brandpunt, maart 2016). Terloops:
in Nederland werd de verplichte maatschappelijke stage in het voortgezet
onderwijs na enkele jaren alweer afgeschaft.
Het feit dat veel
mensen en leerlingen geïnteresseerd zijn in het onderwijs, betekent nog niet
dat hun voorstellen voor nieuwe eindtermen even valied, doordacht, gestoffeerd
en wenselijk zijn. De huidige eindtermen/leerplandoelen, zijn geenszins
perfect, maar het huidige curriculum is niet bij toeval bijeen geharkt. Men kan
er ook niet zomaar ad hoc van alles en nog wat aan toevoegen en men kan niet
zomaar belangrijke zaken laten vallen. Maar de meeste mensen en jongeren die
participeerden aan de consultatie kennenhet vigerende curriculum niet, kennen onvoldoende het verschil tussen
schoolse kennis & vaardigheden en anderzijds alledaagse kennis en
praktische kennis als het aanvragen van een zichtrekening (zie punt 2.2 en
2.3),... Mensen die extern zijn aan het onderwijssysteem werden uitgenodigd vrij
te formuleren wat hun allerindividueelste wensen zijn. We merkten dat zij er
meestal ook van uit gingendatde school almachtig is en zelfs in staat is
om b.v. kinderen gezond te doen eten en gelukkig te maken. Veel mensen
veronderstelden precies ook dat de leertijd vrij elastisch is.
De COC-lerarenvakbond had het eveneens over de valkuil
van zon breed maatschappelijk debat.
COC:Waarom mag/moet iedereen meepraten
over onderwijs, maar niet over andere belangrijke themas als verhoging
pensioenleeftijd e.d. ? ... In dit maatschappelijk debat kan iedereen dus zijn
zeg doen, maar de echte experts - de leraars - mogen aan dat debat participeren
zoals niet-experts. Hun expertise kan nochtans niet betwist worden. In de
eerste plaats zijn het ervaringsdeskundigen: zij hebben ervaring met 25 jaar
eindtermenonderwijs. En ze zijn met vele tienduizenden! Op zijn minst kan
gesteld worden dat ze vanuit die ervaring heel wat in te brengen hebben. ...
Het Vlaams Parlement koos voor een weg waar een groots opgezet maatschappelijk
debat dat de trendy woorden De Nacht van het Onderwijs en Onderwijsfestival
niet schuwt, deel van uitmaakt. Over het antwoord op de vraag of dat de juiste
weg is, verschillen de meningen. Minstens rijst toch de vraag of de samenleving
het minimum dat een school dient te bereiken wel moet vastleggen via een debat
van deze omvang? En waarom dan wel over deze minima en niet over andere themas
die ook heel de bevolking raken? Zoals over het mobiliteitsprobleem, een
eerlijke inning van de belastingen, de haalbaarheidvan de verhoging van de pensioenleeftijd Bij
zulke materies luistert men alleen naar experts of wordt het primaat van de
politiek ingeroepen. Als het over het onderwijs gaat, dan gaat men ervan
uit dat iedereen stakeholder is en dat men dus iedereen moet uitnodigen zijn
zegje te doen.
De consultatiecampagne
vertoont verdacht veel
gelijkenis met de spectaculaire, maar tegelijk oppervlakkige
consultatie-operatie van minister Joëlle Milquet in de Franstalige Gemeenschap
en dit in het perspectief van de opstelling van het zgn. Pacte pour un enseigenent dExcellence.Rector Rik Torfs formuleerde in zijn column 'Pacte d 'Excellence' van 7 maart (De
Standaard) een gevatte kritiek op de aanpak van de consultatie-operatie van
minister Milquet. Torfs: "Het pact
omvat een langdurige consultatie van mensen en groepen die wij in Vlaanderen
met de weerzinwekkende term van stakeholders zouden omschrijven: leraren,
verantwoordelijken van de onderwijsinstellingen, leerlingen, studenten, ouders,
vakbonden, verenigingen, economische verantwoordelijken, politieke
mandatarissen. Al die mensen moesten actief 'participeren' aan de
totstandkoming van het pact. Maar wat betekent dat in de praktijk? Om te
beginnen is de stem van de onderwijswereld zelf minoritair. Er zijn zoveel
deelnemers aan het gesprek, waaronder politici, bedrijfsleiders en vakbonden,
dat de mening van het onderwijsveld er nauwelijks toe doet. Door het massale
karakter van de consultatie houden de machtshebbers de touwtjes stevig in
handen. ... De consultatie is zo geweldig dat ze irrelevant wordt, zodat de
politieke kaste die er sinds mensenheugnis aan de macht is autonoom beslist. De
consultatiecampagne van Crevits en Co vertoont veel gelijkenissen met deze in
de Franse Gemeenschap die er momenteel enorm veel kritiek krijgt en vooral verwarring
heeft gesticht.
De consultatiecampagne
vertoont ook tal van gelijkenissen met de campagne onderwijs2032 in Nederland.
In een kritische blog van 27 maart stelde Jan
Kuitenbouwer:"Platform Onderwijs2032 is
een voorbeeld van post-Pim politiek. Wij vormen geen elitaire commissie van
wijze mannen en vrouwen die achter gesloten deuren een advies opstellen, nee,
er wordt een reizend circus opgetuigd, een nationale brainstorm, een
consultatieronde, gevolgd door een dialoogronde, een vooradvies, een
nieuwe feedbackronde en dan een eindadvies. Dit natuurlijk ter voorkoming van
elitaire topdown beleidsvorming, u weet wel, vanuit een ivoren toren. Ruim baan
voor de stem des onderwijsvolks.
Tot de jaren
negentig waren het bijna uitsluitend ervaren leraars, vakdidactici en
inspecteurs die zich inlieten met het opstellen van het curriculum en van de
leerplannen. Nu moetJan met de pet
zijn zegje doen, wordt heel veel belang gehecht aan de voorstellen en oordelen
van leerlingen tussen 12 en 18 jaar, investeert men veel centen om de mening
van 20 ouders - begeleid door 23 zgn. experts - te achterhalen Bij de vorige
eindtermencampagne nodigde de DVO bij de advisering vooral mensen uit met de
nodige onderwijs-kennis en -ervaring. Ook wij werden gevraagd als adviseur en
wat later als medeontwerper van de eindtermen wiskunde. Op dit moment hadden we
al25 jaar ervaring met het onderwijs
als lerarenopleider en publiceerden we al tientallen bijdragen over het
wiskundeonderwijs e.d.
Het is dus ook
niet verwonderlijk dat de stem van de onderwijswereld heel weinig
aan bod kwam in de consultatieronde. Zelf lieten we met Onderwijskrant wel
geregeld onze stem horen via#eindtermen, blog Onderwijskrant Vlaanderen, facebook en twitter. Aangezien een bijdrage op www.onsonderwijs.be eerst moest goedgekeurd worden door het Departement, deden we hier
principieel niet aan mee.We plaatsten
een honderdtal tweets op #eindtermen en #crevits. De meeste tweets verwezen ook
naar een gestoffeerde bijdrage over de respectieve voorstellen.
3Verschil tussen schoolse leerinhouden en praktische zaken en alledaagse kennis
Veel leerlingen en
burgers lijken te wensen dat leerlingen van alles leren op school; maar dat zou
enorm veel leertijd vergen en deze is al bij al vrij beperkt. We moeten dus prioriteit verlenen aan
belangrijke leerinhouden, aan powerful
knowlegde zoals Michael Young dit
noemt, aan typisch schoolse zaken.Wat men op de lagere en secundaire school
aan kennis en vaardigheden opsteekt, kan men achteraf op 1001 dagelijkse
problemen toepassen. Hoe men een zichtrekening moest aanvragen of een belastingbrief
invullen moet je niet op school leren.
De videoDont
Stay in School (zie Internet) van de gepassioneerde rapper Dave Brown
start met een woedende aanval op het vigerende onderwijs waarbij bijna alles in
vraag wordt gesteld: klassieke literatuur,vierkantsvergelijking en abstractere wiskunde en fysica, enz. En daarna rapt Brown een lange lijst van
dingen die in de plaats moeten komen. Het gaat dan meestal om praktische zaken
die ook vaak in de voorstellen van onsonderwijs aan bod kwamen.We sommen er enkele op. Nieuws over de
dagelijkse actualiteit Hoebelasting
betalen? Huiselijk geweld. Hoe een vriend helpen die depressief is? Hoestemmen bij verkiezingen?
Gezondheidseducatie. Wetgeving.Financiële geletterdheid.De
rechten van de mens. Kennis over aandelen en functioneren van banken. Waar komt
het geld vandaan? Wat is een begroting.
De kosten van opvoeding van een kind.Wat
is een beëdigde verklaring? EHBO. Herkennen van meest voorkomende psychische
stoornissen. Ziekten met vermijdbare oorzaken leren kennen. Hoe een huis kopen
met een hypotheek? Leren tuinieren. Adviezen
die duizenden levens kan redden. Hoe kan ikkinderen krijgen? Kennis van
politieke systemen. Politieke partijen waarvoor ik kan stemmen. Politiek beleid.
Enzovoort.
Veel van die praktische
zaken (alledaagse kennis) werden ook voorgesteld tijdens de consultatiecampagne
van minister Crevits. We stelden al dat de meeste van die zaken niet haalbaar
en/of prioritair zijn alleen al bij gebrek aan tijd. Op school onderwijzen we
geen zaken omdat die praktisch en bruikbaar zijn in het dagelijks leven, aldus
al Vygotsky bijna 100 jaar geleden. Hij stelde terecht dat er een groot verschil is
tussen schoolse en alledaagse kennis. Eindtermen en leerplannen gaan vooral
over zaken die enkel via onderwijs bereikt kunnen worden,en over informele kennis die je buiten de school
kunt verwerven of zelfstandig op basis van wat je op school leerde.
Als we focussen
op praktische zaken, dan beroven we de leerlingen van de culturele erfenis waar
ze recht op hebben. Er zijn niet voldoende lesuren op een dag om zowel schoolse
als alledaagse kennis te onderwijzen.
Als we leerlingen geen of onvoldoende taalkennis en -vaardigheden aanleren,
geen vierkantsvergelijkingen en abstractere wiskunde en fysica,... , dan brengen we ook hun verdere studies in
het gedrang.Dit heeft dus ook alles te
maken met het feit dat de leertijd op school beperkt is, en dat dus elke minuut goed gebruikt moet
worden.
Tijdens de
consultatiecampagne werd ook al te vaak gesteld dat wat de leerlingen op school
leren waardeloos of te abstract is.Ervaren leerkrachten en vakdidactici ervaarden
dit als een belediging van hun professionaliteit.
4Belangrijkste
rol voor curriculumdeskundigen en praktijkmensen
Als eigen bijdrage in het eindtermen- en curriculumdebat besteedden we b.v.
in de vorige Onderwijskrant veel aandacht aan bijdragen over een aantal
vakken/leerdomeinen en over de opstelling van een onderwijscurriculum. Een
groot aantal van onze tweets op #eindtermen betreffen eveneens verwijzingen
naar gestoffeerde analyses van leerdomeinen in de Onderwijskranten van de
voorbije jaren. Binnen het officiële debat komen dergelijke zaken niet aan
bod.
Op ons O-ZON-symposium
(2007) wees prof. Hans Van Crombrugge op de belangrijke
rol van de vakdisciplines bij de keuze van eindtermen en opstelling van een
curriculum, en op dede belangrijke inbreng van mensen die deskundig zijn op een
bepaald leerdomein. . We citeren
even:Het onderwijs heeft als eerste
en laatste bestaansreden het richten van de aandacht naar de werkelijkheid. De
vakdisciplines - grepen uit de beproefde cultuur - spelen hierbij een
belangrijkerol. Deze canon verschaft de inhouden, vaardigheden en
houdingen eigen aan een bepaaldecultuur, wetenschap, e.d. Deze canon
wordt in de eerste plaats opgesteld door de gemeenschap van mensen die
deskundig zijn in het betreffende domein. Als ontwerper van eindtermen en
een leerplan wiskunde legden we onze voorstellen in de jaren negentig ook voor
aan een panel van ervaren leerkrachten. Van Crombrugge stelde verder: De
leerkracht is de vertegenwoordiger van de gemeenschap van deskundigen. De canon
levert de inhouden waaruit de leerkracht kan en moet putten. In wetenschappen, kunsten,
wijsbegeerten, levensbeschouwingen liggen houdingen, vaardigheden en inzichten
vervat die door generaties mensen als waardevol ervaren zijn en als zodanig
bewaard worden.Leerkrachten beseffen dat zij het belang van
wiskundige berekeningswijzen, de fysicawetten, de historische kennis ... niet
naar hun hand kunnen zetten en mogen minimaliseren. Als medeontwerper van
eindtermen en leerplannen wiskunde, hielden ook wijdestijdsrekening met de verworvenheden vande wiskunde als vakdiscipline & cultuurproduct.
De Engelse kennissocioloog Michael Young verkondigt
een analoge visie. Hij nam een aantal jaren geleden afstand van zijn vroegere relativering
van de klassieke leerinhouden en vakdisciplines.
Sindsdien stelt
hij: We need to put subjects
(vakdisciplines) at the heart of the curriculum. Neither subjects, nor the
boundaries between them are arbitrary. They are a form of specialisation
of knowledge with powerful educational possibilities. There
is powerful knowledge that all pupils were
entitled to. Powerful knowledge is systematic. Its concepts
are systematically related to one another and shared in groups, such as subject
or disciplinary associations. It is not, like common sense, rooted in the specific contexts
of our experience (Bringing Knowledge Back in, 2007).
This means that powerful knowledge can
be the basis for generalisations and thinking beyond particular contexts or
cases. Powerful knowledge is specialised. The important curriculum point about
subjects is that they are based on the shared rules and knowledge of
communities within which their questions, methods, concepts and criteria are
debated, discussed and improved. In
other words, it has been developed by
clearly distinguishable
groups with a well-defined focus and relatively fixed
boundaries, separating different forms of expertise.
De Duitse socioloog Niklas Luhmann drukte het
belang van de vakdisciplines en leerplannen zo uit: "In onderwijscontexten worden
schakelingen van opeenvolgend te induceren vormen van weten of kunnen
gecondenseerd in curricula. Vakdisciplines als condensaties en ordeningen van
weten en kunnen, vormen een essentieel kenmerk van degelijk onderwijs. (Das Erziehungssystemder Gesellschaft, Frankfurt am Mein,Suhrkamp, 2002).Typisch voor vakdisciplines is ook hun uitgekiendestapsgewijze, cumulatieve opbouw: Or cest lorganisation systémique,cest-à-dire
sous forme hiérarchisée, des outils de pensé, qui soustend les possibilités les
facultés réflexives de la pensée consciente (prof. Nathalie Bulle).
Eindtermen en leerplannen moeten
in de eerste plaats opgesteld worden door mensen die deskundig zijn in het
betreffende
Officiële pleidooien voor ontscholing en kanteling Vlaams onderwijs: verkeerde start eindtermendebat
Officiële pleidooien voor kanteling & ontscholing Vlaams onderwijs: haaks op visie praktijkmensen en herscholingsbeleid in Engeland
Slechte start van eindtermendebat en staatspedagogiek
1 Slechte start van debat over nieuwe eindtermen/leerplannen
1.1 Departement, KBS en VLOR sturen aan op kanteling onderwijs
In de vorige Onderwijskrant schreven en waarschuwden we al: De geschiedenis van de vorige eindtermen-operatie lijkt zich te herhalen. Ben Reynders drukte de verontwaardiging in 1993 zo uit: Met verstomming stellen we vast dat nog vooraleer er overleg is gepleegd met de werkers op het veld, allerhande standpunten de wereld werden ingestuurd. Als gesprekspartner voelen onderwijsmensen zich weer eens niet ernstig genomen! (Pedagogische Bijdragen, nr. 110, zomer 1993).
We plaatsen even een aantal recente 'officiële' standpunten over de toekomst van ons onderwijs op een rijtje.
In de vorige Onderwijskrant namen we al afstand van het officieel rapport De Nieuwe school in 2030 en van het analoge pleidooi voor de vervanging van de klassieke school door een Learning Park in Vlaanderen 2050 (zie punt 2).
We namen ook afstand van het VLOR-advies-pleidooi voor een perspectiefwisssel in de richting van een ontwikkelingsgerichte aanpak. Ook de COC-lerarenvakbond nam afstand van het feit dat het VLOR-advies pleitte voor een kanteling van het onderwijs en voor een specifieke pedagogische aanpak.
Op de VLOR-startdag van 17 september werd prof. Kris Van den Branden uitgenodigd om te verkondigen dat ons onderwijs hopeloos verouderd is. Het pleidooi van prof. Maarten Goos ging dezelfde richting uit.
Het Departement, de Koning Boudewijn-Stichting en de VLOR nodigden de als ontscholer gekende prof. Joseph Kessels uit voor een essay over de Toekomst van het onderwijs in Vlaanderen. De school een aantrekkelijke plek voor leren en werken in 2030?. Volgens dit essay mag de meester niet langer een meester zijn (zie punt 2).
Begin februari werden we dan ook nog geconfronteerd met de breed opgezette consultatiecampagne onsonderwijs. De overtrokken ambities van Crevits en Co kwamen eens te meer tot uiting in het motto van de campagne: Onze samenleving verandert in hoog tempo, ons onderwijs moet volgen. Zon omschrijving houdt een pleidooi in voor een kanteling van ons onderwijs. Het eeuwenoude cliché dat we leven in een hooggespannen tijd waarin de samenleving in sneltempo verandert, dook weer op.
De viertoegevoegde vragen over wat leren: *omzich persoonlijk te ontwikkelen, *om
levenslang te leren,*om deel te nemen
aan de maatschappij en*om later aan het
werk te kunnen vinden, roepen ook een onderwijsvisie op waarin detypisch schoolse basiskennis- en vaardigheden,
de cultuuroverdracht en de vakdisciplines minder centraal staan.Het gaat meer om zelfstandig leren &
leren leren, om zelfontplooiing, om arbeidskwalificaties en om maatschappelijke
taken & problemen (drugs, ongezonde levensstijl, problemen van interculturele
maatschappij, racisme, werking van het bankwezen, ), kortom: om een
ontscholing van het onderwijs. We merken dat ook de COC-lerarenvakbond dit ook
zo interpreteert (Brandpunt, maart 2016).
Dit alles leidde uiteraard tot voorspelbare karikaturen over wat leerkrachten en scholen momenteel presteren. Leerkrachten zouden niet bij de tijd zijn, kennis is niet zo belangrijk meer, ... We moeten het onderwijs doen kantelen. De groots opgezette consultatiecampagne leverde al te weinig resultaten opleverde, gaf aanleiding tot stemmingmakerij tegen de oude school en tot ongenoegen bij de leerkrachten (zie volgende bijdrage over consultatiecampagne onsonderwijs.be)
Twintig jaar geleden opteerde de de officiële Dienst voor Onderwijsontwikkeling (DVO) in 'Uitgangspunten van de eindtemen' ook al voor een kanteling en ontscholing van ons onderwijs. Het is een analoge visie die nu aanwezig is in publicaties over de toekomst van ons onderwijs waarmee het Departement, De Koning Boudewijn-Stichting en de VLOR het voorbije jaar uitpakten. Het is een visie die ook al gepropageerd werd in de hervormingsplannen voor het secundair onderwijs van de commissie-Monard, minister Pascal Smet ..., in de publicaties 'Accent op talent' van de Koning Boudewijn-Stichting, in de VLOR-publicatie over 'competentiegericht onderwijs' ...
1.2 Haaks op visie leerkrachten, voorliggende analyses en enquêtes ...
Het Departement, de KBS en de VLOR confronteerden de burgers en de leerkrachten dus nog voor de start van het debat met officiële ontscholende en verlossende visies over de toekomst van ons onderwijs, die haaks staan op de visie van de overgrote meerderheid van de leerkrachten.
Het is b.v. voldoende bekend dat de leraren, docenten en professoren de voorbije jaren massaal aandrongen op her-scholing i.p.v. ont-scholing, op een herwaardering van basiskennis en -vaardigheden, enz.
De officiële initiatieven in het perspectief van de nieuwe eindtermen/leerplannen gingen alle de richting uit van een kanteling en verdere ontscholing van ons onderwijs. In de beleidsverklaring van minister Crevits werd nochtans uitdrukkelijk gesteld dat de beleidsmakers zich niet langer zouden uitspreken over het hoe van het onderwijs. Met de visie en inbreng van de praktijkmensen en leerplandeskundigen ... werd geen rekening gehouden. Nergens werd ook verwezen naar hun visie zoals die de voorbije jaren in tal van enquêtes en standpunten al tot uiting kwam. Dit alles wekte bij praktijkmensen en vakdeskundigen de indruk dat zij hierbij in de hoek worden gedrumd. En ook bij de consultatie-operatie kregen ze die indruk.
Dit alles verklaart mede waarom praktijkmensen niet gelukkig zijn met de officiële standpunten over de toekomst van ons onderwijs en met de door minister Crevits opgezette consultatiecampagne. Ze voelen zich ook in de hoek gedrumd. Een directielid schrijft: De vervorming van het onderwijs is een toneelstuk zonder leerkracht.
1.3 Haaks op her-scholingsbeleid in Engeland
Waar Vlaamse beleids- en opiniemakers aansturen op verdere ontscholing en kanteling van het onderwijs, voeren de beleidsmakers in Engeland momenteel een beleid dat aanstuurt op her-scholing van het onderwijs, herwaardering van klassieke aanpakken, vakdisciplines e.d. De besproken initiatieven van het Departement, de KBS en de VLOR en het onsonderwijs-uitgangspunt wekken ook de indruk dat de oude scholen en de leerkrachten de vijanden zijn van vernieuwing, van de toekomstige maatschappij, een rem op de realisatie van een ideale maatschappij en van ideale burgers.
In officiële teksten wordt nooit gepleit voor her-scholing, voor herwaardering van basiskennis en -vaardigheden, voor voldoende directe/expliciete instructie, voor de leraar die weer meester mag zijn Dit staat haaks op de visie van de huidige beleidsmakers in Engeland die de her-scholing propageren en invoeren. De Engels onderwijsminister Nick Gibb betreurde onlangs nog dat het vorige Engels curriculum van 2007 was actively hostile to teaching prescribed knowledge, and sought to minimise the importance of subject content (vakdisciplinaire kennis) wherever it could. In the conception of the 2007 national curriculum, knowledge was simply a means of acquiring the far more valuable skills. Daar is nu verandering in gekomen: The new National Curriculum published in 2013 (DFE, 2013) is a programme of study in the spirit of E.D. Hirsch, naar het model van de Vlaamse klassieke leerplannen met een herwaardering van de klassieke basiskennis- en vaardigheden en van het belang van voldoende directe instructie. Nick Gibb onderwijsminister Engeland stelde verder: The 2007 National Curriculum overlay of Personal, Learning and Thinking Skills (QCDA, 2007) was arrant nonsense. To the uninformed outsider, independent learning, learning to learn, and individualised instruction all sound misleadingly like reasonable ideas.
2 Officiële pleidooien voor kanteling en ontscholing onderwijs
2.1 Pleidooi voor ontscholing en kanteling onderwijs
Die overtrokken ambities van de beleidsmakers kwamen al duidelijk tot uiting in het in het eind 2014 gepubliceerde rapport De Nieuwe School in 2030, een gezamenlijk project van het Departement Onderwijs, de Koning Boudewijn-Stichting en de VLOR. In dit rapport wordt de klassieke school vervangen door een zgn. Learning Park (leerpark): een pleidooi voor een revolutionaire hervorming en ontscholing van het eeuwenoude onderwijsconcept (zie punt 1.2). De ondertitel van dit rapport suggereert ook dat het huidige onderwijs onaantrekkelijk is: HOE makEN WE LErEN EN WErkEN aaNtrEkkELIjk?. (In elk geval nIEt met zon belachelijke lettercombinaties!).
In dit rapport lezen we o.a.: Het leer- en ontwerplab schetst een ander toekomstbeeld: op een gewone dag kunnen leerlingen gedurende enkele uren in een vaste leergroep bijvoorbeeld talen en wiskunde leren, maar het grootste deel van de dag zijn ze (in groepen met leerlingen van verschillende leeftijd) bezig met projecten waarin ze hun competenties actief ontwikkelen. ... Echt aansluiten bij de diversiteit van kinderen en jongeren kan maar als ze ook zelf de regie kunnen voeren en stuurlui kunnen zijn van hun eigen leren. ... In een Learning Park zullen de kinderen gecoacht worden om hun eigen leertraject aan te sturen in de richting van de competentieniveaus die ze nodig hebben en willen halen. In de vorige Onderwijskrant stelden we dit rapport uitgebreid voor.
In oktober 2015 lanceerden de Vlaamse Regering en minister Crevits in Vlaanderen 2050 eveneens het Learning Park-concept uit het rapport De nieuwe school in 2030. We lezen o.a.: De school van de toekomst is een learning park, waar leerlingen, ouders, leerkrachten, ondernemingen en verenigingen elkaar fysiek of virtueel ontmoeten en kunnen leren. Alle belanghebbenden kunnen er 24 uur op 24, 7 dagen op 7 terecht om gebruik te maken van de aanwezige faciliteiten en elkaars kennis. Leren gebeurt immers op elk moment van de dag, zowel informeel als formeel. Het learning park is daarom een leer- en een leefomgeving van de lokale gemeenschap, waarin vrijetijdsactiviteiten gekoppeld worden aan het leerplan. Blijkbaar waren dus ook minister Crevits en haar collegas gewonnen voor het Learning Park-concept. (In de vorige Onderwijskrant stelden we het learning-park-rapport uitvoerig voor.Zie www.onderwijskrant.be, nr. 176).
2.2 Departement vroeg prof.-ontscholer Kessels om essay: leraar mag geen meester meer zijn!
Het Departement, de KBS en de VLOR investeerden niet enkel energie en centen in De Nieuwe School in 2030. Ze nodigden in 2013 eveneens de ontscholer Joseph Kessels uit om een esssay over de toekomst van ons onderwijs te schrijven: Toekomst van het onderwijs in Vlaanderen. De school een aantrekkelijke plek voor leren en werken in 2030?(november 2013). Kessels is professor in Human Resource Development (Universiteit Twente).
In een recent interview van KLASSE met Kessels beweert deze dat de leraren als mentor en begeleider een belangrijke rol zullen spelen, maar dat de leraar voor de klas zal verdwijnen; dat er veel ruimte moet zijn om motiverende ervaringen aan te bieden: werkplekleren, leerlingen zelf inhouden laten aanbrengen en hun het leerproces in handen geven en leerlingen van elkaar laten leren. (Verdwijnt het beroep van leraar in 2030?, KLASSE, 1 maart 2016). We lezen verder: Kinderen en jongeren zijn uit zichzelf creatief, alleen moeten de leerplannen en scholen aan leraren voldoende ruimte geven om die creativiteit te laten ontplooien. Leerlingen moeten vooral een kritische bekwaamheid ontwikkelen. Die staat los van specifieke vakken, want ze moeten die op heel andere domeinen toepassen.... Voor leraren is het moeilijk te aanvaarden dat de buitenwereld hun vakinhoud veel motiverender aan leerlingen kan aanleren. Uit de vragen van KLASSE blijkt dat ook zij sympathiseren met de ideeën van De nieuwe school in 2030 en van Kessels.
Prof. Wim Van den Broeck reageerde op het KLASSE-interview: Dat de leraar voor klas zal verdwijnen is al zo vaak aangekondigd door mensen die menen in een glazen bol te kunnen kijken en ze kregen ongelijk. Er zijn goede gronden om aan dit verhaal weinig geloof te hechten. Ondanks het feit dat er al decennia lang gepleit wordt voor ontscholing van het onderwijs, merken we dat leerlingen en studenten zelf heel graag een goede klassieke les krijgen van een lesgever die zich niet opstelt als coach maar die iets te vertellen heeft dat de leerlingen niet uit zichzelf kunnen ontdekken.
De opdrachtgevers van het essay waren blijkbaar tevreden met het resultaat en beweerden: Het essay van Kessels verkent themas en vragen op basis van relevante literatuur en van beleidsdocumenten. Ze wekken dus de indruk dat ze akkoord gaan met de visie van Kessels en dat deze ook rekening hield met de beleidsdocumenten. Kessels hield evenwel geen rekening met de mening van de praktijkmensen en met de vele publicaties die afstand nemen van de ontscholende tendensen in het onderwijs. Die visie die literatuur worden blijkbaar ook door het Departement en de KBS niet als relevant beschouwd.
2.3 Ouderpanel gedirigeerd door KBS & Departement ...
In afspraak met het departement Onderwijs mocht de Koning Boudewijnstichting, mede-auteur en propagandist van De nieuwe school in 2030 ook nog energie en centen investeren in het patroneren van een ouderpanel waarbij een 20-tal ouders uitgenodigd werden om ideeën te spuien over de toekomst van ons onderwijs. De KBS selecteerde niet enkel 20 onschuldige ouders, maar ook 32 door de KBS geselecteerde adviseurs en de KBS-vrijgestelden hielden zelf de pen vast. Bij die 32 adviseurs zat geen enkele leerkracht basis- of secundair onderwijs, maar wel bijvoorbeeld een 5-tal mensen van het departement en de propagandiste van de Gentse Sudbury School (8 leerlingen). Crevits en Co spraken zich achteraf euforisch uit over de opgeleverde resultaten en over de wetenschappelijke aanpak van de KBS. Het is geen toeval dat KBS en Departement energie en centen investeerden in de bevraging van ouders en niet van leerkrachten.
Bart Haers reageerde op zijn blog: Onderwijsvernieuwing via Koning Boudewijn Stichting ruikt ergerlijk naar een afschaffen van enkele belangrijke kenmerken van het succesvolle onderwijs dat we kenden de structuur van ons secundair onderwijs inbegrepen. De KBS heeft in zijn talrijke rapporten - met inbegrip van deze van de werkgroep Accent op talent, nog nooit iets positiefs over ons onderwijs gezegd. Net als de KBS en veel van hun adviseurs opteerden de ouders ook voor het wegnemen van de schotten tussen aso, tso en bso, voor modulair onderwijs, maatschappelijke stage, enz.
Leraar Johan De Donder stelde (in DS, 30 januari): De bevindingen van een groep van 24 ouders over het middelbare onderwijs van de toekomst blinken niet uit in originaliteit. Bovendien is met de financiële en praktische haalbaarheid weinig rekening gehouden. Dat heeft te maken met de beperkte voeling en kennis van het werkveld. Merkwaardig, want de lijst geconsulteerde deskundigen is indrukwekkend. Mensen met een andere visie dan die van de KBS en het Departement als Wim Van den Broeck worden uiteraard niet als deskundig beschouwd.
Ook Roger Standaert, ex-directeur Dienst voor Onderwijs-ontwikkeling die de vorige eindtermenoperatie leidde, liet zich negatief uit over het ouderpanel van de KBS. Hij verwacht ook geen heil van de grote consultatiecampagne. Hij stelt: Heel wat landen gebruiken nu zon breed maatschappelijk debat om, vanuit democratisch oogpunt, te legitimeren wat de inhoud van het onderwijs moet zijn. Dat gebeurt dan met veel toeters en bellen en kost geld en moeite, terwijl het relatief weinig oplevert. Bovendien krijg je dan vooral wat bepaalde mensen bezighoudt. Zo droeg het ouderpanel-rapport van de Koning Boudewijn Stichting heel erg het stempel van het duaal leren (b.v. verplichte maatschappelijke stage). Je merkt dan dat één persoon heel sterk op het discours gewogen heeft. Ook in Nederland organiseerde men een grootscheeps debat. Dat kostte enorm veel geld. Als je het rapport leest, dan staat daar niets nieuw in (Brandpunt, maart 2016). Terloops: in Nederland werd de verplichte maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs na enkele jaren alweer afgeschaft.
3 Slechte start van debat en vergeten uitgangspunten
We stellen dus vast dat nog vooraleer er overleg is gepleegd met de werkers op het veld, allerhande officiële standpunten de wereld werden ingestuurd. Als gesprekspartner voelen onderwijsmensen zich weer eens niet ernstig genomen. Dit staat haaks op het open debat dat minister Crevits beloofde en is een vorm van staatspedagogiek. We stellen bovendien ook vast dat de visie in die officiële rapporten haaks staat op deze van de praktijkmensen. Deze willen geen kanteling en verdere ontscholing van het onderwijs.
Crevits en Co wekken met de consultatie-operatie en hun fantasierijke publicaties over de toekomst van ons onderwijs ook de indruk dat we als het ware het debat vanaf nul moeten starten. We betreuren dat Crevits en Co het debat over de herziening van de eindtermen/leerplannen niet startten met een grondige evaluatie van ons onderwijs en van de vigerende eindtermen en leerplannen. Hierbij is het oplijsten van de sterke kanten die absoluut behouden moeten worden, een prioriteit. We stelden ook dat we niet vanaf nul moeten vertrekken, maar gebuik moeten maken van de aanwezige analyses van de vigerende eindtermen en leerplannen, samen met voorstellen voor correctie en aanvulling. We beschikken ook over tal van enquêtes waarin de visie van de leerkrachten tot uiting kwam, over evaluatiestudies van de eindtermen, enz. Heel wat vakspecialisten en andere onderwijskenners publiceerden de voorbije jaren interessante bijdragen.
Crevits en Co wekten dus de indruk dat we als het ware vanaf nul moeten starten en dat losse voorstellen van leerlingen, ouders, burgers ... belangrijker zijn dan diepgaande analyses van mensen die onderwijs- deskundig zijn.
Als bijdrage in het eindtermen- en curriculumdebat publiceerden we zelf de voorbije 20 jaar tientallen bijdragen over vakken/leerdomeinen en over de opstelling van een onderwijscurriculum. De vorige Onderwijskrant was hier integraal aan besteed. Doordachte evaluatie-enquêtes bij de leerkrachten zouden ook bijkomende informatie kunnen opleveren en vergen relatief weinig energie en centen. Maar het Departement en de KBS investeerden liever veel energie en centen in fantasierijke toekomst-rapporten en in een consultatiecampagne die al te weinig opleverde en veel ongenoegen bij praktijkmensen uitlokte.
Prof. Drijvers erkent kritiek op(ir) realistische Freudenthal-wiskunde
Prof. (ir)realistische Freudenthal-wiskunde Paul Drijvers
erkent drijverijen FI (Didactief, november 2015, p. 9-10)
1.Vraag Didactief:
Het realistisch wiskundeonderwijs van uw Freudenthal Instituut ligt onder
vuur. Wat vindt u daarvan?
Drijvers (prof. FI,
Utrecht) : De tem realistisch is eigenlijk wel ongelukkig, beter zou zijn
betekenisvol. Het slaat meer op realiseren wat je doet. Realistisch
wiskundeonderwijs gaat over het leggen
van verbanden tussen wiskunde en de wereld om ons heen het horizontale
aspect. Maar het gaat er ook om dat leerlingen wiskundige kennis opbouwen. Dit
laatste, het verticale aspect, heeft in Nederland de afgelopen dertig jaar te
weinig aandacht gekregen. Daar hebben critici gelijk in.
Commentaar Raf Feys: Al 30 jaar geleden stelden we - samen met de Gentse
professor Leo Apostel - in
Onderwijskrant en elders dat de
Freudenthal-wiskunde al te weinig waardering toonde voor de wiskunde als
vakdiscipline en cultuurproduct. Het ging zo ver dat prof. Hans Freudenthal op
een bepaald moment voorstelde om zijn (watertoren-)wiskunde op te nemen binnen
wereldoriëntatie. Jammer genoeg kregen we op dat moment geen steun vanuit
Nederland.
We deden er dan ook alles aan om de realistische en
constructivistische wiskunde buiten het leerplan lager onderwijs 1998 te
houden. We besteedden ook veel meer aandacht aan het klassieke metend rekenen
(met inbegrip van formules voor oppervlakte en inhoud) en aan de klassieke
meetkunde. Wij spreken over meten én metend rekenen, het FI over meten; wij
spreken over meetkunde, het FI over ruimtelijke oriëntatie. Merkwaardig genoeg publiceerde de koepel van het
katholiek onderwijs onlangs een bijdrage over het nieuwe leerplan wiskunde (Zin
in wiskunde, School+visie, december 2015) waarin gekozen wordt voor een nieuwe aanpak
met contextueel rekenen e.d. - dienauw
die aansluit bij de visie van het Freudenthal Instituut.
2.Didactief: Wat
ging er mis?
Drijvers: Deels
was het de tijdsgeest, waarin constructivisme en ruimte voor de leerling
populair waren. Ook zijn w er als Freudenthal Instituut onvoldoende in geslaagd
om het model van realistisch wiskundeonderwijs goed voor het voetlicht te
brengen. Iedereen denkt bijvoorbeeld dat
het in strijd is met het oefenen van basisvaardigheden. Dat is helemaal niet
vies. Oefenen is niet vies, het gaat er alleen om dat je blijft nadenken. Als
je met veel oogkleppen op oefent, bestaat het gevaar dat je een vaardigheid
ontwikkelt die niet wendbaar of flexibel genoeg is in een afwijkende situatie.
Je moet ervoor zorgen dat transfer mogelijk is.
Commentaar Raf Feys:
Wat Drijvers hier beweert, klopt niet. Het FI was tegenstander van het zgn.
gestandaard (be-)rekenen en sprak enkel over gevarieerde berekeningswijzen en
over het feit dat elke leerling zijn eigen berekeningswijze mocht construeren. Het
FI was b.v. ook fervent tegenstander van het oefenen van de tafels van vermenigvuldiging,
van het klassieke cijferend rekenen dat op automatisering gericht was, Zelf
had ik over de tafels van vermenigvuldiging in Brussel in 1995 nog een lange discussie met Hans ter Heege. Hij
bleef bij zijn standpunt. In het leerplan lager onderwijs van 1998 voerden we
opnieuw het onderscheid in tussen gestandaardiseerd en flexibel (be)rekenen. Het
FI was ook tegenstander van het aanleren van de regel van 3, volgens hen was die
regel niet inzichtelijk. Het is nochtans een regel die in alle mogelijke
situaties toegepast kan worden. Transfer
gegarandeerd.
3.Didactief: Een
andere kritiek op realistisch wiskundeondewijs is ook dat het te talig is.
Drijvers: Betekenisvol
wiskundeonderwijs hoeft inderdaad niet altijd met een talige tekst te beginnen.
Aan de andere kant doen problemen zich ook vaak in worden voor en is taal iets
waar elke leerling zich tot moet verhouden. Commentaar: Drijvers zoekt excuses voor de al te talige
contextproblemen. Het FI toonde ook al te weinig waardering voor klassieke
vraagstukken.
4. Didactief: De animositeit jegens realistisch
wiskundeonderwijs is enorm. In uw oratie zegt u dat u mensen weer met elkaar
wilt verbinden. Hoe gaat u dat doen?
Drijvers: Als je mensen
aan één tafel zet en over wiskunde en onderwijs laat praten, dan worden ze het
vaak wel eens. Kijk, er is kritiek op het huidige wiskundeonderwijs en die kritiek
is deels terecht. Dus we moeten met zijn allen de schouders eronder zetten om
ervoor te zorgen dat het beter wordt. Ik beschouw het als mijn taak om
samenwerking in deze te stimuleren.
Kritek van deze week overleden prof. Jaap Dronkers op egalitaire ideologie zijn collega's-sociologen
De deze week al te vroeg overleden Prof. Jaap Dronkers liet zich kritisch uit over de egalitaire ideologie van veel van zijn vakgenoten-sociologen. (De Vlaamse onderwijssociologen Jacobs, Van Houtte, Agirdag, Nicaise ... waren niet opgetogen met zijn kritiek op hun analyses)
Dronkers publiceerde b.v. op 8 maart 2014 de opgemeekrte opiniebijdrage Intelligentie en schoolprestaties: primaire en secundaire effecten van ouderlijk milieu op de blog stukroodvlees (zie Internet voor de volledige bijdrage en voor de verwijzingen en tabellen). Hij verdedige daarin standpunten die we ook al lange tijd in Onderwijskrant verdedigden en die regelrecht ingaan tegen analyses van de Vlaamse onderwijssociologen over onderwijskansen e.d.
Dronkers verduidelijkte in die bijdrage dat de sociologen zelf aanleiding gaven tot de kritiek dat ze ervan uitgaan dat ouderlijk milieu en intelligentie niet samenhangen en dat ze al te vlug stellige uitspraken doen over SES-correlaties, sociale discriminatie en onderwijsstelsels b.v. omtrent de vele zegeningen van een gemeenschappelijke lagere cyclus s.o. en van het werken met heterogene klassen.
Dronkers bekritiseerde de egalitaire ideologie als volgt: Vanaf de jaren zestig bestaat er al een taboe op verschillen in intelligentie en intellectuele aanleg. Er zijn ook nog steeds mensen die niet aannemen dat momenteel de gemiddelde intelligentiescore van (autochtone) leerlingen uit de lagere klassen substantieel lager is dan die van kinderen in hogere klassen. Het onderwijsbeleid en de GOK-ideologie gaan ook nog altijd uit van dat vele ontginbare talent uit de lagere klassen.
In het belangrijkste deel van zijn analyse vraagt Dronkers zich af waar de kritiek op de sociologen vandaan komt. Zijn belangrijkste stelling luidt: Het modieuze radicalisme van de tweede helft van de 20ste eeuw zag de structuur of de maatschappij als dé oorzaak van bijna alle individuele verschillen tussen individuen. Binnen de sociologie en aanpalende disciplines werd het als politiek incorrect gezien om die individuele verschillen (b.v. leerprestaties, crimineel gedrag...) los hiervan te analyseren. De structuur van de maatschappij en van het onderwijs - en vooral de sociale discriminatie - waren de oorzaken van het feit dat minder (hand)arbeiderskinderen participeerden aan het aso, enz.
Volgens Dronkers bleek het afwijzen van de invloed van de erfelijke aanleg en intelligentie en het milieudeterminisme bijvoorbeeld uit het tumult rondom het boek The Bell Curve van Herrnstein en Murray, uit de grofheid van de aanvallen van sociologen op deze personen. (Dit boek wees o.a. op de grote invloed van de erfelijke aanleg op het IQ.) Dit tumult maakte onderwijssociologen terughoudend om met hun analyses naar de relaties tussen ouderlijk milieu en intelligentie naar buiten te komen. Mijn heranalyse van het boek The Bell Curve met superieure Nederlandse data werd gepubliceerd in het psychologen-tijdschrift Psychologie en Maatschappij (87:152-165), buiten het zicht van medesociologen en buitenstaanders... De nasleep van het modieuze radicalisme in de sociologie duurde lang en is nog steeds niet geheel verdwenen. Zo wordt intelligentie in de belangrijkste Nederlandse datasets die sociologen gebruiken niet gemeten, in tegenstelling tot het behaald opleidingsniveau. Het is dus niet vreemd dat buitenstaanders denken dat onderwijssociologen intelligentieverschillen onbelangrijk vinden.
Elders betreurde Dronkers dat er ook nog steeds veel mensen en sociologen zijn die niet aannemen dat momenteel de gemiddelde intelligentiescore van autochtone leerlingen uit de lagere klassen substantieel lager is dan die van kinderen in hogere klassen. Als de relatie tussen de intellectuele aanleg van de leerlingen en het scholingsniveau & de beroepspositie van de ouders vrij groot is, dan kan men de correlatie tussen de schoolprestaties en het ouderlijk milieu niet zomaar toeschrijven aan het feit dat leerlingen uit lagere milieus minder onderwijskansen krijgen.
Dronkers betreurde verder dat veel sociologen zich aansloten/aansluiten bij de dubieuze visie van de bekende Franse socioloog Pierre Bourdieu. Dronkers: De Franse socioloog Pierre Bourdieu introduceerde het al dan niet bezitten van het juiste culturele kapitaal als een belangrijke verklaring van de relatie tussen ouderlijk milieu en onderwijsprestaties, naast financieel en sociaal kapitaal. Dit begrip werd al snel een panacee voor veel sociologen om alle onderwijsongelijkheid mee te verklaren. Daarmee verdwenen andere verklaringen, zoals de relatie tussen ouderlijk milieu en intelligentie, uit het zicht.
Dronkers wijst er vervolgens op dat op basis van de PISA-data vaak dubieuze vergelijkingen tussen landen worden gemaakt. Hij stelt o.a. : Sinds 2000 zijn cross-nationale data beschikbaar gekomen, die meer bruikbaar zijn om effecten van onderwijsstelsels te meten dan nationale longitudinale datasets. De bekendste zijn de PISA-data. Het grote bezwaar van deze cross-nationale data is echter dat ze een momentopname vormen en dat een aantal politiek gevoelige kenmerken, waaronder (invloed van ) intelligentie en religie, niet worden gemeten. Daardoor verdwijnt in de analyses het onderscheid tussen het primaire, secundaire en tertiaire effect van ouderlijk milieu en lijken alle onderwijsverschillen verklaard te worden door ouderlijk milieu en onderwijsstelsels. De politieke afhankelijkheid bij cross-nationale data leidt ook tot foute schattingen van de relaties tussen ouderlijk milieu en taal- en rekenvaardigheden in OESO-landen. De officiële PISA-rapporten en sociologische analyses houden veelal geen rekening met de grote verschillen in achtergrondskenmerken van de leerlingen, in de samenstelling van de leerlingenpopulatie.
Dronkers wijst er vervolgens nog op dat in de officiële PISA-vergelijkingen er ook geen rekening gehouden wordt met de enorme verschillen tussen de allochtone leerlingen. Dronkers: De officiële PISA-publicaties behandelen alle migranten als een homogene groep. Er wordt geen rekening gehouden met de herkomstlanden van migrantenleerlingen en van hun ouders. Minder politiek correct onderzoek met deze PISA-data laat zien dat verschillen in herkomstlanden belangrijker zijn voor de verklaring van onderwijsprestaties van migrantenleerlingen dan verschillen in bestemmingslanden. (Dronkers verwijst naar eigen onderzoek.) Ook blijken onderwijsstelsels voor migrantenleerlingen andere gevolgen te hebben dan voor autochtone leerlingen. Hierdoor verschillen de relaties tussen ouderlijk milieu en taalvaardigheid van 15-jarige leerlingen nogal tussen autochtone en allochtone leerlingen in de verschillende OESO- landen. In sommige landen is die relatie voor autochtone leerlingen zwakker dan voor allochtone leerlingen (Zweden, Noorwegen, Italië, Catalonië), terwijl het in andere landen (Wallonië, Frankrijk, Israel, Engeland, Duitsland, Verenigde Staten, Nederland) precies andersom is: daar is de relatie tussen ouderlijk milieu en taalvaardigheid voor autochtone leerlingen juist sterker dan voor allochtone leerlingen.
Dronkers: Dit verschil kan komen omdat in het eerste geval de migranten in dat land erg heterogeen zijn in sociaal-economisch opzicht en/of hun land van herkomst, terwijl in het tweede geval de migranten juist meer homogeen zijn. Ook komt het voor dat de relatie tussen ouderlijk milieu en taalvaardigheid voor alle leerlingen hoger is dan de afzonderlijke relaties voor de autochtone en allochtone leerlingen (Oostenrijk, Luxemburg, Vlaanderen). Dat laatste kan komen doordat allochtone leerlingen in dat land een erg laag ouderlijk milieu hebben of veel afkomstig zijn uit herkomstlanden met lage onderwijsprestaties.
In de inleiding van zijn blogbijdrage sluit Dronkers zich aan bij het belangrijk onderscheid dat Raymond Boudon destijds maakte tussen primaire en secundaire effecten van ouderlijk milieu en hij betreurt dat tal van sociologen dat niet doen. Dronkers: Het primair effect van ouderlijk milieu is de samenhang tussen jeugdige intelligentie (of schoolgeschiktheid) en ouderlijk milieu (opleiding, beroep, inkomen). Het secundair effect is de samenhang tussen de keuze voor een hoge stroom binnen het onderwijs en ouderlijk milieu, bij gelijke intelligentie. In gestratificeerde onderwijsstelsels zoals het Nederlandse is deze hoge stroom het vwo smile-emoticon ons aso); in middenschoolstelsels zoals het Zweedse is dit de academische klas of differentiatie. (NvdR: Zweden kent in de gemeenschappelijke lagere cyclus geen gedifferentieerde opties, maar werkt wel met niveaugroepen en niveauklassen.)
Dronkers en Boudon stellen dat een aantal sociologen b.v. geen rekening houden met de samenhang tussen intelligentie (of schoolgeschiktheid) en b.v. opleidingsniveau van de ouders, met primaire effecten/oorzaken die niets te maken hebben met het schoolsysteem. De correlatie met de SES van de leerlingen wordt vaak zomaar geïnterpreteerd als een vorm van sociale discriminatie. En dat b.v. meer leerlingen van hoger geschoolde/getalenteerde ouders op 12 jaar meer kiezen voor de opties Latijn of Moderne Wetenschappen schrijft men veel te vlug op naam van ongelijkheid of sociale discriminatie, niettegenstaande dit grotendeels een gevolg is van hogere intelligentie/schoolgeschiktheid.
There are two main aspects to classroom management. The first operates at a school-wide level. Schools, particularly those facing challenging circumstances, need to have robust and clear behaviour policies. Front line teacher, and particularly new teachers and substitute teachers, need the backing of their more senior colleagues. And I mean actual backing and not just well-meaning advice. Senior leaders who teach one or two classes do not face the same issues as less experienced, less well-known teachers teaching a full load.
If you work in a tough school without a clear, enacted behaviour policy or a school that has the habit of blaming teachers for poor behaviour then my only advice is to get out. Now.
The other aspect of classroom management is the bit that the teacher has control over. Its about how she runs her own class. This is what this list is about. None of them are ideas that I have come up with myself. All of them have been pinched and they represent the classroom management tips that Ive found most useful over the years. They wont work for everyone in every context. Ive never taught in a special school, for instance, and I imagine that the challenges are very different.
1. Have a seating plan
Seriously. Have a seating plan. Sometimes this is school policy, sometimes it is not. Regardless, have a seating plan. Even if you are teaching 18-year-olds, have a seating plan. Even if the students complain about it, have a seating plan. If there are roughly equal numbers of males and females then alternate them in the seating plan.
It sends an important signal to students that you, the teacher, decide where they sit. Left to their own devices, children will opt to sit with their friends and so anything that happened before class, at recess or lunch, will be brought into the classroom and will distract from the academic work. This is also why you should alternate the sexes if possible; mixed sex friendship groups are generally less common than single sex friendship groups.
I would go further and suggest that you arrange the seats in rows or a horseshoe. Yet you might not have much control of this. It is definitely the right thing to do, even in primary schools, because students will complete more work with fewer distractions, particularly those students most likely to be distracted. As a child, I hated having to lean over my shoulder to listen to the teacher and I hated having peers constantly interrupt what I was doing. Grouped desks seem to encourage busywork over instruction because they make teaching from the front more difficult. Im sure thats part of the appeal.
But you might want to pick your battles. In most primary schools, you are likely to be run out of town with pitchforks to cries of child hater! if you try to arrange your desks in rows.
2. Have a starter and clear routines
I think of a starter activity as having the role that pickled ginger has in eating sushi. Pickled ginger cleanses the palate between sampling different flavours and a starter activity cleanses the attention of whatever happened before your lesson. It makes the lesson start with the right focus my starters are often a review question on the previous lesson or maybe something from earlier in the course. A lot of issues can arise at the beginning of a lesson but if a starter becomes a habit and an expectation then these may often be avoided.
In fact, the more routines you can develop for giving out books or setting homework, the more you can focus conscious attention on the concepts that you are teaching.
3. Use praise and rewards
Praise and rewards are condemned by pretty much everyone. Traditionalists favour praising only the truly exceptional, fearing that too liberal a use of praise devalues the currency. Progressives such as Alfie Kohn see praise as a form of coercion that works against intrinsic motivation. I would largely accept this argument if we were suggesting giving a monetary reward for a certain exam score.
But in classrooms, things often operate on many levels. If I am teaching a potentially difficult class and the back row have come in to the room, opened their books and engaged in the starter activity without prompting then I want to highlight this. Why? Firstly, it provides a model for the students who havent done this. They get a subtle prompt to do the right thing without me having to confront them. In my experience, most of these students will then take the hint. Secondly, it demonstrates that there are students in the class who are doing what I want them to do. This is a better narrative than highlighting that there are students who are not doing as I ask. It lends me authority. Despite all the rhetoric about student-led and child-centered learning, I firmly believe that most students want the teacher to be in charge of the classroom and so this kind of positive reinforcement makes them feel safe and relaxed.
The flip side of this is that you should try to admonish as privately as possible both to avoid confrontation and to not draw unnecessary attention to poor behaviour never write names on the board. One way to do this is to walk towards a student who is misbehaving. Often, your proximity will be enough to make the student stop but, if not, youre now in a position to have a quiet word.
The kind of reward that I have used would be something like this: If you all work in silence for the next fifteen minutes then well pack away five minutes early and you can ask me any question about science that you like. Its not about giving pizzas or stickers; the subject itself is the reward. And it gives kids an excuse to play along with working in silence, something many of them quite appreciate the opportunity to do. Silence is underrated.
4. Stay on track
Students ask all sorts of personal questions. Sometimes, when you know a class well and the question is appropriate, it is worth answering. Until that point, I would suggest refocusing them on the lesson: Thats not what were learning about today, closes down the discussion without you having to signal that you are not comfortable with the question. Acknowledging a comment without providing an opening for a further response is also useful. If a child says, This is boring! then you might respond with, Im sorry that you feel that way, or, you may well think that.
I learnt about the broken record technique as a baby teacher when my school offered training in Lee Cantors Assertive Discipline programme. This involves simply repeating an instruction:
Teacher: Please go and wait for me outside the classroom door
Student: But it wasnt me. Jayden was messing with my bag!
Teacher: I am asking you to go and wait outside the classroom door. We will discuss it there.
Student: Its not fair. Why is it always me?
Teacher: Please go and wait outside the classroom door.
Most students will give up at this stage and do as you ask. If they dont then I would quietly signal an appropriate sanction and move on.
5. Keep yourself civil
It can be hard to smile or be courteous when you feel anxious but it is important. Teaching is partly acting. Sometimes, you have to be pleasant even if you dont want to be. And as teachers, we should model being polite; always saying please and thank you. Again, if you appear calm and in control then many students will assume that you are calm and in control. If you look like a rabbit caught in headlights then the class will take their cue from that.
6. Mean what you say
Many classrooms have sets of rules pinned to the wall and most of these will include, no talking when the teacher is talking or listen quietly when anyone is addressing the class. This is very sensible. Yet all too often teachers will talk over the top of students who are chatting to each other. Never do that. Even if it takes time to establish the silence. If you let such a situation become normal then you are demonstrating that the rules dont really apply.
Similarly, you should never threaten anything that you cannot go through with. Tempting as it may be, you should not find yourself suggesting a child might have to stay in at recess if you know that you have a duty at recess and so cannot enforce this sanction. Do something else instead.
7. Keep a record
In some classes, you might find that you need to keep track of any warnings you have given or sanctions that you may have applied. This will depend on your school policy. The old Assertive Discipline plan had a graduated set of five sanctions that students would work through. Some policies might have three. Particularly at the start of the year and with a new class, you might find you have a number of students simultaneously on different levels and youll struggle to remember that. This is one reason why teachers sometimes write names on the board. Instead, I would suggest that you use an annotated class list to record this stuff.
Kritiek op ânationale brainstormâ over eindtermen/toekomst onderwijs
De toren van Schnabel :Blog Jan Kuitenbrouwer over consultatiecampagne onderwijs2032 in Nederland
Geplaatst op maart 27, 2016
Citaat: "Er wordt een reizend circus opgetuigd, een nationale brainstorm, een consultatieronde, gevolgd door een dialoogronde, een vooradvies, een nieuwe feedbackronde en dan een eindadvies. Dit natuurlijk ter voorkoming van elitaire topdown beleidsvorming, u weet wel, vanuit een ivoren toren. Ruim baan voor de stem des onderwijsvolks." Ziet iemand enige gelijkenis met de lopende consultatiecampagne van minister Crevits?
Het meest verwonderlijke aan het rapport Onderwijs2032 (geen spatie) is dat nergens valt te lezen voor welk probleem dit advies eigenlijk de oplossing is. Moet je bij Rijkswaterstaat wel eerst een scheur in de dijk kunnen aantonen voor je mag uitrukken met de bulldozers, in de wereld van het onderwijs is defect kennelijk de default. Dat er een probleem is spreekt vanzelf. Hoe zou er, met zon enorme onderwijsbeleidsindustrie, géén probleem kunnen zijn? Falen, tekortschieten, niet meer van deze tijd zijn, het is de tweede natuur van het onderwijs. Leerlingen zijn erbij gebaat dat de veranderingen zo snel mogelijk in gang worden gezet, staat al op een van de eerste bladzijden. Sowieso, uiteraard, begrijp je?
Urgentie als nulstand.
In de vijftien jaar dat Paul Schnabel leiding gaf aan het Sociaal Cultureel Planbureau heeft hij helaas geen allergie voor prietpraat en clichés ontwikkeld, zoals je zou hopen, maar juist een resistentie. De montere onbekommerdheid waarmee hij ze rondstrooit is verbijsterend. Dit kan niet waar zijn, denk je in het begin. De commissie, pardon, Platform Onderwijs2032 (geen spatie) bestáát waarschijnlijk helemaal niet. Het is een project van het tv-programma Rambam, om aan te tonen dat je de onderwijswereld alles wijs kunt maken, ook al komt het uit een online clichégenerator.
Zoals Beatrijs Ritsema al schreef in Vrij Nederland: Ongelooflijk hoe alle onderwijsdooddoeners van de laatste 40 jaar hier worden opgewarmd en geserveerd met een aplomb alsof het zwarte garen is uitgevonden. Onderwijs dat moet aansluiten bij de leefwereld van het kind, kinderen als eigenaar van het leerproces, toetsencircus loslaten, onderwijs-op-maat-trajecten: het is déjà vu all over.
Kennis wordt in dit rapport nergens eigen gemaakt, verworven of overgedragen, maar altijd ontwikkeld. Kennis is dus niet iets dat bestaat, maar ontstaat, in een wisselwerking, waarbij de leerling zelf ook iets inbrengt, weet je? Een beetje van Maggi en een beetje van mij, zeg maar.
Platform Onderwijs2032 (zonder spatie) is ook een voorbeeld van post-Pim politiek. Wij vormen geen elitaire commissie van wijze mannen en vrouwen die achter gesloten deuren een advies opstellen, nee, er wordt een reizend circus opgetuigd, een nationale brainstorm, een consultatieronde, gevolgd door een dialoogronde, een vooradvies, een nieuwe feedbackronde en dan een eindadvies. Dit natuurlijk ter voorkoming van elitaire topdown beleidsvorming, u weet wel, vanuit een ivoren toren. Ruim baan voor de stem des onderwijsvolks.
Maar zoals Maarten Huygen bij verschijning van het rapport in NRC al signaleerde: veel discussie vond tijdens al die bijeenkomsten niet plaats, er werd met gesloten stellingen gewerkt en de conclusies lagen al zon beetje vast. In het rapport wordt ook nergens verantwoord hoe de inbreng van al die meepraters eigenlijk is gewogen. Ondanks al die hippe song and dance was de procedure van Onderwijs2013 (geen spatie) dus net zo intransparant als een ouderwetse commissie in een gelambriseerd achterkamertje.
Hoewel er geen diagnose is, heeft medisch comité Schnabel wel een remedie. Hier komt-ie: Toekomstgericht onderwijs. Verledengericht onderwijs wij moeten daar echt mee ophouden. Het onderwijs moet nu eindelijk eens toekomstgericht worden. 41 keer gebruikt Schnabel dit begrip in zijn rapport, kennelijk zonder te beseffen dat het een pleonasme is.
Onderwijs2032 is het product van kalenderdenken: het feit dat nu niet straks is, is een probleem dat om een oplossing vraagt. Het idee dat je aan de toekomst bouwt door erop te anticiperen. Daar komt ook het eigentijdse begrip toekomstbestendig vandaan: de toekomst is niet iets wat wij samen maken, maar iets dat op ons afkomt en waartegen wij ons moeten wapenen. Iets dat wij moeten doorstaan. Sjor de lading, hijs de stormbal, de toekomst komt eraan. Maar iedereen op de toekomst anticipeert, wie bouwt haar dan?
Enfin, één ding heeft dit rapport in elk geval opgeleverd: het definitieve bewijs dat parlementaire Enquêtes en Onderzoeken geen zin hebben. Nooit meer onderwijsvernieuwingen zonder draagvlak, deugdelijke analyse en wetenschappelijke onderbouwing, concludeerde de Commissie Dijsselbloem 8 jaar geleden, na een diepgaand onderzoek naar de vele mislukte projecten. Dat rapport kan dus in de prullenbak. Of dat van Paul Schnabel natuurlijk.
Het ongelijk over radicalisering van David Van Reybrouck, sociologen als Dirk Jacobs, Ellen Huygje, Tim Reeskens ...
Het ongelijk over radicalisering van David Van Reybrouck, sociologen als Dirk Jacobs, Ellen Huygje, Tim Reeskens ...
Prof. Elchardus op 18 november: "Het lijkt er op dat radicalisering zich vooral voordoet in landen waar wel goede onderwijskansen worden geboden David Van Reyvrouck vandaag: Wie naar het Belgische onderwijs kijkt, ziet de kiem van de tragiek van Brussel verklaard." (Correspondent)
De Brusselse prof. -socioloog Marc Elchardus poneerde op 18 november nog in ZENO (De Morgen): "Het lijkt er op dat radicalisering zich vooral voordoet in landen waar wel goede onderwijskansen worden geboden .Eind november wees de bekende Engelse socioloog Frank Furedi er ook nog op dat het klassieke victimisatie- en knuffeldiscours van veel vakgenoten en politiek correcten precies agressie en rancune bij die jongeren uitlokte: The most powerful driver of jihadist influence in the West is the sacralisation of victimhood."
Vandaag beweert David Van Reybrouck het omgekeerde in De 'Corrrespondent': Wie naar het Belgische onderwijs kijkt, ziet de kiem van de tragiek van Brussel verklaard."
In de De Morgen van 18 november 2015 reageerde Elchardus op de stelling dat de radicalisering een gevolg was van achterstelling in het onderwijs e.d.. Hij poneerde: Het lijkt er op dat radicalisering zich vooral voordoet in landen waar wel goede onderwijskansen worden geboden .
Elchardus nam ook afstand van de velen die stellen dat de terreur helemaal niets met de Islam te maken heeft: Ontkennen dat de moordenaars gemotiveerd worden door hun geloof, is een gevaarlijk ontkennen van evidentie. Hij poneerde verder nog: We moeten slechts nieuwkomers toelaten in een mate die compatibel is met het behoud en de ontplooiing van dat samenlevingsmodel. We moeten dat model verdedigen tegen zijn belagers. We moeten de soort samenleving die onze grootouders en ouders hebben opgebouwd, kordaat verdedigen en ook voortvarend uitdragen naar de mensen die ook zo willen leven. ...
Debat over problemen met moslimjongeren en radicalisering, en moeilijke situatie in Brusselse scholen, ... (Onze bijdrage van november 2015)
1.Inleiding en situering: kentering in debat?
In de context van de aanslagen in Parijs verschenen ook een aantal bijdragen en analyses over de problemen in het Brussels onderwijs en over het voorkomen van de radicalisering.
We verheugen ons over het feit dat in een aantal analyses de ware oorzaken van de leer- en gedragsproblemen van allochtone jongeren tot uiting kwamen. In punt 2 vatten we de analyse van Brusselse leerkrachten en van prof. Mark Elchardus samen. Tot nog toe domineerde het weldenkende knuffel- en victimisatie-discours ten aanzien van allochtone (moslim)jongeren, een discours dat zelfs de agressie en rancune van een aantal van een aantal van die jongeren in de hand werkte.
We merkten eind november tegelijk dat politiek correcte sociologen als Dirk Jacobs (ULB), Ellen Huyghe (UGent), Tim Reeskens (Utrecht) ... zich onmiddellijk geroepen voelden om de getuigenissen en analyses van de Brusselse leerkrachten, prof. Mark Elchardus ... te weerleggen. Ze pakten eens te meer uit met de discriminatie in het onderwijs als belangrijkste oorzaak van van de radicaliseringde en van leer- en gedragsproblemen (zie punt 3). Elchardus werd door Reeskens zelfs als een afvallige bestempeld.
2 Van negatie problemen door de vele politiek correcten ... naar recente en brede erkenning
2.1 Gewaagde, maar juiste analyse van prof. Mark Elchardus
Ook prof. prof.-socioloog Mark Elchardus mengde zich in De Morgen en in De Standaard in het debat over de radicalisering van allochtone jongeren. Socioloog Tim Reeskens schreef in een reactie dat hij Elchardus omwille van zijn (rechtse) uitspraken niet langer beschouwde als een voorvechter van progressief intellectueel Vlaanderen (zie punt 3.2).
In de De Morgen van 18 november reageerde Elchardus op de stelling dat de radicalisering een gevolg was van achterstelling in het onderwijs e.d.. Hij poneerde: Het lijkt er op dat radicalisering zich vooral voordoet in landen waar wel goede onderwijskansen worden geboden . Elchardus nam ook afstand van de velen die stellen dat de terreur helemaal niets met de Islam te maken heeft: Ontkennen dat de moordenaars gemotiveerd worden door hun geloof, is een gevaarlijk ontkennen van evidentie. Hij poneerde verder nog: We moeten slechts nieuwkomers toelaten in een mate die compatibel is met het behoud en de ontplooiing van dat samenlevingsmodel. We moeten dat model verdedigen tegen zijn belagers. We moeten de soort samenleving die onze grootouders en ouders hebben opgebouwd, kordaat verdedigen en ook voortvarend uitdragen naar de mensen die ook zo willen leven. ... Het zou ook oneerlijk zijn als de scholen het gelag moeten betalen voor de collectieve fouten uit het verleden i.v.m. de migratie... Dit zijn vraagstukken die niet over een nacht ijs opgelost zullen raken. En ook de scholen zullen die problemen dus niet zomaar kunnen oplossen.
In de bijdrage in ZENO van 28 november j.l. wees Elchardus ook op de grote leer- en disciplineproblemen - en op deze met de moslimleerlingen in het bijzonder. Hij stelde: Het grootste probleem, om man en paard te noemen, doet zich wel voor bij de moslimjongeren. Hoe je het ook draait of keert, je belandt altijd weer bij het probleem van de discipline in klas. Ik ken leerkrachten die de helft van hun tijd met disciplinering bezig zijn, waardoor slechts de helft van de tijd nog naar lesgeven gaat. Al ze hun diploma secundair onderwijs op zak hebben, hebben die leerlingen alles welbeschouwd drie jaar les gehad. Een andere vraag luidt: gaat het hier om wat die groep leerlingen meebrengt van thuis, of iets wat op school met de jongeren gebeurt? Als blijkt dat die jongeren dingen aanbrengen die ingaan tegen de geest van wat ze op school leren, dan is dit een serieuze hinderpaal voor het onderwijs.
Eind november wees de bekende Engelse socioloog Frank Furedi er ook nog op dat het klassieke victimisatie- en knuffeldiscours van veel vakgenoten en politiek correcten precies agressie en rancune bij die jongeren uitlokte: The most powerful driver of jihadist influence in the West is the sacralisation of victimhood. In recent decades, the victim has acquired a quasi-sacred status. Competitive claims-making about victimisation has become widespread, and misfortune is frequently represented through the prism of victimisation. From a victim of bullying to a victim of a heart attack, the variety of victimizing experiences is continually expanding. Coincidentally, one of the most powerful themes promoted in radical jihadist propaganda is there presentation of Islam as the universal victim of Western aggression. Dit is ook een stelling die Malika Sorrel (ex-lid Hoge Raad voor Migratie in Frankrijk) al lange tijd bleef verkondigen - ook in haar pas verschenen boek Décomposition Française. Jammer genoeg moffelden de politiek correcte leden van de Hoge Raad Sorrels analyse weg. In de context van de radicalisering en de aanslagen in Parijs krijgt Sorrel momenteel in de media veel aandacht en lof. Volgens Morel werd veel te weinig ingezet op doorgedreven integratie, kennis van het Frans, enz.
3. Politiek correcte verweer van Dirk Jacobs, Ellen Huyghe en Tim Reeskens
Een aantal sociologen waren doodongelukkig met de recente uitspraken van prof. Elchardus, met de uitspraken van de leerkrachten over allochtone jongeren, e.d. Dit kwam duidelijk tot uiting op twitter en in de reacties en standpunten van Ellen Huyghe (UGent), Dirk Jacobs (ULB) en Tim Reeskens (U Utrecht).
3.1 Reactie van Ellen Huyghe (UGent)
De Gentse sociologe Ellen Huyghe publiceerde in De Standaard van 25 november een reactie op de pessimistische uitlatingen van de leerkrachten in DS van 22 november onder de titel Hoe moet een worstelende leraar zelf de jongeren steunen. Haar basisstelling luidde dat de houding en problemen van van die allochtone jongeren vooral een gevolg zijn van discriminatie in het onderwijs: Een op de vier jongeren met een etnisch-culturele achtergrond zegt dat hij in zijn onderwijsloopbaan ongelijke behandeling heeft ervaren. Uit eigen onderzoek blijkt bovendien dat een op de drie leerlingen uit diezelfde groep zich geen deel voelt van de school. Dat is problematisch omdat jongeren die zich niet thuis voelen op school vatbaar zijn voor antischoolculturen en hun kansen op ee n diploma verkleinen doordag ze zich uitgesloten voelen op school. Huyghe pakt dus uit met het klassieke victimisatie- en knuffeldiscours.
3.2 Reactie van Tim Reeskens op Elchardus
In een reactie-bijdrage - aanbevolen op twitter door Dirk Jacobs - betreurde de Utrechtse socioloog Tim Reeskens de uitspraken van prof. Elchardus in De Standaard:. Reeskens poneerde: De Brusselse socioloog Mark Elchardus was ooit een voorvechter van progressief intellectueel Vlaanderen. Maar hij valt in zijn recente diagnose terug op een conservatieve reflex die zelfs de legitimiteit van de sociologie in vraag stelt. Reeskens betreurde dat Elchardus geen sociale (lees: sociologische) oorzaken voor de agressie en rancune vooropstelde. Reeskens: Mensen die onzekerheid ervaren vallen makkelijker terug op het geloof omdat deze antwoorden biedt op existentiële vragen. ... Mensen vinden in hun zoektocht naar een sociale identiteit eerder heil vonden in de radicale islam omdat België hen, ondanks alles, weinig houvast gaf. De oorzaak moet dus ook volgens Reeskens vooral gezocht worden in ons falend land en falend onderwijs. Reeskens betreurde ook heel sterk dat Elchardus een link legde naar de Islam en verder stelde: We moeten slechts nieuwkomers toelaten in een mate dit compatibel is met het behoud en de ontplooiing van ons samenlevingsmodel.
3.3 Jacobs: onderwijs deugt niet & discrimineert allochtone jongeren
Ook socioloog Dirk Jacobs (ULB) kon in de ZENO-bijdrage (28 november) over het Brussels onderwijs zijn mening kwijt over het onderwijs in Brussel. Zijn analyse verschilde heel sterk van de analyse van de Brusselse leraren en van Elchardus. Jacobs nam afstand van de analyses die we hiervoor in punt 2 beschreven en pakte uit met de stellige uitspraak: Het debat over taal, religie, etnische afkomst en sociale achtergrond is een debat over het geslacht der engelen. Voor de achterstand van allochtone jongen worden nu eens sociaal-economische, dan weer culturele argumenten aangevoerd. Ik vind die discussie niet tothe point. Wat zijn dan volgens Jacobs wel de belangrijkste oorzaken van het zwakke presteren en hoe kan men ze verhelpen? We lezen: De grootste uitdaging is de extreme sociale en etnische segregatie in ons onderwijssysteem. Hij repte met geen woord over de gevolgen van de immigratie en over wat Elchardus bestempelde als de dingen die moslimjongeren van huis uit meebrengen en die ingaan tegen de geest van wat ze op school leren. Prof. Bea Cantillon (UA) ergerde zich al op een KBS-studiedag van 2007 mateloos aan het simplistisch en politiek correct standpunt van Dirk Jacobs. Ze stelde kritisch: het veelal herleiden van de problemen van allochtone leerlingen tot sociale discriminatie is een heel grote vergissing is. De problemen zijn ook cultureel, religieus, levensbeschouwelijk. Verder zijn er ook de grote taalproblemen. Kleuters beginnen al met een grote achterstand. De leerproblemen hebben verder ook te maken met het feit dat de ouders niet geïntegreerd zijn of zich niet laten integreren. Zij vormen een gesloten gemeenschap. Deze specifieke problemen worden veelal ontkend of sterk gerelativeerd. Deze waarheid past niet binnen het politiek correcte denken over de multiculturele samenleving en over gelijke kansen. Wie in Vlaanderen stelde dat de grote schooluitval ook een gevolg was van ons (mild) migratiebeleid, wordt al vlug als racist bestempeld. De politiek correcte rapporten over migratie van de Koning Boudewijn Stichting van Dirk Jacobs en CO verzwegen steeds de belangrijkste oorzaken van de problemen.
De oplossing van Jacobs ziet er ook nogal simpel uit: Als samenleving moeten we er in de eerste plaats, net als de Finnen, van uitgaan dat elk kind een goede school verdient. Dat is niet wat vandaag gebeurt. Alle actoren moeten overtugd worden van het belang van een goed functionerend onderwijs. De studiekeuze vastleggen op een later tijdstip in het secundair kan een deel van de oplossing aanleveren. In het Finse Helsinki waar men ook een toename van de allochtone leerlingen kent, worstelt men evenzeer met die problemen. Elchardus stelde overigens dat radicalisering zich zelfs vooral voordoet in landen waar goede onderwijskansen worden geboden. Elchardus toonde veel begrip voor de grote problemen van de Brusselse leerkrachten en schuift die niet zomaar op naam van het onderwijs, de leerkrachten, onze maatschappij... Dronkers e.a. stelden ook vast dat allochtone leerlingen met Marokkaanse, Turkse ...roots in alle landen vrij zwak presteren en dit in tegenstelling met b.v. leerlingen met roots in Zuid-Oost Azië.
Volgens Elchardus, Dronkers, de leraren ... spelen culturele en etnische factoren, anderstaligheid, laaggeschooldheid van de ouders. .. wel een belangrijke rol. Bij huwelijksmigratie gaat het zelfs vaak om een ongeschoolde moeder of vader. Het is ook bekend dat er b.v. nog veel leerlingen zijn van de derde generatie die gebrekkig Nederlands spreken. Jacobs beweert ten onrechte dat het hier telkens zou gaan om een debat over het geslacht van de engelen. Jacobs verwacht ook nog steeds veel heil van de invoering van een gemeenschappelijke eerste graad s.o. De Leuvense onderzoekers Jan Van Damme en CO die het onderwijsrapport in De sociale staat van Vlaanderen- 2013 opstelden denken daar totaal anders over. Zij stellen dat de beperkte(re) schooluitval in Vlaanderen mede een gunstig gevolg is van early tracking (differentiatie vanaf 12 jaar) en van het vroegtijdig aanbieden van technische opties. Dit is ook de visie van de praktijkmensen. En dit blijkt ook uit de massale ondertekening van de petitie van Onderwijskrant (2012).
Bij de punten die Jacobs niet to the point vind, vermeldt hij merkwaardig genoeg ook de taalproblematiek. Ook een 30-tal universitaire taalachterstandsnegationisten ontkenden de voorbije jaren de taaltijdbom en kantten zich tegen de invoering van intensief NT2 vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs. Een van hen, Helene Passtoors, beschuldigde ons zelfs van racisme omwille van het feit dat we gewaagden van taalachterstand en ijverden voor NT2. We besteedden sinds 1993 in Onderwijskrant heel wat bijdragen aan deze thematiek en trokken geregeld aan de alarmbel. Ook groepen bezorgde Brusselse ouders deden dit al vanaf 1993 (zie punt 5). De Brusselse klokkenluiders kregen het hard te verduren vanwege politici e.d. (zie punt 4).
Bilal Benyaich, KBS en vele anderen stimuleerden rancune bij allochtone jongeren
Het is al te makkelijk, schijnheilig en zelfs laf om met de vinger naar 1 schuldige voor de radicalisering van moslimjongeren of voor de recente aanslagen te ...wijzen.
Ook Bilal Beyaich maakt het zich makkelijk (zie bijlage) en wijst 1 schuldige voor de radicalisering van moslimjongeren aan. Hij vraagt zich niet af of hijzelf met zijn victimisatie -analyse - en met hem tal van sociologen als Dirk Jacobs, de Koning Boudewijn-Stichting ... niet mede verantwoordelijk zijn voor het stimuleren van rancune bij moslimjongeren.Hij wekt ook ten onrechte de indruk dat de radicalisering louter een lokaal, Brussels, probleem is.
We plaatsten destijds (januari-februari 2015) bijdragen hierover op dit fb en op blog 'Onderwijskrant Vlaanderen' We drukken er nog eens 1 af.
Spoeddebat over radicalisering in Vlaams Parlement en debat in 7de dag:.& nefaste gevolgen van propagande de la victimisation'
We staan eerst even stil bij een uitspraak van volksvertegenwoordiger Nadia Sminate tijdens het spoeddebat. Zij was bij mijn weten de enige die ook wees op de gevaren van la propagande de la victimisation' (Sorel) en de ermee verbonden excuus-vergoelijking van agressief gedrag en extremisme. Sminate stelde: 'Geen excuus voor extremisme, Vlaanderen biedt kansen' 'Maar er is geen excuus voor extremisme vandaag', vindt Sminate. 'Ik geloof niet dat we nieuwkomers te weinig kansen bieden. Vlaanderen is een van de zeldzame plaatsen in de wereld waar zo veel kansen worden geboden, en ik zie veel nieuwkomers daar fantastische dingen mee doen.'
Dit was een vrij unieke en o.i. ook vrij zinvolle tussenkomst die mede de aandacht vestigde op de gevaren verbonden aan de gangbare propagande de la victimisation' en de ermee verbonden excuus-legitimering van agressief gedrag en extremisme. Jammer genoeg lokte haar uitspraak geen bijval en steun uit in het parlement.
Veel beleidsverantwoordelijken, kopstukken van onderwijskoepels, sociologen, opstellers van rapporten van de Koning Boudewijnstichting en van Armoederapporten beseffen niet dat ze b.v. door hun ongenuanceerde en overtrokken uitspraken over discriminatie van de allochtone leerlingen, die allochtonen in de slachtoffersrol hebben geduwd. Het zich wentelen in de slachtoffersrol lokt rancune en agressie uit en excuses voor dergelijk gedrag. Het gaat hier dus om de nefaste gevolgen van ' la propagande de la victimisation'. Ook de onderwijsministers Vandenbroucke en Smet bezondigden zich hieraan.
Ook het TV-programma de 7de dag van vorige zondag was een mooie illustratie van 'propagande de la vitimisation'. Zo werd ook daar de discriminatie van allochtonen in het onderwijs e.d. als één van dé belangrijkste oorzaken van de agressie en radicalisering voorgesteld. Waarom stelden de ministers - en ministeer Crevits - het stopzetten van de 'propagande de la victimisation' niet als een van de actiepunten voor?
In Villa Politica mocht ook uitgerekend de politicoloog Bilal Benyaich ook een propagandist van de victimisation - commentaar geven bij het debat over radicalisering in het Parlement. In het Itinera- boek Klokslag twaalf (zie Internet) luidt precies een van de basisconclusies van Bilal Benyaich, Dirk Jacobs en Orhan Agirdag dat allochtone leerlingen in het onderwijs in sterke mate gediscrimineerd worden. Dat is ook al vele jaren de basisconclusie in de publicaties van de Koning Boudewijn Stichting waarin Jacobs steeds de auteur van dienst is. Het zijn merkwaardig genoeg de propagandisten van victimisation' die een effectieve aanpak van de taalproblematiek al vele jaren bestrijden.
Veel politiek correct denkenden, propagandisten van de victimisation en pleitbezorgers van superdiversiteit i.p.v. integratie, hebben integratie veelal bestreden - ook kennis van het Nederlands was volgens hen niet belangrijk. Wie pleitte voor kennis van het Nederlands en voor het invoeren van intensief NT2-onderwijs vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs, werd zelfs als taalracist bestempeld. Jacobs en Agirdag zijn uitgerekend twee taalachterstandsnegationisten die zich al vele jaren verzetten tegen de invoering van intensief NT2-onderwijs. Kris Van den Branden, ex-directeur Steunpunt NT2 Leuven, wees ook NT2 af en schaarde zich in zijn blog Over superdiversiteit, onderwijs en erbij horen van 2 februari j.l. resoluut achter de superdiversiteitsideologie en tegen integratie. Hij nam hierbij radicaal afstand van de visie van minister Geert Bourgeois die de integratie en de kennis hierbij van het Nederlands heel belangrijk vindt. Als pleitbezorgers van intensief NT2 vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs werden we door Hélène Pastoors en Orhan Agirdag zelfs als taalracisten bestempeld.
Het pleidooi voor echte integratie en tegen het voortdurend en ten onrechte duwen van allochtonen in de slachtoffersrol doet me denken aan het standpunt van Malika Sorel (ex-lid Hoge Raad Migratie) over wat er misliep met de integratiepolitiek in Frankrijk -: over de nefaste gevolgen van ' la propagande de la victimisation' en het uitblijven van echte integratie. We citeren even: Le modèle français d'intégration n'a pas échoué, il n'a guère été appliqué (larevueparlementaire.fr février 2012 05 février): Les politiques de diversité, qui rendent plus attrayante la revendication dappartenance à une communauté étrangère plutôt quà la communauté nationale française * Qui a participé à déresponsabiliser les migrants et leurs descendants et qui a, comble de linconscience, fait naître puis croître un ressentiment envers la France et les Français - lequel engendre de la souffrance, mais aussi des actes de violences contre notre société.
Lentretien, au sein de la société française, dune propagande multiculturaliste qui contraint le peuple français à taire sa propre culture et encourage les migrants à exprimer la leur, et même parfois à limposer, jusquà lintérieur des établissements scolaires, entravant ainsi le travail des enseignants ; lillusion de lascenseur social, quand la réussite est en réalité le résultat dune mobilisation de longue haleine de la famille et de lélève comment réussir, lorsque les véritables codes de la réussite scolaire puis sociale ne vous sont pas transmis ? Tout cela et bien dautres facteurs ont placé lécole dans limpossibilité dassumer pleinement sa mission intégratrice auprès des enfants de limmigration. Or, lécole constitue souvent pour ces enfants lunique lieu dacquisition des codes sociaux et culturels qui leur permettraient de se construire pour être reconnus et acceptés par notre société. Le modèle dintégration français na pas échoué ; seulement, il na guère été mis en oeuvre pour les vagues dimmigration du Sud.
Als Brussel zo veel radicale moslims telt, is dat onder meer de verantwoordelijkheid van de Brusselse PS. Die liet de voorbije decennia betijen uit electorale
De echte oorzaken van weinig aantrekkelijk geworden leraarsberoep
Naar verluidt is er vandaag weer een onderhandeling over het zgn. loopbaanpact voor leraren. Ook de Sp.a pakt vandaag uit met een voorstel om de loopbaan aantrekkelijker te maken.
We missen echter nog steeds een grondige analyse van de oorzaken van het minder aantrekkelijk worden van het leraarsberoep. We verwijzen in dit verband naar een leerrijke bijdrage over belangrijke oorzaken van het minder aantrekkelijk geworden leraarsberoep in Frankrijk - die o.i. evenzeer van toepassing is op Vlaanderen.
Loopbaanpact: wat kunnen we leren uit bijdrage over oorzaken van minder aantrekkelijk geworden leraarsberoep in Frankrijk
3. Stemmingmakerij en beschuldigingen tegen leerkrachten
en lagere matschappelijke waardering
4.Aantasting van wettig gezag van school en leerkrachten, verbale agressie ..
5.School die alle maatschappelijke problemen moet oplossen
6. Isolement en problemen van beginnende leerkracht
7.(Universitarie) lerarenopleiding vervreemd van klaspraktijk
8. Bijscholing: vooral pedagogische hypes centraal
9.. Clichés over lerarenberoep: niet veel werken; profiteurs
Le malaise des enseignants (du primaire)
Le malaise des enseignants est très répandu dans la profession. Lampleur de la crise de recrutement ne peut plus être passée sous silence. . Seule linstitution pourrait avoir les clés de résolution du problème, si seulement elle en avait la volonté profonde.
Depuis la salle de classe, voici quelques-unes des raisons à ce malaise.
La multiplicité des réformes ou autres « refondations ». Les enseignants en ont la nausée. Non parce quils sont dabominables réactionnaires passéistes. Mais parce que les réformes successives, et cela depuis les années 60, ne font quaggraver leur situation et leurs conditions dexercice sans jamais apporter aucun bénéfice aux élèves. A tel point quà chaque réforme annoncée, et ce quel quen soit lauteur, nous savons tous quau mieux cela ne changera rien et au pire, cela alourdira nos tâches, déjà bien lourdes, sans jamais par contre améliorer les résultats chez les élèves. Cela est maintenant devenu une loi universelle.
2.Toename van bureaucratie, werk- en planlast
La « surbureaucratie » envahissante depuis quelques années. Lenseignant doit remplir des tonnes de formulaires justifiant ses actions pédagogiques, au détriment bien souvent des actions elles-mêmes, car ce qui compte dans cet univers, cest la lettre plus que lesprit. Il doit se tenir informé des dernières nouveautés en matière de paperasses. Dois-je mettre en place un PPS, un PAI, un PAE, un PPRE ou alors un PAP tout simplement ? Oui, mais cette année, les conditions ont changé, ce qui relevait du PAE relève maintenant dun autre document. Que faire ? Vent de panique. Sans parler des livrets dévaluation ou autres livrets de compétence qui vont hanter ses fins de période, tant ils sont chronophages. Lenseignant va cocher, colorier, entourer des cases jusquà lécurement, oubliant ce quil évalue, évaluant parfois au pif, surévaluant, sous évaluant, peu importe, si les cases sont cochées, cest tout bon.
Noot: ook door de invoering van het M-decreet is de planlast nog gevoelig aan het toenemen!
3. Stemmingmakerij en beschuldigingen tegen leerkrachten en lagere maatschapelijke waardering
La culpabilisation induite par la hiérarchie ou même les collègues des équipes éducatives : lenseignant, quoi quil fasse nen fait jamais assez. Un enfant en difficulté dans la classe, lenseignant ne sait pas sy prendre, sa méthode nest pas bonne, il nindividualise pas assez, il en demande trop ou pas assez. Si les élèves se comportent mal, cest parce que lenseignant ne sait pas les motiver, les intéresser, parler leur langue, partir de leur vécu. Bref, il manque de bienveillance.
La reconnaissance sociale. Les enseignants souffrent dun manque de reconnaissance sociale, fruit de la dégradation générale des conditions dexercice, du piètre salaire et de la perte dautorité professionnelle.
4.Aantasting van wettig gezag van school, leerkrachten en curriculum & verbale agressie ..
La perte dautorité. La dégradation de la reconnaissance sociale émousse lautorité de lenseignant. Tout comme la perte dautorité influe sur la reconnaissance sociale. À cela sajoute la perte de lautorité purement professionnelle, ses prises de décision pédagogiques pouvant être remises en cause par des non experts dont les opinions ont autant de poids que celle des enseignants.
Lingérence des parents délèves, avocats de leurs enfants dans la pratique enseignante. Critique des méthodes, contestation systématique, manque de confiance, aggressivité verbale et parfois physique. Cela contribue à ne plus se sentir libre dexercer son métier et à le faire avec crainte souvent, en essayant danticiper les éventuelles conséquences pouvant découler de telle ou telle action pédagogique.
5.School die alle maatschappelijke problemen moet oplossen
· LÉcole comme solution à tous les problèmes. Il sagit de tout ce que lon demande à lÉcole en général, mais à lenseignant en particulier : résoudre les problèmes sociaux tels que par exemple, lutter contre lobésité, contre les addictions, contre le racisme, contre lhomophobie, contre lanti-sémitisme, contre la perte des valeurs morales, éduquer au développement durable, à la citoyenneté (terme qui, au passage, est depuis peu supplanté par celui de valeurs républicaines), à la prévention routière, aux premiers secours Une fois quil a fait tout cela et quil a coché les cases prouvant quil la fait, il doit enseigner les fondamentaux dont les textes officiels disent quils sont le « socle commun de connaissances, de compétences et de culture. » Comment dans ces conditions, ne pas avoir le sentiment de ne pas pouvoir y parvenir ?
6. Isolement en problemen van beginnende leerkracht
Lisolement en particulier pour les débutants qui, face à des difficultés bien réelles se voient répondre un discours plus idéologique que pragmatique et des suggestions qui ne font quaggraver leur situation. Comme ce conseiller pédagogique qui suggérait à une débutante incapable de prendre sa classe en main, de « faire du Freinet ». Et bien souvent, lorsque malgré toute sa bonne volonté et des heures de préparation inutiles, lenseignant ny parvient toujours pas, on lui fait comprendre quil en est seul responsable.
7.(Universitarie) lerarenopleiding vervreemd van klaspraktijk
· La formation initiale nest absolument pas professionnalisante. En sortant de lIFE Bac + 5 (anciennement IUFM, anciennement Écoles Normales dinstituteurs) vous nêtes pas armés pour conduire une classe avec succès. Il vous faudra attendre plusieurs années selon votre volonté personnelle, votre endurance physique et nerveuse, votre anti-conformisme, bref votre personnalité, pour commencer à y parvenir. Ne crierait-on pas au scandale si, dans le domaine médical de telles pratiques étaient courantes ?
8.. Bijscholing: vooral pedagogische hypes centraal
· La formation continue, normalement, devrait permettre aux enseignants en poste de se tenir informés des dernières issues de la recherche en éducation afin daméliorer leurs pratiques quotidiennes. Et bien non, chez nous, il nen est pas ainsi. Par exemple, je nai jamais vu de formation continue portant sur lEnseignement Explicite, ou sur les apports des sciences cognitives en éducation. Ni les écrits de Clermont Gauthier, pourtant en français, ni ceux de Stanislas Dehaene ne font jamais lobjet dune information. La formation continue veille à garder les enseignants dans le dogme constructiviste, elle les tient écartés de tout ce qui pourrait les conduire vers lutilisation de méthodes efficaces. Parfois, elle demande aux enseignants de poser des questions et de trouver en eux-mêmes les réponses (Phrase mémorable entendue dans la bouche dun formateur : « Posez toutes les questions que vous voulez, mais nous ne sommes pas là pour y répondre »). En cela, la formation est en harmonie avec ses principes, elle utilise le constructivisme, avec ceux quelle y forme. On connaît le résultat.
.
9. Clichés over lerarenberoep: niet veel werken; ...
Nombre de personnes nayant jamais fréquenté de près le monde enseignant, se font une idée fausse de la profession et en restent à des clichés savamment entretenus par tous les phobiques de la fonction publique, selon lesquels les enseignants seraient des privilégiés toujours mécontents. Il serait temps que lon sache quil nen est rien. La situation est aussi grave pour le corps enseignant que pour les élèves entraînés inexorablement dans cette détérioration. Quand un état traite son corps enseignant de la sorte, cela en dit long sur ses ambitions pour la société de demain.
Passage:"Dat men met het M-decreet inclusief onderwijs meer kans op slagen wil geven, kan ik alleen maar toejuichen. Of de huidige maatregelen voldoen, betwijfel ik sterk. In gedachten zie ik juffen en meesters verzuipen, in klasjes gevuld met zorgenkindjes die mee kopje onder gaan, samen met de rest van de klas. En dat het zelfs met de allerbeste ondersteuning nog niet altijd lukt, daar is ons verhaal een mooi voorbeeld van.
...
Inclusief onderwijs? Ik ben voor! Maar niet ten koste van alles, en al zeker niet ten koste van het kind waar het allemaal over gaat. Misschien betekent inclusie ook dat we met een andere bril naar buitengewoon onderwijs moeten leren kijken? Buitengewoon onderwijs is anders, maar niet minderwaardig. Net zoals die kindjes van ons!"
Ik zag hoe hij groeide en bloeide. Af en toe ging het eventjes wat minder goed, maar telkens opnieuw kwam het terug in orde. Tot het groeien stopte en hij stilaan meer en meer verdorde, tot er niet
Vaste benoeming en Illusoire loopbaandebat in het voorspelde slop
Vaste benoeming en Illusoire loopbaandebat in het voorspelde slop
Nieuw bommetje in stroeve onderhandelingen over loopbaan leraar = voorstel afschaffen van vaste benoeming leraren
Artikel van Barbara Moens in De Tijd (16 maart) en commentaar van Raf Feys & bijdrage van redactie.be &persmededeling ACOD
1. Artikel Barbara Moens in De Tijd
Onze bedenkingen vooraf:
*Het loopbaandebat was volgens ons vanaf de start verkeerd georiënteerd en illusoir. De verwachtingen waren ook overtrokken.
*Waarom stellen die directeurs-voorstanders niet prioritair een mandaat van 4 jaar voor directies voor - zoals in het hoger onderwijs? Waarom werd die vraag niet gesteld door de OVSG-koepel?
*Een door Onderwijskrant in 2000 voorgestelde eenvoudige, maar dingende ingreep voor verbetering van het lot en de rechtvaardige verloning van leraars-interimarissen blijft nog steeds uit.
Artikel van Barbara Moens & commentaar
De onderwijskoepel van de steden en gemeenten liet gisteren een nieuw ballonnetje op over de vaste benoeming van leraars. Uit een enquête waarover De Morgen berichtte, blijkt dat de directeurs van de koepel OVSG hun leraren liever een gewoon contract voorschotelen.
Commentaar Raf Feys: een meerderheid van de directeurs van het OVSG wil volgens de enquête de vaste benoeming voor leraren afschaffen. Mijn voorstel: laat ons dit eerst eens uittesten bij de directeurs-voorstanders van de afschaffing. Er zijn al in het verleden voorstellen geformuleerd om in de eerste plaats voor de directeurs de vaste benoeming af te schaffen en te werken met een mandaat van 4 jaar zoals in hoger onderwijs. Ik vrees echter dat niet zoveel directeurs-voorstanders dit voorstel zouden onderschrijven, ook al ligt het afschaffen van de vaste benoeming voor directie-functies meer voor de hand dan het afschaffen van die benoeming voor gewone leraren. ( Terloops: en hoe zit het met het statuut van de vrijgestelden binnen de onderwijskoepels?)
Het OVSG gooit daarmee een knuppel in het hoenderhok, want de onderwijsvakbonden en de onderwijskoepels zitten halverwege de onderhandelingen over het lerarenloopbaanpact. Die onderhandelingen begonnen in oktober en Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) wil ze voor het einde van het schooljaar afronden. De vaste benoeming ligt daar bewust niet op tafel omdat ze voor de vakbonden te gevoelig ligt. 'Dit debat leeft duidelijk onder leraars en directeurs', zegt OVSG-topman Patriek Delbaere. 'Het is nu niet aan de orde in de discussie over de lerarenloopbaan, maar iets dat in de publieke opinie leeft, moet vroeg of laat ook op de politieke agenda worden gezet.'
Open VLD pikte de enquête meteen op om de vaste benoeming ter discussie te stellen. 'De benoeming op zich is voor ons geen fetisj, maar ze heeft te veel minpunten en als incentive voor jonge leerkrachten is ze toch ook maar mager', zegt Vlaams Parlementslid Ann Brusseel.
De christelijke onderwijsvakbond kon de demarche niet smaken. 'Als een onderwijsverstrekker het nodig acht om midden in het loopbaandebat een enquête de wereld in te sturen die het debat geen meter vooruithelpt, kan men zich de vraag stellen met welke ernst deze partner deelneemt aan dat debat', zegt secretaris-generaal Jos Van der Hoeven.
Commentaar: Waarom organiseren de onderwijsvakbonden niet zelf een enquête over onderwijsloopbaan, onderwijshervormingen allerhande? Ze blijven hier o.i. zelf in gebreke.
De deadline die Crevits heeft vooropgesteld, lijkt nog moeilijk haalbaar. Een eerste werkgroep rond de vakantiestelsels heeft al vorderingen geboekt, maar de tweede werkgroep rond de eigenlijke loopbaan is nog niet echt uit de startblokken geschoten. 'Die werkgroep is nog amper samengekomen', zegt Delbaere. 'Het hoofdmenu is dus nog niet aangekaart. Er liggen ook nog geen concrete voorstellen op tafel. Het lijkt me een heuse krachttoer om in een trimester een loopbaanpact uit te werken.'
'De echte discussie moet nog beginnen', erkent ook Lieven Boeve, de topman van Katholiek Onderwijs Vlaanderen. 'Of we de deadline halen, zal vooral afhangen van hoe hoog de lat wordt gelegd.'
Commentaar Raf Feys: We voorspelden destijds dat het debat met fantasierijke voorstellen over de drie soorten leraren e.d. op het verkeerde spoor zat. Hiermee zou men de loopbaan niet aantrekkelijker maken. Uitdrukkingen als 'vlakke' loopbaan wekten ook de indruk dat het lesgeven op zich niet zo boeiend was. Zelf formuleerden we in 2000 al voorstellen om b.v. het statuut en de verloning van leraars-interimarissen te verbeteren. Minister Vanderpoorten en haar opvolgers gingen er niet op in.
Andere partners zijn nog kritischer. 'Een uitgewerkte tekst voor het einde van het schooljaar is onmogelijk. Crevits zegt in het parlement dat ze volop aan het onderhandelen is, maar dan vragen wij ons af waarover ze het heeft.' Een andere partner heeft zelfs interne vergaderingen afgezegd omdat er nog niets was om over terug te koppelen.
Volgens de onderwijskoepels hebben de bonden weinig onderhandelingsmarge in de aanloop naar de sociale verkiezingen in mei. De vakbonden doen dat af als een flauw excuus, want in het onderwijs spelen die verkiezingen veel minder een rol dan in de private sector. Zo moeten er geen ondernemingsraden worden verkozen.
Crevits zegt dat de onderhandelingen lopen en dat zowel de vakantiestelsels als de opdracht van de leraar 'zware en omvangrijke werven' zijn. 'Voor mij tellen de resultaten.' De vaste benoeming staat voor haar niet ter discussie.
2. Vaste benoeming leerkracht leidt tot onenigheid in Vlaamse meerderheid (De redactie) di 15/03/2016 - 15:18 Judit Verstraete
Open VLD vraagt om het debat over de vaste benoeming in het onderwijs wel te voeren. Minister van Onderwijs Hilde Crevits houdt de boot af. Zij wil zich houden aan de afspraken in het regeerakkoord.
Vandaag riep de onderwijskoepel OVSG op om eens grondig na te denken over de vaste benoeming in het onderwijs. Uit een enquête bleek immers dat heel wat schooldirecteurs dit systeem niet meer zien zitten.
De Vlaamse regering wil de job van leerkracht aantrekkelijker maken, maar de vaste benoeming ligt niet op tafel. Open VLD wil het regeerakkoord openbreken en toch de discussie hierover aangaan.
Volgens Vlaams Volksvertegenwoordiger Ann Brusseel (Open VLD) moeten we op zoek gaan naar een statuut dat eenvoudig, duurzaam en flexibel is. "Laten we de nadelen van de vaste benoeming nu eindelijk eens aanpakken. Daarvoor moeten de voordelen voor de leraar echt niet sneuvelen", zegt ze.
"Het onderwijsveld heeft enkele duidelijke bekommernissen: men wil meer flexibiliteit in de loopbaan, een sterkere kwaliteitsgarantie inbouwen en meer jonge leerkrachten aan boord houden. De vaste benoeming houdt die drie belangrijke doelstellingen tegen."
Minister van Onderwijs Hilde Crevits is niet van plan om iets te wijzigen aan het kader waarbinnen nu onderhandeld wordt over de loopbaan van de leerkrachten. "De focus ligt volgens de afspraken van het Vlaams regeerakkoord op de beginnende leerkracht, de opdracht van de leerkracht, een gedifferentieerde en flexibele loopbaan en loopbaanlange professionalisering", zegt ze.
De derde coalitiepartner N-VA waarschuwt voor een symbooldiscussie. "Een contract van onbepaalde duur kan dezelfde moeilijkheden opleveren", zegt parlementslid Koen Daniëls.
"Het echte probleem zit bij de beroepsmogelijkheden. Als een vaste benoeming wordt opgeheven gaat het dossier naar een paritair samengestelde beroepscommissie, waar de beslissing bijna altijd weer wordt herroepen. Die evaluatie moet worden vereenvoudigd, zodat leerkrachten ook effectief kunnen worden ontslagen." Volgens hem kunnen de wijzigingen worden doorgevoerd in het kader van het loopbaanpact.
Het is niet de eerste keer dat Open VLD wil morrelen aan de afspraken die rond onderwijs gemaakt zijn in het regeerakkoord. Enkele weken geleden was er al onenigheid over de hervorming van het secundair onderwijs. Open VLD-voorzitter Gwendolyn Rutten wou het bestaande masterplan voor die hervorming openbreken en ineens het kleuteronderwijs en het lager onderwijs mee hervormen.
3.Een bom onder het loopbaandebat ?
Persmededeling ACOD 15 maart 2016
Bepaalde actoren uit het onderwijsveld willen eigenlijk niet wachten op een écht loopbaandebat, zegt Raf De Weerdt, maar maken liever gebruik maken van dit momentum een donkerblauwe regering om hun agenda door te drukken. Een demarche als die van Delbaere leggen een hypotheek op het loopbaandebat. En toch wil ACOD constructief reageren op zijn voorstel.
In De Morgen van dinsdag 15 maart 2016 krijgt Patrick Delbaere, directeur van OVSG, een forum om de aanval in te zetten op de vaste benoeming in het onderwijs. Hij weet zich hierbij gesteund door een forse meerderheid van directeurs.
Zulke werkwijze hypothekeert het loopbaandebat, zegt Raf De Weerdt, algemeen secretaris van ACOD Onderwijs. Om een onderneming van die omvang en zo een belang tot een goed einde te brengen, moeten alle betrokken partijen in volstrekte sereniteit rond de tafel kunnen gaan zitten, vervolgt De Weerdt. Demarches als die van Delbaere of enkele maanden geleden Ann Brusseel van Open VLD maken dat onmogelijk. Indien het hun bedoeling is om alle actoren met getrokken messen aan tafel te krijgen, dan zijn ze goed bezig.
Toch stelt ACOD Onderwijs zich in dit dossier constructief op en is ze zelfs bereid een eind mee te gaan in het voorstel van Patrick Delbaere. Wij stellen voor, aldus De Weerdt, dat al die vastbenoemde leerkrachten die tégen de vaste benoeming zijn, tegen 1 mei van dit jaar hun ontslag geven en vervolgens weer als tijdelijke in dienst treden. Ze dienen gewoon een vooropzeg van 15 dagen te respecteren, zo eenvoudig is dat. Nadien zal ACOD Onderwijs tellen hoeveel leerkrachten werkelijk overtuigd zijn van hun standpunt.
De Weerdt meent dat de directeurs, van wie een forse meerderheid tegen de vaste benoeming is, hierin een voorbeeldrol kunnen vervullen.
ACOD Onderwijs stelt vast dat bepaalde actoren uit het onderwijsveld niet willen wachten op een écht loopbaandebat, maar liever gebruik maken van dit momentum een donkerblauwe regering om hun agenda door te drukken.
Sterke wiskunde in s.o nodig om later STEM-studies te kunnen volgen
Om STEM-faculteiten aan de universiteit te kiezen en te kunnen volgen moeten meer leerlingen in het secundair onderwijs 'sterke' wiskunde volgen. Vroeger volgden ook in Vlaanderen meer leerlingen in het s.o. 'sterke' wiskunde en kozen er ook meer studenten STEM-faculteiten aan de universiteit. (Ook volgens mij is dit belangrijker dan STEM-opties volgen in het s.o).
All year 12 students should be made to study intermediate mathematics if they want to enrol in science, engineering or commerce at University, according to a national report by the Australian Academy of Science (AAS).
Kritiek op Waals 'Pacte pour un enseignement d'excellence' & hervormingscampagne Crevits
De zoveelste nefaste onderwijshervorming in Franstalig België & gelijkenissen met de Vlaamse hervormingscampagne ons.onderwijs van minister Crevits
De Franse Gemeenschap lanceerde de voorbije 20 jaar geregeld grote hervormingen. De invoering van 'l'école de la réussite' zo'n 20 jaar geleden leverde echter een school op die meer mislukkingen telde. Ook de invoering van competentiegericht onderwijs leidde er tot een forse niveaudaling. Dit kwam ook tot uiting in het feit dat Franstalig België in landenvergelijkende studies als PISA eerder zwak presteerde en veel zwakker ook dan decennia geleden.
De huidige regering van de Waalse Gemeenschap pakt momenteel uit het 'Pacte pour un enseignement d'excellence' (zie website en video in bijlage.
Rector Rik Torfs formuleerde in zijn column 'Pacte d 'Excellence' van 7 maart zijn kritiek op deze hervormingsplannen. In een commentaar wijzen we op enkele gelijkenissen met de huidige hervormingscampagne van minister Crevits.
1.Kritiek van Leuvense rector Torfs op de opstelling van het' Pacte d'Excellence' in Franstalig België
1.1. Massale karakter van consultatie
Torfs: "Het pact omvat een langdurige consultatie van mensen en groepen die wij in Vlaanderen met de weerzinwekkende term van stakeholders zouden omschrijven: leraren, verantwoordelijken van de onderwijsinstellingen, leerlingen, studenten, ouders, vakbonden, verenigingen, economische verantwoordelijken, politieke mandatarissen. Al die mensen moesten actief 'participeren' aan de totstandkoming van het pact. Maar wat betekent dat in de praktijk?
Om te beginnen is de stem van de onderwijswereld zelf minoritair. Er zijn zoveel deelnemers aan het gesprek, waaronder politici, bedrijfsleiders en vakbonden, dat de mening van het onderwijsveld er nauwelijks toe doet. Door het massale karakter van de consultatie houden de machtshebbers de touwtjes stevig in handen. ... Bij onze Franstalige vrienden is de consultatie zo geweldig dat ze irrelevant wordt, zodat de politieke kaste die er sinds mensenheugnis aan de macht is autonoom beslist. ...
1.2. Excellence en équité
Excellentie is een begrip dat destijds op uitmuntendheid wees, doch vandaag te hooi en te gras opduikt in alle mogelijke beginselverklaringen. Iedereen excelleert; helaas een contradictio in terminis. Excellentie is nu de nieuwe middelmatigheid. ... Een belangrijke doelstelling van het pact is de "réduction des inégalités". Als zulks betekent dat iedereen, wat ook zijn of haar sociale origine is, uitstekend onderwijs moet kunnen genieten, kan ik die doelstelling volledig onderschrijven. Helaas, dat wil het pact juist niet. Het wil geen gelijke kansen, maar gelijke mensen (resultaten). Het kant zich tegen diversiteit. Leerlingen zouden volgens recente discussies tot hun zestiende allemaal dezelfde lessen moeten volgen, pas daarna mogen ze een beetje kiezen. Verder leeft de gedachte dat iedereen tot 5 uur 's avonds, als het lukt zelfs tot zeven, op school te houden tot alle taken zijn afgewerkt. Dat is een kwestie van équité, van billijkheid zoals het heet, anders gaat het thuismilieu voor verschillen zorgen. De school bepaalt het eenheidsdenken.
En het derde en laatste minpunt. Meesterbrein achter dit alles is Joëlle Milquet, de voormalige christendemocratische leidster die een pact sloot met de PS. "
2. Commentaar van Raf Feys
We zijn het eens met de kritiek van rector Torfs. Tegelijk verwondert het ons dat hij er niet op wijst dat we momenteel in Vlaanderen een debat over de toekomst van het Vlaams onderwijs meemaken dat tal van gelijkenissen vertoont met de aanpak in Franstalig België.
Ook bij ons maken we momenteel een massale en wilde consultatiecampagne van minister Crevits mee: zie ons.onderwijs.be en #eindtermen.
Ook ons Vlaamse Masterplan wil de keuze van de leerlingen tot 14 jaar uitstellen vanuit het nastreven van équité. En er zijn ook nog meer gelijkenissen als men er de concrete plannen van Milquet op naleest.
Moeilijk en controversieel debat over nieuwe eindtermen/leerplannen in Nederland
Moeilijk en controversieel debat over nieuwe eindtermen/leerplannen in Nederland
Onderwijsvernieuwing? Alweer, zucht iedereen Maarten Huygen (NRC)Curriculum Staatssecretaris Dekker wil het curriculum aanpakken met het advies Ons Onderwijs 2032. Veel ideeën zijn verzameld, maar er was weinig discussie. 12 maart 2016
Vroeger zaten de radicale onderwijsvernieuwers bij de PvdA, nu zitten ze bij de VVD. Staatssecretaris Dekker (VVD, Onderwijs) lanceert vaak nieuwe plannen en proefballonnetjes Met de overhaaste PvdA-hervormingen in het verleden (onder andere basisvorming, tweede fase en studiehuis) was al afgerekend door de parlementaire commissie-Dijsselbloem in 2008. Vandaar dat Kamerleden zich tijdens een debat afgelopen woensdag afvroegen of Dekker daar de lessen van had geleerd. Met grote snelheid wil Dekker het hele curriculum van de basisscholen en het voortgezet onderwijs op de schop nemen. Het door hem geadopteerde plan,
Ons Onderwijs 2032, spreekt over vakoverstijgend denken, in kennis en vaardigheden verdiepen en verbreden met eigen mogelijkheden en interesses als leidraad en leerlingen die zich als persoon vormen waar het gaat om de ontwikkeling van hun identiteit, hun creativiteit en levensstijl.
Nu heeft Dekker vooruitlopend op het debat alvast een voorzitter benoemd voor een commissie om het advies uit te werken tot nieuwe kerndoelen, nieuwe eindtermen, nieuwe referentieniveaus. Zij is Geri Bonhof, voormalig voorzitter van de hogeschool Utrecht. Dat ging een Kamermeerderheid te snel. Zelfs Loes Ypma (PvdA) die het rapport prees, eiste dat niet een projectteam maar de Onderwijscoöperatie van vakorganisaties voor leraren het heft in handen zou nemen. Dekker wilde dat nog niet toezeggen.
De Onderwijscoöperatie wil waarschijnlijk niet, want de lidorganisaties zijn verdeeld. Beter Onderwijs Nederland heeft zich al van het plan Dekker gedistantieerd. De Algemene Onderwijsbond houdt vast aan een commissie. Woensdag vergadert het coöperatiebestuur over het project. Nog weinig draagvlak
Volgens critici wordt aan geen van de eisen van de commissie-Dijsselbloem voldaan. Er is geen draagvlak, geen goede analyse en geen wetenschappelijke onderbouwing. Weliswaar zou het platform 2032 onder leiding van de voormalige directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, Paul Schnabel, 150 bijeenkomsten met 9069 mensen hebben gehouden, 612 online bijdragen, 11.963 tweets, 23752 bezoekers en na het advies op hoofdlijnen nog eens honderden reacties hebben ontvangen. Maar het rapport maakt nergens melding van enige discussie of onenigheid. Was die er dan niet? Het rapport is een opstelsom van wensen, waarvan niet de nadelen worden genoemd. Karin den Heijer, leraar wiskunde en scheikunde aan het Erasmiaans gymnasium in Rotterdam en bestuurslid bij Beter Onderwijs Nederland, ervoer dat het debat werd gesmoord. Bij de sessies die ik bijwoonde, lagen de conclusies al vast. Zo werd een debat geopend met de stelling Beter een 7 voor algemene vaardigheden van de 21e eeuw dan een 10 voor de Cito. Zo moet het zijn en eerder gaan we niet naar huis.
Er zijn maar weinig leraren van de plannen op de hoogte. Dat merkten Den Heijer en ook Amber Walraven, universitair docent aan de docentenacademie van de Radboud universiteit. Maar het gaat hier om een grote stelselwijziging, zegt ze. Het vindt allemaal wel erg online plaats. Veel mensen zijn daar niet mee bezig.
In een bijeenkomst die ze bijwoonde, werd alleen gevraagd welke kennis eruit zou kunnen. Een stevig begin waar niet iedereen het mee eens is, aldus Walraven. Toen, na het voorlopig advies, het team van het Platform een bijeenkomst hield bij de lerarenopleidingen werd volgens Walraven gezegd dat kritiek niet meer mogelijk was, maar dat ze moesten nagaan hoe ze zelf aan de uitgangspunten konden voldoen. Als leraren ervan horen, zakt hun de moed in de schoenen, zegt Den Heijer.
Wetenschappelijke onderbouwing wordt gemist door Sietske van Viersen, promovenda Onderwijskunde bij de Universiteit van Amsterdam. In een bijeenkomst met onderwijskundigen kreeg Schnabel veel kritiek. In de literatuur is men het niet eens over de voordelen van vroeg Engels leren, zegt Van Viersen. Het opheffen van vakken is slecht onderbouwd. Lezen en spellen ontbreken grotendeels. En zelfs in de hoogste klassen hebben leerlingen nog moeite met de aanbevolen zelfregulatie en zelfreflectie. Dat heeft te maken met hersenontwikkeling Anna Bosman, hoogleraar dynamiek van leren en ontwikkeling aan de Radboud universiteit, vindt dat de basisvakken beter apart gegeven kunnen worden. Het wordt pas interessant om combinaties van vakken te maken als je voldoende kennis hebt van de deelgebieden, zegt ze. Hoe krijg je die kennis als je die niet in losse vakken hebt geleerd?
Basisaanbod-leerlingen mogen voortaan rechtstreeks naar buitengewoon onderwijs
Nieuwe interpretatie van M-decreet : basisaanbod-leerlingen zouden nu toch rechtstreeks naar buitengewoon onderwijs mogen zonder eerst te verkommeren en mislukken in het gewoon onderwijs.
*Bezorgde vragen over M-decreet op commissie onderwijs donderdag 10 maart 2016 en merkwaardige/verrassende uitspraak van minister Crevits: "Een kiind moet naar een school kunnen gaan waar het thuishoort." (commissie onderwijs). Het verzet van velen levert blijkbaar toch resultaat op.
*CLB-directeur Hans Vandenbroucke twitterde al op 7 maart: Vandaag inspectie M-decreet over de vloer. Inderdaad, een overgang naar Buo kan zonder eerst eindeloos in gewoon onderwijs te proberen
Als we de minister goed begrijpen dan zouden CLB's ten onterechte eisen dat leerlingen die thuishoren in het b.o.toch eerst moeten proberen (en mislukken) in het gewoon onderwijs omdat dit in overeenstemming is met het M-decreet.
Drongen CLB's er ten onterechte op aan dat leerlingen die thuishoren in het b.o.toch eerst moeten proberen (en mislukken) in het gewoon onderwijs omdat dit in overeenstemming zou zijn met het M-decreet? Het lijkt er eerder op dat minister Crevits nu het M-decreet anders interpreteert. Een officiële aanpassing van het decreet lijkt wenselijk!
Vooraf: merkwaardige uitspraak van minister Crevits:" Ik was deze week op bezoek in een school, en de directie daarvan wees me op het volgende. Vroeger werden leerlingen naar type 1 of type 8 verwezen. Dat is nu basisaanbod, maar er zijn blijkbaar CLBs die zeggen dat er een quotum is, dat ze niet meer dan een bepaald aantal leerlingen naar het basisaanbod mogen sturen. Als ik dergelijke dingen hoor, dan huiver ik, want dat is helemaal geen richtlijn van de Vlaamse overheid. Het kind moet daar naar school kunnen gaan waar het thuishoort. Als men er echter van overtuigd is dat het kind thuishoort in een gewone school, dat dat moet lukken, dan moet dat natuurlijk ook gaan"
Commentaar: al veel ouders en leerkrachten lieten weten dat hun kind niet rechtstreeks naar het buitengewoon onderwijs kon door het M-decreet alhoewel de ouders, de school en het CLB dit wenselijk vonden. Denk maar aan de herhaalde smeekbede van moeder Ann Nelissen die veel aandacht kreeg in de pers. Minister Crevits heeft nooit expliciet gezegd dat dergelijke kinderen rechtstreeks mogen overstappen naar het buitengewoon onderwijs. Zelf hebben we als Onderwijskrant voorgesteld om met een groep ouders naar de rechtbank te stappen. In Duitsland kregen die ouders gelijk van de rechter. Er moet nu dringend duidelijkjeid komen, en eigenlijk ook een aanpassing van het M-decreet.
Vragen in commissie onderwijs
1.Steve Vandenberghe (Sp.a)
Het is niet de bedoeling om vandaag in detail over het M-decreet te debatteren, maar tijdens mijn laatste rondetafelgesprekken met de directeurs van vorige vrijdag, beheerste dat thema drie vierde van de vergadertijd. Ze verzuipen in het werk omdat de ondersteuning, de omkadering en de beschikbare middelen ontoereikend zijn
2.Kathleen Krekels (N-VA)
De OESO raadt aan om het M-decreet heel zorgvuldig, stap voor stap, te interpreteren. Ze geeft ook een aantal bezorgdheden weer die wij ook al hadden, zoals de nood aan meer duidelijkheid in de organisatie, de bezorgdheden bij de scholen voor gewoon onderwijs over de middelen en de ondersteuning en de voorbereiding van leraren op de implementatie van dat M-decreet.
Dat is een bezorgdheid die we allemaal delen. We willen benadrukken dat we natuurlijk willen dat elke evaluatie daarover maximaal gebeurt vanuit de invalshoek van de leerling. We hebben via de prewaarborg ingezet op het ondersteunen van leerkrachten en schoolteams. Minister, hoe ziet u de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in de toekomst? Gaan we meer bepaald naar ondersteuning op schoolniveau of streven we naar die rugzak voor elk kind, wat wordt aangeraden door de OESO? Hoe zullen we dat rugzakprincipe interpreteren? In de enge zin, echt gericht vanuit het kind, of ook in de bredere zin, vanuit de behoefte van leraren en schoolteams? Of moeten de middelen meer flexibel worden ingezet, wel vanuit het kind, maar met een grotere flexibiliteit? Ik denk dan bijvoorbeeld aan de oefening die we nu doen rond het GON en de besteding van de middelen daarvoor.
3. Antwoord van minister Hilde Crevits
Mijnheer Vandenberghe, u zegt dat scholen zeggen te verzuipen in dat M-decreet. Nogmaals, de manier waarop het CLB de attesten maakt, is zo cruciaal. Uw collega, mevrouw Van den Bossche, was hier vorige week. Ze zei dat de CLBs vragen het toch eens te proberen (in het gewoon onderwijs). Ik vind dat vreemd. Ik was deze week op bezoek in een school, en de directie daarvan wees me op het volgende. Vroeger werden leerlingen naar type 1 of type 8 verwezen. Dat is nu basisaanbod, maar er zijn blijkbaar CLBs die zeggen dat er een quotum is, dat ze niet meer dan een bepaald aantal leerlingen naar het basisaanbod mogen sturen. Als ik dergelijke dingen hoor, dan huiver ik, want dat is helemaal geen richtlijn van de Vlaamse overheid. Het kind moet daar naar school kunnen gaan waar het thuishoort. Als men er echter van overtuigd is dat het kind thuishoort in een gewone school, dat dat moet lukken, dan moet dat natuurlijk ook gaan. Wat mogelijke expertisevragen van scholen betreft, er zijn zeventig competentiebegeleiders op pad gestuurd. Zij moeten onze scholen kunnen bereiken. Ze moeten de andere pedagogische begeleidingen kunnen bevruchten. We moeten dat goed opvolgen. Ik ben daar ook bezorgd over, maar onze mensen volgen dat ook goed.
Bezorgde uitspraken over M-decreet op commissievergadering donderdag 10 maart 2016
Bezorgde uitspraken
over M-decreetop commissievergadering
donderdag 10 maart 2016. En dringen
CLB's er terecht of ten onterechte op aan dat leerlingen eerst moeten proberen
in het gewoon onderwijs?
1.Steve Vandenberghe
(Sp.a)
Het is niet de bedoeling om vandaag in detail over het
M-decreet te debatteren, maar tijdens mijn laatste rondetafelgesprekken met de
directeurs van vorige vrijdag, beheerste dat thema drie vierde van de
vergadertijd. Ze verzuipen in het werk omdat de ondersteuning, de omkadering en
de beschikbare middelen ontoereikend zijn
2.Kathleen Krekels (N-VA)
De OESO raadt aan om het M-decreet heel zorgvuldig, stap
voor stap, te interpreteren. Ze geeft ook een aantal bezorgdheden weer die wij
ook al hadden, zoals de nood aan meer duidelijkheid in de organisatie, de
bezorgdheden bij de scholen voor gewoon onderwijs over de middelen en de
ondersteuning en de voorbereiding van leraren op de implementatie van dat
M-decreet. Dat is een bezorgdheid die we allemaal delen.
We willen benadrukken dat we natuurlijk willen dat elke
evaluatie daarover maximaal gebeurt vanuit de invalshoek van de leerling. We
hebben via de prewaarborg ingezet op het ondersteunen van leerkrachten en
schoolteams. Minister, hoe ziet u de ondersteuning van leerlingen met
specifieke onderwijsbehoeften in de toekomst? Gaan we meer bepaald naar
ondersteuning op schoolniveau of streven we naar die rugzak voor elk kind, wat
wordt aangeraden door de OESO? Hoe zullen we dat rugzakprincipe interpreteren?
In de enge zin, echt gericht vanuit het kind, of ook in de bredere zin, vanuit
de behoefte van leraren en schoolteams? Of moeten de middelen meer flexibel
worden ingezet, wel vanuit het kind, maar met een grotere flexibiliteit?
Ik denk dan bijvoorbeeld aan de oefening die we nu doen rond
het GON en de besteding van de middelen daarvoor.
3. Antwoord van minister
Hilde Crevits
Mijnheer Vandenberghe, u zegt dat scholen zeggen te
verzuipen in dat M-decreet. Nogmaals, de manier waarop het CLB de attesten
maakt, is zo cruciaal. Uw collega, mevrouw Van den Bossche, was hier vorige
week. Ze zei dat de CLBs vragen het toch eens te proberen(in het gewoon onderwijs). Ik vind dat
vreemd. Ik was deze week op bezoek in een school, en de directie daarvan wees
me op het volgende. Vroeger werden leerlingen naar type 1 of type 8 verwezen.
Dat is nu basisaanbod, maar er zijn blijkbaar CLBs die zeggen dat er een
quotum is, dat ze niet meer dan een bepaald aantal leerlingen naar het
basisaanbod mogen sturen. Als ik dergelijke dingen hoor, dan huiver ik, want
dat is helemaal geen richtlijn van de Vlaamse overheid. Het kind moet daar naar
school kunnen gaan waar het thuishoort. Als men er echter van overtuigd is dat
het kind thuishoort in een gewone school, dat dat moet lukken, dan moet dat
natuurlijk ook gaan.
Wat mogelijke expertisevragen van scholen betreft, er zijn
zeventig competentiebegeleiders op pad gestuurd. Zij moeten onze scholen kunnen
bereiken. Ze moeten de andere pedagogische begeleidingen kunnen bevruchten. We
moeten dat goed opvolgen. Ik ben daar ook bezorgd over, maar onze mensen volgen
dat ook goed.
Fantasierijk essay van Kessels over onderwijs 2030 - in opdracht van minister Crevits
Fantasierijke rapporten over toekomst van ons onderwijs en over eindtermen in opdracht van Departement Onderwijs, KBS en VLOR
Joseph Kessels, professor in Human Resource Development (Universiteit Twente): de leraar voor de klas zal verdwijnen!...Voor leraren is het moeilijk te aanvaarden dat de buitenwereld hun vakinhoud veel motiverender aan leerlingen kan aanleren....Een grote groep leraren staat te springen voor ervaringsgericht leren."
1. Reactie van prof. Wim Van den Br...oeck: "Dit is al zo vaak aangekondigd door mensen die menen in een glazen bol te kunnen kijken en ze kregen ongelijk.
Er zijn goede gronden om aan dit verhaal weinig geloof te hechten. a) Ondanks het feit dat er al decennia lang gepleit wordt voor ontscholing van het onderwijs merken we dat leerlingen en studenten zelf heel graag een goede klassieke les krijgen van een lesgever die zich niet opstelt als coach maar die iets te vertellen heeft dat de leerlingen niet uit zichzelf kunnen ontdekken. Studenten smullen van goede hoorcolleges. b) Mensen blijven mensen, ondanks alle maatschappelijke en technologische veranderingen, en mensen zijn nu eenmaal verhalenvertellers en mensen luisteren ook graag naar verhalen. Een goede les is ook altijd een goed verhaal." luisteren ook graag naar verhalen. Een goede les is ook altijd een goed verhaal."
2. Mijn grootste ergernis:minister Crevits en Co beweren steeds dat de politici zich niet mogen/zullen inlaten met het hoe van het onderwijs. Maar de realiteit ziet er totaal anders uit.
In opdracht van het Departement Onderwijs en Vorming, de Koning Boudewijnstichting en de Vlaamse Onderwijsraad:
* werd al een tijdje geleden het fantasierijke rapport 'De nieuwe school in 2030' opgesteld met als centrale idee: de school wordt vervangen door een 'learning park'
* werd Joseph Kessels gevraagd volgend fantasierijk essay op te stellen Toekomst van het onderwijs in Vlaanderen. De school een aantrekkelijke plek voor leren en werken in 2030?
*Dezelfde KBS patroneerde het zgn. ouderpanel dat een rapport uitbracht waarmee Crevits en Co graag uitpakken. Ook medewerkers van het Departement traden op als adviseur. Commentaar van Crevits: "Op de eerste bijeenkomst van de 20 ouders wisten die niet veel te vertellen. Dankzij de wetenschappelijke begeleiding van de KBS bleek dat de ouders uiteindelijk veel zinvolle voorstellen formuleerden. "
Over 20 jaar is 47% van de huidige jobs geautomatiseerd en verdwenen. Verdwijnt het het beroep leraar? Professor Joseph Kessels kijkt in zijn glazen bol.
Burgerschapsonderwijs: aanzet voor moeilijk debat:
Nadenken over burgerschapsonderwijs: voer voor moeilijk debat.
Voorstel van Nederlandse Onderwijsraad kerndoelen burgerschap
Er wordt in de context van de nieuwe eindtermen/leerplannen geregeld ook gewezen op het belang van burgerschapsonderwijs. Het lijkt wel niet gemakkelijk om te concretiseren wat dit precies inhoudt en hoe dat concreet aan bod zou moeten komen in (welke?) lessen.
Kerndoelen volgens Nederlandse Onderwijsraad
*De leerling leert de hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting, en hoe het Nederlandse politieke bestel als democratie functioneert. De leerling leert hoe burgers op ver- schillende manieren bij politieke processen betrokken kunnen zijn en reflecteert op zijn eigen rol hierin.
*De leerling leert zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen en een eigen waarden- en normenpatroon te ontwikkelen
*De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland en andere landen, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen (herformulering kerndoel 43 voor het voortgezet onderwijs).
Tot slot, alleen voor het voortgezet onderwijs:
*De leerling leert de betekenis van Europese samenwerking en de Europese Unie te begrijpen voor zichzelf, Nederland en de wereld en een eigen opvatting hierover te ontwikkelen
Borg verantwoording over kwaliteit in schoolplan
Naast de voorgestelde inhoudelijke verduidelijking is het ook van belang om het proces van ontwikkeling van burgerschapsonderwijs verder te borgen. Scholen zijn vrij om inhoud en vorm te geven aan burgerschapsonderwijs, ook wanneer er een kleine gemeenschappelijke kern benoemd wordt door middel van een expliciete koppeling van de doelbepaling burgerschap aan de kerndoelen. De raad is wel van mening dat er eisen gesteld kunnen worden aan de manier waarop scholen werken aan het burgerschapsonderwijs. Scholen dienen een visie te hebben, een planmatige aanpak te ontwikkelen, en deze periodiek te evalueren. Tot slot moeten scholen aangeven welke resultaten ze bij leerlingen willen behalen en hoe ze hier naar toewerken.
Een dergelijke visie formuleren scholen in principe in het schoolplan. Aan te bevelen is dan ook om de vormgeving van deze kwaliteitseisen meer te structureren door een beschrijving inzake de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs in het schoolplan wettelijk verplicht te stellen (kader).
Belang van vakdisciplines en vakdisciplinaire kennis bij opstellen van eindtermen/leerplannen
Elk vak heeft zijn eigen geletterdheid. Vakdisciplines als cultuurproducten en expliciet onderwijs . En wie moet eindtermen/leerplannen opstellen?
Visie van de professoren Lev Vygotsky, Niklas Luhmann,Hans Van Crombrugge, Michael Young & Nathalie Bulle
Veel academici en onderwijskundigen pleitten de voorbije jaren voor een herwaardering van de vakdisciplines en klassieke leerplannen. Ze reageerden hiermee ook op ophemeling van thematisch, situatie- en contextgericht ... onderwijs, en projectonderwijs.
Ook in het kader van de nieuwe eindtermen/ leerplannen beluisterden we de voorbije maanden tal van pleidooien voor relativering van de klassieke vakdisciplines, voor thematisch en vakkenoverschrijdend onderwijs ... Men wekt ook de indruk dat de voorstellen van mensen die weinig of niets afweten van de vakdisciplines heel belangrijk zijn. En we horen minister Crevits verkondigen dat het de parlementsleden zullen zijn die de eindtermen zullen opstellen.
In het debat over de nieuwe eindtermen /leerplannen komen de vakdisciplines als belangrijkste inspiratiebron zelden of nooit ter sprake. Het zijn o.i. ook in de eerste plaats mensen die over voldoende kennis van de vakdisciplines beschikken, die moeten betrokken worden bij de opstelling van de nieuwe eindtermen/leerplannen.
De Duitse socioloog Niklas Luhmann drukte het belang van de vakdisciplines zo uit: "In onderwijscontexten worden schakelingen van opeenvolgend te induceren vormen van weten of kunnen gecondenseerd in curricula. Vakdisciplines als condensaties en ordeningen van weten en kunnen, vormen een essen-tieel kenmerk van degelijk onderwijs. (Das Erziehungssystem der Gesellschaft, Frankfurt am Mein, Suhrkamp, 2002).
Typisch voor vakdisciplines is ook hun uitgekiende stapsgewijze, cumulatieve opbouw: Or cest lorga-nisation systémique,cest-à-dire sous forme hiérarchisée, des outils de pensé, qui soustend les possibilités les facultés réflexives de la pensée consciente (prof. Nathalie Bulle). Dit betekent ook dat b.v. eindtermen eind lager onderwijs weinig houvast bieden omdat ze enkel de eindterm uitdrukken (b.v. bepaald soort tekst kunnen lezen) en niets zeggen over de lange weg erheen. Daarom hebben de leerkrachten nood aan leerplannen die de leerinhoud per leeftijdsgroep vastleggen en die ook binnen de leerinhouden voor elke leeftijdsgroep de opeenvolgende stappen uitstippelen.
Prof. Nathalie Bulle, directrice de recherche au Centre National de la Recherche Scientifique, hield onlangs nog een vurig pleidooi voor de herwaardering van de vakdisiplines en van zgn. academisch onderwijs, en tegen de ophemeling van thematisch, situatie- en contextgericht ... onderwijs. (Skhole, december 2015). Zij verwees hierbij naar de visie van Vygotsky. Na de Russische revolutie wou het nieuwe regime samen met de invoering van het communisme ook afstand nemen van de Westerse onderwijstraditie. Men koos er voor het centraal stellen van het thematisch projectonderwijs. Vygotsky verzette zich tegen die onderwijshervorming, tegen het feit dat men thematisch en projectmatig onderwijs propageerde waarbij ook de leerling zoveel mogelijk zelf zijn kennis moest construeren. Vygotsky beklemtoonde het belang van de vakdisciplines en het abstract denken; en hiermee verbonden ook van de expliciete instructie. In bijlage gaan we meer uitvoerig in op de argumenten van Vygotsky.
De Engelse kennissocioloog Michael Young nam een aantal jaren geleden afstand van zijn vroegere relativering van de klassieke leerinhouden en vakdisciplines. Sindsdien stelt hij: We need to put subjects at the heart of the curriculum. Neither subjects (vakdisciplines) nor the boundaries between them are arbitrary. They are a form of specialisation of knowledge with powerful educational possibilities. There is powerful knowledge that all pupils were entitled to.
Powerful knowledge is systematic. Its concepts are systematically related to one another and shared in groups, such as subject or disciplinary associations. It is not, like common sense, rooted in the specific contexts of our experience (Bringing Knowledge Back in, 2007). This means that powerful knowledge can be the basis for generalisations and thinking beyond particular contexts or cases. Powerful knowledge is specialised. The important curriculum point about subjects is that they are based on the shared rules and knowledge of communities within which their questions, methods, concepts and criteria are debated, discussed and improved. In other words, it has been developed by clearly distinguishable groups with a well-defined focus and relatively fixed boundaries, separating different forms of expertise.
Op ons O-ZON-symposium (2007) wees ook prof. Hans Van Crombrugge op het grote belang van vakdisciplines: Het onderwijs heeft als eerste en laatste bestaansreden het richten van de aandacht naar de werkelijkheid. De vakdisciplines - grepen uit de beproefde cultuur - spelen hierbij een belangrijke rol. Deze canon verschaft de inhouden, vaar-digheden en houdingen eigen aan een bepaalde cultuur, wetenschap, e.d. Deze canon wordt opge-steld door de gemeenschap van mensen die des-kundig zijn in het betreffende domein. De leerkracht is de vertegenwoordiger van de gemeenschap van deskundigen. De canon levert de inhouden waaruit de leerkracht kan en moet putten. In wetenschap-pen, kunsten, wijsbegeerten, levensbeschouwingen liggen houdingen, vaardigheden en inzichten vervat die door generaties mensen als waardevol ervaren zijn en als zodanig bewaard worden.
Leerlingen moeten ingeleid worden in die beproefde cultuur. Elke wetenschap, elke kunst, elke filosofie en elke levensbeschouwing staat elk op zich voor een bepaalde vorm van aandacht voor de werkelijkheid. Elk cultiveert een aspect van de redelijkheid. Elk vak heeft zijn eigen geletterdheid die neergelegd moet worden in de eigen canon van het vak en het erbij aansluitend leerplan. Het is niet aan de individuele leerkracht of leerling uit te maken wat belangrijk is. (O-ZON-symposium van 5 mei 2007 in de Blandijnberg).
Een van de belangrijkste kritieken op het constructivistisch wiskundeonderwijs van het Nederlandse Freudenthal Instituut was precies dat de water-toren-wiskunde van het Freudenthal Instituut weinig respect toont voor de wiskunde als vakdiscipline en cultuurproduct. Bij de opstelling van het leerplan wiskunde voor het basisonderwijs (1998) hebben we de klassieke vakdiscipline wiskunde (en de klassieke rubrieken) gerespecteerd en veel aandacht besteed aan het uitstippelen van de opeenvolgende stappen. Onlangs merkten we dat de katholieke onderwijskoepel een soort constructivistisch en contextueel wiskundeonderwijs propageert dat al te weinig waardering toont voor de klassieke basiskennis en -vaardigheden.
De belangrijkste kritiek op de eindtermen/leerplannen voor het vak Nederlands slaat eveneens op het feit dat men te veel afstand nam van de klassieke vakdiscipline en plots veel zaken en rubrieken als woordenschatonderwijs, grammatica, spelling niet meer zo belangrijk vond. Dezelfde kritiek geldt voor de verwaarlozing van vakspecifiek onderwijs voor natuurkennis, geschiedenis, aardrijkskunde in de derde graad lager onderwijs. We vrezen ook dat door de invoering van STEM in de eerste graad van het s.o. de systematiek van fysica-onderwijs e.d. in het gedrang kan komen.
Als vakdisciplines heel belangrijk zijn dan moeten eindtermen en leerplannen in de eerste plaats opgesteld worden door mensen die deskundig zijn in het betreffende domein, die voldoende bekend zijn met de traditie van die vakdiscipline en met de klaspraktijk voor dat vak. Zo werden in het verleden de leerplannen voor de lagere school opgesteld door ervaren leerkrachten en inspecteurs die al bewezen hadden dat ze voldoende bekend waren met b.v. wiskunde als vakdiscipline en met de klaspraktijk. Bij de leerplan-operatie van 20 jaar geleden was dit al minder het geval; voor het vak Nederlands waren het vaak b.v. universitaire neerlandici die al te weinig vertrouwd waren met het vak Nederlands in het lager onderwijs en met de onderwijspraktijk die hun visie oplegden.
Bijlage: Pleidooi van Lev Vygotky voor vakdisciplinaire / academische kennis en tegen thematisch projectonderwijs
Prof. Nathalie Bulle, directrice de recherche au Centre National de la Recherche Scientifique, hield onlangs nog een vurig pleidooi voor de herwaardering van de vakdisiplines en van zgn. academisch onderwijs, en tegen de ophemeling van thematisch, situatie- en contextgericht ... onderwijs. Zij verwees hierbij naar de visie van Vygotsky. We citeren uit het betoog van prof. Bulle stelde in Skhole (december 2015). Les erreurs pédagogiques qui conduisent à la déstructuration de lenseignement des disciplines sont éclairées par le psychologue russe Lev Vygotski. Vygotski montre en particulier comment labstraction opérée par les savoirs organisés soustend la prise de conscience et la pensée volontaire. Selon Vygotski, lintériorisation par lindividu doutils cognitifs médiateurs de la pensée (concepts, idées, savoirs, qui sont des construits sociaux développés en premier lieu dune manière externe à lindividu) implique la reconstruction de son activité psychologique sur la base de ces construits. Grâce à eux, la pensée humaine sélabore en agissant non pas sur le monde, mais sur elle-même.Or cest lorganisation systémique, cest-à-dire sous forme hiérarchisée, des outils de pensée, ou encore cest la séparation des savoirs des disciplines,qui soustend les possibilités les facultés réflexives de la pensée consciente.
Lexplication est, très brièvement, la suivante. La pensée de quelque chose suppose une généralisation. Cette généralisation suppose elle-même lexistence dun niveau supérieur qui permet dappréhender cette généralisation même dans la pensée. Cest pourquoi il revient au même de dire quun concept est conscient et de dire quil fait partie intégrante dun système organisé de concepts dans lesprit de lindividu: Si la prise de conscience équivaut à une généralisation, il est parfaitement évident que la généralisation, à son tour, ne signifie rien dautre que la formation dun concept supérieur qui inclut dans son système de généralisation le concept donné en tant que cas particulier .
Lintériorisation doutils cognitifs organisés est à lorigine du développement de la pensée à un niveau supérieur de maîtrise, soustendant ainsi laction consciente et volontaire, ou encore, laction rationnelle et libre. Vygotski fait référence à cet égard à lerreur commise en URSS par le système d'enseignement parcomplexes fondé sur les réalisations de projets thématiques et non sur une organisation des enseignement par disciplines. Les arguments pédagogiques partaient de lhypothèse fausse suivant laquelle lenseignement devait sappuyer sur les niveaux de développements déjà atteints par les élèves, cest-à-dire sur ce quils étaient capables de réaliser seuls. Les pédagogues, explique Vygotski, préconisaient en définitive de renforcer dans lesprit de lélève ce quil devait justement laisser derrière lui. Ils se référaient à ses capacités actuelles en négligeant sa possibilité de passer de ce quil savait faire à ce quil ne savait pas encore faire. Ils ne prenaient en définitive pas en compte la possibilité pour lenseignement de faire progresser le développement.
Au lieu de se fonder sur des activités concrètes, et aller à cet égard du complexe (concret) vers le sim-ple, lapprentissage intellectuel doit aller du simple, élémentaire, vers le complexe. Il doit permettre une intériorisation, ou encore une reconstruction individuelle, du savoir, au cours de laquelle ce dernier nest ni un simple contenu à apprendre, ni un outil pour agir, mais un support de signification, un outil intellectuel dynamique.
Parce quils se développent sur la base de la construction dun maillage de concepts, les savoirs organisés, théoriques appellent naturellement des explications verbales, un enseignement explicite. Et parce que cet enseignement est explicite, il doit être élémentarisé et développé progressivement pour sappuyer sur les acquis des élèves et rester à leur portée. Ce que nous apprend tout particulièrement la psychologie de Vygotski, malheureusement dévoyée par la littérature de seconde main, cest que le processus dapprentissage scolaire est voué spécifiquement au développement des savoirs théoriques, et que ces savoirs engagent, à linverse des idées communes développées à leur sujet, une augmentation du potentiel dapprentissage et de compréhension.
Slecht onderwijs: veel dyslexie (lezen en spellen); meer klassikale aanpak en oefenen nodig!
Slecht onderwijs: veel dyslexie (lezen en spellen); meer klassikale aanpak en oefenen nodig!
Leesonderwijs Het aantal gevallen van dyslexie in het onderwijs neemt sterk toe. Aan de meeste vormen ervan is iets te doen door veel oefenen. Maar de meeste leerkrachten in groep 3 (=eerste leerjaar) of 4 hebben een hekel aan oefenen.
Maarten Huygen
5 maart 2016 Leren spellen komt in basisschool Het Kofschip in Zevenaar neer op veel klassikaal oefenen, telkens opnieuw. Met de leraar gewoon voor de hele klas. Geen indeling in groepjes. Een goede routine is nodig om het groeiende aantal leesproblemen en de epidemie van dyslexieverklaringen in Nederland in te dammen. Soms is het nodig om met kinderen extra te oefenen, niet een keer maar tien keer. Als je goed les geeft, is de kans dat kinderen leesproblemen ontwikkelen praktisch nihil, zegt Anna Bosman, hoogleraar Dynamiek van leren en ontwikkeling aan de Radboud Universiteit.
Maar er wordt vaak niet goed les gegeven, weet Kees Vernooy, emeritus lector effectief taal- en leesonderwijs. De Pisatest van 2012 registreerde dat ruim 14 procent van de 15-jarigen in Nederland functioneel ongeletterd is. Uit internationaal onderzoek blijkt dat de meeste leesproblemen zijn toe te schrijven aan de kwaliteit van de instructie en niet aan oorzaken bij het kind, aldus Vernooy. Recent onderzoek van mij toont dat 30 procent van de kinderen in groep 3 niet goed leert lezen. Dat heb ik nog niet eerder meegemaakt. Ouders uit de middenklasse en hoger zorgen er dan voor dat hun kind een dyslexieverklaring krijgt.
Sinds 2009, toen dyslexie eerst in de zorgverzekering en later in de gemeentezorg kwam, krijgt 6,5 procent van het aantal basisschoolkinderen extra therapie voor dyslexie. Dat is bijna twee keer zo hoog als de 3,6 procent die was voorzien. De diagnose kost tegen de 1.400 euro, de behandeling 4.000 euro. De school kan beter helpen. Uit onderzoek van de universiteit van Amsterdam en van Bosman blijkt dat goed lesgeven en preventief begeleiden de leesproblemen en dus het beroep op de zorg flink kan verminderen.
Laura Beishuizen, leerkracht aan groep 5 van het Kofschip herhaalt elke dag spellingsles. Het woord vervelend, waar eindigt dat op?, vraagt ze bij de behandeling van het zojuist opgeschreven dictee. Zeg de regel nog maar eens. Alle 35 leerlingen dreunen tegelijk: Als ik aan het eind een tuh hoor, moet ik het woord langer maken. Dan hoor ik, of ik een tuh of een duh moet schrijven. Vervelende dus.
De kinderen vinden spelling niet vervelend. In eensgezind ritme herhalen ze de regels. Ook als ze niet hoeven omdat ze al goed genoeg zijn, doen ze graag mee. Over het achtervoegsel van het woord behoorlijk bijvoorbeeld: Ik hoor -luk, ik schrijf -lijk. Ze zeggen de regels graag hardop. In groep 3 hadden ze de armgebaren geleerd voor klanken. Het lijkt wel doventaal. Enthousiast zwaaiden ze tegelijkertijd met handen en armen. Als ze wat verder zijn hoeft het niet meer en wordt het spelritueel vereenvoudigd.
Bij sport is trainen vanzelfsprekend, dus waarom bij spelling niet?
Dat samen klassikaal herhalen van het zelfde beleeft een kleine comeback. Ondanks de tijdgeest van zelf leren op maat. Het rapport Ons Onderwijs 2032 van de commissie-Schnabel zegt niets over spellen, weinig over lezen en gaat al gauw over op Engels als tweede taal in het basisonderwijs. Maar bij sport is trainen vanzelfsprekend dus waarom bij spelling niet? In de hele klas krijgt iedereen alleen het goede antwoord te horen en dat helpt de achterblijvers. Volgens Maria Grob, schooldirecteur van Het Kofschip, komen kinderen met de diagnose dyslexie beter mee. In de klas van Beishuizen haalt nu iedereen een voldoende voor taal. Voor het invoeren was dat niet zo. En de citoscore van de school is bovengemiddeld. Volgens Grob moeten kinderen het oefenen volhouden. Helaas ziet ze leerlingen op de middelbare school weer wegzakken. Als de basisschool in de hogere klassen niet meer oefent, is er al eerder sprake van terugval.
Bosman onderzoekt de op Het Kofschip gehanteerde methodiek van de orthopedagoge José Schraven. Ik vind het een groot probleem dat er ook wordt gesproken over een leesstoornis. Die is nergens in de hersenen aangetoond, zegt Bosman. We hebben ook geen zwemstoornis of fietsstoornis. Het is niet zo dat ze niet kunnen lezen, maar ze lezen trager. Ouders hebben daar moeite mee. Als het probleem van hun kind dan wordt toegeschreven aan een stoornis, is er niets aan te doen. Maar het is eerder zo dat je met de diagnose dyslexie juist extra veel moet oefenen.
Epidemie
Inmiddels groeit de epidemie van dyslexie in het middelbaar en in het hoger onderwijs. Sinds 2000 zijn er voor dyslectici speciale voorzieningen of extra tijd voor het eindexamen. Tussen 15 procent voor het vmbo en 6 procent van de leerlingen voor het vwo maakt er gebruik van. Zulke maatregelen zijn moeilijk terug te draaien. Het college van toetsing en examens trok na grote politieke druk het verbod op de spelcorrector in voor dyslectici bij het eindexamen.
Aan het hoger onderwijs is het aantal verzoeken om speciale voorzieningen uitgegroeid tot zon 13 procent van het aantal studenten, meer dan twee keer zoveel als bij het eindexamen vwo. Het tv-programma Rambam liet onlangs zien hoe gemakkelijk met simuleren verklaringen zijn los te peuteren van adviesbureautjes. Ze wisten er zelfs een op naam te laten zetten van minister Jet Bussemaker (Onderwijs, PvdA). Het Kwaliteitsinstituut Dyslexie heeft drie jaar geleden al een aantal malafide bureaus aangepakt maar dat was kennelijk niet genoeg. Adriana Bus, hoogleraar leerproblemen aan de universiteit van Leiden sprak in haar inaugurele rede van pseudo-dyslecten.
De in leesproblemen gespecialiseerde Aryan van der Leij, hoogleraar aan de universiteit van Amsterdam, vindt dat een plafond van vier procent van de basisschoolleerlingen voor individuele therapie moet gelden. Maar de speciale voorzieningen bij tentamens kunnen ruimer zijn, want die kosten weinig. De verlenging van een tentamen of een examen zou dan voor iedereen moeten gelden. Degenen zonder leesproblemen kunnen desgewenst eerder weg. Zijn collega-hoogleraar aan de UvA, Peter de Jong, is het met hem eens. De zwakste zes à zeven procent leest zo slecht dat het een handicap wordt, zegt hij.
Volksgezondheid
Wetenschappers zijn het niet eens over de vraag of dyslexie een aparte stoornis is dan wel een andere uitdrukking voor slecht kunnen lezen. Volgens Van der Leij is het een neurobiologische stoornis die valt onder de volksgezondheid. De ernstigste vormen van dyslexie kunnen niet worden opgelost door het onderwijs, zegt hij. Veel ouders en kinderen hebben er baat bij gehad dat het onder de zorgverzekering valt. Daarin verschilt hij van mening met zijn collega Bosman en anderen die vinden dat de school alle leesproblemen moet aanpakken.
Van der Leij is het wel met Bosman eens dat leesproblemen kunnen worden verminderd met veel en herhaald oefenen. Je moet het geautomatiseerd kennen, zegt hij. Iedereen die ooit in koor heeft gezongen, weet dat je gemakkelijker leert, als je samen zingt. Maar de meeste leerkrachten in groep 3 of 4 hebben een hekel aan oefenen.
Met de Universiteit van Amsterdam heeft Van der Leij de methodiek Bouw! ontwikkeld, waar kinderen die veel minder letterkennis hebben dan de anderen al halverwege groep 2 mee kunnen beginnen. Tot en met groep 4. Preventief. Niet met de hele klas maar individueel. De kinderen kunnen op de computer oefenen met een volwassene erbij die hen begeleidt en meteen corrigeert. Het kan op elk moment, ook gedurende de zomervakantie, zegt Van der Leij. Wel twee studies hebben de werking van de methodiek aangetoond. Het aantal dyslectici was half zo groot als dat in de controlegroep zonder Bouwmethodiek.
Na het dictee begint groep vijf van het Kofschip in Zevenaar aan de tafels. Op een whiteboard verschijnen de opgaven, 2 maal 3, 6 maal 8, 8 maal 3. Op zes ballonnetjes komen mogelijke uitkomsten naar boven. Leerlingen roepen vrijwel tegelijk de goede uitkomst. Het gaat sneller en sneller, herhalen, herhalen, zodat het een automatisme wordt. Dat is nuttig, want naast dyslexie dreigt dyscalculie.
Leesonderwijs: Het aantal gevallen van dyslexie in het onderwijs neemt sterk toe. Aan de meeste vormen ervan is iets te doen door veel oefenen. Maar de meeste leerkrachten in groep 3 of 4 hebben een hekel aan oefenen.