Onder wijn verstaan we het gegiste sap van druiven. De echte wijn wordt hieruit sinds mensenheugenis bereid. De druiven worden eerst in een druivenmolen fijngemaakt. De brij die hierbij ontstaat wordt in wijnpersen uitgeperst. Wat overblijft heet droesem of moer, het druivensap most. De most wordt al na enkele uren troebel en begint te gisten. De gistzwammen die normaal op de schil voorkomen, zetten de druivensuiker om in alcohol (wijngeest) en koolzuur, dat als gas ontwijkt. Zo ontstaat in de gistkuipen de jonge wijn, die daarna in fusten of vaten in twee tot vier jaar rijpt. Vanuit de fusten bottelt men de wijn in flessen. Rode wijn verkrijgt men doordat men de rode of blauwe schil enige tijd laat meegisten. Een deel van de kleurstof gaat dan in de wijn over. Schuimende of mousserende wijn (champagne of bij Duitse wijn sekt genoemd) ontstaat als men deze al jong met wat suiker in flessen doet, waar het gistingsproces zich dan voortzet. Meestal duurt het jaren voor deze wijn goed is. Wijnen kunnen zeer van elkaar verschillen; dit ligt aan de streek, de wijnstok zelf en de al of niet warme zomer. Speciale aandacht vraag ik u voor de uitstekende Hollandse en Belgische wijnen. Niet alleen in de zuidelijke provincies vindt men grote wijngaarden en wijnboeren, maar onderhand zitten deze ook verspreid in bijna alle provincies van Nederland en België. Hier in Holland ken ik wijnboeren die bij een slechte zomer grote voorrraden druiven uit Californië of Zuid-Afrika laten komen en er uitstekende wijnen uit weten te halen, waarop ze zelfs in het wijnland Franrijk en ook in Luxemburg jaloers zijn. Vraag bij uw slijter of in de Super naar wijn uit eigen streek. Ik weet zeker dat de kwaliteit u verrast en u er veelvuldig op terugkomt. In het verleden heb ik hier voor de communiteit ook zelf wel eens wijn gemaakt en het fabriceren, dat ik u hier in het kort uitgelegd heb, kent veel specifieke geheimen die ik u niet mag verklappen en dat doet, neem dat van mij maar aan, geen enkele wijnboer!
|