Hier in deze omgeving kom je geen druif meer tegen. Geboortig ben ik uit Huissen en daar zaten vroeger veel druiventelers. Er zijn nog wel enkele particulieren die een druivenstruik achter het huis hebben staan, maar niet iedereen kan omgaan met zo'n druivelaar. Het begint al met het bewerken van de grond. Na de wintersnoei, die voor kasdruiven is gesteld in november/december en voor een buitenstruik eind januari/begin februari begin je meteen al met de bekalking van de grond en zo tegen medio maart met de bemesting. Gebruik je hiervoor koemestkorrels, strooi deze dan rondom de struik uit op een afstand van ongeveer 20 cm van de stam vandaan. Terugvallen doe ik nog even op de wintersnoei, want niet iedere druivenstruik wordt hetzelfde gesnoeid. Er zijn soorten die op het 2de of derde oog gesnoeid moeten worden, maar er zijn er ook bij die op het vierde oog gesnoeid dienen te worden. Als de druif zich gaat zetten moet je er steeds op letten of er in de oksels van de draagsporen scheutjes zich gaan openbaren; deze moet je er met je vingers uitknijpen, wat in vaktermen dieven (zie inzet) heet. Zomersnoei is ook heel belangrijk, want er zitten vaak hinderlijke takjes waar geen druif aankomt en die moeten er ook vanaf. Is er wind, dan moet die wind goed door die struik kunnen trekken, want als alles op en tegen elkaar gaat groeien, dan wordt het niks met je druiven en zal de druivelaar dan ook heel snel geplaagd gaan worden door allerlei ongemakken die moeilijk weg te krijgen zijn. Bezocht kan een druif worden door de galmijt, op visite komt ook soms de lapsnuitkever en zelfs de taxuskever is graag 'op de koffie' bij onze druif. Krenten: Vroeger waren er gezinnen met meer dan 8 kinderen, die om rond te komen er best een paar centjes bij konden gebruiken en tegen de tijd dat de druiven gekrent moesten worden werd zo'n familie ingeschakeld om deze klus in een kort tijdsbestek te klaren. In feite is goed snoeien, dieven en krenten een vak apart en je had bepaalde families die bekend stonden om hun vakkennis op dit gebied en toen er in Huissen nog heel veel druiventelers waren was het heel belangrijk welke vaklieden je in de kas aan het werk had. Als de druiven zo groot zijn als een erwt moet je met een klein schaartje de kleinste naarbinnen groeiende besjes weghalen en de kunst hierbij is om zonder dat je handen dit gewas raken te doen. Vrouwen droegen hierbij een om het hoofd gewikkelde zakdoek, zodat ook de haren de druif niet konden raken. Werden deze regels niet goed gevolgd en werden de druiven voortdurend geraakt door bezwete vingers of haren, dan uitte dit zich in de schil van de druif die dan taai werd, in vaktermen verkurkt was. Gehad hebben we het over diverse ongewenste druivenbezoekers, maar apart gaan we het nu hebben over wel de grootste vijand van de druiventeler en dat is de meeldauw. De bladeren van de wijnstok, de druivelaar, van appelbomen, van vele klimrozen (gemakshalve noem ik die er ook maar even bij) , van erwten en van korensoorten zijn vaak als met meel bestoven of met een witte schimmel overtrokken; dit is het draad-vlechtwerk van een microscopisch kleine zakjeszwam, welks draden met uitsteeksels in het inwendige der bladeren binnendringen. Zij onttrekken daaraan voedsel en vernietigen deze daardoor. De bladeren worden geelbruin en vallen af. De aangetaste vruchten van de wijnstok/druivelaar springen open en verrotten en vaak wordt de wijnoogst/druiventeeltoogst van zo'n heel wijngebied, druivenkas of druivenstruik hierdoor volledig vernietigd. Men bestrijdt de meeldauw door verstuiven of bespuiten met fijn verdeelde zwavel. Naast deze echte meeldauw bestaat er ook een valse meeldauw die peronospora wordt genoemd. Hij wordt door uiterst kleine wierzwammen veroorzaakt, waarvan de werking overeenkomt met die van de echte meeldauw. Deze valse meeldauw wordt met koperverbindingen bestreden. Schaf je een druivenstruik aan, bestel dan ook een goed boek, waarin van alles over de druif verteld wordt. Niets is moeilijk, maar je moet vooraf wel de nodige kennis opdoen eer ge ergens aan begint. Het tijdperk van oogsten van de druif was altijd zo ongeveer een week voor de Huissense kermis en die begon vroeger op de derde zondag van september, ofschoon de virgiliedagen tegenwoordig al enkele dagen eerder gevierd worden.




|