We zaten met zijn zevenen aan een tafel in de feestzaal Ladeuze, in het hart van de Vlaamse Ardennen. Zo hadden we daar vier jaar geleden gezeten: Erik, Lucien en ikzelf, met
onze respectievelijke echtgenotes, plus Gaby die de plaats had ingenomen van Bea.
Want Bea was er niet meer. Wij waren er om afscheid te nemen van Bea: een rouwmaaltijd... Wie had ooit gedacht dat Bea ons zou verlaten dertig dagen vóór haar vierentachtigste
verjaardag. Haar beide ouders waren diep in de negentig geworden. Zijzelf was ongetwijfeld geprogrammeerd voor honderd! En toch...
Vier jaar geleden in deze zelfde zaal hadden wij dus ook samen gezeten, op uitnodiging van Bea, ter gelegenheid van haar tachtigste verjaardag. Er was een taart te verdelen onder
zeven personen, een taart die in feite maar bedoeld was voor zes. Waarmee ik allesbehalve wil suggereren dat Bea krenterig was, want als er iets is wat ze absoluut niet was, dan is het krenterigheid: ze had nóg een
taart achter de hand. De moeilijkheid was toen de verdeling van de taart. In zeven gelijke stukken. Er is toen heel wat over gepalaberd en het zou mij al erg verwonderen als ik daar toen geen cursiefje aan gewijd heb. Heb
ik u al verteld, trouwe lezer, dat Eric en Lucien burgerlijke ingenieurs zijn. Wiskundeknobbels! Maar wiskundeknobbel of niet, delen in zeven gelijke delen is een onmogelijkheid, veel groter dan honderdduizend Eiffeltorens
op elkaar gestapeld.
- Waar het op neerkomt, zei Lucien, is de eerlijke verdeling in identieke delen, zodat niemand zich benadeeld mag voelen.
- Interessant, zei Erik, is te weten hoeveel kleiner het stuk taart is dat elkeen toekomt als we moeten delen door zeven, in plaats van door zes.
- Daartoe, zei ik, moeten we zes delen door zeven, dan krijgen we een getal dat bij benadering de grootte van het stuk aangeeft als we het zesde deel van de taart de waarde één
geven.
- Die deling gaat niet op, opperde Lucien.
- Maar stel dat we die deling uitrekenen tot zeven cijfers na de komma.
Ik sloot de ogen, deed alsof ik het snel uitrekende uit het hoofd:
- 0,8571428.
De vrienden slaagden er niet in een kreet van bewondering te onderdrukken, voor zoveel hoofdrekenvaardigheid. Niet één die er aan dacht dat ik dat getal al van te
voren in mijn hoofd had. Lucien controleerde mijn uitkomst met zijn zakrekenmachientje en moest bekennen dat het klopte. Toch waren ze het erover eens dat het maar bij benadering was.
- En als ik het nu eens uitrekende niet tot zeven, maar tot zeventien cijfers na de komma?
- Nog steeds bij benadering, zeiden ze.
- En tot honderd cijfers na de komma?
- Maak er duizend van, en ge kunt uw gang gaan, zei Erik. Maar dat zal nogal wat tijd en vellen papier kosten. Want uit het hoofd kunt ge dat nooit berekenen.
- Geen probleem zei ik, ik ken het zó uit het hoofd, tot duizend cijfers na de komma.
- Onmogelijk!
- Wedden voor een bak triple van Steenbrugge?
We hebben gewed en geen twintig minuten later stond de uitkomst van de deling op een A4-blad: 6 : 7 = 0,857142857142857142857142857142857142857142857142857142... tot duizend
cijfers na de komma.
Het kon niet anders of hun nikkel zou snel vallen: ik zat tegenover twee burgerlijke ingenieurs. U hebt het toch ook door, beste lezer?
Ik heb met één bakje triple vrede genomen. Erik en Lucien hebben elk een half bakje betaald.
Morgen of overmorgen gaan we hier nog even over doorbomen...
|