Het moet een
jaar of twee-en-half geleden zijn dat ik een paar duizend boeken naar het
containerpark gebracht heb. Het was enkele dagen vöör de definitieve verhuis
naar de heimat. In Elsegem was er geen plaats voor ál die boeken. De
kringloopwinkel wenste geen moeite te doen om ze te komen halen. Ik diende ze
zelf te brengen en dan zouden zij hun keuze maken van welke boeken zij wilden
houden en welke boeken ik alsnog naar het containerpark diende te doen. Ik vond
dat een onredelijk aanbod, ik raakte erdoor, mede door andere verhuisperikelen,
een beetje gestresseerd, en ik werd zelfs, iets wat ik zelden word: kwaad. Een
beetje. Als zij zich de moeite niet konden getroosten, dan maar ineens álles
naar t containerpark. Dat containerpark was overigens een eind minder ver
rijden dan de kringloopwinkel. Ik kan evenwel niet ontkennen, beste lezer, dat
ik nu spijt heb van die onbezonnen daad. Er waren prachtige ingebonden boeken
bij, sieraden, die in geen enkele boekenkast, het weze een koninklijke, zouden
misstaan hebben. Had ik niet zo onbesuisd gereageerd, dan zouden ze nu wellicht
nog bestaan hebben. Ergens. En niet door het vuur verteerd
Enkele boeken zijn
evenwel aan de opruimwoede ontsnapt:
Het Wiskundeboek is er één van. Heb ik u al verteld dat ik altijd al wiskundeleraar heb willen worden. Als kind al was ik verzot op rekenen en meetkunde. In t zesde leerjaar maakte ik kennis met de stelling van Pythagoras. Ik was in de wolken: meetkunde, algebra, het was pure kunst. In de middelbare school in Oostende kreeg Pythagoras de bijnaam Pietje van t Hazegras. Dat heeft mij enkele jaren geleden geïnspireerd tot een sprookjesachtig verhaal over dat Pietje (www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=170228). Het verhaal is met een klassiek Grieks sausje overtrokken). Of Pietje ooit écht bestaan heeft, daarvan ben ik tot op de dag van heden in t ongewisse gebleven. Maar t Hazegras, dát weet ik wel: het was de rosse buurt van de stad Oostende. Het bewijs van de stelling dat Pietje geeft in mijn verhaal is niet het enige, zo heb ik in later jaren geleerd. In werkelijkheid is er géén stelling wellicht die op meer manieren kan bewezen worden dan die van Pythagoras. Het Wiskundeboek gewaagt van - schrik niet - zomaar eventjes 367 bewijzen, dat is méér dan er dagen zijn in een jaar, zelfs in een schrikkeljaar.
Pyhagoras was voor mij, in mijn prille schooljaren, de grootste geleerde die ik mij kon voorstellen Einstein was toen nog niet helemaal doorgebroken. Iemand die zon stelling had uitgevonden! En die daarenboven een groot natuurkundige en filosoof bleek te zijn! Veel later heb ik zijn spoor gevolgd tot in Samos, het eiland waar de geleerde man geleefd heeft en waar ik kennis gemaakt heb met de beker van Pythagoras, een natuurkundig en filosofisch wonder dat bijna even groot is als de stelling. Ik heb gepoogd het geheim van de beker naar best vermogen uit de doeken te doen op 26.4.2013: www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=2451576 en scrollen tot De driehoek, deel 6 (einde).
Maar laten wij terugkeren tot het boek dat vorige week is opgedoken en dat ik als een verloren zoon aan t hart heb gedrukt. Denk maar niet dat het een gemakkelijk boek is. Jaren geleden, toen mijn grijze hersenstof nog fris was had ik er wellicht méér van begrepen. En toch
Als er iets in staat dat mijn petje niet te boven gaat en dat daarenboven gelinkt is aan mijn jeugdvriend, Pietje van t Hazegras, maakt dat mij des te gelukkiger. Dat geluk valt mij ten deel op pagina 106 met de cosinusregel die in de 15e eeuw, zijnde zon tweeduizend jaar ná Pythagoras, beschreven werd door ene Ghiyat al-Din Jamshid Masud Al-Kashi. In het Frans is deze regel bekend als le théorème dAl-Kashi. Deze cosinusregel leert ons hoe in een willekeurige driehoek de overstaande zijde van een hoek kan berekend worden, als de grootte van die hoek en van de twee aanliggende zijden bekend is. De regel is c²= a² + b² - 2ab.cos (*), waarbij a, b en c de lengtes van de zijden van de driehoek zijn en de hoek tussen de zijden a en b. De zijde tegenover de hoek is dus gelijk aan de vierkantswortel uit a² + b² - 2ab.cos . Een beetje pientere knaap heeft algauw in de gaten dat hieruit volgt dat in t geval de hoek gelijk is aan 90 graden: c²= a² + b² (cos 90° is immers gelijk aan nul).

(*)
Voor al wie cosinus (cos) als Latijn in de oren klinkt
Teken een hoek (aOb). Teken vanuit een punt (A) op a, een loodlijn op b. Deze loodlijn snijdt b in het punt B. De cosinus van de hoek is gelijk aan OB gedeeld door OA. De aandachtige leerling heeft direct in de gaten dat de cosinus van een rechte hoek gelijk is aan nul en dat die van een stompe hoek een negatieve waarde aanneemt.
Correctie: cos = OB/OA. Had u 't gezien?
Heb ik dat naar behoren uitgelegd, lieve lezer? Ken mij dan een goed punt toe, want dat doet o zo goed.
|