Leerplancampagne
Onderwijskrant deel 2: herwaarderen i.p.v. verlaten van schoolgrammatica, schools-
leren, jaarklasprincipes, vakdisciplines
i.p.v. expliciete instructie Deel 2
1.
Inleiding
De kopstukken van de onderwijsnetten betoogden de
voorbije maanden dat hun nieuwe leerplannen voor een ware cultuuromslag willen zorgen: een nieuwe school die de hopeloos verouderde hedendaagse school
vervangt. Ze pakken graag uit met de vele zegeningen. Ze willen
afstand nemen van de schoolgrammatica & jaarklasprincipes, van
de klassieke curriculum-samenhang en het
schoos-leren.. Ook de leerboeken/methodes
moeten het ontgelden. Vakkenoverschrijdende/geïntegreerde aanpak en werken met
brede leerdomeinen is ook een van de nieuwe stokpaardjes. Men vergeet hierbij o..a. dat
we in het s.o. geen leraren
hebben die over de deskundigheid beschikken voor al die
deeldomeinen .
2. Schoolgrammatica,
curriculum-samenhang, schools-leren, belang van klassieke leerplannen &
leerdoelen
Vooraleer we in punt 3 illustreren hoe onderwijskoepels
en nieuwlichters radicaal afstand willen
nemen van eeuwenoude schoolgrammatica, omschrijven we eerst een aantal kenmerken van
de schoolgrammatica, het schools-leren en de jaarklasprincipes die niettegenstaande
de vele aanvallen van de voorbije eeuw grotendeels overeind zijn gebleven. We hopen uiteraard dat ze ook de huidige
orkaan zullen doorstaan. Volgens Larry
Cuban, professor onderwijsgeschiedenis, hebben scholen scholen in alle landen al meer
dan 100 jaar de storm van kritiek op de schoolgrammatica & jaarklasprincipes
grotendeels doorstaan. De Engelse beleidsmakers namen de voorbije jaren
expliciet afstand van de onstscholende aanpakken die sinds het Plowden Report van 1957
binnendrongen in hun onderwijs. Ook mevrouw Plowden, de voorzitster bij de opstelling van dit rapport,
nam er radicaal afstand van (zie punt 4).
In deel 1 formuleerden de professoren Masschelein en
Simons al een aantal kenmerken van het schoolsleren en van de identiteit van
een echte school. Ze wezen op
fundamentele verschuivingen in het dominerend debat over de nieuwe
eindtermen/leerplannen: van een
onderwijsinstelling naar een leeromgeving, van disciplineren naar
monitoren/begeleiden, van normalisering -algemene normen - naar
personalisering. Daardoor komt
volgens enhet schools-leren, de
klassieke identiteit van de school, de schoolgrammatica in het gedrang. We diepen de kenmerken van het
schools-leren nu verder uit en in punt 3 confronteren we dit met de visie van
de onderwijskoepels en nieuwlichters die hiervan afstand nemen.
De al vele
decennia en in alle landen toegepaste schoolgrammatica kenmerkt zich vooreerst
door een totale curriculum-samenhang binnen een context van jaarklassen..
Die samenhang komt tot uiting in (1) de gemeenschappelijke curriculumkaders in de
leerplannen met leerstofpunten veelal per jaarklas die aansluiten bij de
vakdisciplines, (2) in de nauw hierbij aansluitende
leerboeken/methodes die leerkrachten gebruiken, (3) een klaspraktijk die de curriculum-samenhang
& gezamenlijke normen doortrekt tot
op het niveau van de klas (4) vormen van
niveaubewaking via nationale toetsen die aansluiten bij de
leerplandoelstellingen (via b.v. nationale toetsen in Finland eind 3de en 6de
leerjaar, via eindtermentoetsen en via diocesane examens in het 4de en 6de leerjaar
in Vlaanderen,
).
Naast en samen met die
curriculum-samenhang kenmerkt de
schoolgrammatica zich door de aanwezigheid
van voldoende expliciete directe instructie waarbij de leraar meester
blijft en niet gereduceerd wordt tot een coach/begeleider. Geen focus dus op
leerling-gecentreerde en gepersonaliseerde vormen van leren, die eveneens tot ont-scholing zouden leiden. Geen open leertrajecten; typische
schoolklassen en geen open leeromgevingen of zgn. Learning Parks waarin
Crevits en Co in Vlaanderen 2050 voor kiezen.
Zo stelde ook minister Marleen Vanderpoorten destijds al dat de meesteer niet langer
vooraan in klas mocht staan.
Bij
dit alles spelen ook de leerboeken als instrumenten voor de leraar een
belangrijke rol; en dit staat haaks op de hetze die de
laatste tijd gevoerd wordt tegen het gebruik van leerboeken/methodes en
werkboeken. Leerboeken verschaffen de leraren dagelijks de gedetailleerde kennis die slechts
impliciet besloten ligt in de leerplannen, maar meer in de traditie van de
vakdisciplines en praktijkervaring. Het zijn ook ervaren leraren met meer
zicht op de vakdisciplines die meestal participeren aan de opstelling van de
leerplannen en van de leerboeken.
De
leerboeken zorgen voor de instrumentalisering van de leerstofdoelen. Ze zijn veelal
de belangrijkste oriëntatiebasis en steun voor de dagelijkse praktijk
van b.v. leerkrachten lager onderwijs die een groot aantal vakken moeten geven
en ook met meer diverse zaken moeten bezig zijn dan vroeger het geval was. Ook
voor de meeste leerkrachten in de lagere
cyclus s.o. die wel minder vakken geven, maar veelal wel in meerdere leerjaren,
bieden leerboeken de nodige ondersteuning..
. Zo weten de leerkrachten ook wat precies van hen verwacht wordt in een
bepaald leerjaar en wat de leerlingen al de vorige leerjaren geleerd hebben.
Die leerboeken zorgen ook voor de nodige gemeenschappelijkheid tussen de
verschillende scholen en schoolnetten; - belangrijk ook als leerlingen van school of
schoolnet veranderen. Ze bieden verder ook een belangrijke steun voor zorg-
of remedieerleerkrachten, voor parascolaire ondersteuning van bepaalde
leerlingen, en voor de ouders
en voor leerlingen die wegens ziekte een aantal lessen moeten missen. Leerboeken/methodes liggen mede aan de basis van onze sterke Vlaamse onderwijstraditie.
Scholen in bepaalde landen kunnen zich
soms de aankoop van leerboeken minder
permitteren. Dit laatste is volgens tal van onderwijsexperts ook het
geval in Franstalig België; en dit
verklaart volgens hen mede de lagere leerprestaties cf. ook publicaties van
Nico Hirtt.
Het Vlaams onderwijs evolueerde de voorbije decennia wel
voortdurend maar met behoud van de basisgrammatica &
jaarklasprincipes. In de meeste landen
werkt men overigens met nationale leerplannen en zijn er zelfs meer nationale
niveau-bewakende toetsen dan in Vlaanderen ook b.v. in Finland. Waar gewerkt wordt met nationale leerplannen
zijn uiteraard geen eindtermen nodig. Ook in Vlaanderen zorgden de door het
ministerie opgelegde leerplannen voor het Rijksonderwijs destijds voor het
gemeenschappelijke kader waarmee ook de
leerplannen voor het vrij onderwijs rekening moesten mee houden.
3. Onderwijskoepels en nieuwlichters nemen
afstand van eeuwenoude schoolgrammatica
De Vlaamse
onderwijskoepels en Co willen nu afstand nemen van de typische
schoolgrammatica. Dit komt op tal van vlakken tot uiting. Ze schakelen
nu naar eigen zeggen over op open leerplannen die veel vrijheid laten voor de
leerkrachten en scholen. Ze gewagen van
sterke ontstoffing van de leerinhouden,
geïntegreerde leerplannen, leerplannen die enkel nog puzzelstukken
aanbieden, leerplannen die vertrekken van de 12 sleutelcompetenties en niet
langer van de vakdisciplines
Ze pleiten ook voor ontwikkelend,
leerlinggericht, ontdekkend, constructivistisch onderwijs. Nergens wordt
gewezen op het belang van expliciete instructie. In publicaties over de
nieuwe leerplannen en de toekomst van
het Vlaams onderwijs wordt veelal ook geopteerd voor open leertrajecten,
ontwikkelend en ontdekkend leren, gedifferentieerd/gepersonaliseerd. leren, leerparken i.p.v. scholen,
.
3.1 Revolutionaire
ZILL-onderwijsvisie
Lieven Boeve pakte op
28 september triomferend uit met de nieuwe ZILL-leerplannen voor het
basisonderwijs .Boeve volgens BELGA-bericht: "Zin in leren! Zin in
leven! " maakt lerarenteams eigenaar van het leren op school. Het leerplan
vertrekt van het meesterschap van de onderwijsprofessionals. Geïntegreerd over
vakken en leergebieden heen, kunnen leraren creatief vorm geven aan hun
onderwijs, rekening houdend met de specifieke leerlingen in de klas en de
context van de school. Het nieuw leerplan van het katholiek basisonderwijs, dat
op 1 september 2018 van start gaat, moet schoolteams zuurstof geven en hen
stimuleren om vernieuwend aan de slag te gaan. Volgens Boeve schept het ook geen probleem dat de nieuwe eindtermen er
nog niet zijn. Volgens hem mag men die
eindtermen slechts algemeen en vaag formuleren
zodat men er vele richtingen mee uit kan.
ZILL pleit voor
een totaal andere aanpak inzake leerplannen en pedagogische aanpak. In Forum
van januari 2015 stellen Machteld
Verhelst en Kris De Ruysscher dat het om een echte perspectiefwissel gaat, om een resolute klemtoon op het
ontwikkelingsgerichte karakter van de doelen en van de didactische aanpak naar
het model van het huidige kleuteronderwijs: actief leren, verantwoordelijkheid geven aan
jongeren voor eigen leerproces, contextueel & ontdekkend leren,... Als verantwoording voor de
perspectiefwissel lezen we: Nieuwe
inzichten vanuit wetenschappelijke hoek over didactiek & leren bij kinderen
werden nog niet in het (oude) leerplanconcept geïntegreerd. De zgn.
nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn helemaal niet nieuw. Die o.i.
controversiële inzichten staan ook al in de Uitgangspunten bij de eindtermen van 1995 en stonden zelfs
al in 1900 in het boek De eeuw van het
kind van Ellen Key. Die zogezegd
nieuwe inzichten worden overigens door de meeste praktijkmensen, leerpsychologen
en onderwijsdeskundigen ten zeerste gecontesteerd We namen er zelf ook al
expliciet afstand van in het vorige leerplan wiskunde van 1998. Ook volgens
PISA-2015 en tal van studies is b.v. nog steeds het model van expliciete/directe
instructie het meest effectief, en niet constructivistisch en ontdekkend leren.
Verhelst
en De Ruysscher schrijven verder : In de geest van het ontwikkelingsplan voor de kleuterschool gaan we uit
van een indeling op basis van persoonsgebonden en cultuurgebonden
ontwikkelvelden met onderliggende ontwikkelthemas Leerplannen zullen niet langer verwijzen naar
vakdomeinen en hun klassieke rubrieken, maar naar brede ontwikkelvelden.
Ook klassieke leerplannen en leerboeken/methodes moeten
volgens ZILL de helling op. Er komen
enkel nog een soort raamleerplannen met
puzzelstukken. Leerplanverantwoordelijke Ria
De Sadeleer repliceerde op de DCBAO-vergadering van 17 juni 2015 over ZILL:
Gesneden brood kunnen
en zullen de nieuwe
ZILL-leerplannen niet geven.
Daarvoor is de schoolpopulatie te divers geworden. De leerkrachten moeten volgens de ZILL-visie de leerinhoud
meer afstemmen op de uiteenlopende behoeften van de specifieke leerlingen via
eigen en dagelijkse schoolwerkplan-werking. Sterk gepersonaliseerd en gedifferentieerd
leren dus.
Omwille
van het gepersonaliseerd leren en het ontdekkend leren moeten ook de klassieke methodes/leerboeken
volgens ZILL verdwijnen.
In ZILL-publicaties wordt
het gebruik van methodes door
leerkrachten als nefast bestempeld. Methodes
zouden leiden tot passiviteit bij de leerkrachten en leerlingen en diepgaand
leren belemmeren. ZILL poneert: We moeten ook verder evolueren van
(leer)methodes naar databanken met inspiratiebronnen. Wat wij van de uitgeverijen verwachten is
anders dan in het verleden. Wij verwachten van de uitgevers dat zij enkel
inspiratiemateriaal aanmaken dat gekoppeld wordt aan de persoonsgebonden en aan
de cultuurgebonden ontwikkelvelden. Wij verwachten dus dat de uitgeverijen een
toegankelijke tool ontwikkelen die kan aangesloten worden op de centrale rooter
die ontwikkeld wordt door de koepel en
die gratis ter beschikking wordt gesteld aan al onze scholen. Hun deel kan
betalend zijn. Op dit moment is het antwoord van de uitgeverijen nog niet
voldoende wat het VVKBaO betreft. Op dit moment is het zeer stil!
Het is o.i. ook duidelijk dat ook de koepelmensen niet weten wat het ontwerpen
van inspiratiemateriaal concreet zou
betekenen. Dit zou voor die uitgevers ook financieel niet haalbaar zijn. De grote bezorgdheid om het opdoeken van
klassieke leerplannen en methodes kwam
in kritische vragen van
vertegenwoordigers van directeurs op de DCBAO-vergadering van 17 juni 201 tot
uiting. . Een directeur stelde de
vraag: Is er dan vanuit het
leerplanconcept geen ruimte meer voor
methodes? Daarmee werken de leerkrachten toch wel heel vlot. Een andere: Uitgeverijen spelen toch ook wel een
belangrijke rol bij de vormgeving en de praktische toepassing van de
leerplannen. In voor PISA- en TIMSS sterk presterende landen als
Singapore, Shanghai, Finland, Vlaanderen
spelen methodes een belangrijke rol.
In Engeland is het stimuleren van het opstellen van zo degelijk mogelijke leerboeken/methodes momenteel een
beleidsprioriteit. In Vlaanderen zou dit o.i. ook een beleidsprioriteit moeten
worden.
Elke
school/leerkracht moet eigen schoolwerkplan opstellen? Dagelijks
schoolwerkplannen
Waarop kunnen leerkrachten zich nog oriënteren als er geen klassieke methodes en leerplannen
meer zijn? De oplossing volgens ZILL luidt: de leerkrachten moeten zelf elke dag
schoolwerkplannen en zo weer eigenaar worden van het leerproces. De scholen en leerkrachten moeten volgens d
ZILL met de aangeboden puzzelstukken schooleigen puzzels leggen. Ze
beroepen zich hierbij ook op het decreet basisonderwijs van 1997 dat de scholen
verplicht een eigen schoolwerkplan op te stellen. Dit decreet adviseert de scholen ook om af te stappen van het werken
met jaarklassen.
De keuze voor meer open raamleerplannen en tegen het
gebruik van methodes, gaat dus gepaard
met het promoten van het werken met een
uitgebreid schoolwerkplan per school, van elke dag schoolwerkplannen als alternatief. Ria De Sadeleer en Ludo Guelinx
stelden dat elke school een
specifiek en uitgebreid schoolwerkplan moet opstellen: We willen schoolwerkplanning herwaarderen als instrument voor de
schoolontwikkeling en onderwijsvernieuwing. Het decreet op het basisonderwijs
(1997) stelt dat elk schoolbestuur (!) voor elk van zijn scholen een
schoolwerkplan moet opmaken. Dat betekent meteen dat geen twee scholen
hetzelfde schoolwerkplan kunnen voorleggen.
De Guimardstraat-koepel
geeft toe dat de scholen en leerkrachten beide verwachtingen al 20 jaar
naast zich neerlegden. De idee dat elke
school zijn eigen schoolwerkplan moet opmaken dateert eigenlijk al van de tijd
van het VLO (Vernieuwd Lager Onderwijs) opgestart op 1 september 1973. We
stelden toen al dat dit een onnodige en niet haalbare opdracht was en na 44
jaar stellen we vast dat de scholen daar ook niet op ingingen.
Met het argument van de toegenomen diversiteit stelt ZILL dat enkel
nog sterk gedifferentieerd en persoonsgebonden onderwijs mogelijk en verantwoord
is. Vandaar ook de beklemtoning van het dagelijks schoolwerkplan- werken van
de leerkrachten. Bij het uittekenen van
de ZILL-leerplanvisie gingen Lieven Boeve en
de onderwijskoepel er ook nog van uit dat het buitengewoon onderwijs
afgeschaft zou worden, waardoor het leerlingenpubliek nog diverser zou worden.
Ook nog op 15 december 2016 verkondigde Lieven Boeve dat het b.o. zou en moest
afgeschaft worden.
Dat de koepel aanstuurt op een ontwikkelingsgerichte kanteling van ons onderwijs, blijkt ook
uit een de bijdrage over de contouren
voor het nieuwe leerplan wiskunde. In Zin in wiskunde beweert Sabine Jacobs dat ons huidig
levensvreemd wiskundeonderwijs niet echt
zinvol is en enkel weerzin opwekt bij de leerlingen (in: school + visie,
december 2015). We lezen o.a.: De leerlingen zien het verband niet tussen
het dagelijks leven en de saaie stof. Haar verlossend alternatief sluit
aan bij de zgn. ontwikkelingsgerichte, constructivistische en contextuele
aanpak van het Nederlandse Freudenthal Instituut, die er tot een
wiskunde-oorlog en niveaudaling leidde.
De leerlingen moeten zoveel mogelijk hun eigen(zinnige) be-
rekeningswijzen e.d. construeren vanuit alledaagse probleemsituaties. Het
belang van de klassieke inhouden van de wiskunde als vakdiscipline wordt sterk
gerelativeerd (zie aparte bijdrage over wiskundeonderwijs op p. 35 e.v.). Zon wiskundeonderwijs verwacht
al te veel van de leerling die zijn wiskundekennis zelf construeert. We
namen bij de opstelling van het leerplan
wiskunde van 1998 expliciet afstand van
de visie die de koepel nu propageert en
werden daar destijds voor geprezen door Jan Saveyn, de toenmalige pedagogische coördinator van de
koepel.
Ontwikkelingsgerichte
aanpak kleuteronderwijs als model voor lager onderwijs!?
In een bijdrage in school+visie van maart 2015 verwijst de koepel voor de zgn.
ontwikkelingsgerichte aanpak naar het
model naar de aanpak in het kleuteronderwijs. Enkel het huidige
ontwikkelingsgericht concept van het kleuteronderwijs zou ten volle het opvoedingsproject van het katholieke
onderwijs ondersteunen. De lagere school zou in de toekomst meer moeten werken als de kleuterschool en
als verwoord in het zgn. opvoedingsproject. Maar precies die ontwikkelingsgerichte
aanpak van het kleuter stelt o.i. problemen. Een centrale gedachte in het Ontwikkelingsplan luidt: Kinderen tot 7 jaar ontwikkelen zich eerder op een incidentele en speelse,
minder gerichte wijze en we moeten
inspelen op de individuele noden en rijpheid van elk kind. De
ontwikkelingsdoelen voor het kleuteronderwijs en het ontwikkelingsplan
van 20 jaar geleden zijn opgesteld vanuit een overwegend kindvolgend
ontwikkelingsmodel: child-development-approach, developmental-constructivist
approach, ervaringsgerichte aanpak ...
In tal van recente studies werd
de voorbije jaren en maanden aangetoond
dat zon aanpak ook voor het kleuteronderwijs minder effectief is dan
een meer uitgebalanceerde aanpak, een mengeling van kindgerichte en
aanbodgerichte activiteiten die in steeds meer landen wordt toegepast. Zon
evenwichtige aanpak bevordert meer gericht de taal-en woordenschatontwikkeling,
het beginnend lezen en rekenen ..., en
tegelijk ook attitudes die belangrijk zijn voor de schoolrijpheid: concentratie- en doorzettingsvermogen, aandachtig leren luisteren, gerichtheid op de leerkracht en de
medeleerlingen ... In TIMSS-2015 wordt geconcludeerd dat ons Vlaams
kleuteronderwijs te weinig aandacht besteed aan aanbodgerichte activiteiten en
pre-academische vaardigheden. We
betreuren dan ook dat ZILL-curriculum voor het kleuteronderwijs geen rekening
houdt met de recente studies en ontwikkeling in tal van landen en met het feit
dat ook veel van onze kleuterleerkrachten
niet zomaar ontwikkelingsgericht werken. En ZILL wil nu naar eigen zeggen die
kindvolgende aanpak ook doortrekken in het lager onderwijs.
Geïntegreerde leerplannen en vakkenclusters voor het s.o.?
Bij de aankondiging van de ZILL-leerplannen voor het basisonderwijs op 28 september stelde Lieven Boeve dat de ZILL-leerplanfilosofie zou doorgetrokken worden naar het s.o. -et inbegrip van geïntegreerde leerplannen. De COC-lerarenvakbond maakt zich daar terecht grote zorgen over.
"Vakken clusteren is slecht voor de kwaliteit van het onderwijs".
Brigitte Vermeersch schreef op de VRT-website: Binnenkort kunnen de onderwijsverstrekkers ervoor kiezen om bepaalde vakken te clusteren. De christelijke onderwijsbond COC vreest dat dit tot kwaliteitsverlies zal leiden, omdat vakleerkrachten dan ook delen van andere vakken waar ze niet voor opgeleid zijn zullen moeten geven. Tot nog toe besliste de Vlaamse regering welke vakken moeten worden gegeven op school, maar dat staat op het punt te veranderen. De Vlaamse regering heeft daarvoor een voorontwerp van decreet klaar dat wel nog moet worden goedgekeurd in het Vlaams Parlement. Als het erdoor komt kunnen leerplanmakers zoals het Katholiek Onderwijs of Gemeenschapsonderwijs ervoor kiezen om bepaalde vakken samen te clusteren; zoals een cluster milieu en maatschappij b.v.
De christelijke onderwijsbond COC vindt dat geen goede zaak. Om verder te gaan op bovenstaand voorbeeld: vakleerkrachten die zijn opgeleid om geschiedenis te geven zouden op die manier ook aardrijkskunde en biologie moeten geven, vakken waar ze niet voor zijn opgeleid. "Dat is niet goed voor de kwaliteit", zegt Koen Van Kerkhoven van de COC."
3.2 Uitspraken over nieuwe OVSG-leerplannen
Patriek Delbaere, algemeen OVSG-directeur wekte onlangs in de bijdrage Sleutelcompetenties
onderwijs doen werkenis de opdracht de indruk dat ook het onderwijs van
steden en gemeenten een totaal andere richting uit wil. Delbaere sloot zich
hierbij aan bij de visie van prof. van
den Branden vertrekken van de sleutelcompetenties voor de 21ste eeuw - met
inbegrip van Van den Brandens modieuze prietpraat als wiskunde, taal, wetenschappen
doen werken- alsof de klassieke aanpakken niet werkten en
weinig leerresultaat opleverden.
Delbaere schrijft verder: Niet te veel standaardisering want de diversiteit in klas en school is
reuzen groot en vraagt eerder maatwerk dan confectie. Daarom moeten we zodra de
einddoelen zijn vastgelegd, onze leerlijnen en leerplannen herdenken. Niet
alleen de inhoud, maar ook de hoeveelheid en de mate waarin ze
competentiegericht zijn. Te veel standaardisering is uit den boze. En zo maken
we de leraren weer meester van het proces en plaatsen we de leerling centraal.
Bovendien dagen deze ontwikkelingen leraren uit om, ieder vanuit hun eigen
expertise en kennis, samen onderwijs te maken en de muren van de klas of het
vak te doorbreken
Het wordt de uitdaging om deze basiscompetenties samen te
brengen in de onderwijstijd waarover de school beschikt en al dan niet aan te
bieden via de huidige vakkenstructuur.
4. Herwaardering schoolgrammatica, klassieke
leerplannen en leerboeken, expliciete instructie in Engeland: haaks op debat in
Vlaanderen
De beleidsmensen in Engeland zagen de voorbije jaren vooral heil
in het terug beter aansluiten bij schoolgrammatica en het schools-leren: klassieke leerplannen met leerstofpunten per
leerjaar van erbij aansluitende methodes/leerboeken en van
meer expliciet instructie,
De
beleidsmensen spiegelen zich hierbij aan
landen die al lang hoog scoren voor PISA e.d. als Singapore, Finland
We
voegen er Vlaanderen aan toe.
De beleidsmakers stelden meer klassieke en eisende
leerplannen op. Maar vonden dat op zich niet voldoende. De onderzoeksdirecteur
van Cambridge Assessment Tim Oates, voert aan dat internationaal goed scorende
landen veel meer gebruik maken van
duidelijke leerplannen en leerboeken dan in Engeland het geval is. Ook
onderwijsminister minister Gibb is van mening dat een degelijk leerboek
leerkrachten in sterke mate kan helpen
om het niveau van hun onderwijs te verhogen en om tegelijk de taaklast
in de perken te houden. Leerboeken zijn
volgens Gibb en Oates cruciaal voor het
verhogen van de standaarden, maar jammer
genoeg werd hun rol de voorbije decennia Engeland ernstig verwaarloosd.
Ik
zou graag zien dat alle scholen, zowel basisscholen als middelbare scholen, in
de meeste academische vakken gebruik maken van schoolboeken van hoge kwaliteit,
waardoor we dichter bij de norm komen van
landen met hoge prestaties ", aldus de minister. We merken ook dat b.v. nu
voor wiskunde soms handboeken uit Singapore of China gebruikt worden. Engeland
neemt nu initiatieven ter ondersteuning van
het opstellen van degelijke leerboeken. Jammer genoeg hebben onze
beleidmakers en onderwijskoepels het belang hiervan nog niet ingezien.
Integendeel: ze sturen eerder aan op het
niet langer gebruiken van methodes/leerboeken. En zo ontstond er de
voorbije maanden zelfs een hetze tegen het gebruik ervan.. Pedagoge Ilse Geerinck publiceerde op 21
augustus in De Standaard de opiniebijdrage Gooi die invulboeken in de
prullenmand. Werken met werkboeken bedwelmt en deactiveert leerlingen. Meer
nog, het vraagt van hen (en van de leraren) een zekere slaafsheid en
onderdanigheid, aldus Geerinck. En verder luidt het: Leraren moeten zelf
weer eigenaar worden van het lesmateriaal waarmee ze werken. Dat vraagt
om een andere pedagogische aanpak: vooraf zelf nadenken over het parcours dat
je met de leerlingen wilt afleggen, en over het materiaal (teksten, oefeningen
..). Zie ook aparte bijdrage over dit thema met reacties uit de klaspraktijk.
We besteden
verderop in dit nummer een
afzonderlijke bijdrage aan de
koerswijziging in Engeland. Maar Vlaamse beleidsverantwoordelijken,
onderwijskoepels
willen nu precies afstand nemen van die effectieve
aanpakken.
|