OVER DE SCHREVE... LE TOURET MILITARY CEMETERY & MEMORIAL TO THE MISSING
Ten noorden van
Festubert ligt Richebourg. In deze gemeente zijn drie CWGC-begraafplaatsen
terug te vinden: St. Vaast Post Military
Cemetery, Rue-des-Berceaux Military Cemetery en Le Touret Military Cemetery. Graag sta ik even stil bij deze laatste site.
Deze dodenakker ontstond in november 1914 toen op deze locatie de gesneuvelden
van het Indian Army en het 2e bataljon Leicestershire Regiment
werden bijgezet.Er worden 912 gevallen uit de Grote Oorlog herdacht: 889
Britten, 11 Canadezen, 9 Indiërs en 3 Duitsers. Oorspronkelijk lagen hier ook
264 Portugezen die in het voorjaar van 1918 waren omgekomen maar zij werden
herbegraven op de Portugese militaire begraafplaats.De liuitenant-kolonels Wilfrid Robert Abel
Smith, Grenadier Guards en Lewis Iribside Woods, Border Regiment waren beiden
ridder in de Order of Saint Michael and George, de hoogste Britse orde van
verdienste. Het graf vansecond Lieutenant Hugh Cecil Marnham(IV
B 6), een piloot in het 10e Squadron Royal Flying Corps draagt
als epitaaf een versregel van Shelley: He
lives, he wakes, t is Dead is Dead, not he. Al even poëtisch is Not theirs to reason why, een versregel
iuit Lord Alfred Tennysons beroemde gedicht The Charge of the Light Brigade dat u kan terugvinden op de zerk
van luitenant Montague William Seton-Browne (I D 8) die op 24 november 1914was gesneuveld. Deze officier in het 2e
bataljon van het Leicestershire Regiment was vermekd op de legerdagorders. De
23-jarige kapitein Stanley William Reacher (graf III H 32)uit Putney Hill,
Londen werd op 4 juli 1917 gedood. Zijn
epitaaf luidt als volgt: One of those
who died thar others might live.
De oostzijde van deze
begraafplaats wordt gedomineerd door Le Touret Memorial to the Missing.
Dit monument, naar een ontwerpvan J.R.
Truelove een gewezen kapiteinvan het
London Regiment, houdt de herinnering levend aan 13.394 militairen die tussen
oktober 1914 en september 1915 in deze sector sneuvelden en wiens stoffelijke
resten niet konden worden teruggevonden. Minstens 130 van de militairen wiens
namen hier in zandsteen werden uitgebeiteld waren jonger dan 18 jaar toen ze
sneuvelden. Onder hen waren zelfs twee 15-jarigen: Henry George Dolphin (Paneel
23-24) uit Bristol, een soldaat in het 2e bataljon van het Welsh
Regiment werd gedood op Kerstdag 1914. De andere omgekomen 15-jarige was
Leonard Price uit Handsworth (Paneel 32-33) Hij was een rifleman in het 2e bataljon Kings Royal Rifle Corps. Leonard Price werd op 9 mei 1915 dodelijk
gewond bij de aanval op Aubers Ridge. De 38-jarige baronet
Sir Montague Aubrey Cholmeley, kapitein in het 2e bataljon Grenadier
Guards werd in het hoofd geschoten terwijl hij op 24 december 1914 zijn mannen
aanvoerde bij een aanval op Duitse lijnen bij La Bassée. Hij was amper een week
eerder in Frankrijk aangekomen. Deze edelman was bij het uitbreken van de
oorlog Justice of the Peace en lid
van Kesteven County Council.U vindt zijn naam terug op paneel 2. Harry
Berry, 1e bataljon Glouster oud-rugbyinternational voor Engeland
raakte op 9 mei 1915 vermist bij de aanval op Aubers Ridge. Deze gewezen
beroepsmilitair had onder meer in India, Zuid-Afrika, Ceylon en op St. Helena
gediend en speelde zijn laatste internationale seizoen in 1910. Bij het
uitbreken van de oorlog was hij wagenmaker en herbergier, gehuwd en vader van
twee kinderen.
Afgelopen vrijdag werd
onder ruime belangstelling in de mij erg vertrouwde omgeving van de leeszaal
van het ADVN in Antwerpen mijn nieuwste boek De Hel van Fresnes Vlaamse militairen in Belgische militaire
strafinstellingen in Frankrijk 14-18 voorgesteld. Fotograaf Lambert
Derenette was zo vriendelijk om me een paar fotos op te sturen: Peter
Verplancke, conservator van het Museum aan de IJzer in de IJzertoren lichtte een tip
van de sluier over de mysterieuze smeedijzeren kransen aan de binnenzijde van
de Pax-poort en op de tweede foto geeft uw dienaar een korte inleiding op het
boek Naturlijk gaat mijn dank ook uit naar Ivo Coninx (V.O.S.) voor de inleiding en Guido Moons (V.V.B.) voor zijn introductie én natuurlijk ook naar mijn uitgever Karl Van Camp (Polemos) voor het slotwoord en het traditionele natje én droogje achteraf.
Je moet het ze
nageven: de Britten weten hoe ze tegelijkertijd groots én ingetigen moeten herdenken. Gisteren vloog, precies om
11.00 u. een Dakota bommenwerper uit WO II, geëscorteerd door een paar van die
al even legendarische Spitfires, over de witte kliffen van Dover en strooide er
750.000 klaprozen of de poppies from Flanders Fields uit ter herinnering aan
alle Britse militairen die het leven lieten in gewapende conflicten.
Vandaag 11
november,Wapenstilstandsdag 101 jaar na
dato. Wanneer in Brussel weer manhaftig soldaten voor die éne onbekende achter
een tricolore paraderen. En de achterkleinzoon van de koning, die zijn belofte
brak aan het Vlaamse kanonnenvlees,plichtsbewustde natie zal
vertegenwoordigen lijkt onderstaand gedicht dat de gewezen activist Victor
Jozef Brunclair in maart 1922 in De
Goedendag publiceerdemij méér dan
op zijn plaats:
Le Poilu Inconnue
O goede Vrijdag zonder Paschen/
Kristus is in elk die sneuvelde gestorven / ay,Uw doornenkroon was maar van prikkeldraad / gij, die t gruwzaam
Golgotha hebt doorzworven / heroiese smartsoldaat
Onkennelik is uw wezen, nergens wordt gij dus vermist / en hoogste roem:
gij stierft zo anoniem / dies zij lauwer op deze koude kist / t eervertoon is
gratis, verder kost je geen centiem
Nu komen de hoeren, nu komt de grootfinans / met bleke bloemen en
kartonnen krans / o schennis van Uw lijf zo diep gebenedijd / op gummi heen en
weer t is tof / er zijn feestfanfaren, er is lege lof / Uw zerk is t
heiligdom door elk ontwijd
Eénklank was Uw koortspols met de kannonade / toen stond gij manlik toen
een schaduw kwam / verminking van Uw beeltnis, en lichtombaden / Uw aanschijn
naar de goede God meenam
Tans zal Uw heenvaart allen heugen / in nagenot van dronken teugen / nu
solt men plechtig met Uw lijk / Uw goor gebeente in de groef is brij / die
licht als reine relikwie te kijk / aanvaard de tremolos frazenfraai op
rotternij
De stortkar over U heen / Rust heerlike held onsterfelik in Uw
steen.
Ik verblijf
tijdelijk in Dendermonde, een stadje dat onlosmakelijk met de figuren van de
jurist Lodewijk Dosfel en de dichter Wies Moens verbonden is. Beiden meenden
tijdens de Grote Oorlog dat Vlaanderen alleen kon gered worden door kamp te
kiezen voor het activisme. Beiden werden voor dit radicale engagement na de
oorlog gestraft. Vandaag in Zondag
Frontpoëziedag geen gedicht maar een fragment uit één van Wies Moens Celbrieven:
Je jongen is gelukkig - ook in zijn
ongeluksdagen. Laat dit gedacht je gedurig een licht zijn en een troost. Als
de cel-deur achter mij dichtslaat, dan gaat mijn wereld open: de wereld der
herinnering, de wereld van mijn dromen - de wereld van het bovenzinnelike.
Want ook de naarheid hier, en de bevangenheid, kunnen je mystieke dromer niet
ómscheppen. Zó is het, kind: Ze kunnen je jongen àlles ontstelen, maar niet
zijn ziel, niet de hemel over zijn ziel, die zijn liefde voor jou en zijn
liefde voor de mensen vol gouden sterren stikte, vol stralende, fonkelende
sterren!
Soms spelen wondere klanken door mijn hoofd, er
hangen fijne verzen te trillen in de muffe lucht om me heen. Maar ik kan de
klanken niet opvangen tot de melodie van een lied, de verzen niet saamsnoeren
tot een gedicht. Klanken en verzen vlotten aan mij voorbij: ze zijn overal in
mijn cel, en ze zijn nergens. Als ik mijn ogen dicht toe, zie ik niets dan
licht, stralekransen en bloemen, bloemen lichtend als pinkstervlammen - en
over alles en in alles is de Vrede, de harmonie van het Licht, - alsof nu
plots mijn ziel moest uitvaren in het oneindige waar alle geluk muziek is, en
alle muziek: eeuwigheid van geluk! Als iemand je vraagt hoe ik het stel, zeg
dan dat ik gelukkig ben. Geloven zij t niet, dan kunnen zij deez regelen
lezen als een belijdenis van mijn geluk.
EVEN STILSTAAN BIJ - ELZENWALLE BRASSERIE CEMETERY
Elzenwalle Brasserie Cemetery
dankt haar naam aan de brouwerij die er ooit rechtover stond. Deze kleinere
maar sfeervolle CWGC site ligt in Voormezele langs de drukke Kemmelseweg.
Deze begraafplaats is een typisch voorbeeld van een zogenaamde
regimentsbegraafplaats, die tussen februari 1915 en november 1917 werd benut
door de opeenvolgende gevechtseenheden die deze sector verdedigden. De acht
perken werden willekeurig op dit terrein aangelegd en bij de naoorlogse heraanleg
naar een ontwerp van George Goldsmith besloot men de oorspronkelijke indeling
te respecteren. Blok III bevat uitsluitend graven van gesneuvelden van het 22e
Bataljon Canadian Infantry Quebec Regiment). Er liggen 41 Canadezen en 108 Britten begraven
waarvan er 5 niet konden worden geïdentificeerd. De lichtjes verhoogde en met
essen beplante begraafplaats wordt aan drie zijden omzoomd door een lage
bakstenen muur. Het cross of sacrifice staat
centraal gepositioneerd in de kleine trappartij vooraan de begraafplaats. De
eerste militair die hier werd begraven was R. Hodgson, een soldaat in het 1e
Bn. Royal Scots, die op 8 februari
1915 was gesneuveld. De laatste was kapitein George Malcolm Finlay van het 14e
Bn. Hampshire Regiment die op 5
november 1917 was gevallen.
Ondanks de kleine
schaal van deze site liggen hier niet minder dan 4 soldaten begraven die jonger
waren dan 18 toen ze vielen: Rifleman R. Andrews, 2e Bn. Royal Irish Rifles, (+ 20.04.1915), Rifleman T. Davis, 7e Bn. Rifle Brigade, (+ 12.06.1915), Private J. Giroux, 22e Bn. Canadian Infantry, (+ 21.05.1916) en Private F. E. Hinton, 9e Bn. Royal Sussex Regiment, (+ 29.10.1915).
De voor zover bekend oudste militair die hier een laatste rustplaats kreeg was de
42-jarige J. Dorian, een Private bij
het 7/8e Bn. Royal Irish
Fusiliers.
De volledige site
werd op 01.04.2009 beschermd als monument.
In november 1916 schreef
de Franse societyfiguur, schrijfster en dichteres Anna, comtesse de Noailles
(1867-1933) het van symboliek bolstaande gedicht Verdun. Zij wordt
algemeen als de laatste Franse dichteres van de Romantiek beschouwd en dat is
zeker niet ten onrechte .
De grootste
naam ter wereld is omhuld met stilte;
Een nieuwe
dag breekt aan in grenzeloos Verdun.
De mannen
waren een voor een hierheen gekomen,
Stap voor
stap, dag na dag, seconde na seconde,
Ze gaven er
hun liefde, trots en stoïcijns.
Ze zijn
ingeslapen bij de gruwele beproeving.
Verdun,
weduwe, onsterfelijk in rouw,
Heft
sidderend haar hoogste torens naar de hemel
Als om te
smeken dat hij hen teruggeven zou.
-Voorbijganger,
laat hier je lofzang achterwege
Voor deze
stad, door ontelbare engelen bevolkt
Die her en
der aan Frankrijks grond waren ontsproten:
Het bloed is
zo alom dat geen menselijke stem
Het recht
heeft zijn zo zwakke en zo vergeefse klacht
THEY SHALL GROW NOT OLD - STANLEY CLIFFORD LOCKWOOD (16)
Op deze webstek sta
ik geregeld stil bij de kindsoldaten, jongemannen die jonger dan 18 waren toen
ze in Vlaanderens velden vielen. Stanley Clifford Lockwood was amper 16 jaar
oud toen hij op woensdag 24 maart 1915 bij Kemmel sneuvelde. Hij was opgegroeid
in Nabbotts Farm in Springfield en was een simpele soldaat in het 1e
Bataljon van het East Surrey Regiment.
Eén van de eerste Britse eenheden die in 1914 aan het westelijke front actie
zagen. In de week dat S. C. Lockwood om het leven kwam waren niet minder dan 25
mannen uit zijn bataljon gesneuveld ten zuiden van Ieper.
Hij was bij de eerste
gesneuvelden die werden bijgezet op La
Laiterie military cemetery in Kemmel. Hij ligt begraven in graf I B 24
onder het op verzoek van zijn ouders aangebrachte epitaaf Until the Day breaks
Marjorie
Lowry Christie Pickthall (1883-1922) was een Engelse dichteres, dramaturg en
kinderboekenauteur die het grootste deel van haar leven in Canada doorbracht. Door
contemporaine critici werd ze als de grootse Canadese dichteres van haar
generatie beschouwd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef ze in haar geboorteland
waar ze in 1915 en 1916 een opleiding als automekanieker volgde om zo haar
steentje bij te dragen aan de oorlogsinspanning. Ze werd echter wegens haar
zwakke gezondheid afgewezen.
Marching Men
Under the level winter sky
I saw a thousand Christs go by.
They sang an idle song and free
As they went up to calvary.
Careless of eye and coarse of lip,
They marched in holiest fellowship.
That heaven might heal the world, they gave
Their earth-born dreams to deck the grave.
With souls unpurged and steadfast breath
They supped the sacrament of death.
And for each one, far off, apart,
Seven swords have rent a woman's heart.
Graag nodig ik u en
de uwen uit op de officiële voorstelling van mijn nieuwste boek De Hel van Fresnes op 8 november om
20.00 u. in de leeszaal van het ADVN in Antwerpen.
Tijdens de Eerste
Wereldoorlog werden bijna 90.000 strafzaken tegen militairen ingeleid bij de
Belgische militaire rechtbanken. Bijna één op vijf Belgische militairen kwam dus
in 14-18 in aanraking met het militaire gerecht. Op eender welk tijdstip van
de Grote Oorlog zaten er dan ook tussen de 3.000 à 5.000 Belgische militairen -
het equivalent van een infanteriebrigade - opgesloten in Franse gevangenissen In
mijn nieuwste boek De Hel van Fresnes Vlaams
soldaten in de Belgische militaire strafinstellingen in Frankrijk 14-18ben ik op zoek gegaan naar hoe het zover is
kunnen komen en op welke manier de Belgische legerleiding, regering en militaire
magistratuur probeerden paal en perk te stellen aan deserties, insubordinatie
en andere tuchtproblemen. Ik onderzocht niet alleen hoe en waarom de Franse
overheid gevangenissen ter beschikking stelde van het Belgische leger maar gaat
ook dieper in op de intussen al lang vergeten eenheden als de tucht- en
eerherstelcompagnieën. Hierbij analyseerde ik ook het onbegrip van de
legerleiding en krijgsraden voor militairen die leden aan shell-shock en hoe de
psychiatrische instellingen gebruikt of liever misbruiktwerden om mannen opnieuw naar het front te
sturen Ik toonde niet alleen de vooringenomenheid en anti-Vlaamse instelling
van de krijgsraden en auditeurs aan maar doorprik tegelijkertijd ook enkele hardnekkige
Vlaams-nationale mythes. Kortom, eenboek dat een heel ander licht werpt op een paar van de donkerste
bladzijden uit de Belgische militaire geschiedenis .
250.000 KLIKS... DIE MOET JE VERDIENEN, DAG NA DAG...
Vandaag geen gedicht
in de rubriek Zondag Frontpoëziedag maar
sta ik heel graag even stil bij deze blog. Vandaag heeft de teller immers de
250.000eklik aangegeven en
dat is iets waar ik iets minder dan vijf jaar geleden, toen ik van start ging
met invlaanderensveldenblog, nooit
had durven dromen. Ik geef grif toe dat de publicaties van de laatste maanden
niet meer dezelfde frequentie hebben dan voorheen. Maar dat is dan ook bewust
zo gedaan. Oorspronkelijk was het immers de bedoeling om er, na vier jaar mee
op te houden op 11 november 2018 maar jullie, waarde lezers, drongen aan op
verdere publicatie. Vandaag hebben we samen deze mijlpaal bereikt en daar kan
ik jullie alleen maar dankbaar voor zijn. Want zonder jullie én jullie reacties
zou deze blog niet zijn wat hij nu is Merci ! En op naar de 500.000 !
Bij wijze van cadeautje
ben ik even in de immens rijke foto-archieven van het Imperial War Museum gedoken en heb ik een paar nooit eerder
gepubliceerde pareltjes opgedoken die in de omgeving van het Frans-Vlaamse
grensplaatsje Armentiéres of Armentiers in schoon Vlaams werden gemaakt: Drie
opnames uit het vroege voorjaar van 1915 van een observatiepost in de eerste
lijn, twee opnames van een batterij in actie in maart 1916 in een gehucht aan
de rand van het stadje en een mooie foto van een Duitser op de vlucht voor de
in inslaande granaten, kort nadat de Britten als gevolg van het Duitse Lente-offensief
van 1918 het stadje hadden verlaten...
De Grote Oorlog
eindigt nooit. Dat werd opnieuw op 11 oktober jongstleden bewezen. Toen werden
op de immense Duitse begraafplaats in Langemark met militaire eer door de Bundeswehr de stoffelijke resten van 84
Duitse militairen bijgezet in de kelder onder het zgn. Kameradengrab. Het betreft hier concreet gesneuvelden die werden
teruggevonden bij de opgravingen van het Duitse stützpunkt op Hill 80 bij Wijtschate. Bij deze opgravingen werden
ook 13 militairen uit het Britse gemenebest gevonden. Zij werden op 10 oktober
in Wijtschate herbegraven. Het was vier jaar geleden dat er nog een bijzetting
had plaatsgevonden in de grafkelder in Langemark.
U, Beste Lezer bent natuurlijk van harte uitgenodigd om samen met mij het glas te heffen bij de officiële presentatie van mijn twee nieuwste oorlogsboeken. Geef gewoon een seintje aan de uitgever (dubbelklikken en zie uitnodiging)...
ZONDAG FRONTPOÃZIEDAG - OP 'T OUDE PETJE DER PIOTTEN
De artistiek begaafde Waaslander
August Nobels (1884-1938) was bij het uitbreken van de Grote Oorlog
onderpastoor in Ronse. Hij meldde zich meteen als oorlogsvrijwilliger en kreeg op
18 september 1914 een aanstelling als aalmoezenier bij het 4e
Linieregiment. Aan het IJzerfront was hij betrokken bij een aantal uitgesproken
Vlaamsgezinde initiatieven zoals de oprichting van de Belgische Standaard en Heldenhulde.
In 1916 was hij de drijvende kracht achter de oprichting van Kunst aan den IJzer. Hij werd omwille
van zijn moedig gedrag aan het front onder meer onderscheiden met het
Oorlogskruis mét Palm en het Franse Croix
de Guerre avec Palme.
Na de oorlog werd hij onder
meer leraar en later directeur van het Klein-Seminarie in Sint Niklaas. Enkele
beelden die hij na de Wapenstilstand vervaardigde hadden een duidelijke band
met zijn oorlogsverleden zoals het beeld De
Ridder van de IJzer dat werd gemaakt voor de Militaire Kapel in Brugge of
de door een tekening van Joe English (O.L.Vrouw van de IJzer) geïnspireerde
Piëta voor de kapel, die voor de behouden terugkeer van de parochianen werd
opgetrokken aan de Heimolenhoek in Sint Niklaas. August Nobels was gastspreker op de 7e
IJzerbedevaart in Kaaskerke op 2 augustus 1926. Het i-onderstaande gedicht
verscheen voor het eerst op 19.10.1915 in De
Belgische Standaard.
OP T OUD PETJE
DER PIOTTEN
Al onder t in mijn ransel lag,
ik haalde t gistren voor den dag,
gewis uit vreeze voor de motten
doch zie : een traan belook me t zicht,
mijn hand beefde als k t draaide in t licht
t gewezen Petje der piotten.
Wel! t heeft ons jongens eens getooid,
thans in een hoeksken klein geplooid,
dit Petje, dat men soms benarde.
Kom, wentel nog eens op mijn hand
uw blauwen grond, uw rooden band,
uw cijfer « 4 » en uw cocarde.
Met u verrijst ons glorietijd
De vijand die, vol sluwen nijd,
ons, kleine Belgen, kwam bespotten,
waar hij u pinken zag door t groen,
daar moest zijn helm soms onderdoen
voor t roode Petje der piotten!
O Petje, dat met bloed en zweet
zoo vaak doorweekt zijt en doorkneed
met t zilverslijk van onze velden;
zoo t eerekruis de dappren loont,
nog schooner hebt gij t hoofd gekroond
van duizend nooit vernoemde helden!
Wel werdt gij afgedankt, zoo t gaat;
toch zag u menig oud-soldaat
niet zonder hartzeer henenvlotten
en géen die niet, met vol gemoed,
in t eenzaam veld, op t kruisken, groet,
t versleten Petje der piotten.
Eens stondt gij op een jeugdig hoofd:
k beware u, lijk ik t heb beloofd
aan hem die u aan mij verpandde
en die me zei : « Zoo k val, gewis,
voor hââr zij t een gedenkenis,
bezorg die in mijns moeders handen »
Ja, k zal ze zoeken de arme vrouw,
ik zal haar brengen, in den rouw,
den zoeten troost van haren God, en,
met woorden die haar kind nu sprak,
die « pluim waarin het duifken stak »,
dit roode Petje der piotten.
Doch k zal t haar brengen ook met trots,
indien eensdaags de Goedheid Gods
hem wil den wissen dood onttrekken.
Zij steile zelf zijn mannenkop
met moederfierheid, t petje op
waarmeê ze, als kind, hem zag vertrekken.
Ze hange t plechtig dan ter schouw
en spreke: « Pand van moed en trouw,
geen Pruis zal nog ons vrijheid knotten,
zoolang bewaard blijft, zonder smet,
wat land en haard eens heeft gered,
dit oude Petje der Piotten! »
Zonder te willen stoefen, maar mijn twee Antwerpse
oorlogsboeken die vorige maand uitkwamen worden erg goed onthaald door critici
én lezers. Gewoon even drie citaten, omdat een schrijver héél af en toe ook wel
een beetje trots mag zijn op zn geesteskinderen Of niet soms ..?
Een filmscenario nodig ? Een spannende oorlogsreeks voor Netflix ? Zoek
niet verder, lees gewoon het nieuwe boek van Jan Huijbrechts over de Tweede
Wereldoorlog en het hoofdstuk over Antwerpen. Alles kom je tegen: onverwachte
plots, intrigerend drama, verscheurde families, sabotage, bombardementen,
gevechten in straten en pleinen. En er zijn de vergeten helden van het volk. Antwerpen
40-45 in anekdotes, monumenten, bijzondere plaatsen en figuren, luidt de titel en dat is niet gelogen Rudy
Collier in Citta, het stadsmagazine
van Gazet van Antwerpen.
De inhoud is minder luchtig dan de ondertitels
doen vermoeden. Elk boek bevat ongeveer 25 goed geschreven, informatieve
opstellen over uiteenlopende onderwerpen ( ) De auteur heeft zoveel te
vertellen, dat de vraag rijst waarom hij geen omvattende geschiedenis van
Antwerpen in beide oorlogen geschreven heeft. Beide boeken zijn rijk en
prachtig geïllustreerd.Willem
Bouwman in het Nederlands Dagblad
U, lezer, zult misschien de mening toegedaan zijn dat er al zoveel
over de oorlog in de Scheldestad geschreven werd. U hebt gelijk, maar de hier
voor mij liggende boekdelen brengen aan de hand van gebeurtenissen, anekdotes
en feiten, een reeks persoonlijke verhalen die u nog niet elders las ( ) Kortom
aanbevolen lectuur voor sinjoren en al diegenen die geïnteresseerd zijn in
vooral militair-historische onderwerpen Pieter Jan
Verstraete in t Pallieterke.
Henri Veuskens, een Vlaamse oorlogsdichter met
Limburgse roots, schreef in 14-18 klassieke
lyrische en sterk romantisch-heroïsch
gekleurde gelegenheidsgedichten die met grote regelmaat in de pers achter het front verschenen. Het
gedicht van vandaag werd voor het eerst gepubliceerd in het in Nederland
verschijnende Vrij België op 17
september 1915.Het werd opgenomen in de
bloemlezing Oorlogspoëzie die in 1916
in Port-Villez werd uitgegeven door Jan Bernaerts en Hendrik Heyman.
DE RUITERS
Ze kwamen af in flinke maat,
de ruiters, door de straten.
Zoo fier, zoo koen met franken lach,
dat ze op hun paarden zaten.
Bestoven was hun bruin gelaat,
bemodderd hunne kleeren.
Ze kwamen op den vroegen dag;
hoe blonken hun geweren
Wat schitterde de sabelscheê,
wat glommen hunne sporen.
De ruiterstand brengt adel mee,
lansier wordt men geboren.
De paarden in den rechten
stoet,
ze brieschten en ze stampten,
zooals een moedig strijdros doet.
Hun kop en flanken dampten.
Hun hals was wit met schuim
bespat,
de borst met witte vlokken.
Ze waren nu niet bruin en glad,
als toen ze strijden trokken.
Ze reden door den zonneschijn,
door t helle zomerlicht.
De Koning kon tevreden zijn
ze deden wel hun plicht!
Daar klonk het blijde
marschgeschetter
zoo vroolijk door den morgen.
Ze reden door het lichtgespetter,
de mannen zonder zorgen.
Een eeuw geleden, op zondag 26 augustus 1919, overleed
in zijn ouderlijke woning te Hoogstraten Frans Wens. Hij was in maart 1915 met een aantal
vrienden de Belgisch-Nederlandse grens overgestoken en had zich als 15-jarige
op 5 april in Folkestone aangemeld als oorlogsvrijwilliger. Vier dagen later
belandde hij in het opleidingscentrum van de VIeLegerdivisie. Al op 25 juli 1915 kwam hij, na
een erg summiere basisopleiding, aan het front terecht in de rangen van de 9e
cie. vanhet 2e Regiment
Karabiniers. Op 3 februari 1918 was hij naar de 6e Batterij van het
2e Regiment Zware Artillerie gemuteerd. Kort na deze mutatie werd
hij onderscheiden met het Oorlogskruis. Tijdens het geallieerde eindoffensief
werd hij gewond en wegens moed op het slagveld onderscheiden met de Militaire
medaille 2e Klasse. Hij bezweek bijna een jaar later aan deze verwondingen.
Frans Wens werd begraven op de oude begraafplaats te Hoogstraten maar zijn graf
is daar verdwenen bij de heraanleg van de kerkomgeving.
Hij
was een ongehuwde zoon van Lodewijk Cornelis Wens en Joanna Maria Verschueren. Op
het ogenblik dat hij het leger vervoegde was Frans Wens student en woonde aan
de Vrijheid nr. 120. Hij was een van de jongste oorlogsvrijwilligers van het
land.
Vandaag in Zondag
Frontpoëziedag het gedicht Die Mutter van Helene Raff (1865-1942)
Deze Duitse kunstenares ooit de muze van Hendrik Ibsen - bleef vooral bekend
als schilder van de Münchener Secession maar
ze was ook literair actief. Die Mutter verscheen voor het eerst in
de bundel Aus unserer großen Zeit. Frauenworte.
Zum Besten vom Roten Kreuz die
in de herfst van 1914 bij J. F. Lehmanns
Verlag in München van de pers rolde.
Die
Mutter
Sie
sitzt gebeugt am Fenster. Ihre Hand Ruht schlaff auf
ihrem schwarzen Klagegewand. Die sie zu trösten
kamen, wies sie fort. Was soll der
Trost! Sie hört aus jedem Wort Das eine bloß von
schaurig hartem Klang, Das zu verstehen
sie vergeblich rang: Ihr Sohn, ihr
Einz´ger, ihres Herzens Luft, Fiel in der
Schlacht!
[ ]
Da
geht die Tür auf: ihre Tochter fliegt Ihr an den Hals:
Denk! Wiederum gesiegt! Ein großer Sieg.
O, wie sich jeder freut!- Sie stockt, weil sie
der Mutter Antlitz scheut; Das starrt
vergrämt. Ein großer Sieg! Und er, Der jauchzen würde
drob sieht ihn nicht mehr! O bittres Leid! Und doch: den
Kranz erwarb Das Land, das
Vaterland, für das er starb, Ja freudig starb,
gleich mancher Mutter Sohn! Wenn Deutschland
siegt, ist´s nicht sein höchster Lohn? Die tapfern
Kämpfer, seine Brüder sind´s! Sie hört im Geist
die Stimme ihres Kinds, So hell und froh,
wie er zu Roße stieg Und fühlt es:
dieser Sieg ist auch sein Sieg! Warm quillt´s
empor in ihrer Seele Grund, Sie zieht die
Tochter nah. Um ihren Mund, Den bleichen,
schwebt´s wie eines Lächelns Hauch; Und leise spricht
sie: Ja, ich freu mich auch!
Ik ben sinds een paar
dagen terug in Vlaanderen om er onder meer mijn twee Antwerpse oorlogsboeken te
promoten en een paar lezingen te geven. Ik verblijf bij een van mijn
stiefdochters in Dendermonde en natuurlijk heb ik intussen al van de gelegenheid
misbruik gemaakt om even een bezoekje te brengen aan de kleine maar erg
interessante Krijgsbegraafplaats Dendermonde. Op deze site, die bij de CWGC
bekend staat als Dendermonde Communal Cemetery ad Extension, liggen ook 16 Britse
WO I-slachtoffers begraven. Eén van deze
graven is vanuit historisch oogpunt bijzonder want het bevat de stoffelijke
resten van één van de weinige Britse officieren waarvan we weten dat ze tijdens
de Grote Oorlog als krijgsgevangene werden gefusilleerd door een Duits vuurpeloton.
Oswald Hesketh Hanson
was op 20 oktober 1873 in Bournemouth geboren waar zijn vader dominee was. Hij
studeerde aan Marlborough College en Trinity College in Cambridge en werd
jurist. Hij was een partner in het advocatenbureau Beamish, Hanson, Airy and
Fielding dat gehuisvest was in Lincolns Inn Fields nr. 60, een exclusief
stukje van Westminster, Londen Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog had
hij al tien jaar dienst gedaan als reserve-officier bij de marine-reservisten.
Op 7 maart 1912 had Hanson een aanstelling als een lieutenant-commander in het Benbow-bataljon van de Royal Naval Division gekregen. In
september 1914 was hij de bevelhebber van D-company
in dit bataljon. Zijn bataljon was één van de Britse marinierseenheden die in
oktober 1914 door Winston Churchill, toen de First Lord of the Admirality, zeg maar de minister van Marine, naar
ons land waren gestuurd om tussen 4 en 9 oktober de troepen in het belegerde
Antwerpen bij te staan. Na de val van de Scheldestad trokken deze Britten per
trein of te voet door het Waasland richting Kust. Een trein met zon 1.200 terugtrekkendeBritten werd in de nacht van 9 oktober 1914
in het station van Moerbeke Waas gestopt door de Duitsers. Na een kort gevecht
gaven de mariniers zich over. Deze Moerbeke
Affair zou de inzet vormen voor een intern onderzoek want in de ogen van
de Britse generale staf was er te weinig verzet geboden en trof de begeleidende
officieren, waaronder Hanson, de blaam voor deze snelle overgave
De omstandigheden die
tot de dood van Hanson leidden, zijn tot op vandaag onduidelijk. Volgens één
versie zou Hanson bijzonder geagiteerd en verward zijn geweest nadat hij
gevangen was genomen. De mariniers moesten nog dezelfde nacht in kolonne
afmarcheren in de richting van Halle. Vandaar zouden ze per trein naar
Duitsland worden gevoerd. Terwijl hij in het holst van de nacht met zijn mannen
onderweg was meende Hanson in de omgeving Britten te hebben opgemerkt en begon
hij luidkeels hen te verwittigen voor de aanwezigheid van Duitse militairen. Hij
zou hiervoor ter dood zijn veroordeeld In een andere, meer plausibele versie,
probeerden op 10 oktober probeerden een aantal van de Britse mariniers de benen
te nemen. Hanson wierp zich op één van de Duitse begeleiders die op hen wou
schieten. Dit werd hem fataal. Hij werd door een inderhaast samengestelde krijgsraad
ter dood veroordeeld en op 10 of 11 oktober 1914 terechtgesteld door een
vuurpeloton in Eksaarde. Oorspronkelijk werd hij op het kerkhof van Eksaarde
begraven maar in het voorjaar van 1918 werd hij door de Duitsers begraven in
Dendermonde.
Op
deze blog sta ik geregeld stil bij de tragiek van de kind-soldaten. Jongens die,
gelet op hun leeftijd, in feite nog niet overzees mochten worden ingezet, maar
die toch om één of andere reden in de loopgrachten in Vlaanderens velden terechtkwamen
en er om het leven kwamen.
Vandaag
graag even uw aandacht voor Michael Cush. Hij was amper 17 jaar oud toen hij op
17 augustus 1918 in de sector Loker werd gedood door artillerievuur. Cush was
afkomstig uit Boley in het Ierse county Wexford en diende als soldaat in het 7e
bataljon (South Irish Horse) van het Royal Irish Regiment, een eenheid die
van oktober 1917 was ingedeeld bij de 49e Brigade van de XVIe
(Irish) Division. Toen deze Divisie als gevolg van de enorme verliezen werd
gereorganiseerd, werd zijn bataljon in juni 1918 toegevoegd aan de Britse XXXe
Divisie. Deze eenheid was vrijwel heel de maand augustus actief in de sector
Loker waar ze onder meer betrokken was bij het innemen van de Duitse lijnen op
de hoogte van Dranouter.
Michael
Cush werd begraven in graf M 1 op het kleine en stemmige Westoutre British
Cemetery in Westouter. Op 23 maart 1915 was zijn 29 jaar oude broer Peter Cush aan
zijn verwondingen bezweken in een militair hospitaal in het Frans-Vlaamse Belle
/ Bailleul. Hij had net als Michael in het regiment Royal Irish Fusiliers
gediend.