250.000 KLIKS... DIE MOET JE VERDIENEN, DAG NA DAG...
Vandaag geen gedicht
in de rubriek Zondag Frontpoëziedag maar
sta ik heel graag even stil bij deze blog. Vandaag heeft de teller immers de
250.000eklik aangegeven en
dat is iets waar ik iets minder dan vijf jaar geleden, toen ik van start ging
met invlaanderensveldenblog, nooit
had durven dromen. Ik geef grif toe dat de publicaties van de laatste maanden
niet meer dezelfde frequentie hebben dan voorheen. Maar dat is dan ook bewust
zo gedaan. Oorspronkelijk was het immers de bedoeling om er, na vier jaar mee
op te houden op 11 november 2018 maar jullie, waarde lezers, drongen aan op
verdere publicatie. Vandaag hebben we samen deze mijlpaal bereikt en daar kan
ik jullie alleen maar dankbaar voor zijn. Want zonder jullie én jullie reacties
zou deze blog niet zijn wat hij nu is Merci ! En op naar de 500.000 !
Bij wijze van cadeautje
ben ik even in de immens rijke foto-archieven van het Imperial War Museum gedoken en heb ik een paar nooit eerder
gepubliceerde pareltjes opgedoken die in de omgeving van het Frans-Vlaamse
grensplaatsje Armentiéres of Armentiers in schoon Vlaams werden gemaakt: Drie
opnames uit het vroege voorjaar van 1915 van een observatiepost in de eerste
lijn, twee opnames van een batterij in actie in maart 1916 in een gehucht aan
de rand van het stadje en een mooie foto van een Duitser op de vlucht voor de
in inslaande granaten, kort nadat de Britten als gevolg van het Duitse Lente-offensief
van 1918 het stadje hadden verlaten...
De Grote Oorlog
eindigt nooit. Dat werd opnieuw op 11 oktober jongstleden bewezen. Toen werden
op de immense Duitse begraafplaats in Langemark met militaire eer door de Bundeswehr de stoffelijke resten van 84
Duitse militairen bijgezet in de kelder onder het zgn. Kameradengrab. Het betreft hier concreet gesneuvelden die werden
teruggevonden bij de opgravingen van het Duitse stützpunkt op Hill 80 bij Wijtschate. Bij deze opgravingen werden
ook 13 militairen uit het Britse gemenebest gevonden. Zij werden op 10 oktober
in Wijtschate herbegraven. Het was vier jaar geleden dat er nog een bijzetting
had plaatsgevonden in de grafkelder in Langemark.
U, Beste Lezer bent natuurlijk van harte uitgenodigd om samen met mij het glas te heffen bij de officiële presentatie van mijn twee nieuwste oorlogsboeken. Geef gewoon een seintje aan de uitgever (dubbelklikken en zie uitnodiging)...
ZONDAG FRONTPOÃZIEDAG - OP 'T OUDE PETJE DER PIOTTEN
De artistiek begaafde Waaslander
August Nobels (1884-1938) was bij het uitbreken van de Grote Oorlog
onderpastoor in Ronse. Hij meldde zich meteen als oorlogsvrijwilliger en kreeg op
18 september 1914 een aanstelling als aalmoezenier bij het 4e
Linieregiment. Aan het IJzerfront was hij betrokken bij een aantal uitgesproken
Vlaamsgezinde initiatieven zoals de oprichting van de Belgische Standaard en Heldenhulde.
In 1916 was hij de drijvende kracht achter de oprichting van Kunst aan den IJzer. Hij werd omwille
van zijn moedig gedrag aan het front onder meer onderscheiden met het
Oorlogskruis mét Palm en het Franse Croix
de Guerre avec Palme.
Na de oorlog werd hij onder
meer leraar en later directeur van het Klein-Seminarie in Sint Niklaas. Enkele
beelden die hij na de Wapenstilstand vervaardigde hadden een duidelijke band
met zijn oorlogsverleden zoals het beeld De
Ridder van de IJzer dat werd gemaakt voor de Militaire Kapel in Brugge of
de door een tekening van Joe English (O.L.Vrouw van de IJzer) geïnspireerde
Piëta voor de kapel, die voor de behouden terugkeer van de parochianen werd
opgetrokken aan de Heimolenhoek in Sint Niklaas. August Nobels was gastspreker op de 7e
IJzerbedevaart in Kaaskerke op 2 augustus 1926. Het i-onderstaande gedicht
verscheen voor het eerst op 19.10.1915 in De
Belgische Standaard.
OP T OUD PETJE
DER PIOTTEN
Al onder t in mijn ransel lag,
ik haalde t gistren voor den dag,
gewis uit vreeze voor de motten
doch zie : een traan belook me t zicht,
mijn hand beefde als k t draaide in t licht
t gewezen Petje der piotten.
Wel! t heeft ons jongens eens getooid,
thans in een hoeksken klein geplooid,
dit Petje, dat men soms benarde.
Kom, wentel nog eens op mijn hand
uw blauwen grond, uw rooden band,
uw cijfer « 4 » en uw cocarde.
Met u verrijst ons glorietijd
De vijand die, vol sluwen nijd,
ons, kleine Belgen, kwam bespotten,
waar hij u pinken zag door t groen,
daar moest zijn helm soms onderdoen
voor t roode Petje der piotten!
O Petje, dat met bloed en zweet
zoo vaak doorweekt zijt en doorkneed
met t zilverslijk van onze velden;
zoo t eerekruis de dappren loont,
nog schooner hebt gij t hoofd gekroond
van duizend nooit vernoemde helden!
Wel werdt gij afgedankt, zoo t gaat;
toch zag u menig oud-soldaat
niet zonder hartzeer henenvlotten
en géen die niet, met vol gemoed,
in t eenzaam veld, op t kruisken, groet,
t versleten Petje der piotten.
Eens stondt gij op een jeugdig hoofd:
k beware u, lijk ik t heb beloofd
aan hem die u aan mij verpandde
en die me zei : « Zoo k val, gewis,
voor hââr zij t een gedenkenis,
bezorg die in mijns moeders handen »
Ja, k zal ze zoeken de arme vrouw,
ik zal haar brengen, in den rouw,
den zoeten troost van haren God, en,
met woorden die haar kind nu sprak,
die « pluim waarin het duifken stak »,
dit roode Petje der piotten.
Doch k zal t haar brengen ook met trots,
indien eensdaags de Goedheid Gods
hem wil den wissen dood onttrekken.
Zij steile zelf zijn mannenkop
met moederfierheid, t petje op
waarmeê ze, als kind, hem zag vertrekken.
Ze hange t plechtig dan ter schouw
en spreke: « Pand van moed en trouw,
geen Pruis zal nog ons vrijheid knotten,
zoolang bewaard blijft, zonder smet,
wat land en haard eens heeft gered,
dit oude Petje der Piotten! »
Zonder te willen stoefen, maar mijn twee Antwerpse
oorlogsboeken die vorige maand uitkwamen worden erg goed onthaald door critici
én lezers. Gewoon even drie citaten, omdat een schrijver héél af en toe ook wel
een beetje trots mag zijn op zn geesteskinderen Of niet soms ..?
Een filmscenario nodig ? Een spannende oorlogsreeks voor Netflix ? Zoek
niet verder, lees gewoon het nieuwe boek van Jan Huijbrechts over de Tweede
Wereldoorlog en het hoofdstuk over Antwerpen. Alles kom je tegen: onverwachte
plots, intrigerend drama, verscheurde families, sabotage, bombardementen,
gevechten in straten en pleinen. En er zijn de vergeten helden van het volk. Antwerpen
40-45 in anekdotes, monumenten, bijzondere plaatsen en figuren, luidt de titel en dat is niet gelogen Rudy
Collier in Citta, het stadsmagazine
van Gazet van Antwerpen.
De inhoud is minder luchtig dan de ondertitels
doen vermoeden. Elk boek bevat ongeveer 25 goed geschreven, informatieve
opstellen over uiteenlopende onderwerpen ( ) De auteur heeft zoveel te
vertellen, dat de vraag rijst waarom hij geen omvattende geschiedenis van
Antwerpen in beide oorlogen geschreven heeft. Beide boeken zijn rijk en
prachtig geïllustreerd.Willem
Bouwman in het Nederlands Dagblad
U, lezer, zult misschien de mening toegedaan zijn dat er al zoveel
over de oorlog in de Scheldestad geschreven werd. U hebt gelijk, maar de hier
voor mij liggende boekdelen brengen aan de hand van gebeurtenissen, anekdotes
en feiten, een reeks persoonlijke verhalen die u nog niet elders las ( ) Kortom
aanbevolen lectuur voor sinjoren en al diegenen die geïnteresseerd zijn in
vooral militair-historische onderwerpen Pieter Jan
Verstraete in t Pallieterke.
Henri Veuskens, een Vlaamse oorlogsdichter met
Limburgse roots, schreef in 14-18 klassieke
lyrische en sterk romantisch-heroïsch
gekleurde gelegenheidsgedichten die met grote regelmaat in de pers achter het front verschenen. Het
gedicht van vandaag werd voor het eerst gepubliceerd in het in Nederland
verschijnende Vrij België op 17
september 1915.Het werd opgenomen in de
bloemlezing Oorlogspoëzie die in 1916
in Port-Villez werd uitgegeven door Jan Bernaerts en Hendrik Heyman.
DE RUITERS
Ze kwamen af in flinke maat,
de ruiters, door de straten.
Zoo fier, zoo koen met franken lach,
dat ze op hun paarden zaten.
Bestoven was hun bruin gelaat,
bemodderd hunne kleeren.
Ze kwamen op den vroegen dag;
hoe blonken hun geweren
Wat schitterde de sabelscheê,
wat glommen hunne sporen.
De ruiterstand brengt adel mee,
lansier wordt men geboren.
De paarden in den rechten
stoet,
ze brieschten en ze stampten,
zooals een moedig strijdros doet.
Hun kop en flanken dampten.
Hun hals was wit met schuim
bespat,
de borst met witte vlokken.
Ze waren nu niet bruin en glad,
als toen ze strijden trokken.
Ze reden door den zonneschijn,
door t helle zomerlicht.
De Koning kon tevreden zijn
ze deden wel hun plicht!
Daar klonk het blijde
marschgeschetter
zoo vroolijk door den morgen.
Ze reden door het lichtgespetter,
de mannen zonder zorgen.
Een eeuw geleden, op zondag 26 augustus 1919, overleed
in zijn ouderlijke woning te Hoogstraten Frans Wens. Hij was in maart 1915 met een aantal
vrienden de Belgisch-Nederlandse grens overgestoken en had zich als 15-jarige
op 5 april in Folkestone aangemeld als oorlogsvrijwilliger. Vier dagen later
belandde hij in het opleidingscentrum van de VIeLegerdivisie. Al op 25 juli 1915 kwam hij, na
een erg summiere basisopleiding, aan het front terecht in de rangen van de 9e
cie. vanhet 2e Regiment
Karabiniers. Op 3 februari 1918 was hij naar de 6e Batterij van het
2e Regiment Zware Artillerie gemuteerd. Kort na deze mutatie werd
hij onderscheiden met het Oorlogskruis. Tijdens het geallieerde eindoffensief
werd hij gewond en wegens moed op het slagveld onderscheiden met de Militaire
medaille 2e Klasse. Hij bezweek bijna een jaar later aan deze verwondingen.
Frans Wens werd begraven op de oude begraafplaats te Hoogstraten maar zijn graf
is daar verdwenen bij de heraanleg van de kerkomgeving.
Hij
was een ongehuwde zoon van Lodewijk Cornelis Wens en Joanna Maria Verschueren. Op
het ogenblik dat hij het leger vervoegde was Frans Wens student en woonde aan
de Vrijheid nr. 120. Hij was een van de jongste oorlogsvrijwilligers van het
land.
Vandaag in Zondag
Frontpoëziedag het gedicht Die Mutter van Helene Raff (1865-1942)
Deze Duitse kunstenares ooit de muze van Hendrik Ibsen - bleef vooral bekend
als schilder van de Münchener Secession maar
ze was ook literair actief. Die Mutter verscheen voor het eerst in
de bundel Aus unserer großen Zeit. Frauenworte.
Zum Besten vom Roten Kreuz die
in de herfst van 1914 bij J. F. Lehmanns
Verlag in München van de pers rolde.
Die
Mutter
Sie
sitzt gebeugt am Fenster. Ihre Hand Ruht schlaff auf
ihrem schwarzen Klagegewand. Die sie zu trösten
kamen, wies sie fort. Was soll der
Trost! Sie hört aus jedem Wort Das eine bloß von
schaurig hartem Klang, Das zu verstehen
sie vergeblich rang: Ihr Sohn, ihr
Einz´ger, ihres Herzens Luft, Fiel in der
Schlacht!
[ ]
Da
geht die Tür auf: ihre Tochter fliegt Ihr an den Hals:
Denk! Wiederum gesiegt! Ein großer Sieg.
O, wie sich jeder freut!- Sie stockt, weil sie
der Mutter Antlitz scheut; Das starrt
vergrämt. Ein großer Sieg! Und er, Der jauchzen würde
drob sieht ihn nicht mehr! O bittres Leid! Und doch: den
Kranz erwarb Das Land, das
Vaterland, für das er starb, Ja freudig starb,
gleich mancher Mutter Sohn! Wenn Deutschland
siegt, ist´s nicht sein höchster Lohn? Die tapfern
Kämpfer, seine Brüder sind´s! Sie hört im Geist
die Stimme ihres Kinds, So hell und froh,
wie er zu Roße stieg Und fühlt es:
dieser Sieg ist auch sein Sieg! Warm quillt´s
empor in ihrer Seele Grund, Sie zieht die
Tochter nah. Um ihren Mund, Den bleichen,
schwebt´s wie eines Lächelns Hauch; Und leise spricht
sie: Ja, ich freu mich auch!
Ik ben sinds een paar
dagen terug in Vlaanderen om er onder meer mijn twee Antwerpse oorlogsboeken te
promoten en een paar lezingen te geven. Ik verblijf bij een van mijn
stiefdochters in Dendermonde en natuurlijk heb ik intussen al van de gelegenheid
misbruik gemaakt om even een bezoekje te brengen aan de kleine maar erg
interessante Krijgsbegraafplaats Dendermonde. Op deze site, die bij de CWGC
bekend staat als Dendermonde Communal Cemetery ad Extension, liggen ook 16 Britse
WO I-slachtoffers begraven. Eén van deze
graven is vanuit historisch oogpunt bijzonder want het bevat de stoffelijke
resten van één van de weinige Britse officieren waarvan we weten dat ze tijdens
de Grote Oorlog als krijgsgevangene werden gefusilleerd door een Duits vuurpeloton.
Oswald Hesketh Hanson
was op 20 oktober 1873 in Bournemouth geboren waar zijn vader dominee was. Hij
studeerde aan Marlborough College en Trinity College in Cambridge en werd
jurist. Hij was een partner in het advocatenbureau Beamish, Hanson, Airy and
Fielding dat gehuisvest was in Lincolns Inn Fields nr. 60, een exclusief
stukje van Westminster, Londen Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog had
hij al tien jaar dienst gedaan als reserve-officier bij de marine-reservisten.
Op 7 maart 1912 had Hanson een aanstelling als een lieutenant-commander in het Benbow-bataljon van de Royal Naval Division gekregen. In
september 1914 was hij de bevelhebber van D-company
in dit bataljon. Zijn bataljon was één van de Britse marinierseenheden die in
oktober 1914 door Winston Churchill, toen de First Lord of the Admirality, zeg maar de minister van Marine, naar
ons land waren gestuurd om tussen 4 en 9 oktober de troepen in het belegerde
Antwerpen bij te staan. Na de val van de Scheldestad trokken deze Britten per
trein of te voet door het Waasland richting Kust. Een trein met zon 1.200 terugtrekkendeBritten werd in de nacht van 9 oktober 1914
in het station van Moerbeke Waas gestopt door de Duitsers. Na een kort gevecht
gaven de mariniers zich over. Deze Moerbeke
Affair zou de inzet vormen voor een intern onderzoek want in de ogen van
de Britse generale staf was er te weinig verzet geboden en trof de begeleidende
officieren, waaronder Hanson, de blaam voor deze snelle overgave
De omstandigheden die
tot de dood van Hanson leidden, zijn tot op vandaag onduidelijk. Volgens één
versie zou Hanson bijzonder geagiteerd en verward zijn geweest nadat hij
gevangen was genomen. De mariniers moesten nog dezelfde nacht in kolonne
afmarcheren in de richting van Halle. Vandaar zouden ze per trein naar
Duitsland worden gevoerd. Terwijl hij in het holst van de nacht met zijn mannen
onderweg was meende Hanson in de omgeving Britten te hebben opgemerkt en begon
hij luidkeels hen te verwittigen voor de aanwezigheid van Duitse militairen. Hij
zou hiervoor ter dood zijn veroordeeld In een andere, meer plausibele versie,
probeerden op 10 oktober probeerden een aantal van de Britse mariniers de benen
te nemen. Hanson wierp zich op één van de Duitse begeleiders die op hen wou
schieten. Dit werd hem fataal. Hij werd door een inderhaast samengestelde krijgsraad
ter dood veroordeeld en op 10 of 11 oktober 1914 terechtgesteld door een
vuurpeloton in Eksaarde. Oorspronkelijk werd hij op het kerkhof van Eksaarde
begraven maar in het voorjaar van 1918 werd hij door de Duitsers begraven in
Dendermonde.
Op
deze blog sta ik geregeld stil bij de tragiek van de kind-soldaten. Jongens die,
gelet op hun leeftijd, in feite nog niet overzees mochten worden ingezet, maar
die toch om één of andere reden in de loopgrachten in Vlaanderens velden terechtkwamen
en er om het leven kwamen.
Vandaag
graag even uw aandacht voor Michael Cush. Hij was amper 17 jaar oud toen hij op
17 augustus 1918 in de sector Loker werd gedood door artillerievuur. Cush was
afkomstig uit Boley in het Ierse county Wexford en diende als soldaat in het 7e
bataljon (South Irish Horse) van het Royal Irish Regiment, een eenheid die
van oktober 1917 was ingedeeld bij de 49e Brigade van de XVIe
(Irish) Division. Toen deze Divisie als gevolg van de enorme verliezen werd
gereorganiseerd, werd zijn bataljon in juni 1918 toegevoegd aan de Britse XXXe
Divisie. Deze eenheid was vrijwel heel de maand augustus actief in de sector
Loker waar ze onder meer betrokken was bij het innemen van de Duitse lijnen op
de hoogte van Dranouter.
Michael
Cush werd begraven in graf M 1 op het kleine en stemmige Westoutre British
Cemetery in Westouter. Op 23 maart 1915 was zijn 29 jaar oude broer Peter Cush aan
zijn verwondingen bezweken in een militair hospitaal in het Frans-Vlaamse Belle
/ Bailleul. Hij had net als Michael in het regiment Royal Irish Fusiliers
gediend.
ZONDAG FRONTPOÃZIEDAG - IN PARENTHESIS (FRAGMENT)
Vandaag sta
ik in Zondag Frontpoëziedag graag
even stil bij het werk van de in Vlaanderen jammer genoeg nauwelijks bekende War Poet David Jones (1895-1974), een
Britse dichter met Welshe roots.
Deze schilder en graficus behoorde tot de eerste generatie van modernistische
schrijvers en dichters maar vergaarde nooit de literaire roem van collegas als
T.S. Eliot, Ezra Pound of James Joyce. In januari
1915 nam hij dienst als soldaat in het regiment Royal Welch Fusiliers, waarmee
hij van december 1915 tot maart 1918 aan het westelijke front diende. Oorspronkelijk
werd hij ingezet bij het Frans-Vlaamse La Bassée maar in de zomer van 1916 werd
hij ingezet bij de Slag aan de Somme. Tijdens deze gevechten werd hij ernstig
gewond aan zijn heup bij de strijd om Mametz Wood. Na zijn herstel belandde hij
in de Ieperse Salient waar zijn bataljon in reserve werd gehouden tijdens de
Derde Slag om Ieper. In het voorjaar van 1918 kwam een einde aan zijn militaire
engagement toen hij met Trench Fever werd
geëvacueerd. In januari 1919 werd hij eervol uit het leger ontslagen. Zijn indringende
en traumatische oorlogservaringen hadden een diepe impact op zijn latere
artistieke werk.
Hieronder
vindt u een fragment uit zijn in 1937 verschenen, sterk autobiografische bundel
In Parenthesis. Dit werk over de
Grote Oorlog wordt gekenmerkt door zijn voorliefde voor de oude Welshe poëzie.
Elk van de zeven hoofdstukken wordt immers ingeleid door een citaat uit het
epische gedicht Y Gododdin dat een
groep van 300 heldhaftige Welshe strijders herdenkt die door de Engelsen werden
afgeslacht tijdens de Slag van Catraeth. Dit fragment komt uit hoofdstuk 7, pag.
183-186:
Its difficult with
the weight of the rifle.
Leave itunder the oak.
Leave it for a salvage-bloke
let it lie bruised for a monument
dispense the authenticated fragments to the faithful.
Its the thunder-besom for us
its the bright bough borne
its the tensioned yew for a Genoese jammed arbalest
and a
scarlet square for a mounted mareschal, its that county-mob
back to back. Majuba mountain and Mons Cherubim and
spreaded mats for Sydney Street East, and come to Bisley
for a Silver Dish. Its R.S.M. OGrady says, its the soldiers
best friend if you care for the working parts and let us be av-
ing those springs released smartly in Company billets on wet
forenoons and clickerty-click and one up the spout and you
men must really cultivate the habit of treating this weapon with
the very greatest care and there should be a healthy rivalry
among youit should be a matter of very proper pride and
Marry it man! Marry it!
Cherish her, shes your very own.
Coax it man coax itits delicately and ingeniously made
its an instrument of precisionit costs us tax-payers,
moneyI want you men to remember that.
Fondle it like a grannytalk to itconsider it as you would
a friendand when you ground these arms shes not a rookys
gas-pipe for greenhorns to tarnish.
Youve known her hot and cold.
You would choose her from among many.
You know her by her bias, and by her exact error at 300, and
by the deep scar at the small, by the fair flaw in the grain,
above the lower sling-swivel
but leave it under the oak.
Slung so, it swings
its full weight. With you going blindly on
all paws, it slews its whole length, to hang at your bowed neck
like the Mariners white oblation.
You drag past the four bright stones at the turn of Wood
Support.
It is not to be
broken on the brown stone under the gracious
tree.
It is not to be hidden under your failing body.
Slung so, it troubles your painful crawling like a fugitives
irons.
Vandaag staan de
getrouwen naar jaarlijkse gewoonte weer op een weide in Steenstrate. Ik zit 11.000 km. verderop de laatste hand
te leggen aan een boek over de Belgische militaire strafinstellingen in
Frankrijk tijdens de Grote Oorlog. In dit boek komt de tekst voor van het lied De weezang van Auvours dat werd geschreven
door ene L. Lambrechts. Een lyrische aanklacht tegen de mishandelingen die
Vlaamse militairen moesten ondergaan in de compagnie disciplinaire, de
tuchtcompagnie in het opleidingskamp van Auvours. Het lied werd in de zomer
van 1919 op muziek gezet door Emiel Hullebroeck. Het werd opgenomen in de
bundel Liederen der Vlaamsche Marteling
die werd uitgegeven door G. Alsbach en Co., in Amsterdam.
Wij komen van Auvours, de hel ! / Gekromd als vuige moordenaars, /
bedekt, eilaas, met schram en wond. / De sporen van matrak en laars./ Och
moeder, zoen mij als weleer !/ Herkent gij dan uw zoon niet meer ?
Wij komen van Auvours, de hel ! / Met killen pols, geen druppel bloed, /
Met lomen tred en grijzen kop : / Een doodvermoeie schimmenstoet / Geliefden,
smaadt den stumper niet, / wiens wang geen frissche bloemen biedt
Wij komen van Auvours, de hel ! / Gemarteld om ons moedertaal. / Het
hart verzuurd door zilte roest, / eens laaiend vuur en klinkend staal. / Omhelzen
wij geen dartel kind, / Vergeef ons oogen zijn schier blind !
Wij komen van Auvours, de hel ! / Vertrapt, t lot van den Vlaamschen
hond, / verlangen naar een eenzaam graf, / hier in ons milden moedergrond /
Dat Vlaanderen mee den noodkreet slaak: / Ons marteldood eischt wraak !Wraak !
Wraak !
ZOMAAR EEN CITAAT - PAUL NASH OVER VLAANDERENS VELDEN
Paul Nash (1889-1946), een Britse
War-artist, die één van de grondleggers van de Engelse Modernistische School
zou worden, had in de Ieperse Salient gevochten. Hier volgt een
beschrijving van de gemartelde Vlaamse Velden door de ogen van één van de grootste
Britse landschapsschilders van zijn generatie:
Zonsopgang en zonsondergang doen aan
als heiligschennis ( ) alleen de zwarte regen uit de gehavende, gezwollen
wolken ( ) past bij de atmosfeer van dit landschap. De regen jaagt maar voort,
de stinkende modder krijgt een nog gemenere gele kleur, de bomkraters vullen
zich met groenwit water , de wegen en paden zijn bedekt met een centimeters
dikke laag slijmerig drab, de zwarte stervende bomen zweten en druipen en de
beschietingen houden niet op ( ) De bommen begraven zich in dit land, dat zelf
een graf is Het is onbeschrijflijk, goddeloos, hopeloos
Vorige week bracht ik in Zondag Frontpoëziedag al een scherp cynisch
gedicht van de Nederlandse dichter Charivarius, pseudoniem van dr. Gerard Nolst
Trenité. Hier volgt uit zijn in 1922 uitgegeven bundel Ruize-Rijmen het gedicht Roffel-Rijm:
ROFFEL-RIJM
......starb den Heldentod fürs
Vaterland...... Honderdduizendzooveelste advertentie in de Kölnische Zeitung.
Een infanterist aarzelde aan het bevel van den kapitein tot voortrukken in
de vuurzone te voldoen en de heele compagnie begon gedemoraliseerd te raken.
De kapitein trok onmiddellijk zijn revolver en schoot den soldaat neer,
waarna de andere soldaten dadelijk de bevelen gehoorzaamden.... ...Hbl.
Rrrrrm - rrrrrm!
Rrrm, rrrm, rrm, rrm,
Heldendood! Heldendood? Heldendood?!
Ben je mal?
Als de lijkenmachine maar draait en schiet,
Ben j' 'n held, vóór je 't weet, of je wil of niet:
't Honderdduizendzooveelste geval.
Heldendood! Heldendood? Heldendood?!
Ben je frisch?
Wanneer je 't verdraait om een held te zijn,
Krijg j' 'n kogel door je kop, van je eigen kapitein:
Held zijn! of - naar de verdoemenis!!
Heldendood! Heldendood? Heldendood?!
Ben je dwaas?
Als de luint commandeert, zeg, dan toon je maar je moed!
Heb het hart eens, dat je niet heldhaftig doet,
Durf je niet! al ben je nog zoo'n haas!
Heldendood! Heldendood? Heldendood?!
Ben je raar?
Is het jou soms gevraagd, of je bekkesnijen wou?
Of moest je wel weg van je kleuters en je vrouw,
'n Dooie held te worden hier of daar?
Heldendood! Heldendood? Heldendood?!
Ben je dol?
Neen, niet in deze machinale lijkenmakerij -
In den Vrede vin'je helden en... heldinnen, allebei:
Op deze blog besteed ik geregeld aandacht voor bijzonder, aan de grote
oorlog gerelateerd funerair erfgoed. Vandaag sta ik graag even stil bij de
grafzerk van de dertigjarige dominee Thomas George Trueman, die in plaats van
een in de Portlandsteen uitgehakt regiments-insigne het logo van de Young Mens Christian Association
(Y.M.C.A.) de oecumenisch christelijke jongerenorganisatie die in 1844 in
Londen doorGeorge Williams was
opgericht. Trueman werkte al voor de oorlog bij deze organisatie en toen de
oorlog uitbrak was ze op het front aanwezig om er onder meer kantines in te
richten. Er zijn bij mijn weten slechts drie van deze stenen langs het gewezen
westelijke front aan te treffen, wat deze zerk eerder uitzonderlijk maakt.
Trueman die uit Canterbury, Victoria afkomstig was, was als chaplain, een rang die gelijkgesteld was
aan kapitein toegevoegd aan het 5e bataljon Australian Infantry. Hij werd op 22 maart 1918 gedood in zijn slaap
door een granaat die op zijn barak terechtkwam. Dominee Trueman kreeg een
laatste rustplaats op Dranoutre Military
Cemetery in Dranouter (Heuvelland), blok I, rijk K, graf nr.16. Zijn kist
werd gedragen door vier secretarissen van de Y.M.C.A. en drie van zijn
collegas dominees, de chaplains Forrest,
Finnigan en Bremer assisteerden in de rouwdienst.
Trueman staat op deze groepsfoto van de officieren van het bataljon als
tweede van links op de middelste rij. (Australian
War Memorial)
De Noord-Nederlandse
dichter Charivarius, Nom de Plume van
dr. Gerard Nolst Trenité (1870-1946) was een uitgesproken tegenstander van het
blind oorlogsgeweld. Deze doctor in de staatswetenschappen, taalcriticus,
wereldreiziger en docent in Batavia leefde tijdens de Grote Oorlog in Haarlem en publiceerde onderstaand cynisch-sarcastische
gedicht in zijn bundel Ruize-rijmen
die in 1922 verscheen.
ONZE OUDE
Und alle diese Siege verdanken wir nur Einem.
Das ist unser alte Gott. Wilhelm,
I.R.
Wie met zeekre stijl vertrouwd is,
Heeft gemerkt dat keer op keer
Wordt gezegd dat God zo oud is:
Onze oude God, de Heer.
Altijd weer die Oude, Oude,
Die ons zo'n goed hart toedraagt,
Wat dat toch beduiden zoude?
Heb 'k me dikwijls afgevraagd.
Waarom toch dat veelverspreide
Onze Oude steeds? Waarom?
Waarom is men toch zo blijde
Over 's Heeren ouderdom?
Is 't de hoop waarin wij leven,
Dat Onze oude God... misschien...
Wat in België is bedreven
Niet meer goed heeft kunnen zien?...
OVER DE SCHREVE - NEWFOUNDLAND MEMORIAL MONCHY-LE-PREUX
Een kleine honderd meter voorbij het
gedenkteken voor de 37e
Division in Monchy-le-Preux staat aan Rue de la Chaussy het Newfoundland
Memorial (GPS: 50.16840 2.532159). Op 14 april 1917 lanceerden her Newfoundland Regiment en het 1e
bataljon van het Essex Regiment vanuit
Monchy-le-Preux een aanval op een Duitse stelling die bekend stond als Infantry
Hill en het nabijgelegen Bois du Vert. De onzorgvuldig geplande en uitgevoerde
aanval die om 5.30 u. van start was gegaan, leidde tot een drama. Tegen 9.00 u.
waren de aanvallers die, vastgepind door het goedgerichte Duitse
machinegeweervuur geen kant meer op konden, omsingeld. Luitenant kolonel James
Forbes-Robertson in zijn hoofkwartier in Monchy besefte dat alleen hij nog met
zijn kleine staftroep tussen de Duitsers en Arras stond. Hij verzamelde de
twintig man zijn staf en met wapens en munitie die ze her en der in het dorp
vonden liepen ze op een drafje het dorp uit in de richting van Infantry Hill en
verschansten zich in een brede en diepe gracht, die wasafgeschermd door een haag. Nog voor ze deze
gracht hadden bereikt was het groepje al gehalveerd door vijandelijk vuur.
Desondanks slaagde Forbes-Robertson er met zijn negen man in om de Duitsees
niet minder dan elf uur lang op afstand te houden. Private Rosen, één van de Newfoundlanders, wist het hoofdkwartier
van de brigade te bereiken en kwam s avonds met de eerste versterkingen terug
om het groepje van Roberts te ontzetten. Het Newfounland Regiment verloor die dag 460 man: 166 gesneuvelden, 131
gewonden en 153 krijgsgevangen. Het was een wrede speling van het lot dat
Britse granaten die s avonds werden afgevuurd om Forbes-Robertsons groepje te
ondersteunen, in de velden ten oosten van Monchy terechtkwamen, waardoor nog
heel wat van de daar in de ochtend aan hun lot overgelaten Britse gewonden
alsnog omkwamen.
Op vijf sites aan het gewezen
westelijke front werd de inzet van het Newfoundland Regiment herdacht met een
bronzen kariboe. De kariboe in Monchy staat niet, zoals de andere exemplaren op
een stapel granietblokken maar op een Duitse bunker. Hij kijkt in de richting
vanInfantry Hill.
ANTWERPEN 14-18 & ANTWERPEN 40-45 VERSCHIJNEN DEZE MAAND...!
In november 2018 herdachten we 100 jaar einde
van de Eerste Wereldoorlog. Maar in feite begon op 11 november 1918 al het
nieuwe conflict te smeulen dat nauwelijks een generatie verder als de Tweede
Wereldoorlog ontbrandde. Beide oorlogen hebben een enorme impact gehad op
Antwerpen, zoals uitvoerig wordt aangetoond in mijn twee nieuwe Antwerpse
oorlogsboeken Antwerpen 14-18 en Antwerpen 40-45die op 29 augustus van de pers rollen bij
uitgeverij Vrijdag.
Vertrekkend vanuit nieuwe inzichten en een
vaak onverwachte invalshoek heb ik geprobeerd om de bij tijd en wijle erg
complexe oorlogsgeschiedenis van de Scheldestad op een zo boeiend mogelijke
manier gestalte te geven. Aan de hand van zorgvuldig geselecteerde anekdotes, persoonlijke
verhalen, gebouwen & monumenten heb ik het verhaal van stad & bevolking
tijdens de twee wereldoorlogen gereconstrueerd. Lang vergeten feiten en
gebeurtenissen werden vanonder het stof gehaald en met de inzichten van vandaag
verhaald. Een aanpak die, naar mijn aanvoelen, resulteerde in een verfrissende kijk
op een paar van de meest beladen bladzijden uit de intrigerende geschiedenis
van de metropool.
In Antwerpen
14-18 vindt u onder meer verhalen over :
Waarom de Antwerpse
fortengordel een duurbetaalde illusie bleek te zijn.
Hoe de eerste pantserwagens
en gepantserde treinen in de geschiedenis in Antwerpen werden geconstrueerd.
Hoe de eerste luchtaanval in
de geschiedenis op Duitsland vanuit Antwerpen werd uitgevoerd.
Het zinken én het bergen van
het Duitse passagiersschip Gneisenau in
de Schelde.
Hoe de Duitse Hanzesteden
hun greep op Antwerpen probeerden te verstevigen.
De geheimzinnige Frau Doktor en haar spionnenschool in
Antwerpen.
Een tot nu toe onbekend
gebleven Belgische officier die actief was in de radicaal Vlaamsgezinde
Frontbeweging.
Hoe communistische
soldatenraden de macht in de metropool overnamen.
Hoe uit een geallieerd repatriëringskamp
een nieuwe stadswijk is ontstaan.
Antwerpen
14-18 bevat tientallen, nooit eerder gepubliceerde fotos én een originele
WO I-wandeling op het Schoonselhof.
Antwerpen
14-18 ISBN978 94 6001 798 8* paperback * 17 X 24 cm * 224 blz. * 29, 95
euro
Antwerpen
40-45 ISBN978
94 6001 799 5* paperback * 17 X 24 cm * 256 blz. * 29,95 euro
Beide boeken samen aanschaffen ? Dat kan voor
49,95 euro
De Noord-Nederlandse letterkundigeen dichter Albert Verwey (1865-1937) was voor
zijn tijdgenoten een naam als een klok. Samen met Willem Kloos was hij wellicht
de bekendste dichter van zijn generatie. Zijn behoorlijk barok aandoende
gedicht Wie in de loopgraaf ligt verscheen
voor het eerst in zijn bundel Het
Zwaardjaar die in 1916 van de pers rolde bij W. Versluys in Amsterdam.
Wie in de loopgraaf
ligt....
Wie in de loopgraaf ligt, wie hoop op
leven
En liefde en lust voor goed heeft opgegeven,
Kan zich niet langer troosten met de droom
Dat door zijn dood hij land en volk zal baten:
Want alle volken, alle staten
Zijn één als golven van een stroom.
Het leed, de vreugd van d'een doorcirklen d'ander,
Bloed, hier gestort, kleurt ginds de spiegling rood,
De baar rolt voort, schoon gij met zwaard en stander
Hem aan uw grens stilstand geboodt.
Waar strijdt gij voor? Alleen opdat de volken
Zich te eerder eenen in hun nieuw verband.
Geen haat duurt voort. Een god maakt in de kolken
Van zijn bedoeling al uw doen te schand.
Omdat de machtgen die u leiden meenen
Dat zij het volk zijn dat gij zijt,
Omdat gij dwaas zijt en uw bloed en weenen
Getroost aan 't waanbeeld van hun wijsheid wijdt,
Omdat de droomen van uw vaadren woelen
In u die eigen wereld niet verstaat,
Omdat de glimring rottende op uw poelen
U blind maakt voor de gloor die vóór u gaat,
Daarom verdwaalt ge en stort in woede en wrijten,
Volk tegen volk, naar de einder waar uw schaar,
Gaande naast andre schaar, de kimmen moest doen splijten
Van het gemeenzaam juichen om 't vereenings-jaar.
Nu komt ge, in bloed en wonden, tusschen graven
Van vriend en vreemd, erheen.
Nu komt ge, als vrijen niet, maar als geslagen slaven,
Naar d'eigen einder heen.
Van broedervolken die ge er thans zult vinden
Dooddet ge de zonen,
Rookwolken vlammen op de winden
Uit de steden waar zij wonen,
Gij hebt de kindren, de vrouwen
Van uw nieuwe genooten
Doen hongren en rouwen,
Verkracht en verstooten:
Klaag het nu, klaag het nu voor elkaar,
Nu uw nieuwe jaar,
Het jaar van de menschheid zich heeft ontsloten,
En vraag: "welk een dwaasheid heeft ons bevangen?
Een eeuw en langer ging ons verlangen
Naar een droom van gemeenschap: nu werd hij waar,
En nu zijn we onwaardig hem te ontvangen!"
Wie in de loopgraaf ligt, wie hoop op leven
En liefde en lust verloor,
Hij wete dat zijn dood geen baat zal geven
Aan 't volk dat zich hem uitverkoor
Als strijder tegen zijn naasten;
Hopen kan hij alleen
De komst te verhaasten
Van het rijk dat ons allen vereen.
Ivan Bawtree zie mijn vorig bericht fotografeerde tussen 1915 en
1919 ruim 28.000 graven van gesneuvelde Britse militairen. Vandaag op deze blog
gewoon een van zijn fotos uit de erg rijke schenking die hij en zn familie deden
aan het Imperial War Museum. Het is
het graf van A.J.D. Torry MC, een lieutenant in het 9eSquadron Royal Flying Corps op Mendinghem Military Cemetery in Proven. Hij kwam op 9 oktober 1917 om toen
zijn toestel na een luchtgevecht crashte. Voor hij als vrijwilliger bij het RFC
had dienst genomen had hij bij de 132eHeavy Battery van de Royal Garnison
Artillery gediend. A.J. Torry was 30 jaar oud toen hij sneuvelde. Hij was
een ongehuwde zoon van dominee A.F. Torry uit Marston Morteyne en Leila Goldie.
Passend voor een pilotengraf draagt het in plaats van een zerk of kruis, een
propeller. Hij is één van de 2.300 Britten die op Mendinghem Military Cemetery een laatste rustplaats kregen. U kan
zijn graf terugvinden met referentie VII C 37. Op deze site liggen overigens
niet minder dan 76 piloten en technici van het Royal
Flying Corps begraven.