Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
In Mont-Saint-Aignan, nabij Rouen, werd op 8.1.1934 Jacques Anquetil geboren, als zoon van een metselaar uit Boisguillaume. Omdat vader Anquetil niet voor de Duitsers wilde werken
veranderde hij tijdens de 2e wereldoorlog van beroep: hij werd aardbeienkweker en vestigde zich in Bouguet, in de buurt van Quicampoix. De kleine Jacques was een intelligent kind: hij was de eerste van de klas en wiskunde
was zijn lievelingsvak. Na het lager onderwijs trok hij naar de ambachtsschool in Sotteville, afdeling bankwerker-draaier. Na het behalen van zijn brevet van bankwerker vond hij werk in een fabriek. Na zesentwintig dagen echter
hield hij het daar voor bekeken en ging werken in het bedrijf van zijn vader als aardbeiplukker. De reden? Hij kreeg er een maandagmiddag vrij, hetgeen hem toeliet om serieus te trainen met de vrienden van een wielerclubje
waarbij hij zich ondertussen had aangesloten. Aanvankelijk had Jacques meer gevoeld voor de hardloopsport maar omdat in de jeugdcategorieën de loopafstanden te kort waren - hij bleek het al op zeer jeugdige leeftijd te
moeten hebben van zijn uithoudingsvermogen - ging zijn voorkeur nu algauw naar de wielersport. Hij wilde renner worden, een kampioen. Hij was zeer ambitieus, wilde altijd en overal de eerste zijn, en aan talent bleek het hem
niet te ontbreken. Als achttienjarige behaalde hij reeds belangrijke overwinningen waardoor hij al op jonge leeftijd een grote bekendheid verwierf. Hij was een uitstekend klimmer en hij zou uitgroeien tot ´s werelds allergrootste
tijdrijder en ronderenner. Op 23-jarige leeftijd won hij zijn eerste Tour de France en later zou hij de Tour nog 4x op zijn naam schrijven, aldus het record van drie Tourzeges (Filip Thijs en Louison Bobet) met twee eenheden
verbeterend. Hij is ook de eerste renner op wiens palmares de drie grote rondes prijken: Tour, Giro en Vuelta. Hij schreef ook het werelduurrecord op zijn naam.
Spectaculair is ook het liefdesleven van maître Jacques, zoals hij in Frankrijk veelal genoemd werd. Zijn eerste vrouw was de mooie blonde Jeannine, die hij
afgesnoept had van zijn huisdokter. Jeannine was zes jaar ouder en ze bleek geen kinderen te kunnen krijgen. Jacques zocht een andere vrouw. Ver ging hij het niet zoeken: hij nam Annie, Jeannines dochter uit haar eerste huwelijk
tot vrouw. Jeannine bleef bij hen inwonen. Annie schonk hem een dochter, Sophie. Maar ook dát huwelijk liep op de klippen: Annie verliet met Sophie het echtelijk dak. Ook zijn derde vrouw ging Jacques dicht bij huis
zoeken: Dominique, die de ex was van Alain, een zoon van Jeannine!... Dat vond Jeannine al te kras en ook zij vertrok. Dominique is bij Jacques gebleven tot aan zijn dood. Uit dat huwelijk is een zoon geboren: Christophe.
Jacques Anquetil is overleden op 16.11.1987, amper drieënvijftig jaar oud. Hij was terminaal ziek toen hij het bezoek kreeg van Raymond Poulidor, de populairste renner die
Frankrijk heeft gekend. Poulidor staat bekend als de eeuwige tweede, die meestal de duimen moest leggen voor Anquetil. De woorden die Anquetil toen sprak tot Poupou zijn bekend:
- Ik was meestal eerste, jij tweede. Ook nu zal je tweede zijn. Ik ga eerst.
Poulidor overleed op 13.11.2019, tweeëndertig jaar na Anquetil (op drie dagen na). Zijn achterstand op maître Jacques was nog nooit zo groot geweest...
Ik had u, lieve lezer, beloofd dat ik zou doorbomen over de uitkomst van 6 gedeeld door 7, eenrepetitief getal zonder einde. Ach, u zit er wellicht niet op te wachten,
maar voor mij is het een reden om een nieuw woord - quox! - te promoten. Quox (q) is een getal dat dit gemeen heeft met het 6:7-getal dat het evenzeer geen einde heeft, maar evenwel niets repetitiefs
in zich heeft. Zonder een mnemotechnisch middel zie ik geen normaal redelijk schepsel ooit verder komen dan tien, laat staan twintig cijfers.
Ik geef u het getal q even mee (ik beperk mij tot tien cijfers): 1,618033989...
En ik leer u meteen hoe ge er toe komt:
Schrijf op: 1, 2
Tel de 1 op bij de 2, maakt 3
Schrijf op: 1, 2, 3
Maak nu de som van de 2 en de 3, maakt 5
Schrijf nu: 1, 2, 3, 5
Maak nogmaals de som van de laatste 2 getallen, maakt 8
Ge krijgt nu: 1, 2, 3, 5, 8
En nogmaals de som van de laatste twee getallen (13), en zo verder...
Neem nu een willekeurig getal uit dit rijtje en deel het door het getal dat er juist vóór staat. U zal zien dat de uitkomst weinig afwijkt van de quox en dat naarmate
we onze getallen groter kiezen de uitkomst meer en meer de quox benadert...
Het getal pi (3,1415926535...) vertoont wel erg veel overeenkomsten met q: er komt geen end aan en enige repetitiviteit zit er evenmin in. Zelfs de grootste wiskundige genieën ter wereld behelpen zich met een Frans gedichtje als ze meer
dan vijf cijfers na de komma nodig hebben. Het begint als volgt: Que jaime à faire connaître un nombre utile aux sages. Schrijf voor ieder woord het aantal letters op waaruit het bestaat en ziet, daar hebt ge pi, tot tien cijfers na de komma. Met het gedicht kom je echter nog véél verder, ja tot ver boven de duizend
cijfers: het is paginas lang. Voor mij volstaan de tien cijfers na de komma. En als u mij vraagt hoe pi berekend wordt moet ik het antwoord schuldig blijven. Van q weet ik het dus wel, en als u daarnet goed opgelet
hebt weet u het nu dus ook...
Alles goed en wel, zei mijn buurman Firmin, maar zeg mij nu wat de zin is van uw q. Van pi kan je nog zeggen dat het ´t quotiënt is van de cirkelomtrek en de diameter
van die cirkel: exact, tot in het oneindige. Pi kan je tekenen, concreet maken als het ware. Toen heb ik hem verteld dat je precies hetzelfde kunt met quox. Hij stond versteld van mijn uitleg: als
men in een gelijkzijdige vijfhoek een diagonaal (er zijn er zes, identieke) deelt door een zijde bekomt men een quox.
Dus: AC : AB = q
En er is méér: AE : ED = q !
Firmin kon het allemaal nauwelijks geloven.
- Waar hebt gij dat vandaan? vroeg hij.
- Uit een boekje, zei ik.
Hij nam er vrede mee.
Ik liet u al verstaan dat quox een nieuw woord is. Ge zult het tevergeefs zoeken in de Dikke Van Dale. Een paar weken geleden heb ik een partijtje scrabble verloren omdat het woord niet in de Dikke stond. Wacht maar, heb ik toen gezegd, over vijf jaar staat het er wél in! Maar daarvoor, lieve lezers, heb ik uw aller stem nodig. Als u allen, via een mail aan mij gericht, de wens te kennen geeft dat quox opgenomen wordt in ons geliefd woordenboek van de Nederlandse taal, dan lukt het ongetwijfeld wel. Honderdduizend stemmen zijn er nodig.
We zaten met zijn zevenen aan een tafel in de feestzaal Ladeuze, in het hart van de Vlaamse Ardennen. Zo hadden we daar vier jaar geleden gezeten: Erik, Lucien en ikzelf, met
onze respectievelijke echtgenotes, plus Gaby die de plaats had ingenomen van Bea.
Want Bea was er niet meer. Wij waren er om afscheid te nemen van Bea: een rouwmaaltijd... Wie had ooit gedacht dat Bea ons zou verlaten dertig dagen vóór haar vierentachtigste
verjaardag. Haar beide ouders waren diep in de negentig geworden. Zijzelf was ongetwijfeld geprogrammeerd voor honderd! En toch...
Vier jaar geleden in deze zelfde zaal hadden wij dus ook samen gezeten, op uitnodiging van Bea, ter gelegenheid van haar tachtigste verjaardag. Er was een taart te verdelen onder
zeven personen, een taart die in feite maar bedoeld was voor zes. Waarmee ik allesbehalve wil suggereren dat Bea krenterig was, want als er iets is wat ze absoluut niet was, dan is het krenterigheid: ze had nóg een
taart achter de hand. De moeilijkheid was toen de verdeling van de taart. In zeven gelijke stukken. Er is toen heel wat over gepalaberd en het zou mij al erg verwonderen als ik daar toen geen cursiefje aan gewijd heb. Heb
ik u al verteld, trouwe lezer, dat Eric en Lucien burgerlijke ingenieurs zijn. Wiskundeknobbels! Maar wiskundeknobbel of niet, delen in zeven gelijke delen is een onmogelijkheid, veel groter dan honderdduizend Eiffeltorens
op elkaar gestapeld.
- Waar het op neerkomt, zei Lucien, is de eerlijke verdeling in identieke delen, zodat niemand zich benadeeld mag voelen.
- Interessant, zei Erik, is te weten hoeveel kleiner het stuk taart is dat elkeen toekomt als we moeten delen door zeven, in plaats van door zes.
- Daartoe, zei ik, moeten we zes delen door zeven, dan krijgen we een getal dat bij benadering de grootte van het stuk aangeeft als we het zesde deel van de taart de waarde één
geven.
- Die deling gaat niet op, opperde Lucien.
- Maar stel dat we die deling uitrekenen tot zeven cijfers na de komma.
Ik sloot de ogen, deed alsof ik het snel uitrekende uit het hoofd:
- 0,8571428.
De vrienden slaagden er niet in een kreet van bewondering te onderdrukken, voor zoveel hoofdrekenvaardigheid. Niet één die er aan dacht dat ik dat getal al van te
voren in mijn hoofd had. Lucien controleerde mijn uitkomst met zijn zakrekenmachientje en moest bekennen dat het klopte. Toch waren ze het erover eens dat het maar bij benadering was.
- En als ik het nu eens uitrekende niet tot zeven, maar tot zeventien cijfers na de komma?
- Nog steeds bij benadering, zeiden ze.
- En tot honderd cijfers na de komma?
- Maak er duizend van, en ge kunt uw gang gaan, zei Erik. Maar dat zal nogal wat tijd en vellen papier kosten. Want uit het hoofd kunt ge dat nooit berekenen.
- Geen probleem zei ik, ik ken het zó uit het hoofd, tot duizend cijfers na de komma.
- Onmogelijk!
- Wedden voor een bak triple van Steenbrugge?
We hebben gewed en geen twintig minuten later stond de uitkomst van de deling op een A4-blad: 6 : 7 = 0,857142857142857142857142857142857142857142857142857142... tot duizend
cijfers na de komma.
Het kon niet anders of hun nikkel zou snel vallen: ik zat tegenover twee burgerlijke ingenieurs. U hebt het toch ook door, beste lezer?
Ik heb met één bakje triple vrede genomen. Erik en Lucien hebben elk een half bakje betaald.
Morgen of overmorgen gaan we hier nog even over doorbomen...
Laat mij dit verhaal beginnen, waarde lezer, met de bewering dat ik bewondering en sympathie heb voor de wetenschap en haar beoefenaars, dat ik hou van de wetenschap. Ja, ik ben er
van overtuigd dat wij héél veel, ofschoon niet alles, te danken hebben aan de wetenschap. Hetgeen evenwel niet betekent dat ik niet zou openstaan voor een mop over de wetenschap en meer bepaald de geneeskundige
wetenschap. Hier gaat er een:
De professor gaf een les over de ziekten van de lever. Honderd jaar geleden, sprak hij, waren de wetenschappers ervan overtuigd dat het nuttigen van eieren slecht is voor de lever.
Maar de wetenschap maakt vorderingen, en vijftig jaar later en na veel onderzoek was de medische wereld tot de conclusie gekomen dat eieren nét goed zijn voor de lever. En heden ten dage, dames en heren, en na nog veel
meer en beter onderzoek - ik zei het reeds: de wetenschap staat niet stil - heerst de overtuiging dat er nog helemaal geen zekerheid is betreffende de invloed van het eten van eieren op de lever.
Maar nu geen gezwans meer. De rest van mijn verhaal is realiteit.
Tijdens het academiejaar 1961-62 (`t is waarachtig zestig jaar geleden!) kreeg ik les van professor Corneel Heymans, de enige Vlaming die ooit een Nobelprijs Geneeskunde in de wacht
heeft gesleept: een les over aspirine, een pijnstillend en koortswerend medicijn, maar waarvan de werking op de bloedstolling toen nog niet bekend was. Een paar jaar later sijpelde stilletjesaan door dat aan aspirine nog een
andere en zeer belangrijke werking kon toegeschreven worden: remming van de aggregatie van de bloedplaatjes, waardoor het een uitstekend middel zou zijn bij het voorkómen van trombosevorming in de slagaders van het
hart en de hersenen, zeg maar hartinfarct en beroerte. Tijdens de jaren die volgden werd de medische literatuur overstelpt door honderden, wellicht duizenden, verslagen van studies wereldwijd, die middels statistieken, het
bewijs leverden dat aspirine in lichte dosis (80 à 100 mg daags) hét middel bij uitstek was ter voorkoming van cardiovasculaire aandoeningen. Bijwerkingen van het medicijn? Gevaar voor bloedingen, in het bijzonder
hersenbloedingen? Te verwaarlozen! Kostprijs? Ongeveer een halve cent per dag! Te mooi om waar te zijn? Wat er ook van zij, het mini-aspirientje (de meest bekende merknaam is Asaflow) werd het best verkochte
medicijn, wereldwijd. Een jaar of tien geleden - ´t kunnen er twintig zijn - kwam men daarenboven aandraven met een nieuwe indicatie voor het aspirientje: preventivum voor colo-rectale kanker, zijnde kanker van de dikdarm
en de endeldarm. Mét de bewijzen erbij, via opgezette studies alom. Is het dan te verwonderen dat ik al zo´n dertig jaar trouw ben aan mijn Asaflowke, iedere avond eentje. Mij werd vijftien jaar geleden een by-pass
operatie van de kroonslagaders geadviseerd, alsook het plaatsen van een pace-maker. Ik heb ervoor bedankt, omdat ik bang ben van ingrepen, vooral sinds de dag dat de jonge gezonde burgemeester van ons dorp na een routine ambulant
hartonderzoek ter plekke dood bleef, in nochtans één van de meest geroemde hartklinieken des lands. Ik heb voortgedaan met mijn o zo vertrouwd aspirientje, en alles was weer peis en vree, tot vorige week... Wat
lees ik in De medische referentie (maandelijks geneeskundig tijdschrift, januari 2022)? Een (wereld?)beroemde Ierse cardioloog, dr. Frank Moriarty, komt middels uitgebreide klinische studies, tot de volgende
conclusie:
1) aspirine voorkomt géén trombusvorming in de bloedvaten;
2) behandeling met aspirine houdt wél een ernstig gevaar in voor bloedingen;
3) aspirine behoedt niet voor darmkanker (integendeel!)
Val nu dood!
Zeker, de wetenschap staat niet stil, de wetenschap maakt vorderingen, er is voortschrijdend inzicht...
Dr. Moriarty, die zó vakkundig het aspirientje de grond inboort.
En mocht u meer willen weten over de geschiedenis van het aspirientje, surf naar:
Ik ben erachter gekomen, waarde lezer, welke weg u dient te volgen om mijn laatste nieuw vers-van-de-pers boek in uw bezit te krijgen. Zoals u wellicht weet worden boeken meer
en meer online gekocht en zijn niet meer te koop in de boekenwinkel. Een moderne trend waar wij ons niet van distantiëren.
Ga naar www.shopmybook.be en geef daar de titel van het boek in: commilitones (*). Hetgeen dan verder te doen staat mag geen probleem zijn, zeker als u de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt hebt. Of anders roept
u maar de hulp in van een van uw nakomelingen: het heet poepeenvoudig te zijn.
De exacte prijs is mij nu ook bekend: 21,53 . Als volgt samengesteld:
1° de kosten voor het maken van het boek, d.i. wat de drukker/uitgever vraagt, zijnde 15,64 ;
2° het graantje dat de fiscus wil meepikken (de BTW), zijnde 0,94 ;
3° de verzendkosten: 4,95 .
Stel dat ik daarenboven de uren werk die ik aan het schrijven van het boek besteed heb, in rekening zou brengen: het zou onbetaalbaar zijn. Maar, zoals reeds eerder
gezegd, dat doe ik niet, want schrijven is mijn hobby, schrijven doe ik voor mijn plezier. Zodoende is de prijs van het boek voor menigeen niet onoverkomelijk...
(*) Als u i.p.v. commilitones mijn naam ingeeft (vansteenbrugge), dan krijgt u een overzicht
van al de boeken van mijn hand die sedert 2006 bij shopmybook van de drukpersen zijn gerold.
Zit de corona-pandemie er voor iets tussen? De laatste maanden krijg ik nogal eens de vraag waar mijn boek "o jerum jerum jerum" te koop is. Het antwoord is teleurstellend: het boek is overal uitverkocht en van een herdruk kan geen sprake zijn aangezien de uitgever (Free Musketeers) van het toneel verdwenen is. Het kan wel nog ontleend worden in een aantal gemeentelijke bibliotheken en ook in de universiteitsbibliotheek van Gent.
Cover van het boek "O jerum jerum jerum..." (2006): voor- en achterflap.
Met fierheid evenwel kondig ik u, bij het begin van het nieuwe jaar, mijn zopas verschenen boek aan. Het heet "COMMILITONES" en het handelt over het studentenleven in het begin en het midden van de 20e eeuw, zijnde de studentenjaren van onze grote Vlaamse schrijver Ernest Claes en die van mijzelf. Het boek zal wellicht niet in boekenwinkels te koop zijn en zal voorlopig ook nog niet in bibliotheken uitgeleend worden. Het zal enkel te bestellen zijn bij de uitgever via mail en hoe dát precies in zijn werk moet gaan is mij nog onbekend; ik vertel het u later. Mij eveneens nog onbekend is de exacte kostprijs: kosten van de drukker/uitgever + verzendkosten + royalties. Enkel wat de royalties betreft (d.i. het loon van de auteur) kan ik u verklappen dat die 0,00 euro bedragen. Ik schrijf immers voor mijn plezier. Een hobby dus...
Cover van het boek "Commilitones" (2022): voor- en achterflap.
U hebt het goed gelezen, beste lezer, in mijn nieuwjaarsgedichtje staat te lezen dat 2021 een kutjaar was, en daar trek ik geen letter van terug. Niet alleen vanwege het coronavirus, waarmee we ons stilaan gaan moeten leren verzoenen, maar ook vanwege de misdaad die de laatste tijd welig getierd heeft in ons dierbaar Vlaanderland. Een greep?
Laten we het eerst hebben over een geval van financieel gesjoemel, een geval waar niet met mensenlevens werd gesold, zoals bij de twee volgende wél het geval is. Het betreft
een knappe jongedame - Kouwekaki is haar naam - die het tot parlementslid heeft gebracht. Wedde: zesduizend euro. Ontoereikend naar ik vermoed, want ze heeft het aangevuld met subsidies - geld van de burger - die niet voor
haar persoonlijk bedoeld waren. Ze is, onervaren wellicht in financiële en fiscale optimalisatietechnieken, lelijk tegen de lamp gelopen en voortaan zal ze nu moeten rondkomen met niet meer dan drieduizendvijfhonderd
in de maand. Dat moet lukken, hoor ik sommigen onder u al opperen en daarenboven hoeft ze voor die wedde helemaal niets te doen. Ze zou het ook niet kúnnen, want psychisch zit ze helemaal aan de grond. Begrijpelijk
toch als je het plots met drieduizendvijfhonderd moet doen, terwijl je zesduizend gewend bent. Maar ik zeg: verdiende straf! En dan voeg ik er nog aan toe: eigen schuld, dikke bult!
Kouwekaki getekend voor "Dag Allemaal" door Marec, geïnspireerd door Marilyn Monroe's "Diamonds are a girl's best friend".
Heden is het precies acht jaar geleden dat ik op deze blog een verhaaltje geschreven heb over V.H. onder de titel Onze Lieve Heeren. Zij was toen minister. Later werd
zij burgemeester van een middelgrote Vlaamse stad. Ik was overdonderd door haar lief snoetje. Dat zo een snoesje zich tot de misdaad heeft laten verleiden doet mijn hart bloeden. Wat zij heeft misdreven is genoegzaam bekend:
ze heeft zich vóór haar beurt laten vaccineren met het covid-19 vaccin. En nu mag ze nóg zo hard beweren dat het om een overschotje ging, een spuitje dat misschien wel in de vuilnisemmer zou beland zijn,
dat zij als burgemeester daarmee een voorbeeld heeft willen stellen en wellicht een aantal antivaxers over de streep heeft getrokken, dat ze het gedaan heeft voor het welzijn van haar medeburgers omdat een zieke burgemeester
de stad allerminst ten goede zou komen... ze heeft haar gerechte straf niet ontlopen: sjerp kwijt en, in tegenstelling tot Kouwekaki, ook haar wedde kwijt. En ook haar politieke loopbaan naar de vaantjes? Want, wie zal haar
nu nog vertrouwen en wie zal haar nu nog lief vinden? Zelfs ík heb het er moeilijk mee.
V.H.: dan toch niet de lieve onschuld zelve?
Maar erger nog dan wat de twee vorige misdadigsters mispeuterd hebben is hetgeen BDP, een van Vlaanderens meest illustere mediafiguren, een half dozijn vrouwen heeft aangedaan: gestalkt en zodoende hun leven totaal verwoest! En dan durft de man nog beweren dat ze het fijn vonden door hem gestalkt te worden. Als dát niet getuigt van een totaal gebrek aan schuldinzicht! Zijn de feiten gruwelijk, de straf is navenant. Ontslagen bij de Vlaamse TV-maatschappij en zes maanden bak. Dat laatste weliswaar voorwaardelijk, hetgeen betekent dat hij er zich in de toekomst tenminste gedurende zes maanden zal moeten van onthouden nog levens te verwoesten, hetgeen ongetwijfeld een moeilijke opdracht zal zijn voor BDP. Dat betekent nog niet dat hij dan zal moeten zitten als de straf dan toch effectief wordt. Daar zijn immers enkelbanden voor. Maar ook dát is geen lachertje...
En dat, waarde lezer is dus nog maar een greep uit wat zich op het vlak van de misdaad in ons mooi Vlaanderland heeft afgespeeld. Er blijft o zoveel onder de radar!
Een jaar of tien geleden heeft één van mijn beste vrienden een ontroerend goedje in Portugal gekocht. Hij noemde het mijn plotje.
Vertederend... Ik schrok ervan toen hij mij een week geleden vertelde dat hij het plotje heeft verkocht - om optimalisatorische redenen naar ik vermoed - maar dat het hem spijt. Ik beloofde hem dat ik er een ontroerend gedichtje
zou over schrijven. Hier is het:
In 1953 stond Louison Bobet aan de start van zijn zesde Tour de France. Hij was achtentwintig jaar. In zijn vijf vorige ronden was hij telkens één van de favorieten geweest, maar nu was hij niet eens meer kopman van de Franse ploeg. En toch zou Louison die ronde winnen
en hij zou de eerste worden die drie keer na elkaar de Tourzege op zijn naam schreef. Meer dan dertig jaar geleden had de Belg Filip Thijs eveneens drie keer gewonnen... maar niet drie jaar na elkaar. Dat het de vorige vijf
keer niet was gelukt had twee redenen. Enerzijds was er de enorme tegenstand: hij diende op te tornen tegen de allergrootste kampioenen uit de geschiedenis van de wielersport: Coppi, Bartali, Kubler, Koblet. Anderzijds was
er de kwaal die hem bijna zijn hele sportcarrière gekweld heeft: steenpuisten op het zitvlak, soms gepaard met aambeien, soms met koorts. In 1952 had de aandoening hem van deelname weerhouden en in 1953 was zijn deelname
onzeker tot drie dagen voor de start. En toch: Louison Bobet won die Tour! Het jaar daarna startte hij natuurlijk wel als kopman van zijn ploeg. Dat jaar hernieuwde hij niet alleen zijn zege van het vorig jaar, maar hij werd
ook nog wereldkampioen. En na zijn derde opeenvolgende tourzege in 1955 liet hij zich opereren aan het zitvlak: een vrij zware operatie. Daarna is hij nog vijf jaar actief geweest in zijn sport. Een overwinning in de Tour
zat er evenwel niet meer in, wel nog enkele grote overwinningen, o.a. Parijs-Roubaix en Bordeaux-Parijs.
Deze bakkerszoon, geboren in Saint-Méen-le-Grand in 1925, was niet de beste vriend van Jean Robic, tourwinnaar in 1947. Robic dreef de spot met Louison Bobet en hij noemde
hem Bobette vanwege zijn menigvuldige instortingen die gepaard gingen met huilbuien: Bobette-pleurette (Bobetje de huilebalk) of Louisette-bonbon. Desalniettemin mag zonder overdrijven gezegd worden dat Louison de grootste
renner uit de jaren 50 is geweest. Naast zijn overwinningen in de tour en de reeds vermelde grote ééndagskoersen ontbreken ook Milaan-Sanremo en de Ronde van Vlaanderen niet op zijn palmares.
Op 15 december 1961 was hij samen met zijn jongere broer Jean, eveneens wielrenner, betrokken in een zwaar auto-ongeluk. Dat betekent meteen het einde van zijn wielercarrière.
Hij gaat in zaken: in Quiberon opent hij een instituut voor thalassotherapie (= behandeling met zeewater) samen met Christiane, zijn eerste echtgenote. Een bekende foto is die van Louison die de Mont Ventoux beklimt tijdens de Tour met lopend achter hem Christiane die haar man toejuicht. Het instituut kende een enorm succes en Bobet werd een rijk man en als gentleman bewoog hij zich in de hoogste kringen. Hij beschikte over een
eigen vliegtuig, waarmee hij zich begaf naar avondlijke bijeenkomsten in Parijs. Twee jaar na de opening van het zeewaterinstituut ruilde hij Christiane voor een tweede echtgenote. Later opende hij nog een tweede instituut
en er kwam ook nog een derde echtgenote...
In 1980 werd bij Louison Bobet de diagnose multipel myeloom gesteld, ofte ziekte van Kahler, de ziekte waaraan ook president Pompidou leed. Bobet bezweek aan de ziekte
op 13 maart 1983, één dag vóór zijn achtenvijftigste verjaardag. Hij is begraven in zijn geboortedorp, alwaar een straat en een museum naar hem zijn genoemd.
Doorgaans zie ik Noël enkel in de kantine van de loopclub, op zondagmorgen. Vanwege mijn corona-infectie was ik er al enkele weken niet geweest. Ik ontmoette hem op de parking
van de apotheek: wij gingen allebei covid-sneltests halen. Maar hoe zag Noël er uit? Een kolossaal blauw oog!
Bij negentig procent van de volwassen mannen met een blauw oog, komt het door tegen een deur te lopen, tenminste als ze geen beoefenaar zijn van de edele bokssport. Ik vroeg dan
maar op de man af of Noël misschien tegen een deur was gelopen. De werkelijkheid bleek minder prozaïsch te zijn.
- Een vuistslag gekregen in de kantine, van Jeannineke.
- Van Jeannineke, dat klein ding! Kan die zó hard kloppen? En waarom heeft ze dat gedaan?
- Ik had haar een tikje gegeven tegen haar achterwerk...
- Waarom doet gij zoiets? Ikzelf zou daar geen genoegen aan beleven. Als ´t nu nog bij Kathy was, of Christine of Gudrun, maar dat verschrompeld vel-over-been Jeannineke!
- En waarom denkt ge dan wel dat ik het gedaan heb. Bij die andere drie zou ik zo´n misdaad nooit plegen, maar bij Jeannineke heb ik het gedaan uit pure compassie. Ik dacht
dat ze het op prijs zou stellen omdat ze maar zelden te „lijden“ heeft onder ons flirterig gedrag. In tegenstelling tot die andere drie.
- Nu begrijp ik het volkomen. Jeannineke is allesbehalve moeders mooiste, om het voorzichtig uit te drukken. Een daad van naastenliefde dus...
- Ik denk dat ze er al spijt van heeft. Maar vergeven doe ik het haar nooit. Ze krijgt geen woord meer van mij, geen goedendag, geen blik.
- Maar stel nu dat ze zelf toenadering zoekt, door u bijvoorbeeld een tik te geven op een gelijkaardige plaats?
- Dan krijgt ze een zodanige dreun dat ze het misschien nooit meer kan navertellen. Weet ge dat ikzelf nog gebokst heb in mijn jonge jaren?
- Stel dat ge haar doodslaat...
- Ik zal vrijuit gaan: zij zal begonnen zijn.
De grote sterke Noël heeft waarachtig haatgevoelens tegenover het kleine scharminkeltje. Als ik haar was zou ik niets ondernemen om het weer goed te maken.
Veertig jaar geleden heb ik Willianne en haar man leren kennen. Ze was een aantrekkelijke jonge vrouw van halverwege de dertig, hij was de vijftig al voorbij. Sindsdien hebben
wij een goede relatie onderhouden, tot een jaar of tien geleden de man is overleden. Die laatste jaren heb ik enkel nog telefonisch contact gehad met Willianne. De laatste keer dat ze mij opbelde, een maand of zo geleden,
klonk ze opgewekter dan ooit tevoren: ze had een man leren kennen, iemand van ongeveer mijn leeftijd, die net als ik in Gent gestudeerd had, een ingenieur, of liever een dubbele ingenieur, want naast ingenieur
in de bouwkunde was hij ook nog ingenieur in iets anders waarvan ik de naam vergeten ben - in de termen van deze tijd zou dat manama (master na master) zijn. Ze moet wát fier zijn dat ze als zeventiger
nog zo iemand aan de haak heeft kunnen slaan, hij mocht dan al zes jaar ouder zijn. Misschien had ik hem gekend tijdens de studentenjaren: Ronny Welvaert? En óf ik hem gekend heb! In ´t begin van de jaren zestig.
We kenden elkaar weliswaar niet van de studentikoze drinkgelagen, want die waren niet aan Ronny besteed, maar wel van de vele gezellige avonden in de friture Njora, waar wij ettelijke partijtjes schaak hebben gespeeld. Ronny
was meestal aan de winnende hand en ik kon mij daar goed bij neerleggen: schaken is tenslotte toch een beetje wiskunde en een ingenieur in spe hoort toch een wiskundeknobbel te hebben. Niet dat Ronny een schaakgenie was. Verre
van. Tegen Lucien, de patron van de frituur, heeft Ronny, net zo min als ik uiteraard, nooit een partijtje kunnen winnen of zelfs maar een remise kunnen spelen. Ach, die Lucien Van Haudenhuyse zaliger, dát was pas een
schaker. En méér dan dat! Kampioen van Oost-Vlaanderen geweest, zowel in het schaken als in het dammen. Geen enkel diploma behaald, maar hij kon hypnotiseren en hij was bedreven als geen ander als het aankwam
op electriciteit of loodgieterij. Met het geld dat hij op zijn veertigste reeds met zijn frituur verdiend had kocht hij een dertigtal oude panden, die hij omtoverde tot, voor die tijd, luxueuze en comfortabele studentenkoten.
De frituur droeg de naam van zijn vrouw, Njora Nikiforova. Ze kwam uit Apostolona, een klein dorp aan de Djnepr, op zo´n honderd kilometer van Dnjepropetrovsk, de tweede grootste stad van Oekraïne. Hij had haar leren
kennen tijdens de tweede wereldoorlog toen hij, amper achttien jaar oud, in ´t Oosten diende als soldaat. Een lieve blonde slanke vrouw, een paar jaar ouder dan Lucien. Ze heeft mij enkele woordjes russisch geleerd -
´t zal wellicht oekraïens geweest zijn - die ik op heden alle vergeten ben. Maar wat ik niet vergeten ben: nergens was de friet-stoverij zo lekker als bij Njora, aan de Sint-Kwintensberg. Talloos zijn de dagen waarop
ik die heerlijke spijs zowel ´s middags als ´s avonds ging nuttigen. En dan blijven plakken voor het schaakbord en een pint bier, vaak tot in de vroege uurtjes. Friture Njora, waer bestu bleven? Ik zoek u langs mijn
wegen weer en vind uw sporen nimmermeer. Jaren geleden met de grond gelijkgemaakt, samen met de belendende huizen. Plaats gemaakt voor een groot flatgebouw. Geen spoor meer... O jerum jerum jerum...
Het weerzien was drie dagen geleden. Met Willianne en Ronny. Ik herkende in Ronny nog de trekken van vroeger. Er werd niet gekust en er werden
zelfs geen handen geschud, vanwege het coronavirus. Maar hartelijk was het wel. Er waren frieten met stoverij en er werd een partijtje geschaakt. Zoals vroeger. Ik met wit, Ronny met zwart. En het werd: wit: koning op c6, pion op d6; zwart: koning op e8; wit aan zet.
Ik speelde d6 naar d7, hetgeen een vreselijke flater was (ik had Kc6>c7 moeten spelen) want met Ke8>d8 kon zwart nu na om ´t even welke tegenzet van wit onmiddellijk een gelijkspel afdwingen, hetzij door het slaan van de pion, hetzij door een patstelling. Maar... Ronny zag het niet. Ik schrok toen hij zijn koning neerlegde, ten teken van overgave. We zijn geen van beiden goede schakers maar die dag hebben we ons toch even Carlson en Nepomniasjtsji gewaand, de twee grootmeesters die op ´t ogenblik in Dubai een gevecht leveren om de wereldtitel.
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.