Er was feest in het dorpsschooltje, lager- en kleuteronderwijs. Ik zat te genieten van een icetea'tje (de dokter heeft C2H5OH-houdende dranken verboden) op het grasveld vóór de school. Kinderen stoeiden alom. En plots was er opschudding, twee meisjes waren een jongetje aan 't kastijden. Een ongelijke strijd: de meisjes waren niet alleen in de meerderheid, ze waren duidelijk een paar jaar ouder dan het knaapje. Hij huilde als een gekeeld varkentje en ik voelde mij verplicht het incident in ogenschouw te nemen. Het gevecht viel stil, het jongetje grabbelde een voetbal mee van tussen de meisjes en kwam jammerend naar mij toe gelopen. Ik merkte nu pas wat een mooi splinternieuw voetbalplunje hij aanhad met op het shirt het nummer 14, het nummer van Johan Cruyff zaliger. Ik vroeg wat er gebeurd was maar, door het hevig gesnik kreeg hij het niet verwoord. Ik vroeg of hij pijn had en hij schudde van "neen". Dan begrijp ik niet waarom jij zo hard moet schreeuwen, blêtkous die je bent, zei ik lichtjes geïrriteerd. Het snikken stopte onmiddellijk. Hij keek mij kwaad aan: ik ben nog klein, hoor! zei hij. Dat was een argument waarvoor ik enig begrip kon opbrengen en hij deed nu rustig zijn verhaal. Hij was met zijn bal aan 't spelen, nu al oefenen voor later, want hij wilde een beroemd voetbalspeler worden, met zijn foto in de gazet staan zoals Kevin Debruyne in de krant van 't weekend, een foto van twee pagina's groot. Ik had de foto ook gezien, twee volle pagina's, en Debruyne had er niet eens iets voor gepresteerd, tenzij dat hij twijfelt of hij dit seizoen nog naar die of gene ploeg zal overgaan. Jongleren met de bal, dàt was onze kampioen-in-spe aan het doen, toen zijn bal plots de verkeerde kant uit was gegaan en terecht gekomen in de heksensoep van die twee meiden - 't waren zijn zussen. Heksensoep? Tussen hen beiden zag ik twee stapeltjes paardebloemen en ander "onkruid" liggen, helwelk zij nauwgezet aan 't bewerken waren. Ik ging even polshoogte nemen, vroeg of dat heksensoep was. Eén van hen zei kortweg "ja" en ze prevelde nog iets onverstaanbaars, hetgeen ik interpreteerde als "en hoepel nu op". Als ik nog een vraag had gesteld was ze ongetwijfeld tegen mij opgevlogen. Ik droop af. Ik moest denken aan mijn beide nichtjes, Lorke en Lieske, die vijftig jaar geleden - Here God, waar is hij heen, de tijd? - ook heksensoep maakten. Ze waren toen een jaar of tien en ze geloofden nog dat Sinterklaas bestond, al bestond hij dan niet écht. En dat was precies hoe ze dachten over heksen, vampieren, spoken, engelen en duivels... En God, Onze-Lieve-Heer, dat die weliswaar bestaat, maar niet écht, hé. En de juffrouw in de klas gelooft die dan ook niet dat God écht bestaat? Die ook niet, maar dat mag ze niet zeggen van de directeur...
Het jongetje stond een beetje te glunderen, hij moet gedacht hebben dat ik de zussen een standje had gegeven. Ik vroeg hoe oud hij was. Hij stak vijf vingers omhoog. Hoeveel is dat? vroeg ik. Hij begon te tellen, te beginnen bij de pink. Vijf! Heel goed, zei ik. Hij zal het ver brengen in het leven, denk ik. En als het niet als voetballer is, dan maar als iets anders.
|