Ik nam de voorbije week actief deel aan twitter-debat over tegenvallende PIRLS & de algmene niveaudaling. Enkele tweets.
Ik nam de voorbije week actief deel aan twitter-debat over tegenvallende PIRLS & de algmene niveaudaling. Enkele tweets.
Onze sterke Vlaamse onderwijstraditie was gebaseerd op leerkrachtgestuurd, interactief, kennisrijk & gedisciplineerd ond. Ontscholingsdruk nam voorbije 30 j. gevoelig toe vanwege ond.experts,koepels, inspectie, beleidsmakers Lkn kunnen dus moeilijker verzet & lippendienst plegen dan vroeger het geval was.
Dag 4 na PIRLS: men blijft wanhopig naar uitvluchten zoeken, cruciale spelers blijven er het zwijgen toe doen, maar wel interessante getuigenissen van leraren, enkele scherpe opiniestukken. Het is niet zo moeilijk te weten wat er moet gebeuren, maar the powers that be zwijgen.
Met O-ZON-campagne-2007 stelde www.onderwijskrant.be-nr 140 e.d dat het al 5 na 12 was inzake aantasting kwaliteit. Veel aandacht ook voor de uitholling van de taalvakken. Ontscholingsdruk nam sindsdien nog toe (o.a. ook met ZILL & GO-poolsterproject) Nu is het al 10 na 12. In 2007 & ook nu nog ontkennen verantwoordelijken de oorzaken en eigen schuld. Ook de ontscholende onderwijsvisies van de 2 grote onderwijsnetten: ZILL -2016 (zie Onderwijskrant nr. 176) & recentere GO!-Poolsterplan (zie Onderwijskrant nr.198) leid(d)en tot niveaudaling. Enz.Enz.
Precies 50 j geleden waarschuwde ik al voor de nefaste gevolgen oprukkebde zelfontplooiingsmodel à la Rogers in het ond., vr anti-autoritaire en laisser-faire ... aanpak- in het tijdschrift 'De Nieuwe Maand' (Acco, januari 1973) + pleidoooi vr landelijke/gemeenschappelijke leerplannen. voor wiskunde en samenwerking onderwijsnetten.
In Onderwijskrant nr. 2 -1977 waarschuwden we al : "Allerlei onderwijsmythes w verspreid zoals dat een niet-directief (leerkrachtgestuurd) optreden en een niet voorgeprogrammeerde leersituatie steeds de meest aangewezen methode is en hiërarchische relatie voorbijgestreefd is." Ook veel pedagogen propageerden al vanaf de jaren 1970 ontscholing in de vorm b.v. van zelfontplooiingsdenken à la Carl Rogers : Ferre Laevers (CEGO), Jos Letschert (SLO-directeur), prof. Luc Stevens (directeur/oprichter Nivoz),
Iemand stelt: Er wordt eigenlijk al lange tijd en in Onderwijskrant publiekelijk verkondigd dat er sprake is van niveaudaling en welke de oorzaken zijn. Maar het is in "verlichte" onderwijskringen nog steeds bon ton die mensen hooghartig te honen. Wie zei ook weer: We hadden destijds naar Onderwijskrant moeten luisteren?' (Dirk Van Damme). We waarschuwden inderdaad tijdig. Xe publiceerden 10-tallen uitgebreide analyses oorzaken aantasting kwaliteit & remedies. We werkten tegelijk ook aan optimalisering sterke onderwijstraditie leren lezen, rekenen, spellen, zaakvakken enz. & kregen hiervoor veel lof vanwege de praktijkmensen.
Inderdaad, veel recente van die uitspraken van Pedro Debruyckere over aantasting onderwijskwaliteit verkondig ik al 40 jaar. Merkwaardig dat Pedro De Bruyckere het tot nog toe vertikte om eens naar Onderwijskrant en naar mijn publicaties en standpunten te verwijzen, of te reageren op twitter, fb... Reden van taboe? Ook voorbije 20 jaar geen steun voor onze Onderwijskrantcampagnes.
In 1974, 49 j. geleden, lanceerde ik in 'Persoon en Gemeenschap' de boutade: Weg met prestatiedwang, leve de prestaties; toenmalige reactie op vele zgn. progressieven die het belang van prestatiegericht leerklimaat in vraag stelden ook in publicaties van koepels & alternatieve scholen ... Niveaudaling is een lang en sluipend gif. --- Radicaal kennis- en prestatierelativisme & andere vormen van ontscholing werden overigens al volop gepropageerd in de VSO-brochure -1971 van minister Vemeylen. Sloot aan bij tijdsgeest vanaf de late jaren 1960, maar gelukkig destijds veel verzet vanwege lkn. en tal van normaalschool- en regentaatsdocenten.
Analyse v 50 jaar ontscholing(sdruk): aantasting onderwijskwaliteit en gezag van de school en van de leraren (zie Onderwijskrant nr. 198).
Precies 50 j geleden waarschuwde ik al voor nefaste gevolgen oprukkenende zelfontplooiingsmodel à la Rogers in het ond., vr anti-autoritaire en laisser-faire ... aanpak- in tijdschrift De Nieuwe Maand (Acco, januari 1973) + ple!doooi voor landelijke leerpl. voor wiskunde e.d. Sluipende niveaudaling steeds ontkend. Kentering op komst of verdere niveaudaling?
Op de Nationale Onderwijsdag van 1981 (Blandijnberg) nam ik resoluut afstand van het dominerende ontplooiingsmodel, naïeve ervaringsgericht onderwijs à la Ferre Laevers (CEGO), open projectonderwijs ...
B
innen onze O-ZON-alarmcampagne-2007 publiceerden we 600! p. over aantasting ond.kwaliteit, ontscholingsdruk, uitholling (taal)vakken, niveaudaling: www.onderwijskrant .be witboek nr. 140, 141, 142, 144 & ' ik moet/mag naar school ',http://Acad.Press, 345 p. + Symposium
In mei 2001 publiceerde ik in Onderwijskrant bijdrage 'Weg met de steerke vernieuwingsdrang, leve de vernieuwing in continuïteit: een pleidooi voor borgen & optimaliseren van sterke onderwijstraditie.
Ik publiceerde in 1984 twee bijdragen over begrijpend lezen in Onderwijskrant waarbij 1 van mijn conclusies luidde dat de tendens om af te stappen v klassieke aanpak (intellectuele uitdagende teksten & doordachte vragen & woordenschatuitbreiding ) nefaste ontwikkeling was.
Sterke vooruitgang in Engeland voor PIRLS wordt in sterke mate op naam geschreven van invoering -en intense bijscholing voor fonetische aanpak van het technisch. lezen. In Vl en Ned momenteel fonetische leesboekjes, maar geen bijscholing. Deze methodiek vereist veel meer dan passende leesblaadjes, lkr. moet veel meer in de vingers hebben. Zie publicaties over mijn Directe SysteemMethodiek en mijn uiteindelijk geslaagde campagne voor de DSM vanaf 1986.
Meerdere oorzaken niveaudaling begrijpend lezen. Het in sterke mate relativeren v klassieke didactische aanpakken die destijds zorgden voor onze sterke Vl ond.traditie is belangrijkste oorzaak niveaudalinf; naast specifieke oorzaken b.v. voor lezen: sterke afname leertijd. Ook sterke toename van allochtone en anderstalige leerlingen. Vl 10-jarigen h in Vl in 2de gr in coronatijd ook wel veel les begrijpend lezen gemist en sommige landen testte men de 11-jarigen i.p.v. 10-jarigen (Foei Pirls vr steekproef!). In Vl participeren ook kdn. buitengewoon onderwijs, in tal van landen niet.
Leuvense verantwoordelijke PIRLS betreurt dat 32% nooit Ned. spreekt thuis, maar verzwijgt leesscore van die leerlingen. Leerlingen -ook anderstalige - krijgen binnen lessen met 25 lln. weinig min. per dag kans om Ned te spreken. Anderstalige moeten gestimuleerd w om Ned te spreken buiten les en vooral ook thuis te kans krijgen/gestimuleerd w. Thuis geen Ned =immens & onderschat probleem, maar Agirdag en co ontkennen dat. Leuv. verantwoordelijke verzwijgt ook dat veel taalzwakke lln tevens niveau van de andere lln. aantast. (Groep Brusselse ouders sloeg al in 1993 alarm, maar werden weggehoond en als conservatief bestempeld.) Al 25 j. dring ik tevergeefs aan op invoering extra NT2-lessen in kl. groepjes vanaf 1ste dag kleuter; uitgerekend Leuv Steunpunt NT2 vond dit overbodig.
Ook ons kleuteronderwijs krijgt eens te meer kritiek in PIRLS, net zoals destijds in TIMSS.
Eenzijdig kleuteronderwijs
Dirk Van Damme schrijft: Zeer interessante bevindingen in het PIRLS rapport over vroege geletterdheid & kleuteronderwijs: zeer laag aantal kinderen dat met basisgeletterdheid eerste lj binnenkomt. Hoge participatie kleuteronderwijs zorgt dus niet voor basisgeletterdheid en er is meer nodig dan leerplicht vervroegen.
Mijn reactie luidde: Daarom voeren we in Onderwijskrant al 40 jaar campagne tegen ervaringsgericht onderwijs van Laevers en CEGO, en voorbije 15 j. ook intensieve campagne vr optimaliseren/evenwichtig programma vr kleuteronderwijs. En we bestrijden al sinds 1976 het ervaringsgericht zelfontplooiingsmodel van prof. Laevers en CEGO dat ook dr inspectie en koepels gepropageerd werd. Ook in ZILL-leerplan nog steeds eenzijdig en arm programma voor kleuteronderwijs. ZILL-architecten beweerden in 2015 zelfs dat het lager onderwijs moest afgestemd worden op het zgn. ontwikkelend leren van het kleuterond. Ook inspectie propageerde lange tijd volop het ervaringsgericht onderwijs à la Laevers. Opvallend: geen reactie van Laevers en CEGO op niveaudaling in Pirls.
Toemende ontscholingsdruk
In de jaren 90 waren meeste universitaire didactici, DVO-directeur Roger Stansdaert, kopstukken inspectie en bijna alle leerplanverantwoordelijken binnen de ond.koepels bekeerd tot constructivisme. Wellicht was het leerplan wiskunde l.o. (kath. ond) het enige waarin ik als medeopsteller afstand nam van het constructivisme. #niveaudaling In Onderwijskrant besteedden we voorbije 30 jaar vele honderden pag. aan analyse van oorzaken van niveaudaling + opname van honderden getuigenissen van lkn.///
Vanaf 1987 waarschuwde ik al in onderwijskrant, Nederl. tijdschrift Panama-Post, leerplan lager (kath.)ond. 1998... voor constructivisme, ook voor het contextueel en constructivistisch rekenen van het Freudenthal Instituut. Freudenthal steunde me in strijd tegen formalistische New Math, maar koos voor andere extreem. Wie van de vele univ. onderwijsexperts namen de voorbije 30 j. afstand van de dubieuze visies (b.v. constructivisme, egalitaire ideologie...) die veel onderwijsexperts verkondigden?
Zes Vlaamse profs mochten volop nefaste constructivisme propageren in het VLOR-rapport-2008 Competentieontwikkelend onderwijs: Laevers, Valcke, Dochy, Standaert
Kopstukken, VLOR, KBS & administratie in 2014: 'In Learning Park zullen lln. gecoacht w om eigen leertraject aan te sturen. Het grootste deel van de dag zijn ze bezig met projecten waarin ze hun competenties zelf actief ontwikkelen (De Nieuwe school in 2030) In de aanloop van de nieuwe eindtermen verschenen veel pleidooien voor verdere ontscholing., ook in VLOR-advies-2015.
Op de website A design for education lazen we in 2020: Al geruime tijd w lkn. overspoeld met de boodschap dat verwerven van basiskennis & vaardigheden niet meer op de eerste plaats staat. Ook de leerplanmakers & de onderwijsinspectie hebben een nefaste invloed gehad." Indedaad. Net als veel lkn betreurde prof Klaus Mollenhauer in 1983 dat veel 'moderne' pedagogen instructie & cultuuroverdracht haaks vonden op hun ideologie v zelfontdekkend & zelfstandig leren, op 'welbevinden-beweging', de niet-autoritaire opvoeding & de do-it-yourself-pedagogiek.
Ook de Stichting LeerplanOnwikkeling propageerde in 2000 radicale ontscholing in Naar een nieuwe basisschool': Basisonderwijs is nog geworteld in 19de eeuw. Leerstof-paradigma moet plaats maken vr dat van de ontwikkeling van kdn.Weg ook met vakgerichte benadering & jaarklassen. #niveaudaling
Inspecteur-gen. Peter Michielsens in 1999: In 21ste eeuw zullen lln. vanaf jonge leeftijd hun eigen leerprocessen zelf sturen. Geen enkele overheid, onderwijzer of prof zal nog in staat zijn om dwingend anderen vr te schrijven wat geleerd moet w. in:Impuls, juni 1999, p. 381 ?? Kopstukken onderwijsinspectie propageerden volop constructivisme en ontscholende Uitgangspunten van de eindtermen-2006 van Roger Standaert en co.
Socioloog Niklas Luhmann: identiteit v onderwijs in gedrang -2002 (Das Erziehungssystem der Gesellschaft):groot # tss zelfsturing en lkr.gestuurd interactief onderwijs *belang (vak)disciplines als condensatie kennis & kunnen *school mag geen bedrijfsmatige organisatie worden
Josef Kraus, voorzitter Duitse lerarenbond: ontscholers besteden minder aandacht aan Selbstbeherrschung, Selbstdiziplin .. dan aan Selbstbestimmung, Selbtentfaltung, Selbsterfahrung, Selbsterziehung, Selbstkonzept."
Onderwijs vereist een passende distantie t.a.v. dagelijks leven & t.a.v. leefwerld van de leerling die miskend wordt in slogans als leefschool, levensnabije school (par la vie), ervaringsgerichte school, leerlinggerichte school, handelingsgericht aanpak, ...
Prof. Jeanne Chall in 2000 in What really works in the classroom: The traditional, teacher-centered approach generally produced higher academic achievement than the progressive student-centred approach. Dat was voorbije 50 j. ook mijn credo zie http://onderwijskrant.be
Prof. Herman Giesecke gewaagde van een anti-intellektuellen, anti-kognitiven und insofern auch gegenaufklärischen' effect dat ook leidde tot de identiteitscrisis in het lerarenberoep en uiteindelijk ook tot de toename van het tekort aan leraren.
Prof. Frans Weinert (dir. Max Planck-Institut) beschreef in 2000 d gevolgen van de radicale hervormingsprojecten (1970-2000: ook Gesamtschule)) met de termen: Entschulung, Entsystematisierung, Etnsymbolisierung und Infanilisierung des unterrichtlichen Lernens. In Vl wel verzet!
Prof.socioloog Jaap Dronkers in 2006: "Begin 21ste eeuw is er nog weinig onmiddellijk ontginbaar talent bij autochtone lln lagere klassen over. Onderwijsbeleid & GOK-ideologie gaan hier echter nog van uit dr taboe vanaf jaren 60 op # in intelligentie. Haaks op Vl soc.
Waarop zijn 'empirisch' onderbouwde aanpakken in het onderwijs het best gebaseerd: enkel/vooral op zgn. empirisch onderzoek? In 1ste plaats volgens mij op de gecumuleerde & uitgeteste ervaringswijsheid/praktijk die vooral doorgegeven werd/wordt v generatie lkn. op generatie en ook aan lkn in opleiding?
Als lerarenopleider werkte ik vooral met leerinhoud betrokken leerpsych. Zo verloopt automatiseren anders naargelang leerinhoud. +Meerdere principes ook tegenstrijdige afwegen.Werkvorm bij 1ste les over 'aftrekken' anders.
Wim Van Rooy in 2012: Het onderwjs wordt omgeven & gekanaliseerd door administratie, koepels,sociologen, onderwijskundigen,... waardr stem van lkn. geen weerklank vindt = frustraties bij lkn, temeer omdat vernieuwingsdrift mateloos is en de beste stuurlui veelal aan wal staan.
Onderzoeker Jaap Dronkers in 2015: Veel 12-jarigen starten in Vl in veeleisende richtingen:prima! Tegelijk minder theoretisch eisende technische opties; & ook de kans op tijdige & soepele heroriëntering. Faire ond.kansen, maar volgens Vl. sociologen hoge soc. discriminatie
Ik nam al vanaf 1976 afstand van ervaringsgericht zelfontplooiingsonderwijs van prof. Laevers en CEGO: zie bv http://onderwijskrant.be nr. 139-50 p.!
Voorbije 15 j. verwees ik ook naar tal van studies en alternatieven om (kleuter)onderwijs te optimaliseren
Prof. Laevers fantaseerde in 1992: "De basis van de klasorganisatie in het l.o. blijft het vrij initiatief. Leerlingen kunnen dus ook in het lager onderwijs zelf beslissen omtrent aard, frequentie en duur van de activiteiten" (Ervaringsgericht ond. in bao, 1992, p. 176).
Veelzeggende titel van debat bij viering van 30 j. ervaringsgericht zelfontplooiingsonderwijs van Laevers en CEGO in 2006: De leerlingen bepalen wat er geleerd wordt in klas
. Voorbije decennia ontving het CEGO enorm veel financiële steun vd overheid - ook als GOK-Steunpunt????/CEGO-medewerker Luk Bosman schreef: Lkn moeten sterke persoonlijkheden z die op 1ste plaats meesterschap h op gebied van omgaan met jongeren & pas in de 2de plaats vakvrouw of vakman z op bepaald kennisgebied. (Participatief leren en onderwijzen, Impuls, april 2006, p. 132).
Leuvense vakgroep Educatie en samenleving (Agirdag,Masschelein ...) vergaloppeerde zich in strijd tegen nieuwe (herstel)wind in het onderwijs en tegen herstelbeleid : lijvige bijdrage op http://onderwijskrant.be nr. 198
Er is merkwaardig genoeg grote correlatie tss sterke toename v investering in tal van ond.ondersteunende instanties & daling van ond.kwaliteit. Maar de 3 directeurs vd geldverslindende univerisit. GOK-Steupunten proclameerden in 2005 dat de kwaliteit & GOK dankzij hun steun sterk verhoogd was.
Koen Lemmens: Men stelt, het is anders, daarom niet slechter. Als zoon van 'n onderwijzer, die het onderwijs zag verglijden, zeg ik: Daal van uw roze wolk af, kijk de rauwe werkelijkheid in de ogen & bedenk dat geen enkel probleem opgelost kan worden, als je het niet eerst durft te erkennen.
Lerarentekort. Selecteer bereidwillige studenten cognitief en motivationeel en biedt dan stevige, franjeloze & aantrekkelijke 2-jarige speedopleiding (in jaren 60 was er zelfs 1-jarige noodopl). Aantrekkelijk voor sterkere kandidaten én tegelijk veel meer afgestud. op korte termijn.
Wat vaak niet besproken werd is dat Dewey later in zijn leven in Experience and Education (1938) expliciet afstand nam van veel van zijn eerdere opvattingen, waarin hij toegaf dat hij de behoefte aan directe instructie van de lkr flink had onderschat."Maar intussen w kwaad geschied
Wat is kennisrijk curriculum? zie bv Core Knowlegde Curriculum van Hirsch & co en vele leermaterialencoreknowledge.org
Ik publiceerde destijds 3 boeken didactiek wiskunde voor l.o. : Rekenen tot 100; meten en metend rekenen en meetkunde (uitg. Plantyn) en stelde mede leerplan lager (kathol) onderwijs-1998 op: enige leerplan dat klassieke aanpakken herwaardeerde & afst. nam van constructivisme.
GO!-Poolster-hervorming het noorden kwijt: gepersonaliseerd leren, leerpleinen e.d. : hypewoordenpedagogiek?
GO!-Poolster-hervorming
het noorden kwijt: gepersonaliseerd
leren, leerpleinen e.d. :
hypewoordenpedagogiek?
Dirk Van Damme twitterde gisteren: Zeer jammer, maar het
lijkt er sterk op dat GO!onderwijs bij compleet achterhaalde en nefaste
recepten blijft zweren. Zou zeer graag overtuigd kunnen worden van het
tegendeel maar ik zie geen enkel signaal in die richting.
Op 4 maart 202& lazen we in De Tijd: Schoolmurenletterlijk afbreken, iedereen een
gepersonaliseerdleertraject op de laptop
en niet langer één juf ofmeester, maar
een heel team voor de klas. Dat is hoe het gemeenschapsonderwijs GO! de
toekomstziet. We stemmen leeromgevingen
af op individueleverschillen en ondersteunen
elk leerproces opmaat. We leren leerlingen
om (geleidelijk aan) zélfde regie over
eigen leerproces te nemen.
De Poolster-visie is voor ons geen verrassing. Eenpaar jaar geleden poneerde de pedagogische
GO!-hoofdadviseur al dat lesgeven totaal voorbijgestreefd was. We vonden dit
een heel krasse uitspraak, en wisten dan
ook al dat het GO! een grootproject aan
het uitwerken was. De voorbije tweejaar
liet ook Dirk Van Damme (OESO) al een paarkeer weten dat hij zich zorgen maakte over de pe[1]agogische
richting die het GO! al was ingeslagen.
In 2015-2016 koos ook al de koepel van het katholiek
onderwijs in zijn ZILL-visie voor een cultuuromslag. ZILL pleitte evenals de
Poolstervisie voor gepersonaliseerd leren, geïndividualiseerd leren gericht op
de allerpersoonlijkste ontwikkeling van elke leerling. In Onderwijskrant nr.
176 en nr. 188 besteedden we kritische bijdragen aan die visie. Wanneer je het
noorden kwijt bent, vind je dit makkelijk terug met de Poolster. Poolster is
een vast oriëntatiepunt. Toch vrees ik dat nu ook het GO! met de Poolstervisie
nog meer het noorden kwijt is, net als katholiek onderwijs met zijn ZILL-visie.
Nieuwlichters pakken graag uit met een ronkendconcept, en plakken een wervend en
polariserend etiket op hun hervorming of methode. Zon wervend etiket wekt de
indruk van een totale & beloftevolle hervorming. De koepel van het
katholiek onderwijs pakte in 2016 uit met Zin in leren! Zin in leven en beloofde
de leerlingen dat ze door dit nieuwe leerplan eindelijk zin in leren zouden
krijgen. LievenBoeve schreef: Zin
in leren! Zin in leven! maakt delerarenteams
opnieuw eigenaar van het leren opschool.
Geïntegreerd over vakken en leergebiedenheen, kunnen leraren creatief vorm geven aan hunonderwijs, rekening houdend met de specifieke
leerlingen in de klas en context van de school. VolgensBoeve zou die visie later ook doorgetrokken
wordenin de nieuwe leerplannen voor het
secundair onderwijs. De school moest
ook in de eerste plaats een leefschool worden.
2 Gepersonaliseerd leren op maat van elke leerling &
zelfsturing!??
De Poolstervisie wekt de indruk dat het gaat om evidente
voorstellen; de opstellers doen alsof hun voorstellen als gepersonaliseerd
leren wetenschappelijk verantwoord zijn: Zelfregulerend leren is een van de
meest wetenschappelijk onderbouwde praktijken. Precies de basiskeuze voor
gepersonaliseerd onderwijs met de eraan verbonden individualisering op maat van
elke leerling (& UDL -Universal Design for Learning) en zelfsturing, zijn
heel controversieel. Volgens velen staat dit precies haaks opeffectief onderwijs. Zon keuze betekent ook
dat hetjaarklassensysteem wordt
doorbroken.
In een commentaar van
Pedro De Bruyckere bij het interview met Raymonda Verdyck in De Tijd over de
revolutionaire Poolster-hervorming lazen we: Het is wel gevaarlijk om b.v.
gepersonaliseerd le[1]ren via digitale tools
als een wondermiddel voor te stellen. Internationaal heb je een heus kerkhof
aan gelijkaardige projecten die mislukt zijn, naast enkelesuccesvolle voorbeelden.
Prof. Wim Van den
Broeck bestempelde gepersonaliseerd leren op maat van elke leerling als een stoplap
en als een nefaste onderneming. Hij twitterde
op 22 juli 2018:
Onderwijs op maat van het kind" is zowat de grootst mogelijke
stoplap in onderwijs[1]land. * Het bestaat
nergens echt en is dus utopisch,
* het komt in de praktijk vaak neer op onderwijs on[1der de maat, en * het
ondergraaft de essentie van onderwijs, nl. het idee van vorming. En toch wordt 'onderwijs
op maat' meer dan ooit gepromoot door de grote onderwijskoepels.
Van den Broeck stelde op 3 december 2019 in de krant De
Morgen: De individualisering van het onderwijs is doorgeslagen en werkt de
niveaudaling in de hand. De visie die sinds de jaren 90 steeds meer dominant
werd is het constructivisme, met als ken[1]merken:
nadruk op zelf-ontdekkend leren, op welbevinden als voorwaarde voor leren, op
zogenaamde 21ste eeuwse vaardigheden, het relativeren van kennis, en vooral het
onder onderwijskundigen nog erg populaire idee dat onderwijs zoveel mogelijk geïndividualiseerd
moet worden. Er is nochtans wetenschappelijk ondubbelzinnige evidentie dat het precies
leerkrachten zijn die deze visie koesteren en in de praktijk brengen, die ook
zwakkere leerresultaten boeken bij hun leerlingen. Dit is niet zo verwonderlijk:
als differentiatie verder gaat dan ervoor zorgen dat zoveel mogelijk leerlingen
de gemeen[1]schappelijke doelen halen,
wordt onderwijs op maat algauw onderwijs onder de maat. Dan is de neiging immers
sterk om ook de doelen te gaan afstemmen op (de zwakte van) de leerling. Een
meer ingrijpen[1]de verandering heeft
er zich sinds decennia in het onderwijs niet voorgedaan, en waarschijnlijk met desastreuze
gevolgen.
Greg Ashman schrijft over UDL: UDL is a complicated way to
teach. It involves giving multiple representations of the same information to
students which they then choose from. Students also choose to work
collaboratively or individually. And they decide
how to demonstrate their learning through written work, a video, a poster or
some other means. UDL ertoont veel gelijkenis met het inspelen op individuele
leerstijlen, controversieel tot en met.
3 Kernideeën van Poolster-visie-2030
Onderwijs van de toekomst :de samenleving evolueert immers continu De samenleving evolueert
continu. Een school is immers niet langer alleen dat stenen gebouw, waar[binnen via vaste
tijdskaders wordt lesgegeven. In de visie van het GO! is ze in de eerste plaats
een dynamische leer- en leefgemeenschap, met een open blik op de wereld. Bij
het GO! maken we ons nu al klaar voor het onderwijs van de toekomst. In
hetstrategisch plan GO! 2030 stellen we
daarom onzepoolstervisie centraal. We
vormen de favoriete leer[1]gemeenschap, voor
iedereen gepersonaliseerd,spiegel en
bouwsteen van de samenleving.
Leerproces op maat van elke leerling
Met onze poolstervisie willen we als GO! een antwoord bieden op een
almaar toenemende maat[1]schappelijke
diversiteit en werken we aan onderwijskwaliteit voor
elke lerende. We stemmen leer[1]omgevingen af op
individuele verschillen en onder[steunen elk
leerproces op maat. We leren leerlingen en
cursisten om (geleidelijk aan) zélf de regie over eigen én gezamenlijke leerprocessen te nemen. Gepersonaliseerd
betekent dat leerlingen voldoen[de zelfregulerende
vaardigheden ontwikkelen, omhun
leerproces en het samen leren richting te ge[ven.
Zo worden ze de influencers van hun leren!
De ondersteuning van zelfregulerend leren blijkt eenvan de meest wetenschappelijk onderbouwde
prak]tijken (?) om leerwinst
te verhogen. De lerendeneemt in dit
proces een heel actieve rol op. Hij of zijis verantwoordelijk voor het deelnemen aan de lesactiviteiten,
ervaringen en kansen, en bepaalt stapvoor
stap mee het leerproces. Zelfregulering verwijst
naar een reeks specifieke vaardigheden dieleerlingen steeds beter toelaten een eigen trajectvorm te geven.. Hij of zij is
verantwoordelijk voor hetdeelnemen aan
de lesactiviteiten, ervaringen enkansen,
en bepaalt stap voor stap mee het leerproces.
Flexibele leertrajecten en leertijden
Vanuit een duidelijke behoefte bij de lerende, evolu[eren we naar flexibele
leertrajecten. In het basisonderwijs bijvoorbeeld, zien we dat sommige
scholenal experimenteren met multileeftijdsklassen,
waarbijleerlingen in graadklassen
samenzitten en ondersteuning op maat krijgen. Andere scholen werkenmet flexibele niveaugroepen voor bepaalde
ontwikkelingsdomeinen, zoals rekenen en taal. Daarbijworden vergaande vormen van
binnenklasdifferenti]atie, teamteaching en
de principes van UniversalDesign for
Learning (UDL) toegepast.
In de Tijd van 3 maart j.l. lezen we i.v.m. deze nieu[we werkwijze : In het
Technisch Atheneum Hallevan directeur
Maggy Vankeerberghen wordt dit alsdé
toekomst gezien. Haar eerste graad werkt in eenklasgroep van 80 leerlingen. Ze zitten samen in éénklaslokaal met verschillende zones voor
verschillende werkvormen. Schoolboeken hebben ze nietmeer, wel een laptop. Ook de opdeling in
lesuren isgrotendeels geschrapt: een
week lang wordt rondeen thema of project
gewerkt, gekoppeld aan op[drachten die de
leerlingen in hun eigen tempo af[werken. Ze combineren
algemene vakken alsFrans, Nederlands,
geschiedenis en wiskunde.
Teamonderwijs, klas-
en schooloverstijgend
De kernteams werken samen - in dynamische werk[vormen zoals co-teaching,
vaak ook over de leerjaren en vakken heen. De teams zijn leerlinggeoriënteerd.
Gecostuurd en sociaal gestuurd leren houdenin dat verband in dat lerenden hun kennis construeren samen met anderen
en met de onderwijsprofessionals. Ze werken trouwens niet enkel in de klasen op school met elkaar samen, maar ook
schooloverstijgend.
Leren langs digitale weg
Het GO! zet maximaal in op blended learning: eencombinatie van online en offline leren. Om
dergelijke innovatie te ondersteunen, begon GO! samenmet het Britse bedrijf Century Tech in 2017
met deontwikkeling van een eigen
digitaal leerplatform,GO! IXZO. Daar
zetten leerkrachten hun leerstof op,bijvoorbeeld
met instructiefilmpjes en oefenmodulesop
verschillende niveaus
Andere infrastructuur
We staan voor een ruimtelijke transformatie. Zodenken scholengroepen en
onderwijsinstellingenna over
aanpassingen aan interieur en indeling, herbestemmingen en innovatieve
gebouwen, ruimtes waar je op verschillende manieren kan leren.
Onderwijsprofessionals
coachen het leren
Het curriculum blijft de context waarbinnen we gepersonaliseerd
samen leren waarmaken. Leraren vertalen daarbij de eindtermen naar specifieke
enmeetbare leerdoelen op het niveau van
de lerenden.Pas wanneer lerenden zich
bewust zijn van specifieke leerdoelen, kan hun zelfregulering vorm krijgen. GO!
onderwijsprofessionals zijn curriculum[1]experts met diepgaande
kennis van de doelen en de vakkennis die daarvoor nodig zijn. Ze zijn ook pedagogisch-didactische
experten met diepgaande kennis over het leren en de ontwikkeling van de lerende.
4 Commentaar
Elke school mag eigen
koers bepalen!??
Het GO! opteert duidelijk voor een revolutionairschoolproject, een ware cultuuromslag. Het
verbaast ons wel dat het GO! tegelijk stelt dat elkeschool zelf zijn eigen karakter en evolutie
moet be[palen. We lezen: Het
GO! schuift trouwens nietéén specifiek
schoolmodel naar voren, maar ziet detraditionele
en de toekomstgerichte benadering vanschool
als uitersten op een continuüm, een innova[1]tief
spectrum. Daarbinnen kunnen scholen zichzelfpositioneren en continu verder evolueren. De be[1]doeling
is om zelf richting te geven aan hoe je hierals school kan in evolueren.
Het GO! dringt naar eigen zeggen geen pedagogische aanpak
op, maar stelt tegelijk dat de scholen moeten evolueren in de richting van de
Poolstervisie; veel keuze hebben de scholen blijkbaar niet.Het doet ons denken aan de opstelling van de
koe[1]pel van het katholiek
onderwijs die ook voortdurend uitpakt met de vrijheid en autonomie van de
scholenen leerkrachten, maar ook nog
met het recent ZILL[1]project een
perspectiefwisseling, een pedagogische aanpak oplegde.
Ontscholingsdruk
neemt nog toe
De voorbije decennia werd ons onderwijs voortdurend
geconfronteerd met tal van rages en hypes diever afstonden van de onderwijspraktijk, van de vaste grammatica van
schools onderwijs, en van de visie van de praktijkmensen. Telkens werd gepleit voor
perspectiefwisselingen/cultuuromslagen. Zeleidden tot een aantasting van onze sterke Vlaamseonderwijstraditie.
De ontwerpers van allerhande modes en nieuwlichterij werken
veelal met simpele en halve waarheden die als wondermiddel, als makkelijk
toepasbaaren veel belovend voorgesteld
worden. Veel van dierages hanteerden een
simplistisch en tegelijk gecompliceerd vakjargon, en trokken zo rookgordijnenop die de afstand tussen spreken en doen,
tussentheorie en klaspraktijk deden
toenemen.
Veel onderwijshypes bleken achteraf geen praktijk]theorieën te zijn, omdat
ze niet vertrokken van decomplexe
realiteit en de basisgrammatica vanschools
onderwijs. Denk maar aan constructivisme,onderwijs op maat van elk kind, inclusief onderwijs, competentiegericht
onderwijs, leerlandschap, leer[1]stijlen,
totaliteitsonderwijs ... Die hypes lokten veel lippendienst en verzet uit
vanwege de praktijkmensen, en bleken overigens ook moeilijk realiseerbaar.
In de context van het debat over de nieuwe leer[1]plannen/eindtermen
laaide in 2014-2016 de neomanie in Vlaanderen weer op. In de aanloop van de nieuwe
eindtermen verschenen in de periode 2014-2016 een zevental rapporten als De
nieuwe school in 2030 van 2014, het VLOR-advies-2015, het rap]port over het populistische
eindtermendebat Vanlerensbelang -2016,die alle aanstuurden op een perspectiefwisseling,
een cultuuromslag. In de Poolster[visie en in ZILL
treffen we veel van die ideeën aan.
In de publicatie De Nieuwe school in 2030, Hoemaken we leren en werken aantrekkelijk? een
gezamenlijk project van kopstukken van het Departement Onderwijs, VLOR &
KBS, werd uitvoerig ge[schetst hoe een school
er in de toekomst als eenlearning
park moet uitzien. We lazen o.a.: Het leer- en ontwerplab schetst een ander toekomstbeeld.
Echt aansluiten bij de diversiteit van kinderen enjongeren kan maar als ze ook zelf de regie
kunnenvoeren en stuurlui kunnen zijn
van hun eigen leren.In een Learning Park
zullen de kinderen gecoachtworden om
hun eigen leertraject aan te sturen in derichting van de competentieniveaus die ze nodighebben en willen halen. Op een gewone dag kunnen
leerlingen gedurende enkele uren in een vasteleergroep bijvoorbeeld talen en wiskunde leren,maar het grootste deel van de dag zijn ze
bezig metprojecten waarin ze hun
competenties actief ont[1]wikkelen.
Enzovoort.
Het GO! begon samen met het Britse bedrijf Century Tech in
2017 met de ontwikkeling van een eigen digitaal leerplatform, GO! IXZO. Het GO!
verwacht hier o.i. al te veel heil van. In punt 3 plaatsten we een aantal
kritische bedenkingen. In het verledenverwachtte
men veel heil van nieuwe technischemiddelen
en van het gebruik van ICT in het bijzon[1]der.
Tot nog toe vielen die verwachtingen tegen.
Sommigen stellen zelfs dat daardoor het onderwijsniveau
eerder is gedaald. We vrezen dat ook van het Century Tech-project al te veel
heil wordt verwacht.
Bijlage
Getuigenis van
lerares Goedele gisteren op twitter
Dirk Van Damme
Zeer jammer, maar het
lijkt er sterk op dat @GO_onderwijs bij
compleet achterhaalde en nefaste recepten blijft zweren. Zou zeer graag
overtuigd kunnen worden van het tegendeel maar ik zie geen enkel signaal in die
richting.
Lerares Goele
Ik hoop dat het GO!
de visie nog bijstuurt. Wij kijken argwanend naar zelfontdekkend leren,
leerpleinen met grote groepen in kleine ruimtes
Enkele scholen in
onze groep krijgen binnenkort een nieuw gebouw of doen verbouwingen. De visie:
leerpleinen vanaf de kleuterschool. Leerjaren per 2 samen in een ruimte die
kleiner is dan 2 huidige klassen. 60 leerlingen voor 2 leerkrachten zonder
extra ondersteuning.
Alles samen van
leerstof op enkele uitzonderingen. Zie je al hoe de lln van L1 hier letters
moeten leren terwijl die van L2 leren over onderwerp en persoonsvorm? In
dezelfde ruimte? Nu al dragen veel lln een hoofdtelefoon tegen de drukte.
Verder mag er ook slechts een .kleine instructieruimte zijn, want instructie is
toch kort (5 minuten) en nooit voor een hele klas? Dus 10 stoelen in een
visbokaal volstaan. De anderen moeten gaan leren via ontdekdozen, wat zwaar
doorgedrukt wordt van bovenaf. Zelfontdekkend leren is de toekomst.
Samen leren is ook
cruciaal dus zoveel mogelijk in groepswerk of projecten. Wat niét meer van deze
tijd is volgens GO!: een leraar die vooraan staat en alles uitlegt. Tafels of
andere zaken drillen. *zucht*
Wat de leerkrachten
in de scholengroep wensen: kleinere groepen óf meer helpende handen.
Prikkelarme klaslokalen waarin slechts 1 leerjaar zit. Directe instructie
geven.
Wij gaan binnen een
aantal jaren met een gebouw zitten dat niet aangepast is aan het geven van goed
onderwijs. Ik weet niet hoe we dit nog kunnen tegenhouden. Naar mij wordt niet
geluisterd; ik brn maar een leerkracht dus wat weet ik nu van onderwijs? Eén
van ..de oude stempel' bovendien, want ik houd vast aan onderwijsgesprekken om
kennis door te geven, aan het foutloos schrijven van vocabulaire ipv te laten
verbinden met de vertaling, aan directe instructie e.d. Bovendien doe ik niet
aan braingym en pas ik mijn studeerstof niet ... aan aan de verschillende
leerstijlen. Collega's zoals ik worden weggezet als hopeloos ouderwets, die
vernieuwing weigeren en steeds dwarsliggen. Waarmee ik geen zelfmedelijden wil
uitdrukken, maar me wel afvraag hoe onze stem gehoord kan worden.
·
*Dirk Van Damme
Al jaren is er
overtuigend onderzoek dat aantoont dat dergelijke leerpleinen en open ruimtes
niet de geschikte leeromgevingen zijn, nefast zijn voor concentratie door
teveel impulsen en geluid. En toch doet men in scholenbouw lustig verder omdat
het modern en innovatief oogt....
Les geschiedenis 70 jaar geleden in zesde leerjaar Brugse school
Les geschiedenis in 1953 in 6de leerjaar lager onderwijs in Brugge
Les geschiedenis in 1953 over Maria Theresia
in Gemeenteschool sint-Michiels-Brugge door de heer. Janssens in 6de leerjaar (Uit verslagboek van bijscholing o.l.v. kantonnaal inspecteur A. Janssens)
De leerkracht vangt de les aan met een herhaling via een puike ondervraging over de vorige les en brengt dit in een schema op het bord:
Het 1ste Oostentijks tijdvak
1.Max. van Oostenrijk : 1482
2.Philips de Schoone 1494
3.Max. van Oostenrijk : 1506
4. Keizer Karel: 1515
Het Spaanse Tijdvak
1.Filips II 1555-Margareta van Parma
2.Albrecht en Isabella 1598
3. Terug aan Spanje : 1621 zwakke vorsten
De nieuwe les over
Het 2de Oostenrijks Tijdvak
E
erste een stukje over Karel VI 1715 en dan over de eigenlijke les: Maria Theresia
M.Th. regeert van 1740 tot 1780. Ze zendt ons Karel van Lotharingen als gouverneur. Na Karels dood valt Frankrijk ons land binnen en wint de slag te Fonteny. Lodewijk XV bezit ons land maar ontruimt het weer na de vrede van Aken in 1749.
Er heerst voortaan vrede en welvaart in ons land. Op het gebied van de landbouw : vee- graan- en aardappelteelt worden uitgebreid. De Moeren bij Veurne worden drooggelegd.
Op het gebied van de nijverheid. Nieuwe fabrieken worden opgericht. Te Gent katoen, te Brussel behangpapier en rijtuigen. De linnenweverij en de kolennijverheid worden uitgebreid.
Op het gebied van de handel: Nieuwe kanalen: de vaart van Gent naar Brugge en Oostende. Nieuwe wegen naar Duitsland. Leuven is het middelpunt.
Daarna volgt een historische lezing over de Oostendse Compagnie.
De les eindigt met het bekijken van platen en invullen van tijdsbanden en het invullen van een invultekst.
Les begrijpend lezen in 1946: hoe leerden velen van ons destijds begrijpend lezen: inhoudelijk uitdagnede teksten en goed doordachte vraagstelling
Les begrijpend lezen in 1946 in Brugse lagere school: hoe leerden leerlingen destijds en ikzelf begrijpend lezen: intellectueel uitdagende teksten en doordachte vraagstelling
Inleiding
In een dik verslagboek over de conferenties voor leerkrachten onder leiding van de kantonnale inspecteur lazen we o.a. het verslag van een les begrijpend lezen uit 1946 Ze illustreert een aanpak die destijds vaak toegepast werd voor begrijpend lezen in de hogere klassen van de lagere school.
De leesles sluit aan bij de les geschiedenis, maar bevat tegelijk een portie nieuwe kennis. De les is zo doordacht en geconcipieerd dat leerlingen gestimuleerd worden om door te denken en verbanden te leggen, om nieuwe woorden te leren vanuit de context, De leerlingen moeten dus niet per se vooraf over alle inhoudelijke kennis beschikken; soms ging het ook over wereldoriënterende onderwerpen die totaal nieuw waren. De leerlingen moeten ook niet vooraf alle termen/begrippen kennen
Les Begrijpend Lezen in 1946
Begrijpend lezen 76 jaar geleden in een 6de leerjaar in een dorpsschool met allesbehalve zgn. 'authentieke teksten die aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen.'
En toch leerde men destijds goed begrijpend lezen.
Vooraf
De Leuvense taalprofessor Kris Van den Branden schreef recentelijk nog als remedie voor niveaudaling begrijpend lezen : "Leerlingen moeten in de basisschool veelvuldig de kans krijgen om betekenisvolle en uitdagende begrijpend-leesopdrachten uit te voeren, waarbij ze lezen om een concreet doel te bereiken dat aansluit bij hun interesses." Elders luidt het dat vooral gewerkt moet worden met 'authentieke' teksten die aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen, en dat die teksten niet te moeilijk mogen zijn. 76 jaar geleden kregen leerlingen veelal andere teksten te lezen en te ontsleutelen - en ook wij in de jaren 1950. We illustreren dit even.
Een les begrijpend lezen in een Brugse school in 1947 (In: verslagboek van inspectieconferenties kanton Brugge schooljaar 1947-1948. Onderwijzer: Rudolf Van den Berghe, les gegeven in een gewone dorpsschool. Nabespreking achteraf onder de leiding van intelligente inspecteur: H. Delobel, mede-auteur van delelijke wiskundemethode 'Knap en klaar'.
Titel uitdagende en lange leestekst: Brugge onder het Frans bewind (aansluitende bij geschiedenisles).
Voorbeelden uit de lange lijst met denkvragen en lexicologische vragen . Hou er rekening mee dat de leerlingen zesde leerjaar lager onderwijs in die tijd nog uitgebreid en systematisch geschiedenisonderwijs kregen.
*Waarom wonnen de Fransen in 1792 te Jemappes den slag op de Oostenrijkers en niet op de Pruisen?
*Waarom werd de rust te Brugge sedert den 7den october 1795 minder verstoord?
*Waarom verliet de Franse bezetting reeds den 2den februari 1814 Brugge?
*Welke landen behoorden zeker tot den groep der verbonden mogendheden tegen Napoleon
*Waarom werden niet alle niet-beëdigde priesters jonger dan 60 jaar naar Cayenne in Zuid-Amerika verbannen?
*Waarom zouden de Fransen de beelden van het stadhuis vernield hebben?
*Werd het standbeeld op de van Jan Breydeel en Pieter de Coninck op de Mark vernield? Verklaar je antwoord.
*Waarom moesten de Pruisische jagers te paard Brugge verlaten bij de aanval van 400 Fransen?
*Waarom zou Napoleon een concordaat met den paus Pius VII gesloten hebben?
*Hoe leg je uit dat Pruisen en Oostenrijk den oorlog aan Frankrijk verklaren, en Napoleon België binnenvalt?
*Hadden de Fransen meer godsdienstzin dan de Oostenrijkers?
*Geef aan de hand van de leestekst een chronologische samenvatting van de opeenvolgende gebeurtenissen die onder de Franse beheersing plaats grepen.
Ook een reeks lexicologische vragen als :
*Een staat waar het oppergezag niet berust bij een erfelijk vorst, doch bij een of meer gekozen hoofden is een
*Landen die een akkoord sluiten om een gemeenschappelijke vijand te verslaan zijn
50 jaar ontscholing(sdruk): aantasting onderwijskwaliteit en sluipende niveaudaling
50 jaar ontscholing(sdruk)
in hetonderwijs:aantasting onderwijskwaliteit en gezag van de
school en van de leraren. Steeds meer
verzet; kentering op komst?
Raf Feys
1Ontscholing(sdruk) onderwijs: aantasting
kwaliteit en uitholling lerarenambt
1.1Kroniek van aangekondigde gevolgen vanontscholing en uitholling lerarenambt
In het regeerakkoord en in debeleidsverklaring van minister Ben Weyts
kreeg de aanpak van de aantastingvan de
onderwijskwaliteitvoor het eerst veel
aandacht.Dit is ook het geval in het
recent rapport van de Commissie Beter Onderwijs. Tim Surma stelde in een recent
interview in Knack:De belangstelling voor effectief leren is
momenteel groter dan ooit (zie bijdrage over dit interview in dit nummer).Op recentede ResearchED-dag van 23
oktober j.l. in Mechelen pleitten de meeste sprekers voor meer effectief
onderwijs. Ook Dirk Van Damme deed dit onlangs nog in de in dit nummer la
besproken bijdrage in Sampol. De professoren Scheerens en Kirschner
publiceerden hun Zwartboek Progressief achteruit over de mismeestering en
ontscholing van het onderwijs in Nederland ( zie bijdrage in dit nummer). Ze hebben het o.a. over belangrijkste oorzaken
van achteruitgang alsde orthodoxie van het kindgerichte
onderwijs: Het vastklampen aan onderwijsconcepten gebaseerd op
constructivistisch, gepersonaliseerd, ontdekkend leren overgoten met een
romantische filosofische pedagogische saus.
Dit alles klinktalvast hoopvol. Nog nooit kregen we zoveel
steun ook uit academische kringen voor onze al lange kruistocht tegen de
vele vormen van ontscholingsdruk en ontscholing. Voor onze O-ZON-campagne tegen
de ontscholing(sdruk) kregen we in 2007 eerder weinig steun vanuit de kring van
de universiteiten en hogescholen en de toenmalige beleidsmensenwaren geenszins opgezet met onze campagne.
Dit is nu aan het veranderen. Het terug op het juiste pad geraken zal wel nog
een moeilijke klus en een zaak van lange adem worden. In de vorige
Onderwijskrant illustreerden we ook uitvoerighet verzet tegen de kentering in het regeerakkoord en in het
onderwijsdebat
Lerarentekort
vooral ook gevolg van ontscholing(sdruk)
De voorbije maanden was er ook heel veel te
doen omtrent het lerarentekort. Het lerarentekort
i o.i. vooral ook gevolg van aantasting
van de kwaliteit & van meesterschap van de meester. In de Onderwijskrant van september 1984 waarschuwden we hiervoor
al: Hypes en rages, de veralgemening en
verabsolutering van deelaspecten, neomanie leiden tot elkaar snel afwisselende
modeverschijnselen, en dat remt uiteindelijk demotivatie en vernieuwingsbereidheidvan de leraren af. Dit zal op termijn ooktot een niveaudalingleiden en tot minder arbeidsvreugde. We
plaatsten op 18 oktober j.l. op twitter een korte getuigenis van een leraar, een
reactie ook op uitspraken van Lieven Boeve en co over het lerarentekort. Hij
stelde dat de uitholling van het
(taal)onderwijs en de ontscholing in het algemeeneen belangrijke oorzaak is van het minder
aantrekkelijk worden van lerarenberoep. In
die getuigenis werden Lieven Boeve en co uitgenodigd om die boodschap ter harte
te nemen, in plaats vande zwarte piet
voor het lerarentekort en andere onderwijsproblemen door te schuiven naar anderen en/of te wijten
aantekort aan centen, ed. Deze tweetleverde in een mum van tijd niet minder dan69.000 impressies op.Hetaantal leraren dat sukkelt met overspanning en burn-outneemt elk jaar nog toe,maar adequate ingrepen ontbreken vooralsnog.
Verantwoordelijken voor de aantasting van de kwaliteit van het onderwijs en
voor het uithollen van het meesterschap van de meester poneren ook al te
graagdat ze zelf al lange tijd
gewaarschuwd hebben voor lerarentekort,voor minder aantrekkelijk worden van het lerarenambt.
Ontscholing & ontscholingsdruk
In het Nederlands taalgebied lanceerde ik
destijds de termen ontscholing en ontscholingsdrukals overkoepelde termen voor de vele vormen
van aantasting van de kwaliteit van het onderwijs.Met de overkoepelende uitdrukkingen alsontscholing vanhet onderwijs en ontscholingsdruk verwijzen
we in de eerste plaats naarde term
unschooling zoals John Holt die in 1976 in How children learnintroduceerde. Holt omschreef Unschooling
alslearning and teaching that does not
resemble school learning and teaching, dat dus niet meer gelijkt op het
typisch schoolseleren.
Zelf maakten we de voorbije decennia wel
steeds een onderscheid tussen de grote ontscholingsdruk en de feitelijk
ontscholing. Er was de voorbije 50 jaar ook veel verzet tegen de
ontscholingsdruk en veel praktijkmensen bewezen in de mate van het mogelijke
lippendienst aan de beeldenstormerij. Ik liet zelf lager onderwijs in
1952-1958, maar mijn onderwijzers volgden geenszins de
reformpedagogische/ontscholenderefreintjesà la Decroly van het
leerplan van 1936, geen sprake van globale leesmethodiek, van
totaliteitsonderwijs, van relativering van het belang van AN ten voordele van
het thuistaalgebruik van de leerlingen Kopstukken van de inspectie betreurden
dit, maar ook hun campagne van 1952voor
het invoeren van de globale leesmethodiek had geen succes.Ook in de inspectieverslagen van de voorbije
20 jaar betreurde de inspectie geregeld dat de leraren de opgelegde
eindtermenfilosofie in b.v. de tekst Uitgangspunten bij de eindtermen-1996
niet volgden, nog al te veel zelf les gaven, de opgelegde vaardigheidsgerichte
taalvisie van de eigen onderwijskoepel niet zomaar volgden,
Ontscholingstendensen
voorbije 50 jaar
De decennialange ontscholing, uitholling van de
onderwijsopdracht en ermee verbonden van gezag van de school en de leerkrachten, leidde tot minde effectief onderwijs en tot uitholling van het lerarenambt.In dit nummer van Onderwijskrant is dit de centrale stelling in tal van
bijdragen; het is ook de centrale stelling in rapporten en getuigenissen die in
dit nummer voorgesteld worden.Lieven
Boeve en Koen Pelleriaux, de kopstukken van het katholiek onderwijs en van het
GO!, beseffen jammer genoeg ooknog niet dat ook hun recente onderwijsvisies/perspectiefwisselingen
indeZILL/ Poolstervisie, de onderwijsopdracht niet enkel nodeloos complexer
maken, maar ook verder uithollen.
Veel Westerse landen kenden de voorbije decenniaeen ontscholing/ontschoolsing van het
onderwijs en een daling van de eisen - dit vaak zelfs in naam van degelijke onderwijskansen, van een egalitaire
onderwijsideologie. In andere bijdragen
in dit nummer wordt dit geïllustreerd. VoorCarl Rogers,de Leuvense prof.
Ferre Laeversen devele andere ontscholers betekende de optie
voorontscholingeen keuze voor leerlinggestuurd,
structuurarm,geïndividualiseerd,
onderwijs. De ontscholers kozen voor het zelfontplooiingsmodel waarbij afstand
genomen werd van de traditie van gestructureerde vakdisciplines enleerinhouden, leerkrachtgestuurd onderwijs,
jaarklassen, klassikale instructie, hoge prestatieverwachtingen, enz.Bij inhouds-en structuurarm onderwijs kunnen sterkere hun talenten onvoldoende ontplooien,
en kansarmereleerlingen worden nog meer
benadeeld. Zoverspilde de samenleving
tegelijkeen groot deel van de middelen
en energie die in het instituut onderwijsgestopt worden. In Wasted. Why education isnt educating betreurde de
bekendesocioloog Frank Furediterechthet anti-intellectueel karakter van het onderwijs , de infantilisering,
de aantastingvan het gezag en prestige
van de leerkracht en vande
vakdisciplines.
Vooral vanaf de jaren zeventig drongen
hetprestatievijandig,
anti-intellectueel en anti-autoritairklimaat en het ontplooiingsmodel ook in Vlaanderendoor. Dit was b.v. ook het geval in de
officiële VSO-brochure van minister Vermeylen van 1971 en in tal van andere
VSO-publicaties.VSO beoogde niet enkel een nefaste
structuurhervorming, maar ook de invoering van de zgn. zachte didactiek; de
afbraak van de pijlers van onze sterke Vlaamse onderwijstraditie(zie punt 2).
Niettegenstaande de grote kritiek op de
ontscholing en de aantasting van de kwaliteit van het onderwijs, stelden we in
publicaties in de aanloop van de opstelling van de nieuwe eindtermen
leerplannen (2014-2018) vast dat velen van die vernieuwing gebruik wilden maken
om het onderwijs nog meer te ontscholen net zoals dit het geval was met de
nieuwe eindtermen en leerplannen in de jaren 1990. En ook nog de voorbije 5
jaar stelden we vast dat in de
ZILL-onderwijs- en leerplanvisie van het katholiek onderwijs en in de recente
Poolstervisie van het GO! de ontscholingsdruk nog toenam.
Veel onderwijsmensen wereldwijd bonden de
voorbije 50 jaar de strijd aan tegen de verschillende
ontscholingstendensenen pleitten voor
herwaardering van de basisgrammatica van degelijk onderwijs en voor herscholing
van het onderwijs. In deze bijdrage gaan we even in op de mismeestering van het
onderwijs van de voorbije 50 jaar (zie
punt 2);en op de strijd tegen die
mismeestering en voor het behoud van de beproefde waarden en voor het
optimaliseren in continuïteit (zie punt 3). Daaruit blijkt tevens we al lang
weten wat er fout loopt in het onderwijs en hoe we dat kunnen verhelpen.Soms
wekt men welde indruk datwe nog wetenschappelijk moeten onderzoeken wateffectief onderwijs betekent, en watde oorzaken van de niveaudaling zijn,en datde strijd tegen de ontscholing en aantasting van de kwaliteit nog vrij
recent is. Ik lees dan b.v. dat pas recente leerpsychologische en cognitieve
studies tot inzicht in effectief onderwijs leidden.Maar hoe verklaart men dan onze sterke
Vlaamse onderwijstraditie?.
Dirk Van Damme (OESO) stelde op 24 mei 2019
in DeMorgen: Progressieve onderwijsexperts hebben de voorbije jaren allerlei
vernieuwingstendensen inonderwijs
omarmd, die vaak helemaal niet opdeugdelijk wetenschappelijk onderzoek waren gestoeld, vanuit de idee dat
wat nieuw is wellicht ookprogressief
uitpakt. Dat vele van die innovaties de bekritiseerde kwaliteitserosie mee
hebben bewerkstelligd, is dan ook een ongemakkelijke vaststelling. Als jarenlange beleidsmedewerker sloeg Van
Damme ook zelf mea culpa; hij beseft dat hij mede verantwoordelijk is.
In Vlaanderen bekende Dirk Van Damme de
voorbije jaren dat hijzelf en ook veel andere beleidsmakers niet tijdig de
ontscholingstendensen (h)erkend hebben, en mede door tal van hervormingen ook hebben bevorderd. Hij
poneerde ookterecht dat de
mismeestering van ons onderwijs eigenlijk al gestart is rond 1970 o.a. ook in
de hervorming Vernieuwd secundair
onderwijs, tegelijk een pleidooi om voor een cultuuromslag in de richting
van ontscholing en aantasting van het gezag en het meesterschap van de
leraren.Van Damme stelde onlangs ook nog datmenmeer had moeten luisterennaar de
leraren, en ook naar Onderwijskrant die tijdig waarschuwden voor de
ontscholingsdruk en voor tal vannefaste
en nivellerende hervormingen.
Verzet tegen ontscholingsdrukenlippendienst van leraren
We stelden al dat we wel steeds het onderscheid tussen de
ontscholingsdruk en de feiteijke ontscholing. In Vlaanderen botsten de
veleontscholers op wat meerweerstand en lippendienstvanwege de praktijkmensen dan in andere landen. Met Onderwijskrant namen we de voorbije 40
jaar het voortouw in het verzet, in de strijd voor het behoud van de beproefde
waarden. Zo bleven we ook het zo verguisde jaarklassensysteem met succes
verdedigen-tegen de voortdurende aantijgingen
van veel onderwijsexperts in.Het verzet
en de lippendienstverklaren mede waarom
de grammatica van effectief onderwijs grotendeels de niveaudaling in tal van landen groter was
dan in Vlaanderen en waarom we in Vlaanderen nog lange tijd wereldtopscores
voor TIMSS en PISA behaalden. Onze sterke Vlaamse onderwijstraditie en de
invloed van de vele nog klassieke gevormde leraren werkten nog lange tijd door
in de klaspraktijk. Dit blijkt ook uit de hoge leerresultaten van de kantonnale
en interdiocesane examens van de 12-jarigen uit de jaren tachtig en
negentig.Ook in Finland was dit laatste
nog lange tijd het geval; de niveaudaling trad erlater in dan in landen als Frankrijk,
Engeland
De parlementaire commissie-Dijsselbloem-2008
stelde stelt datde schade aan het
onderwijs veroorzaakt door de nieuwlichterij veel erger geweest zou zijn,
indien deleerkrachten geen (stil)
verzet tegen de onderwijsvernieuwingen hadden gepleegd. Gelukkig bodenveel leerkrachten de nodige weerstand en kon
aldusde schade nog beperkt worden,
aldus de commissie. Alleen dankzij het verzet van de leraren werd deschade enigszins beperkt, kopte de NRC.
Ook uit het historisch onderzoek van Cuban
enTyack leiden we af dat het streven
naar behoud vanvaste waarden een
basishouding is bij veel leerkrachtendoorheen de tijd en overal ter wereld, het behoorttot de logica van het onderwijssysteem.
VolgensCuban en Tyack geloven de meeste
leerkrachten niet in voortdurende cultuuromslagen, grote woorden, hypes enpolarisering. Niettegenstaande de immense
kritiek van veel onderwijsexperts op hetjaarklassenssyteem en het schrapen van dit principe in het decreet
basisonderwijs van 1997, wordt het nog bijna overaltoegepast.Als gevolg van deinvoering van
kleinere klassen, de evoluerendetijdsgeest
e.d. is het onderwijs nu wel leerlinggerichter geworden. Dit betekent niet dat
het leerlinggestuurd is, dat de leerlingen de leerinhoud bepalen,dat het kerncurriculum totaal anders werd ...
Bij de meeste praktijkmensen bleef de
basisidee van een leerkracht die voor
een groot deel simultaan lesgeeft aan een klas leerlingen en die zelf op
basisvan maatschappelijke afspraken
zoals eindtermen en leerplannen
bepaalt welke leerstof en in welk tempo wordt geleerd, bleef overeind. Het feit
dat grammatica van effectief onderwijs voortdurend in vraag werd en wordt
gesteld, maakt het voor die leerkrachten wel moeilijker om stand te houden.
2 Illustraties van de ontscholingsdruk van de voorbije 50
jaar
Vooraf: De voorbije decennia
publiceerden we in Onderwijs tientallen gestofferde analyses over de
ontscholing en de mismeestering van het onderwijs. In deze bijdrage beperken we
ons tot enkele illustraties. We laten hier de analyses omtrent wat er zoals
misliep binnen de verschillende leerdomeinen, b.v. omtrent de uitholling van
taalvakken,buiten beschouwing; we
beperken ons tot enkele algemene pedagogische tendensen.
2.1
Toename ontscholingsdruk vanaf de jaren 1970
Het roer moet om en alles moetanders, was gedurende decennia het motto van
het doorhollingsbeleiden van de
nieuwlichters. De mantra van de vernieuwing viel overal te beluisteren: wat u
nu doet besteleerkrachten deugt niet:
jaarklassenprincipe, klassikale groepsinstructie, eisen stellen en
discipline,leerkrachtgestuurd onderwijs,
differentiatie in onderwijsvormen in het secundair onderwijs, apart
buitengewoon onderwijs Enkel een radicale ommekeerkon de verlossing uit al die ellende brengen.
Desterke verlossingsdrang ging ook
gepaard metvoortdurende stemmingmakerij
tegen het onderwijs.
Mede in het zog van de jaren 1960 werden we
al in de jaren 1979 geconfronteerd met
ontscholingstendensen en ontscholingsdruk. De ministeriële brochure over het Vernieuwd
Secundair Onderwijs van 1971 van minister Vermeylen poneerde al:Het
verwerven van kennis is niet langer het hoofddoel van het onderwijs.De vroegere weetjesopstapeling ruimt meer enmeer plaats in voor adequate inwerkstellingvan de intellectuele eigenschappen. ...Een
zuiverdogmatische werkwijze die op het
reproduceren vanleerstof gericht is,
moet men tot elke prijs vermijden.De
kinderen moeten leren, leren zelf vinden. Inductieve en actieve methodes zijn
vanzelfsprekend.Hoe meer het kind leert
zich actief te ontwikkelen enhoe minder
het de les passief ondergaat, des tedoeltreffender, kan het onderwijs worden geacht.De nadruk valt voortaan op het kunnen,
hetontwikkelen van vaardigheid, het
zinvol toepassenvan kennis. Er zal
zoveel mogelijk uitgegaan worden van de belangstellingssfeer, wat de leeractiviteitaantrekkelijker en zinvoller maakt. De
modernepedagogiek legt de nadruk op het
belang van dezelfwerkzaamheid en groepswerk.
Minister Vermeylen verving meteen het vak geschiedenis in deeerste graad door maatschappijleer vanuit de
actualiteit als b.v. de gijzeling van een trein in Nederland.We lazen in die tijd analoge stellingen in
publicatiesvan VSO-coördinatoren als
Roger Standaert. Rond 1970 werden in Vlaanderen ook enkele anti-autoritaire
scholen opgericht. In de publicatie Naar een open gemeenschapsschool(in: De Nieuwe Maand, januari 1973, namen we
al afstand van deanti-autoritaire
opvoeding en van het ontplooiingsmodel.
Ook inpublicaties van de koepels van de onderwijsnettendrong de relativering van de kennis en de prestatie
vijandigheid door - b.v. in Eigentijdse opdrachtenvoor een katholieke basisschoo van 1974. In
delerarenopleiding mocht niet langer
gewerkt wordenmet punten, maar enkel
met niveaus. Ook binnenhet Vernieuwd
lager onderwijs drong vanaf 1974de
nieuwlichterij door. Het niveau van het lageronderwijs was vrij hoog en leerkrachten drongengeenszins aan op een hervorming, maar
tochstelden beleidsmakers dat er een
hervorming nodigwas net als in het secundair
onderwijs. In het zogvan mei 1968 werden
ook her en der enkele alternatieve en anti-autoritaire scholen opgericht.
Vanaf 1976 propageerde de Leuvense professor
Ferre Laevers en het CEGO het zgn. ontplooiingmodel in het EGKO-project
(Ervaringsgericht kleuteronderwijs);Laevers pakte uit me volgende pedagogische parabel van het
ervaringsgericht onderwijs. Samengevat: Drie hoveniers ontvangen elk een bloembol van een vreemdeling. Zowel bij de
eerste, als bij de tweede hovenier kwijnt de bloem weg. De eerste had elke
toelichting van de vreemdeling weggewuifd, omdat hij het zelf beter dacht te
weten. De tweede mishandelde de bloem door ze naar zijn eigen hand te dwingen.
Alleen de derde hovenier slaagde erin een mooie bloem te kweken. Hij liet de
plant immers groeien uit eigen kracht, zonder ze te forceren. Een levende bloem
had zichzelf geopenbaard. Het ingrijpen van de leerkracht moet zich richten op
de omgeving van de plant - cf. principe van scheppen van een rijk
milieu/milieuverrijking (pagina 69).
De kritiek van Laevers en CEGO op het
gangbare onderwijs klonk meedogenloos. VolgensLaevers was het traditionele schoolgebeuren bijna uitsluitend bekommerd om de
leerstofen de leerstof, en niet om het
kind.Het onderwijs was ingericht naar
de eisen van het leerprogramma. Vermits doelstellingen en leerinhouden op
voorhand gepland worden, is eenvormigheid het hoogste ideaalLaevers en co wezen
ook op de nefaste invloed vande
leerplannen, op het vooraf formuleren
van doelstellingen en plannen van activiteiten. Zon planning valt niet te verzoenen met het inspelen op de individuele
ervaringen en behoeften van elk kind. In de Standaard van 19 juni 1992 poneerde
Laevers: Het lager onderwijs lijktnog
steeds op een kantoor dat vandaag nog met een mechanische schrijfmachine werkt.
Kinderen werden ook enkel trucjes aangeleerd: Laevers en zijn Leuvense medewerkers verbazen zich nog elke dag erover,
hoe kinderen het uithouden in een school die wat sfeer en discipline betreft
niet inspeelt op hun zijnswijze en ontwikkelingsniveau. Het hele klassikale
systeem is frustrerend. Een grondige en algemene vernieuwing is nodig.
Volgens Laevers en co gold de eerbied voor
het gezag in de traditionele opvoeding als een autoritaire eis. Wat men van
kinderen schijnt te verwachten is dat zij in hun ontwikkeling een soort
automatische reactie van onderworpenheid zouden ontwikkelen. Bovendien creëert
het traditionele onderwijs een innerlijke onvrijheid, omdat gevoelens
systematisch in de doofpot worden gestoken. Volgens Laevers brengt een dergelijke strakke
opvoeding, die op blinde gehoorzaamheid is gericht, alleen 'makke' kinderen
voort:Door middel van repressie, dogma
en frustratie, gaat de leraar immers in tegen de oorspronkelijke behoeften van
het kind. De leraar gaat niet uit van de eigen exploratiedrang van het kind,
waardoor het van zijn eigen, innerlijke groeiproces vervreemdt. Het unieke,
individuele kind, met zijn eigen behoeften en ervaringen dreigt verloren te
gaan omdat er geen ruimte is om de eigen ontwikkelingsdrang te volgen.Het fundament van deze problematische
elementen zat volgens Laevers in de vooronderstelling die in de traditie
besloten ligt, namelijk dat de mens in wezen slecht is. ... Als opvoeder moet
men a.h.w. het kind helpen zijn natuurlijke neigingen te bestrijden. Dit leidt
ertoe dat het kind een deel van zijn natuur, zeg maar een deel van zichzelf,
gaat verwerpen.
In het ervaringsgericht onderwijs werd dit
vertrouwen in het kind vertaald in het geloof dat eenkind/een leerling op elk
moment datgene kiest wat zijn ontwikkeling het meest bevordert (cf. principe
van het vrij initiatief). Elk kind komt via zijn eigen weg en een eigen reeks
activiteiten tot ontwikkeling. De ontwikkelingsdrang drijft het kind op een
bepaald moment naar activiteiten van een andere, hogere orde.Deze spontane exploratiedrang, als rijke bron
van energie, is de beste garantie voor de verdere ontwikkeling van het kind. De
ontwikkeling wordt immers gestuurd vanuit een innerlijke wetmatigheid Het
einddoel van de ervaringsgerichte omgang werd omschreven als zelfrealisatie.
2.2
Verdere toenameontscholingsdruk sinds 1990;
recentelijk ook in aanoop eindtermen en ZILL & Poolstervisie
Rond 1990 nam de stemmingmakerij tegen het
(sterke) Vlaamse onderwijs gevoelig toe. Wat we in Vlaanderen zelf doen,zullenwe beter doen, klonk het vanaf 1989. Topambtenaar Georges Monard pakte
uit met knelpuntennotas waarin vooral ook de sterke punten van ons onderwijs
als knelpunten werden voorgesteld. Kurieren am symtom kon volgens hem geen
soelaas meer brengen. En iedereen, alle onderwijsniveaus, moeten hangen, klonk
het. Op een studiedag van de ambtenaren op van 5 mei 1992 waarschuwde ik Monard
en andere topambtenaren dat ik schrik had van hunrevolutionaire bevlogenheid en van hun
stemmingmakerij tegen het onderwijs en de lerarenopleidingen. In verband met de
lerarenopleidingen opteerden Monard en tal van universitaire lerarenopleiders
in 1990 al voor de invoering van een academische lerarenopleiding vooronderwijzers en regenten naar het voorbeeld
van Frankrijk. Ik repliceerde dat we zelf met de tweejarige opleiding
(1970-1986) prima onderwijzers en regenten hadden opgeleid.
De
ontscholing kwam sinds 1990 heel sterk tot uiting in de eindtermen en
leerplannen van de jaren negentig, inde onderwijsvisie van Roger Standaert en zijn
DVO zoals die o.a. tot uiting kwam in de Uitgangspunten bij de
eindtermen,in de taalvisies van het
Leuvens taalcentrum van prof. Kris Van den Branden, in de visietekstover vaardigheidsgericht) taalonderwijs van
de leerplanvoorzitters katholiek onderwijs (eerste versie 1997), in de visie
van inspecteur-generaal Michielsens en in de inspectierapporten,
DirkVan Damme stelde onlangs terecht dat vroegere VSO-voorstanders uit de
kring van de koepelvan katholiek
onderwijs (Roger Standaert en co) hun 'progressieve 'stempel drukten op de
(nivellerende) eindtermen van dejaren
negentig. Inderdaad. Net zoals in de tijd van het VSO maakten ze van de
opstelling van de eindtermen gebruik om hun zachte didactiek op te dringen. DVO-medewerkers omschreven de inzet van de
eindtermenoperatie zo: De eindtermen
werden geformuleerd vanuiteen helder
leerlinggerichte en emancipatorischevisie. Er was m.a.w. een verschuiving nodig van het traditionele
'doceren', naar vormen van 'open leren'die (bijna) volledig leerlinggestuurd zijn. In tegenstelling tot de
traditionele opvatting, waarbij deleraar werd beschouwd als de overdrager van kennis. Bij actief leren
wordt gefocust op langetermijndoelen en in veel mindere mate op overdracht van
feitenkennis. Leerinhouden moeten ingebed zijn in concrete, en voor de leerling
herkenbarecontexten. (in
DIROO-boek: Is de leraar eencoach?,
Academia Press -2004). Dit is precies dezelfde strekking als in de VSO-publicaties
van de jaren 1970.
In 2008 publiceerde de VLOR het rapport Competentieontwikkelend onderwijs van
bijna 200 paginas. De opstellers-onderwijskundigen pleitten allen enthousiast
en ongenuanceerd voor radicaal constructivistisch & competentiegericht
onderwijs - entegen de klassieke leraargestuurde
aanpak. Voor deopstelling van dit
rapport nodigden de VLORkopstukken enkel onderwijskundigen uit die allenbekend stonden als vurige propagandisten van
deconstructivistische en
competentiegerichte aanpak:Filip Dochy,
Martin Valcke, Roger Standaert Katrien Struyven, Ferre Laevers & Herman
Baert.
Bij de Vlaamse beleidsmakers en bij veel zgn.
onderwijsexperts was de bezorgdheid om de ontscholing en beknotting van detalentontwikkeling tot voor kortnog nietecht doorgedrongen. Velen ontkenden nog in 2018 de niveaudaling. In 2007
stonden velen ook vooraan in het afwijzen van de O-ZON-campagne van
Onderwijskrant, tegen de vele vormen van ontscholing en nivellering en voor de
herwaardering van de pijlers van onze sterke Vlaamse onderwijstraditie. Met
O-ZON en Onderwijskrant voerden we vanaf begin 2007 een extra campagne rond de
ontscholing en niveaudaling. Die campagne kon op veel steun rekenen van de
praktijkmensen ook uit het hoger en universitair onderwijs. Deze campagne
stimuleerde niet enkel een breed debat over effectief onderwijs en aantasting
van de kwaliteit; het betekende ook een grote steun voor de vele praktijkmensen
die zich verzetten tegen de aantasting van hun onderwijsopdracht.Dit alles beïnvloedde ook de wending in het
regeerakkoord over de onderwijsplannen en de huidige wending in het
onderwijsdebat.
Ter herinnering nemen
we eens een samenvatting van ons
O-ZON-manifest van 2007 op.
*Respect voor- en vertrouwen in de
professionaliteit en ervaringswijsheid van leerkrachten. *Herwaardering van
basiskennis en basisvaardigheden, van de vakdisciplines en van het belang van abstrahering,
symbolisering & structuur. Geen competentiegericht en constructivistisch
onderwijs.
*Herwaardering van instructie, lesgeven en contacturen,
prestatiegerichtheid, orde en discipline.
*Herwaardering jaarklassen, klassikale
aanpak ensamen optrekken. Geen
doorgedreven individualisatie, geen inclusief LAT-onderwijs.
*Verhoging van het
niveau van het onderwijs envan de
lerarenopleidingen
*Meer niveaubewaking en controle
leerprestaties.
*Beter benutten van talenten van alle soortenleerlingen. Effectief achterstandbeleid. Geen
nivellering en nivellerende brede eerste graad, maar herwaardering van onze
sterke eerste graad
*Vernieuwing in continuïteit i.p.v.
doorhollings- enomwentelingsbeleid
& moderniseringstover. *Verminderen van de druk en invloed van vernieuwingsestablishment,
van de vele vrijgestelden voorde
permanente hervorming van het onderwijs.
*Afremmen en/of afbouwen van
bureaucratiseringen grootschaligheid,
reductie van planlast, van debureaucratische schil en overhead in het hogeronderwijs.
*Geen invoering nivellerende brede eerste graad s.o. & schrapping
onderwijsvormen.
In onze bijdragen over de
structuurhervormingsplannen secundair
onderwijs vanaf 2002 betreurden we dat
beleidsmakers, de academische voorstanders van die hervorming en kopstukken van
de onderwijskoepelszich blind staarden opgrotendeels
vermeende knelpunten, de echte problemen negeerden, en tegelijk methun plannen de verdere ontscholing & daling van de onderwijskansen
bevorderden: nivellering,aso-isisering
ten koste van tso/bso; brede eerste graad met vage en structuurarme vakkenclustersen belangstellingsgebieden i.p.v.
gestructureerdevakdisciplines,
heterogene klasgroepen, competentiegerichteen zachte didactiek in de hervormingsplannen van de
commissie-Monard-2009 en van minister Smet....
Eind juni 2011 merkten we
eens te meer dat ook de redactie van hettijdschrift Impuls de verdere nivellering volopstimuleerde: invoering middenschool;
gevoelige reductie inde 1ste graad van
het aantal lesuren voor basisvakken als wiskunde, Nederlands en Frans,
versnippering van de basisvorming via toevoeging van vage leerdomeinen als
economische initiatie, voedingsleer,mechatronica... ; de leerlingen automatisch latenovergaan naar het 2de jaar; hoeken- en
contractwerk, ... Het tijdschrift Impuls (destijds Floreat)heeft zich vanaf 1968 gepresenteerd als een
grote voorstander van het VSO, het ontplooiingsmodel, nivellerende eindtermen & leerplannen-1998,
het constructivistisch &competentiegericht
leren dat mede verantwoordelijk is voor
de grote daling van hetniveau & de
onderwijskansen.
In het debat over nieuwe eindtermen en
leerplannen vanaf 2013, in de 7 officiële rapporten uit 2014-2016,in het VLOR-advies-2015, in de
Consultatiecampagne van minister Crevits, in standpunten van kopstukken van
onderwijskoepels, merktenwe een opfklakkering van het
ontscholingsdiscours. Er werd aangedrongen op een radicale perspectiefwisseling
in de richting van ontwikkelend leren, zelfgestuurd en gepersonaliseerd leren,
learning parks,
Ook in de recente ZILL-onderwijs- en
leerplanvisie van 2005-2006 opteert voor een radicale perspectiefwisseling in
de richting van ontscholing: vanconstructivistisch, ontwikkelend en gepersonaliseerd lerer,
totaliteitsonderwijs e.d. ( Zie o.a. Onderwijskantnr. ) Idem voor de recente Poolstervisie van
het GO! (zie Onderwijskrant nr. 198). Verzet tegen dergelijke ontscholingsdrukis vrij dingend. Hopelijk wordt in de nieuwe
eindtemen/ontwikkelingsdoelen voor het basisonderwijs een en ander weer
rechtgezet (zie themanummer Onderwijskrant nr. 197).
3 Verzet
tegen ontscholing en conserveren & vernieuwen in continuïteit
In Onderwijskrant schreven we de voorbije
decennia geregeld dat we opteerden voor
vernieuwing in continuïteit met veel
aandacht voor het behoud van de beproefde waarden en voor een veelzijdige benadering. Dit is
ook het geval bij de meeste leerkrachten
en scholen. Zij tonen veel waardering
voor het conserveren van het erfgoed en
van de ervaringswijsheid die van generatie op generatie doorgegeven moet
worden.
Vernieuwers in continuïteit pleiten ook
voor eenveelzijdige én-én-benadering.
In tegenstelling totbeleidsmensen en
adviseurs die zich blindstaren opechte
en vaak vermeende knelpunten, hebben zijveel oog voor de vele sterke kanten en zegeningen van het klassieke enbestaande onderwijs. Ze zijn er zich
ookvan bewust dat de beproefde waarden
al vlug in deverdrukking kunnen
geraken, maar zijn anderzijdsniet blind
voor nieuwe mogelijkheden en de nood aan continue optimalisering van de
ontwikkelingskansen. Ze erkennenb.v. ook welde mogelijkheden van het internet, maar
vindentegelijk dat parate kennis even
belangrijk blijft enzelfs nog
belangrijker wordt in onze informatiemaatschappij.
Ervaren praktijkmensen wisten/weten als lang
waar de beproefdewaarden en
verworvenheden goed voor zijn: ze zijner om gerespecteerd te worden en ze zijn er ook omaangevuld te worden met nieuwe waarden en
betereaanpakken: vetera et nova,
conserveren en optimaliseren. Propagandisten van nieuwe exclusievemethodes zijn niet geneigd om hun 'unieke'
methodiek te integreren binnen een veelzijdige benaderingmet behoud van de oude waarden.
Nieuwlichtersverkondigen graag dat een
nieuw tijdperk een totaalnieuwe aanpak
vereist en spreken veelal minachtend over het onderwijs dat ze zelf
genotenhebben. Op die manier
werden/worden oerdegelijkeinhouden en
aanpakken gebanaliseerd.
Ook
uit het historisch onderzoek van Cuban enTyack leiden we af dat het streven naar behoud vanvaste waarden een basishouding was enis bij leerkrachten doorheen de tijd en overal
ter wereld, het behoorttot de logica
van het onderwijssysteem. VolgensCuban
en Tyack geloven leerkrachten niet in voortdurende cultuuromslagen, grote woorden,
hypes enpolarisering. Ervaren
leerkrachtengedragen zich veelal als
Popperianen. De filosoofKarl Popper
opteerde voor piecemeal social engineering, stapsgewijze vooruitgang.
Welbegrepen conservatisme en welbegrepen
vernieuwing zijn o.i. twee zijden van dezelfde medaille. Zelf namen we de
voorbije decennia vaak afstandvan de
nieuwlichters en verlossingsideologen, maarevenzeer van restaurateurs die
enkel terug willennaar het verre verleden. Samen met andere
redactieledenen als lerarenopleider
hebben we steeds het propageren van alleenzaligmakende en verlossende aanpakken
betreurd. We pleit(t)en voor 'vernieuwing incontinuïteit', voor integratie van nieuwe elementenbinnen een veelzijdige aanpak, met respect
voor devele oude waarden en de
ervaringswijsheid, voorvetera ét nova.
We tekenden zelf een veelzijdigevisie
en aanpak uit inzake zorgverbreding en GOK,leerpsychologie en didactiche werkvormen, rekenen,begrijpend lezen, spellen, stellen,
aanvankelijk lezen,Frans,
wereldoriëntatie (zaakvakken), ... We zijn best tevredenover het werk dat we inzake vernieuwing in
continuïtiteit gepresteerd hebben en over de invloed hiervan op de praktijk .
Vernieuwers in continuïteit en leerkrachten
die veelal instilte werken aan het
optimaliseren en verspreiden vanbeproefde waarden en aan de aanvulling met nieuweelementen, komen zelden n de
schijnwerpers.Ze krijgen geen subsidie
en/of waardering vanwegede
beleidsmensen, geen koningin Paolaprijs, zeldenof nooit een vermelding in de kranten ... Tochhadden/hebben hun inzet en/of hun publicaties
op termijn in de praktijk meer invloed dan deze van debeeldenstormers. Indien vernieuwers in
continuïteit enige officiële erkenning hadden ontvangen, dan zouhet niveau van ons onderwijs momenteel wel stukkenhoger zijn. En ook de zwakkere leerlingen zoudenmeer onderwijskansen gekregen hebben. De
overheid heeft de voorbije decennia enorm veel centengeïnvesteerd in nieuwlichterij die ons
onderwijs veelschade heeft berokkend.
Ze investeerde ook veel inhet
overheidstijdschrift KLASSE dat ongestraft aanstemmingmakerij en nieuwlichterij mocht doen. Onderwijskrant pleitte
de voorbije 45 jaar voor behoud van de
beproefde waardene en vernieuwing in continuïteit ,maar en kreeggeen cent subsidie. Het bleef enkel bestaan
omdat de redactieleden er zelfveel tijd
en eigen centen in investeerden.. Hoe lang nogkunnen we dit volhouden? Verzet tegen ontscholing en inzet voor behoud
van belangrijke kwaliteitskenmerken
Bij detegenstanders van ontscholing treft men veelconserverende vernieuwers in continuïteit aan
die het onderwijs proberen te optimaliseren met behoud van de fundamentele
pijlers van effectief onderwijs en van het gezag van de school en de leraren,
met respect voor hetgeen in het verleden werd opgebouwd. De vele sterkhouders
hebben gedurende de voorbije decennia de averij beperkt en tegelijk gewerkt aan
de optimalisering van het onderwijs. Zewerden hierbij jammer genoegafgeremd door de radicalehervormers
die de basisgrammatica van effectief onderwijsen het meesterschap van de meester in vraag stelden., maarin tegenstelling met hun mooie beloftesal bij al heel weinig hebben gerealiseerd. In het verleden ging de steun
van deoverheid jammer genoeg ookpraktisch uitsluitend naar ontscholende
nieuwlichters - ook in Vlaanderen.
Opvallend veel sterkhouders-herscholerswaren/zijn ook sterk begaan met het bieden
van optimale onderwijskansen.Dit leidde
ook tot volksverheffing,tot een sterke
democratisering van het onderwijs en tot verhoging van de welstand.Het verzet van de sterkhouders tegen de ontscholinghad niets te maken met elitair denken.
Gemeenschappelijk in hun pleidooien was/is overigens het besefdat de sociaal en/of cultureel benadeelde
leerlingennu minder onderwijskansen
krijgen omdat de slingerte sterk is
doorgeslagen in de richting van ontscholing en ontsystematisering. Dit remde
ook de verdere democratisering af. De sterkhouders werkten ook aan de
optimalisering van de (vak)didactische aanpakken.De vernieuwers in continuïteit pleitten voor
de conservering en herwaarderingvan de
pijlers van onze sterke Vlaamse onderwijstraditie als b.v. de leraargestuurde
kennisoverdrachtenhet belang van kennis, de grammatica van het
eenvoudige en gestructureerde jaarklassensysteem. In inspectierapporten kregen
de leerkrachten voortdurend het verwijst dat ze b.v. nog teveel belang hechtten
aan expliciete instructie,in de mate
van het mogelijklippendienst bewezen
aan de de filosofie van het communicatief taalvaardigheidsonderwijs, de
comptetentiegerichte en constructivistisch
Pedagogen die vaanf de jaren 1970 ontscholing in de vorm van zelfontplooiingsdenken propageerden: Laevers, Letschert, Stevens ...
Pedagogen die vanaf de jaren 1970 ontscholing in de vorm van zelfontplooiingsdenken à la Carl Rogers propageerden: Ferre Laevers (CEGO), Jos Letschert (SLO-directeur), prof. Luc Stevens (directeur/oprichter Nivoz), ....
1. Inleiding
Katrien Staessens maakte destijds een gestoffeerde scriptie van het zelfontplooiingsdenken
zoals het volgens haar in sterke mate tot uiting kwam in Vlaamse tijdschriften tussen 1965 en 1985. De pedagogische relevantie van de zelfontplooiingstendens in onze maatschappij: een kritische analyse. Verhandeling K.U.-Leuven, 1986, 194 pagina's.)
Staessens trof het zelfontplooiingsmodel in de meeste pedagogische tijdschriften aan, maar het meest radicaal in bijdragen van de werkgroep ervaringsgericht kleuteronderwijs, geschreven door Ferre Laevers en Luc Depondt (1981-1985) in tijdschrift Kleuters en ik' e.d. Dit zelfontplooiingsdenken sloot/sluit in vele opzichten aan bij de reformpedagogiek, maar hanteerde een jargon dat sterk beïnvloed was door vertegenwoordigers van de humanistische psychologie, vooral Rogers en Maslow.
We illustreren nu even dit zelfontplooiingsdenken
We citeren even uit de studie van Staessens, maar beperken ons tot uitspraken van Laevers en Depondt. We vinden in hun bijdragen de typische betoogtrant en het jargon aan van de reformpedagogen; het jargon is evenwel aangevuld met vooral Rogeriaanse termen.
Na de analyse van Staessens voegen we er ook nog een stukje aan toe over het ontplooiingsmodel van Carl Medaer die lange tijd begeleider was van de zgn. 'Leefscholen' binnen de Argo.
2.. Zelfontplooiingsvisie van Laevers en co op traditionele school: 1981-1985
2.1 Genadeloze kritiek op traditionele school
Volgens Laevers werd het kind werd het kind in zijn diepe affectieve noden niet beluisterd. Het patroon dat volgens het EGKO naar voor komt vertoont volgende kenmerken. Vooreerst worden heel wat gedragingen bij de opvoedeling, zoals agressie, verdriet, enz. niet aanvaard. De opvoeder komt er niet toe zich in te leven in de wereld van de opvoedeling/het kind. Depondt verwoordt het als volgt: Het is voor de kleuter meestal niet mogelijk om zelf te ervaren of te bepalen welke de betekenis is van zijn gedrag of van zijn gevoelens, omdat de betekeniswerelden van kleuter en leidster nu eenmaal verschillen, en de leidster zich vaak in haar betekeniswereld opsluit. Volgens Depondt wordt een laagje vernis over de reële gevoelens uitgesmeerd (p. 53). Daardoor zijn de kleuters al vervreemd van de eigen ervaring.
Volgens Laevers was het traditionele schoolgebeuren jammer genoeg bijna uitsluitend bekommerd om de leerstof en de leerstof, en niet om het kind. Het onderwijs was volgens ingericht naar de eisen van het leerprogramma. Vermits doelstellingen en leerinhouden op voorhand gepland worden, is eenvormigheid het hoogste ideaal. Er is geen plaats voor creatieve diversiteit.
Het EGKO wees ook op de nefaste invloed van het vooraf formuleren van doelstellingen en plannen van activiteiten. Een strikte planning valt niet te verzoenen met het inspelen op de individuele ervaringen en behoeften van elk kind .
Volgens Laevers en co gold ook de eerbied voor het gezag in de traditionele opvoeding als een autoritaire eis. Vaak krijgt gezag er de vorm van gehoorzaamheid :Wat men van kinderen schijnt te verwachten is dat zij in hun ontwikkeling een soort automatische reactie van onderworpenheid zouden ontwikkelen (p. 56). Bovendien creëert het traditionele onderwijs een innerlijke onvrijheid, omdat gevoelens systematisch in de doofpot worden gestoken. Volgens Depondt wordt de opvoedeling zo een ja-knikker in wie alle initiatief wordt gedood.
Volgens Laevers brengt een dergelijke strakke opvoeding, die op blinde gehoorzaamheid is gericht, alleen 'makke' kinderen voort: Door middel van repressie, dogma en frustratie, gaat de opvoeder immers in tegen de oorspronkelijke behoeften van het kind.
De leerkracht gaat niet uit van de eigen exploratiedrang van het kind, waardoor het van zijn eigen, innerlijke groeiproces vervreemdt. Het unieke, individuele kind, met zijn eigen behoeften en ervaringen dreigt verloren te gaan omdat er geen ruimte is om de eigen ontwikkelingsdrang te volgen.
Het fundament van deze problematische elementen zit volgens Laevers in de vooronderstelling die in de traditie besloten ligt, namelijk dat de mens in wezen slecht is. ... Als leerkracht moet men a.h.w. het kind helpen zijn natuurlijke neigingen te bestrijden. Dit leidt ertoe dat het kind een deel van zijn natuur, zeg maar een deel van zichzelf, gaat verwerpen.
Staessens heeft enkel publicaties van Laevers tussen 1981 en 1985 geanalyseerd. We voegen er nog een paar recentere uitspraken van Laevers aan toe. In een interview in De Standaard van 19 juni 1992 poneerde Laevers: Het lager onderwijs lijkt nog steedsop een kantoor dat vandaag nog met een mechanische schrijfmachine werkt. ... Ook het zittenblijven is de top van de ijsberg; een heleboel kinderen die niet blijven zitten werden enkel trucjes geleerd. Laevers en zijn Leuvense medewerkers verbazen zich nog elke dag erover, hoe kinderen het uithouden in een school die wat sfeer en discipline betreft niet inspeelt op hun zijnswijze en ontwikkelingsniveau. Het hele klassikale systeem is frustrerend. Een grondige en algemene vernieuwing is nodig.
In Knack van 14 februari 1995 herhaalde Laevers nog eens dit standpunt en voegde er aan toe dat uit een onderzoek blijkt dat de leerkrachten geen oog hebben voor de positieve kanten van de leerlingen. De interviewster voegt eraan toe: Een ergere blamage van ons onderwijssysteem valt moeilijk te verzinnen. Het is ook in dit interview dat Laevers stelt dat onze leerlingen niet weten dat 500 Fr voldoende is als ze een CD van 499 Fr willen kopen. Dit interview lokte een felle reactie uit van Knacklezer M. Mellen. M. Mellen stelde dat Laevers totale onzin verkondigde en betichtte hem van lerarenhaat.
2.2. Alternatief: zelfontplooiing, vrijheid, eigen initiatief, rijk milieu
Mede vanuit de kritiek op de traditie, wordt gestalte gegeven aan een nieuw alternatief opvoedingsdenken waarin de zelfontplooiing als kernbegrip wordt beschouwd. In de pedagogische parabel van het EGKO komt dit goed tot uiting.
We vatten de parabel kort samen: Drie hoveniers ontvangen elk een bloembol van een vreemdeling. Zowel bij de eerste, als bij de tweede hovenier kwijnt de bloem weg. De eerste had elke toelichting van de vreemdeling weggewuifd, omdat hij het zelf beter dacht te weten. De tweede mishandelde de bloem door ze naar zijn eigen hand te dwingen. Alleen de derde hovenier slaagde erin een mooie bloem te kweken. Hij liet de plant immers groeien uit eigen kracht, zonder ze te forceren. Een levende bloem had zichzelf geopenbaard. Het ingrijpen van de leerkracht moet zich richten op de omgeving van de plant - cf. principe van scheppen van een rijk milieu/milieuverrijking (pagina 69).
Laevers en co propageren het naturalistisch groeimodel.
Laevers spreekt over de aanwezigheid in het kind van een onuitputtelijke en aangeboren drang om te groeien, om de wereld en zichzelf steeds meer te verkennen en verder te ontwikkelen en te beheersen. Deze innerlijke drijfkracht is een soort ingebouwd kompas dat het organisme leidt naar maximale ontplooiing.
In het EGKO wordt dit vertrouwen vertaald in het geloof dat het kind op elk moment datgene kiest wat zijn ontwikkeling het meest bevordert (cf. principe van het vrij initiatief). Elk kind komt via zijn eigen weg en een eigen reeks activiteiten tot ontwikkeling. De ontwikkelingsdrang drijft het kind op een bepaald moment naar activiteiten van een andere, hogere orde.
Deze spontane exploratiedrang, als rijke bron van energie, is de beste garantie voor de verdere ontwikkeling van het kind. De ontwikkeling wordt immers gestuurd vanuit een innerlijke wetmatigheid (p. 72). Het einddoel van de ervaringsgerichte omgang werd oorspronkelijk omschreven als zelfrealisatie en later ook als emancipatie.xxx
Volgens het EGKO kan de opvoeder dan ook niet zomaar vanuit zijn denken, zijn theorie of gewoon vanuit de traditie of vanuit een leerplan, het leren van het kind plannen. In het zelfontplooiingsdenken wordt het beroep op de traditie uitgeschakeld. Geen enkele theorie of denken kan de opvoeder leiden in dit project.
De leerkracht moet zijn rol voor een groot deel aflezen uit wat zich in het kind op een bepaald moment afspeelt. Er is geen leidraad te geven buiten het kind zelf. De allerindividueelste ontwikkelingsbehoefte van elk kind is de enige basis waarop de opvoeder kan steunen. Op deze behoefte moet ook het milieu afgestemd worden. De opvoeder/rlerkracht wordt dus in een ahistorisch vacuüm geplaatst.
Het geloof in de innerlijke groeimotivatie van de opvoedeling is de basis van het leerproces. Dan zal de leerling intrinsiek gemotiveerd zijn om te leren. Het natuurlijk leren, eigen aan elk menselijk wezen, moet gerespecteerd worden. Individualisering wordt dan geplaatst in het kader van de zelfontplooiing.
De grondhouding van de leerkracht berust volgens Luc Depondt op het geloof in de groeikrachten van de mens (p. 87).
Depondt geeft hierbij expliciet aan dat het EGKO steunt op de theorie van Carl Rogers en Gendlin, een leerling en medewerker van Rogers. Aan de basis van het zelfontplooiingsdenken ligt een groeimodel. De zelfontplooiingsbehoefte is in essentie een instinctoïde behoefte. Daarom kunnen we dit model als naturalistisch bestempelen.
3 Carl Medaer: ontplooiingsmodel van propagandist van de Leefscholen
In de Gids voor het Basisonderwijs van juni 1994 haalde destijds ook Carl Medaer, begeleider van de alternatieve Argo-leefscholen, vernietigend uit naar de gewone school (in: Basiskenmerken van methodescholen): "De gewone school doet slechts aan methodische vernieuwingen en die worden gebruikt in een onveranderd kader Men probeert er de efficiëntie mee te verhogen maar het blijft even niet-kindvriendelijk".
Volgens Medaer is het jaarklassenverband enkel geschikt voor een cognitieve aanpak en voor frontaal onderricht en dus totaal verwerpelijk. Over zijn alternatief en methode doet Medaer volgende stellige uitspraken: Op ervaringsgerichte scholen of leefscholen treffen we niet-directieve houdingen van begeleiders aan en zelfdirectieve gedragingen van kinderen.
De school werkt met leefgroepen (=stamgroepen van drie leeftijden) die zelf hun projecten aanbrengen. Er zijn dus ook geen vakken meer. Medaer stelde ook expliciet dat hij zich sterk liet inspireren door de opvattingen van Rogers Maslow en Freud.
Het was ook uitgerekend verlosser Medaer die het hoge woord mocht voeren op het Forum Basisonderwijs van de VLOR (1998). Ook de VLOR-kopstukken sympathiseerden in die tijd ten zeerste met het zelfontplooiingsmodel, het radicaal inclusief onderwijs, e.d. Medaer stelde op deze Forumdag dat de kinderen op de Argo-Leefscholen zelf beslissen waarover ze het willen hebben. Ze kunnen dus vrijuit projectonderwerpen aandragen De kinderen bepalen ook de doelstellingen van het project en maken ook zelf een planning op en voeren het project uit.
4. Jos Letschert, kopstuk Stichting LeerplanOntwikkeling (SLO-Nederland) in 2000 over Naar een nieuwe basisschool
Jos Letschert, kopstuk SLO, pleitte in 2000 voor een om wenteling, een paradigmawisseling in het SLO-boekje 'Naar een nieuwe basisschool?'. Ook in het tijdsschrift 'Didaktief' hield Letschert een vurig pleidooi voor 'het nieuwe leren'; dit was ook het geval in zijn opgemerkte oratie bij de aanstelling als deeltijdse hoogleraar curriculumontwikkeling aan de Universiteit Twente op 25 maart 2004. Zijn 'oratie' droeg als titel De kunst van de leerplanontwikkeling' In deze context vertolkte Letschert vooral de visie dat het huidige onderwijs de richting uit moet van 'het nieuwe leren'. Hij pleitte dan ook voor een heel 'open' benadering die enorm veel inhoudelijke vrijheid laat aan de leerkracht en aan de leerlingen en die de ontwikkeling van elk kind volgt. Het belang van leerplannen, eindtermen, (centrale) toetsen moest voortaan dan ook ten zeerste gerelativeerd worden.
Letschert kondigde in het boekje 'Naar een nieuwe basisschool' zonder schroom het totale failliet van het onderwijs aan. Hij poneerde in de bijdrage 'Deugt het basisonderwijs?' dat het absoluut niet deugt: "Qua aard en inhoud is het basisonderwijs geworteld in een negentiende-eeuwse structuur. Een structuur van een voornamelijk traditionele vakkengerichte benadering van kinderen in een goeddeels strikte systematiek van leerstofjaarklassen.
De samenleving waarin kinderen opgroeien is onder tussen wel behoorlijk dynamisch en complex geworden. Informatie is aan snelle veranderingen onderhevig, komt op velerlei wijze tot kinderen. In het onder wijs is momenteel een bepaald gemeenschappelijk leerstofniveau de maat, maar in de toekomst moeten de kinderen de maat zijn waar we rekening mee houden.
"Het onderwijs heeft nood aan een paradigmawisseling."
Letschert schreef verder dat hij zich aansloot bij de constructivistische leertheorie en bij de opvatting van Luc Stevens in zijn boek 'Zin in leren' "die de 'ontwikkeling' van het kind als het centrale paradigma poneert in plaats van het toewerken naar een extern opgelegde set eisen" uitgedrukt in eindtermen, leerplannen e.d.; het op leggen en nastreven van de huidige 'set communale opbrengsteisen' (eindtermen) is fundamenteel fout.
"Een standaardprogramma past niet meer in de nieuwe basisschool.
Letschert . beriep zich hierbij ook op de bijdrage van Roger Standaert DVO-directeur in hetzelfde boekje waarin "Standaert de meet baarheid van ontwikkeling relativeert. In zijn boekje laat L. ook de Ijslandse lerarenopleider G. Kristmundsson orakelen dat kennis vlug verouderd is en dat ICT en het internet voor een aardverschuiving zullen zorgen.
We illustreren verderop Letscherts visie zoals we ze aantroffen in 'Didaktief' : "Het is onverstandig om tegenbewegingen als 'het nieuwe leren' schouderophalend af te doen. ... Het hele funderend onderwijs heeft als manco dat het de instructie op een voetstuk plaatst. Dat blijkt niet goed te werken; bijvoorbeeld als het erom gaat leerlingen hoogwaardige en duurzame kennis bij te brengen en begrip van en inzicht in de stof aan te leren. Of om hen de mogelijke gebruikswaarde van het geleerde te doen inzien en ervaren." "Het levert enkel verveelde en vervelende leerlingen op."
Volgens L. ontbrak nog al te vaak de durf om keuzes te maken en traditionele leerinhouden onder kritiek te stellen. "Naar mijn mening moet de kern van het onderwijs zijn dat kinderen zich de kennis zelf eigen maken, puur omdat ze er nieuwsgierig naar zijn. Het te leren onderwerp moet iets van de leerlingen zelf worden. De leraar kan daarbij alleen maar de condities scheppen en faciliteiten bieden. Kinderen zijn nieuwsgierig, ze leren altijd, maar met onze geïnstitutionaliseerde onderwijssysteem slagen we er voor turend in om ze ongeïnteresseerd te maken."
"Het gaat me veel meer om het proces ernaartoé, dan op het product (de leerprestatie) waar je op rekende. Ik heb liever dat leerlingen zo'n proces goed hebben doorlopen, dan dat ze zeggen: nou kunnen we dit. Het kan mij niet schelen of groep 3 (eerste leerjaar) met Kerst al Aap, Noot en Mies kent of nog niet, als ze maar leren lezen."
Onderwijs moet een onzeker avontuur worden. Daarom vind ik dat er veel mag misgaan in het onderwijs, misgaan althans in de zin van het product waar je op rekende."
Weg met jaarklassen, leerplannen, eindtermen en toetsen
Het leerstofjaarklassensysteem, de gangbare leerplannen en eindtermen moesten volgens L. meteen opgedoekt worden, want "elke standaard, hoe dan ook, levert problemen op. Als bijvoorbeeld de kern doelen ( eindtermen) heel zwaar zijn, halen veel kinderen ze niet omdat de norm te hoog ligt. Versoepelt men de eisen dan vervelen anderen zich omdat de norm te laag ligt. Terwijl elk kind de norm moet zijn. Hoe groter juist de individuele verschillen, hoe beter ook het onderwijs. Ik geloof niet in standaardisering, omdat kinderen niet standaard zijn. We moeten ophouden het als lastig te ervaren dat kinderen verschillen; we moeten verschillen juist zien als een gegeven rijkdom" "Het klassikale onderwijssysteem is natuurlijk het makkelijkste voor een school. Maar er ontstaan problemen als gevolg van de grote schommelingen tussen niveaus van leerlingen."
"De huidige centraal gestuurde leerplannen" deugden volgens L dan ook niet. "Het lijkt alsof leerplannen van een hoger belang zijn dan het proces van het leren zelf, zoals zich dat afspeelt tussen de lerende en de leraar, of de lerenden onderling Leerplannen verdringen het geïndividualiseerde en sociale proces van het leren naar de tweede plaats. " L. stelt vol gende verschuivingen voor in de leerplanontwikkeling: "van protocol naar zijnswijze; van aanbod naar vraag; van voorschrijvend naar uitdagend en inspirerend; van directief naar transformatief; van rationeel naar relationeel; van schoolgecentreerdheid naar samenlevingsoriëntatie."
Letschert pleitte verder voor een verregaande autonomie van de scholen: "De tot nu toe sterke centrale aansturing van de onderwijsinhoud en van de evaluatie past niet in een moderne aanpak van onderwijzen en leren." L. sluit zich aan bij de -promotoren van Het Nieuwe Leren die afwillen van centrale toetsen en van allerhande "vergelijkende, kwantitatieve onderzoeken, leerstandaarden en normgerichte toetsen"
Volgens L. kan enkel een consequent onderwijsbeleid dat zijn regelgeving sterk beperkt en zijn beheersingsstreven verlaat, een overgang bewerken van oud naar nieuw leren.
Vakkennis is bijkomstig
In Letscherts optiek moest de leerkracht dan ook omschakelen van zijn rol van instructeur naar die van procesbegeleider. Hij opteede ook voor de lagere cyclus s.o. voor een 'generalistische groepsleraar', pas in de hogere cyclus s.o. is een "meer vak - specialistische inrichting van het onderwijs verantwoord." "De leraar moet primair de functie van coach krijgen, die goed observeert wat de leerlingen doen.
Pedagogiek moet dan ook de basis vormen van de nieuwe lerarenopleiding. Studenten moeten meer leren oog te hebben voor de leerlingen, te kijken hoe ze zich ontwikkelen. Natuurlijk is enige vakkennis in de lerarenopleiding ook nodig, maar heel specialistisch hoeft dit niet te zijn". Terloops: de Nederlandse lerarenopleidingen krijgen overal al de kritiek dat ze te weinig aandacht besteden aan de vakkennis en al te veel aan de 'pedagogiek'
5 Vernietigende uitspraken over onderwijs van prof. - ontscholerLuc Stevens (ex-Hoogleraar em. Utrecht.
Directeur en oprichter van NIVOZ, een onderwijsdenktank.
Hij was destijds ook voorzitter van de doorlichtingscommissie boor de lerarenoleidingen (PABO's) en is goede vriend van G. Biesta die graag zijn bewondering uitsprak voor de visie van Stevens ...
[Leerkrachten zijn professionele verleiders [ in: Oogstbundel Slash21, 2006
'Het onderwijs verzuipt'. [Als het leuk is, leer je vanzelf
Wezenlijk voor een nieuwe onderwijspraktijk is niet zozeer het resultaat, maar het proces.
Het huidige onderwijssysteem valt niet te optimaliseren. Aan het huidige systeem is alles verkeerd. Daar moeten we van af
De huidige school is voor de meeste kinderen niet geschikt.
Natuurlijk zijn leraren ontevreden over het nieuwe leren, want dat gaat ten koste van hun centrale positie. Maar het nieuwe leren is onafwendbaar. Leerlingen vervelen zich. We moeten helemaal af van het klassikale onderwijs, dat is volstrekt onvruchtbaar.
De vraag is wie onderwijsinnovatie moet organiseren. Niet de leerkracht! Er is weerstand tegen vernieuwing.
Er zijn geen risicos. Zo lang we met harde cijfers de risicos van het bestaande onderwijssysteem kunnen beschrijven, zo lang ben ik niet bang een alternatieve onderwijswerkelijkheid te creëren.
Een vwo-leerling zegt tegen de rector: ik stop met de studie. Reden: ik run in het weekend een bezinestation. Ik ben verantwoordelijk voor tevreden klanten, de kas moet kloppen, het moet schoon zijn en ik heb de regie. Dan kom ik op school en moet ik in de bank gaan zitten en naar de leraar luisteren, naar wat hij denkt dat belangrijk is. Ik heb hier niets te doen. Ik ga.
We weten al lang dat je kinderen (van 9 à 10 jaar) kunt laten rekenen in ongeveer twintig weken, in plaats van zes jaar basisonderwijs.
Die lessen van vijftig minuten moeten we echt achter ons laten. Je kunt geen Frans leren in wekelijks twee keer vijftig minuten. Ga eens na hoe een kind thuis de moedertaal leert.
Geef leerlingen de ruimte om zelf te ontdekken. Dan hoeft de leraar ook niet zoveel instructie te geven.
Leren lezen is net zo normaal en natuurlijk als leren spreken.
Er zijn maar heel weinig kinderen die met het huidig onderwijs op hun vermogen presteren. Iedereen zit er onder en de meesten zitten er ver onder.
Ik ben juist blij met het lerarentekort. Het is een uitgelezen kans om eindelijk het bestaande onderwijssysteem te doorbreken.
Een leraar 'heeft' geen kennis maar is' kennis. Wij zijn primair gebonden aan onze handelingservaringen en 'know how' geeft de bagage om te handelen zoals de omgeving dat van ons vraagt. Dat is altijd meer intuïtief dan redenerend.
De mens zit zodanig in elkaar dat hij eerst gemotiveerd moet zijn om vervolgens te kunnen leren.
Inzichten uit de neuro-biologie laten zien dat wij uitdaging zoeken. De systemen in de hersenen worden dan geactiveerd, er worden nieuwe verbindingen gemaakt. Een systeem dat dwingt te leren is niet uitdagend, terwijl dat juist essentieel is voor de vorming van verbindingen. Ook biedt het geen benutting van de reeds aanwezige kennis.
Iedere keer als in het onderwijsdebat wordt gesproken over kinderen die naar school gaan om te leren, over structuur en discipline moet het antwoord zijn dat het hier om volstrekte overbodigheden gaat, dus zeker niet om een geldig argument. Alsof we intussen niet wat meer weten over leren en ontwikkeling
De stof afhebben, overgaan, goede cijfers halen: het zijn allemaal constructies, bedenksels. Ze stellen niks voor.
Een kind reageert op wat hij nodig heeft. Je kunt hem wel van alles aanbieden, maar als er geen behoefte is, dringt het echt niet door. Je moet kinderen eerst vragen wat ze willen. Laat ze maar kiezen. En vervolgens moet je in de buurt blijven, zodat ze bij je terecht kunnen als ze een vraag hebben.
Een kind van zes jaar komt om te leren lezen, die wil niets liever. Maar als je er 26 hebt, heb je 26 verschillende leertrajecten. Die ken je niet als leraar. Dus moet je die kinderen de vrijheid geven om in een rijke leeromgeving te laten zien wat ze het beste kunnen. Deze jonge kinderen zijn prima in staat hun eigen leerproces te sturen.
Elk brein is een eigen brein, maar je kunt niet 26 keer instructie geven. En dat is ook niet nodig. Als je kinderen de ruimte geeft om zelf te ontdekken leren ze ook.
De docent moet de kunst leren van het niets-doen; daardoor krijgen de kinderen de ruimte en merken ze dat jij als leraar bezig bent met je werk.
Dit is wel mijn finest hour. Het is echt prachtig om hier op wittering.nl mijn ideeën in de praktijk te zien. En feitelijk doen de kinderen het werk. Toen ik hier vanochtend rondkeek, zag ik dat de volwassenen eigenlijk niks deden. Ja, als er af en toe een kind naar hen toe kwam.
De leerlingen leren je wel hoe je je werk moet doen, ze leren het je graag!
Wat mij betreft werken leraren vooral met hun leerlingen als het gaat om kennisproductie. De leerling als change agent, als degene die de leraar professionaliseert.
Een initiatief als dat van Iederwijs is nodig, een initiatief dat een grote diversiteit aan bouwstenen vormt, in een nieuw perspectief, en niet in een bestaand systeem.
Er is behoefte aan mensen die de kenniseconomie verder kunnen geleiden, die kennis kunnen delen, kennis kunnen bouwen, creatieve innovaties kunnen ontwerpen, problemen kunnen oplossen. In de context van dit soort eisen lijkt niet een standaard onderwijsaanbod en de controle daarvan of een canon relevant omdat het niet om parate (vak)kennis gaat, maar primair om bekwaamheden: passend kunnen handelen.
We vertrekken traditioneel van uit de geachte dat elk vak een zogenaamd body of knowledge heeft, een vaststaand, vakspecifiek geheel aan begrippen, kennis en ideeën. Dit hele idee gaat uit van een negentiende-eeuwse opvatting van de menselijke ontwikkeling.
Niemand kan zeggen waarom we voor een spellings- of
rekencurriculum op de basisschool zes jaar uittrekken. Het is toeval, een voor alle leerlingen gestandaardiseerd toeval.
Wat moet er anders in het onderwijs ? Voor mij is het allerbelangrijkste: bewustzijn van eigen leren en eigen ontwikkeling.
Pedagogisch is het Slash-initiatief geslaagd: - Slash-leerlingen hebben een hoog bewustzijn van de eigen ontwikkeling. - Slash-leerlingen zien de docenten als betrouwbare bron.
Als scholen hun eigen onderwijspraktijk ontwerpen, is vergelijkend rendementsonderzoek niet meer aan de orde.
Een school is een organisatie van mensen en niet van leerstof, daar ligt de crux van verandering. Dat is mijn stellige overtuiging en wel op basis van wetenschappelijk onderzoek over leren en ontwikkeling.
Ik maak hier een directe link met Theory U van Scharmer als ik zeg dat schoolleiders in gesprekken onbevangen in de linkerkant van de U moeten staan. De schoolleider is de drager van waarden en die drager heeft zijn eigen biografie met zijn eigen kwetsbaarheden. Verder zakkend in de U, in de sensingfase, is de schoolleider onlosmakelijk onderdeel van het team en is er dialoog, geen discussie. Leraren hebben de steady and confident presence van de schoolleider nodig.
Heel paradoxaal is de huidige aandacht voor taal en rekenen. Alsof we een land van analfabeten zijn.
Het grote probleem met de studenten die op de universiteiten en de hogescholen aankomen was en is nog steeds niet dat ze te weinig weten of onvoldoende potenties hebben maar dat ze gaan zitten wachten. De attitude klopt niet. Gebrek aan creativiteit. De zogenaamde achterstand waar vaak over gesproken wordt en waar dik politiek mee gemaakt wordt door hogescholen en universiteiten is fictief. Als er al een achterstand is, is deze in 3 maanden weg te werken.
Ik ontwaar een hecht conservatief collectief, dat iedere vernieuwing tegenhoudt: het eerstegraads-esablishment. Het eerste-graads-establishment heeft de publieke opinie in een stevige houdgreep. Wekelijks lees je wel weer dat de pabo zo slecht zou zijn, omdat men er geen rekenen of taal meer leert. Ik vind het een gotspe. De pabos werken hard aan spellen en rekenen en het is van een ongekende brutaliteit om de opleidingen alleen daarom in de hoek te zetten.
Ik begrijp die geprikkelde reacties over Iederwijs niet. De kinderen worden daar serieus genomen. Er is een rijke omgeving waarin een volwassene aanwezig is, nou dat is toch een omgeving waarin je kunt leren? Alleen als je twee jaar geen zin hebt om lezen te leren, dan krijg je die tijd. Wat is daar nu mis mee? Anderen hebben niet het recht in de plaats te gaan staan van het initiatief of van ouders die kiezen voor Iederwijs. Ze hebben er geen ervaring mee dus ze kunnen er niet met gezag over spreken.
De vermeende bezwaren tegen nieuwe onderwijspraktijk hebben geen realiteitswaarde, eenvoudig omdat er nog nauwelijks ervaringsgrond is. Er is nauwelijks nog over gepubliceerd en wat bekend is kan niet zomaar worden geïnterpreteerd.
Nergens ter wereld is wetenschappelijk bewezen dat de leerlingen van de klassieke aanpak profiteren
Kritieken op WOKE van (progressieve) filosofe Susan Neiman
Enkele uitspraken van (progressieve) fliosofe Susan Neiman die beklijven in interview vandaag in de krant De Morgen: "Links maakt zich schuldig aan tribalisme'lees: (woke).
Filosofe Susan Neiman in Woke#Links in DM
"Michel Foucault is grote inspirator woke-denken. Zo is volgens Foucault zgn. vooruitgang niets anders dan een geniepige voortzetting van machtsuitoefening. En de Verlichting is volgens Foucault bedacht om Europese macht te beorderen in een steeds minder witte wereld."
"Woke begint bij terechte bekommernis om gemarginaliseerde personen,maar legt de nadruk op meest gemarginaliseerde delen van iemands identiteit, die wordt uitvergroot tot een woud van trauma's. Aan slachtofferschap wordt status verleend."
Universalisme werd verdacht , essentialisme stak de kop op. Ooit werd het essentialiseren van mensen (vastpinnen op ras en gender) beschouwd als beledigend, enigszins dom en antiprogressief, maar dit is nu alleen het geval wanneer het door anderen wordt gedaan Jezelf essentialiseren of stereotyperen is nu niet alleen toegestaan, maar wordt ook als bevrijdend beschouwd.
Het universalisme kwam in de verdachtenbank te staan. Het is bizar snel fout gelopen. Twee decennia geleden veroordeelden progressieve mensen dat soort hokjesdenken. Stuitend vonden we dat, en racistisch. Ik zie twee verklaingen voor die omslag.
De eerste is het doorwerken van het denken van Michel foucault en van de postkoloniale theorie. De tweede verklaring is de populariteit van de evolutioniare psychologie, die als een wetenschap wordt gepresenteerd en ervan uitgaat dat we handelen uit stambelang, het is de strijd om het eigen voortbestaan. dat heeft een stamgevoel versterkt, links en rechts. Rechts in nationalisme, links in tribalisme.'"
Susan Neimans filosofische afrekening met woke: Links maakt zich schuldig aan tribalisme DEMORGEN.BE
Susan Neimans filosofische afrekening met woke: Links maakt zich schuldig aan tribalisme
De Amerikaans-Duitse filosofe Susan Neiman schreef met Links ≠ woke een forse aanklacht.
Proloog van Hirsch's boek 'Why knowledge matters'.Hirsch is oprichter van inspirerende Core Knowledge Foundation/curricula
Proloog boek van Hirsch (oprichter van inspirerende Core Knowledge Foundation/curricula)
Why knowledge matters (Computervertaling)
De tirannie van drie (foute) ideeën
Vooraf:
Hier zijn de drie basisideeën die het onderwijs depressief maakten
Vroege educatie moet geschikt zijn voor de leeftijd en aard van het kind, als onderdeel van een natuurlijk ontwikkelingsproces.
Vroeg onderwijs moet zoveel mogelijk worden geïndividualiseerd - om de leerstijlen en interesses van elke ontwikkelende student te volgen.
Het doel van onderwijs is het ontwikkelen van kritisch denken en andere algemene vaardigheden.
Wie mijn werk uit het verleden kent, kan moeilijk tegenwerpen: je hebt je ideeën dertig jaar lang niet veranderd. Dat is zowel waar als onwaar. De basisthema's zijn grotendeels ongewijzigd. Ik ben nog steeds voornamelijk gemotiveerd door de sociale onrechtvaardigheid van onze dominante theorieën en hun onbewuste vernietiging van de Amerikaanse droom.
De lezer zal het thema van gelijke/faire kansen een leidmotief van het boek vinden in al de hoofdstukken. Zodra de centrale plaats van kennis (niet algemene "vaardigheden") volledig wordt begrepen door leraren en het bredere publiek, zal het recht op gelijkheid van kennis onder jonge leerlingen worden begrepen als een burgerrecht. Dit boek zet mijn eerdere thema verder dat alleen door systematisch aan alle kinderen de kennis bij te brengen die gewoonlijk door succesvolle burgers wordt bezeten, alle kinderen de mogelijkheid van succes kunnen krijgen - "succes"begrepen als een persoon met autonomie worden, die respect afdwingt, een gemeenschappelijke stem heeft die effectief kan schrijven en spreken met vreemden, een goede boterham kan verdienen, en kan bijdragen aan de bredere gemeenschap.
Maar dit boek is veel meer dan een herneming van eerdere ideeën over wat nodig is voor gelijke onderwijskansen. Nieuwe bevindingen in de cognitieve wetenschap hebben me geholpen om meer duidelijkheid en diepgang te krijgen.
Het boek heeft geprofiteerd van mijn duidelijker begrip dat de belangrijkste taak voor onze basisscholen is om onze nadruk te verleggen van het doel van zelfrealisatie naar het doel van gemeenschap - van kindgerichtheid naar gemeenschapsgerichtheid.
Geen zinnig mens zou beide doelen kleineren.
Maar de nadruk moet resoluut verschuiven in het belang van de gemeenschap en het individuele kind. Met dit boek hoop ik lezers te bereiken die nauwelijks ter wereld waren gekomen toen mijn Cultural Literacy in 1987 verscheen. We leven in een tijdperk van nieuwe mogelijkheden. We zijn getuige geweest van de mislukkingen van recente onderwijstheorieën, maar tegelijkertijd zijn we ook getuige geweest van prachtige nieuwe manieren om kennis te verspreiden mochten betere theorieën worden aangenomen.
De grote natuurkundige Max Planck, de stamvader van de kwantumfysica, wanhoopte om zijn collega-professoren ooit te overtuigen om van mening te veranderen. Hij keek naar de jongeren. Hij klaagde dat hoogleraren nooit van gedachten veranderen; ze sterven af en de jongere generaties nemen hun plaats in.
En inderdaad, sommige jonge geleerden zijn onlangs begonnen mijn naam in de blogosfeer aan te roepen als een soort verouderde mascotte.
De context en de nationale stemming zijn veranderd. Heterodoxe ideeën die een paar jaar geleden werden verworpen, kunnen nu een nieuwe hoorzitting krijgen na de frustraties van de huidige hervormingsinspanningen.
Aantasting onderwijskwaliteit in Frankrijk en sterke niveaudaling
De meest directe aanleiding voor dit boek is mijn ontdekking van schokkend nieuw bewijsmateriaal over deze kwesties uit Frankrijk. Er is een radicale inslag in het Franse denken die plotselinge en volledige nationale transformaties aanmoedigt - de Franse Revolutie is slechts het beroemdste voorbeeld.
Gedurende vele decennia was de Franse school de trots van de jongeren, waarbij elk kind, rijk of arm, dezelfde ontberingen moest ondergaan onder hetzelfde nationale curriculum.
De egalitaire impuls van deze uniformiteit werd al vroeg in de revolutie uitgedrukt door Condorcet in zijn pamflet A Common Education for Children uit 1790, en in de negentiende eeuw opnieuw uitgedrukt door Jules Ferry, de grondlegger van het moderne onderwijs in Frankrijk.
In zijn brief uit 1883 aan leraren drong Ferry er bij hen op aan om die kennis te onderwijzen die voor iedereen gemeenschappelijk is en onmisbaar voor iedereen.
Die gevoelens werden in 1977 opnieuw bevestigd door de centristische president van Frankrijk, Giscard d'Estaing, die verklaarde: "Het definiëren en verwerven van dezelfde kennis door alle Franse kinderen, die vanaf nu allemaal naar dezelfde basisschool en dezelfde middelbare school zullen gaan, zal een essentieel element zijn in de eenheid van de Franse samenleving, en in het verminderen van kansenongelijkheid."
Maar in 1989, de tweehonderdste verjaardag van de Franse Revolutie, nam Frankrijk een radicale nieuwe onderwijswet aan - de loi Jospin - die alle basisscholen verplichtte om te stoppen met het onderwijzen van het nationale curriculum en te beginnen met het onderwijzen van lokaal bepaalde curriculums, verder geïndividualiseerd door een speciale nadruk in elke school, genaamd projectonderwijs
.Deze drastische verandering was in stilte voorbereid gedurende twee decennia van lerarenindoctrinatie binnen Franse onderwijsscholen in progressief onderwijs in Amerikaanse stijl.
De nieuwe wet weerspiegelde die ideeën: er moest meer aandacht worden besteed aan de individualiteit van elke student, aan zijn of haar inheemse vaardigheden, interesses en thuiscultuur. Om al deze nieuwe heterogeniteit te compenseren, moest de nadruk liggen op algemene vaardigheden zoals kritisch denken en leren leren
. Met andere woorden, in 1989 besloten de Fransen hun schoolsysteem van de ene op de andere dag volledig te veramerikaniseren.De plotselinge organisatieverandering die de nieuwe wet Jospin (1989) introduceerde, zorgde voor een enorm natuurlijk experiment. Welke manier van onderwijs zou beter en eerlijker werken: de gemeenschapsgerichte en kennisgerichte modus van het verleden, of de kindgerichte en op vaardigheden gerichte modus van de toekomst? De brede nieuwe wet stelde het ministerie van Onderwijs in staat longitudinale studies uit te voeren waarin de effecten van het gemeenschappelijke elementaire curriculum vóór 1989 werden vergeleken met die van de geïndividualiseerde, op vaardigheden gerichte leerplannen die volgden
Het was een natuurlijk experiment omdat veel belangrijke elementen van het Franse onderwijs, behalve het curriculum, in de loop van de tijd constant bleven. De kwaliteit van de leraren bleef hetzelfde door objectieve metingen. Schoolgebouwen en budgetten veranderden niet significant. De uitstekende Franse kleuterscholen vielen niet onder de nieuwe wet en bleven in wezen hetzelfde. De meest beslissende verandering was in het curriculum en de pedagogiek van de basisschool.
Onderzoekers van het ministerie hebben de resultaten nu over twintig jaar geanalyseerd onder verschillende demografische groepen. Hun gegevens werden verzameld van tienjarigen aan het einde van de basisschool. Ze rapporteerden een verbazingwekkend steile daling van de prestaties in elke demografische groep - kinderen uit de huizen van rijke leidinggevenden en professionals, kinderen uit de middenklasse, kinderen uit verschillende andere goed gedefinieerde demografische groepen, waaronder werklozen, met hun steeds hogere percentages immigranten uit Noord-Afrika.
Elke groep werd academisch geschaad door het nieuwe systeem en de schade werd steeds groter naarmate men de economische schaal afdaalde. Vooral de kinderen van arbeiders en werklozen gingen achteruit. De prestaties namen af. De ongelijkheid nam dramatisch toe.
De enorme dalingen die zich aan de top voordeden onder kinderen van bedienden en professionals en leidinggevenden op hoog niveau kunnen niet worden toegeschreven aan de instroom van Noord-Afrikaanse immigranten, zoals sommige Amerikaanse experts geneigd zijn te zeggen.9 Waarom zijn Amerikaanse onderwijsexperts geneigd om immigranten de schuld te geven van de Franse achteruitgang? Ze weten weinig over de details. Dit boek bevat de eerste uitgebreide bespreking in het Engels.10
Het zou zeker redelijk zijn om een grote toestroom van immigranten de schuld te geven van een daling van het gemiddelde van de Franse testscores. Maar een weldenkend mens zou de kinderen van immigranten (die vooral leden onder het nieuwe regime) nauwelijks de schuld geven van een grote achteruitgang onder de kinderen van autochtone leidinggevenden en professionals.
In Frankrijk is een hele onderwijstheorie op de proef gesteld, met onweerlegbare resultaten die iedereen in Frankrijk nu 'de crisis van de school' noemt. De individualistische theorie in Amerikaanse stijl leverde veel slechtere resultaten op voor elke demografische groep. Als hardnekkige theoriehouder kan ik het onderwijsexperts niet kwalijk nemen dat ze op zoek zijn naar een alternatieve verklaring. Maar ik zou graag willen geloven dat ik bereid zou zijn om mijn theorie op te geven in plaats van me te verzetten tegen dergelijk beslissend bewijs.
Vergelijk dit Franse onderzoek met ons eigen beste onderzoek, bijvoorbeeld onze longitudinale analyses uitgevoerd door de National Assessment of Educational Progress (NAEP). Dat onderzoek is gebaseerd op een steekproefomvang van zevenentachtighonderd studenten uit een leeftijdscohort van zes miljoen.
De Franse longitudinale studies zijn gebaseerd op een steekproefomvang van tweeënveertighonderd studenten uit een leeftijdscohort van een miljoen. Alleen al door die cijfers, zelfs zonder de verfijningen die door Franse en Amerikaanse deskundigen zijn aangebracht, leveren de twee steekproeven zeer vergelijkbare betrouwbaarheidsniveaus op Ik zal de details van de Franse resultaten in dit boek gebruiken en hoofdstuk 7 wijden aan een analyse van de Franse ervaring.
AAN deze hoofdstukken ligt een historisch verhaal ten grondslag het verhaal van een achteruitgang van het Amerikaanse onderwijs dat moet worden gevolgd door een vernieuwing, als we wijs zijn. De praktische beleidswijzigingen die ik zal bepleiten, zijn gebaseerd op steeds duidelijker wetenschappelijk bewijs en een steeds duidelijker beeld van dat historische verhaal. Het is dwaasheid om te doen alsof onze historische fouten irrelevant zijn voor de problemen waarmee we momenteel worden geconfronteerd en het beleid dat we moeten invoeren.
Er waren in het verleden oorzaken van onze achteruitgang van het onderwijs, en er zijn nog steeds huidige redenen waarom we er niet van zijn hersteld. De verbale scores van onze zeventienjarigen zijn laag gebleven en grotendeels onveranderd sinds NAEP ze in 1971 begon op te nemen. Maar dat jaar was de daling al in volle gang.
De ideeën die de neergang veroorzaakten, zijn vandaag de dag nog steeds in volle kracht. Deze historische feiten, in combinatie met recent cognitief onderzoek, zullen geloofwaardigheid toevoegen aan de opvatting dat ons educatieve lot grotendeels wordt beheerst door ideeën in plaats van door onweerstaanbare sociale krachten.
Nefaste invloed reformpedagogiek
De daling van onze studententestscores in de jaren 1970 werd veroorzaakt door de dominantie van opvattingen die vanaf de jaren 1920 Amerikaanse openbare scholen begonnen over te nemen. De ideeën maakten hun verovering niet meteen compleet.
Nog in de jaren 1940 en 1950 scoorde het openbaar onderwijs van de Verenigde Staten, ondanks al zijn raciale en sociale tekortkomingen, bijna de top onder de naties op het gebied van zowel prestaties als gelijkheid.13 Bovendien, zoals John Bishop al lang heeft opgemerkt, was de onderwijskloof tussen zwarten en blanken tot de afgelopen decennia gestaag kleiner geworden.
Maar tussen 1960 en 1980 daalden de Amerikaanse academische scores snel op alle niveaus - meer dan 25 procent van een standaarddeviatie, een grote daling voor grote populaties.1De verbale scores op de SAT daalden met 50 procent van een standaarddeviatie! Die raadselachtige rampen zorgden ervoor dat de regering-Reagan een nationale commissie bijeenriep die het beroemde alarmistische rapport A Nation at Risk (1983) produceerde. Toen de Fransen later diezelfde ideeën overnamen, leden ze een achteruitgang van vergelijkbare enorme proporties. Onze "Nation at Risk" van 1983 werd hun "Crise de l'école" van 2007.
Het geloof dat er ooit een gouden eeuw van het Amerikaanse onderwijs was, wordt door onderwijshistorici verguisd. Ze hebben natuurlijk gelijk.
Maar ze geven toe dat er inderdaad een grote daling van de testscore was - meer dan een kwart van een standaarddeviatie - in de testscores van de lagere school en de middelbare school tussen 1960 en 1980. Zoals dit boek laat zien, vond de daling plaats op alle niveaus onder alle demografische groepen. Daarna zijn de testscores in onze eigen tijd laag en stabiel gebleven binnen een tiende van een standaarddeviatie.
Laten we dus het hoger scorende tijdperk vóór de daling noemen: de De jaren 1940 en 1950 een 'ilveren tijdperk. De daaropvolgende daling van de testscore en de oorzaken ervan zijn belangrijk om over te weten, te erkennen en te corrigeren.
De belangrijkste oorzaak van de achteruitgang was de landelijke aanvaarding van een reeks ontoereikende ideeën. Hoewel de ideeën deels waar en heilzaam waren, waren ze ook deels onjuist en schadelijk omdat ze de gemeenschappelijke dimensie van onderwijs verwaarloosden ten gunste van individualistische kindgerichte ontwikkeling. De Fransen hebben ons experiment in educatief individualisme nu herhaald in een meer geconcentreerde en beter gedocumenteerde vorm.
Hier zijn de drie basisideeën die het onderwijs in beide landen hebben gedrukt:
Vroege educatie moet geschikt zijn voor de leeftijd en aard van het kind, als onderdeel van een natuurlijk ontwikkelingsproces ontwikkelend onderwijs, developmentalism)
Vroeg onderwijs moet zoveel mogelijk worden geïndividualiseerd - om de leerstijlen en interesses van elke ontwikkelende student te volgen.
Het beaqngrijkste doel van onderwijs is het ontwikkelen van kritisch denken en andere algemene vaardigheden.
Het nieuwe beleid dat ik (en anderen) aanbevelen, is gebaseerd op een andere reeks ideeën en accenten die meer consistent zijn met de huidige cognitieve wetenschap, ontwikkelingspsychologie en sociale wetenschappen:
Voorschools onderwijs moet voornamelijk gemeenschappelijk zijn - gericht op het verwerven van vaardigheid in de taal en de conventies van de publieke sfeer.
Elk kind in elke plaats zou in principe hetzelfde vroege curriculum moeten volgen.
Het algemene doel van voorschools onderwijs is autonomie en gelijke kansen: aan elk kind de faciliterende kennis overdragen die de meest succesvolle volwassenen in de bredere samenleving bezitten.
Ongetwijfeld zullen onze huidige principes natuurlijke ontwikkeling, individualiteit en kritisch denken door veel mensen met gunst worden beschouwd.
De ideeën zijn aantrekkelijk. Ze adviseren empathie met het individuele kind en ze beweren te componeren met de natuurlijke ontwikkeling van het kind. Naturalisten zullen natuurlijk toegeven dat gemeenschapskennis belangrijk is, terwijl communalisten zullen toegeven dat de natuur niet kan worden gedwarsboomd Dat akkoord klinkt veelbelovend.
Maar de nadruk is van cruciaal belang, en vijanden van ongelijkheid zoals ik waarschuwen dat als een bevoordeeld kind op zevenjarige leeftijd bepaalde dingen zonder schade weet, het niet inherent schadelijk of "ontwikkelingsongepast" kan zijn voor een achtergesteld kind om diezelfde dingen ook op dezelfde leeftijd te weten.
En de communalist zal verder waarschuwen dat er een groot onderscheid is tussen het accommoderen van gedeelde curriculumonderwerpen voor elk kind zoals de beste scholen doen in de gemeenschapsgerichte scholen van Finland en Japan, en het bedenken van verschillende curriculumonderwerpen voor verschillende kinderen zoals wij en de Fransen nu doen in de kindgerichte school.
De basisschool is een tijd voor het opbouwen van socialisatie als het enige middel waarmee individualiteit zich uiteindelijk kan uiten. Kinderen moeten de gedeelde conventies van de standaardtaal en van sociale interactie beheersen. Ze moeten de gedeelde kennis en woordenschat van de natie, de gedeelde spelling, uitspraak en andere conventies in de publieke sfeer van de volwassen wereld leren. Alleen volledig lidmaatschap van de stam leidt tot individualiteit, zoals G.H. Mead diep opmerkte.
Karikaturen van de gemeenschappelijke visie doen het af als 'lock-step education', 'indoctrinatie', 'one size fits all', 'het fabrieksmodel van scholing'.
Maar ik zal in hoofdstuk 1 laten zien dat, paradoxaal genoeg, het de naturalistische en individualistische visie is die scholen heeft veranderd in zielloze testvoorbereidingsfabrieken, met eindeloze oefening van strategieën en vaardigheden, terwijl ze wanhopig proberen het gebrek aan faciliterende kennis van kinderen te overwinnen - een gebrek dat gedeeltelijk wordt veroorzaakt door een geïndividualiseerd in plaats van een gemeenschappelijk curriculum.
Ik hoop dat mijn aanbeveling van een accentverschuiving van individu naar gemeenschap niet verkeerd zal worden begrepen als een gebrek aan genegenheid en zorgzaamheid voor het individuele kind. Integendeel, onze aannames over hoe kinderen leren, hebben geleid tot instructie die verre van kindgericht is en die ongelijkheid tussen kinderen met verschillende achtergronden in stand houdt.
Oldtimers in onderwijshervormingen zouden kunnen veronderstellen dat wanneer ik de uitdrukking gemeenschappelijk curriculum gebruik, ik impliciet de kernkennisreeks voor de vroege klassen promoot - een coherente, cumulatieve en inhoudsspecifieke curriculumgids die gratis wordt aangeboden op de Core Knowledge-website.
Nieuwe lezers moeten zich ervan bewust zijn dat ik in 1986 de Core Knowledge Foundation ben begonnen. Na vier jaar arbeid en overleg produceerde de Stichting in 1990 de Kernkennisvolgorde voor de kleuterschool tot en met groep acht. Hoe het tot stand is gekomen, wordt beschreven in de inleiding van de Reeks. Die reeks stelt voor om iedereen de faciliterende kennis (inclusief up-to-date, multiculturele kennis) te leren die wordt gedeeld door de meest succesvolle volwassenen in Amerika van vandaag. Maar de promotie van een enkele curriculumgids is ver uit mijn gedachten geweest en is geen motivatie voor dit boek.
Integendeel, het doel van dit boek is om het algemene gemeenschappelijke principe te bevorderen. De Core Knowledge Sequence is altijd aangeboden als slechts één voorbeeld van het meer algemene idee dat er een de facto publieke commons bestaat die het mogelijk maakt om onze nationale taal effectief in te zetten, en dat elk kind in een democratie toegang moet hebben tot die gedeelde, waardoor kennis en taal mogelijk worden.
Wat de thuiscultuur ook is, elk kind verdient het om zich te bekwamen in de vanzelfsprekende kennis van de standaardtaal.
De belangrijkste missie van de Stichting is om dat algemene gemeenschappelijke idee te dienen, dat kan worden gerealiseerd door verschillende curricula die op interessante manieren variëren. Ik ben onlangs begonnen dat algemene principe 'gemeenschappelijke kennis' te noemen.
Hele naties hebben met succes gemeenschappelijke kennis gevolgd in de vorm van nationale leerplannen die een vergelijkbaar gemeenschappelijk doel hebben. Geen enkel groot land heeft dit met meer succes gedaan dan Frankrijk van 1975 tot 1985, toen het het best presterende, meest egalitaire schoolsysteem van alle grote landen in Europa had.
Na 1989 dupliceerden de Fransen in feite de Amerikaanse neergang van de jaren 1960 en 1970 door middel van dezelfde fundamentele verandering in leidende ideeën. De Amerikanen hadden natuurlijk nooit een nationaal curriculum zoals de Fransen, maar de scholen van de meeste Amerikaanse districten hadden vroeger een sterk gemeenschappelijk doel. Onderwijs zonder een expliciet gemeenschappelijk doel zal waarschijnlijk geen gemeenschappelijk resultaat bereiken dat elk kind economische competentie biedt en toegang biedt tot de publieke sfeer. Het aannemen van meer gemeenschappelijke ideeën dan die nu in de Verenigde Staten en Frankrijk heersen, zou beide naties een nieuwe geboorte van eerlijkheid en uitmuntendheid kunnen bieden.
Drie nefaste dominerend eideeën
Elk idee zoals ontwikkelingsgeschiktheid en kindgerichtheid dat de aanhang van leraren over de hele wereld blijft verdienen, moet een sterke tinctuur van waarheid hebben. Dat is zeker het geval met twee van de drie leidende ideeën van het huidige Amerikaanse basisonderwijs: naturalisme en individualisme.
Maar het derde leidende idee, dat men vaardigheidscentrisme zou kunnen noemen - het doel om kritisch denkende vaardigheden en vergelijkbare algemene vaardigheden zoals probleemoplossing bij te brengen - is helemaal problematisch. Naturalisme en individualisme gaan samen. Ze zijn ontstaan uit het geloof dat de natuur, als de aardse manifestatie van een weldadige God, feilloos en goedaardig is. Vandaar dat de natuurlijke groei van een kind een voorbeeld is van God die Zijn doelen in de wereld ontvouwt. (De grondbetekenis van ontwikkeling is ontvouwen.) De natuur kan dus niet verraden. Het is de ware gids die zal leiden tot fysieke en spirituele gezondheid. En aangezien de aard van elk kind speciaal en anders is, betekent het volgen van de natuur dat het onderwijs wordt aangepast aan de zich van nature ontwikkelende interesses en capaciteiten van elk kind.
Ik heb de uitdrukking voorzienig individualisme overgenomen om dit standpunt te vatten.
Ik heb het nuttig gevonden bij het beschrijven van het wijdverbreide geloof dat als we de zaken hun natuurlijke gang laten gaan, we in de handen zijn van een goedaardige Voorzienigheid, zodat alles goed, zelfs optimaal, in het onderwijs zal zijn. De bron van dit geloof is de onuitgesproken veronderstelling dat een welwillend doel in de natuur aanwezig is en een weldadig resultaat zal verzekeren.
Dit naturalisme plus individualisme is emotioneel meeslepend. Het wordt versterkt door onze liefde en zorg voor jonge kinderen. Het leidt tot empathisch onderwijs, omdat liefde en zorg voor het individuele kind een meer ondersteunende en aangename manier van instructie is dan angst. Natuurlijk hebben naturalisme en individualisme geen monopolie op een liefdevolle en empathische leer, die in alle gevallen de beste pedagogie is voor jonge kinderen.
Maar er is een implicatie getrokken uit het voorzienige individualisme dat een ernstig probleem heeft gecreëerd voor het Amerikaanse onderwijs.
Naturalisme en individualisme, naast het impliceren van een liefdevolle pedagogie, zijn ook opgevat als een curriculum dat voortkomt uit de individuele vaardigheden en het temperament van het kind: verschillende aanpakken voor verschillende mensen, meerdere leerstijlen, meerdere intelligenties
. Amerikaanse schoolmissieverklaringen verkondigen meestal dat de school een onderwijs zal bieden dat is afgestemd op de individualiteit van elk kind. Maar ik zal betogen, met steun van de ontwikkelingspsychologie, dat het gelijkstellen van vroeg onderwijs met de metafoor van individuele "ontwikkeling" misleidend is; dat zogenaamde "onnatuurlijke" sociale opleggingen de meest natuurlijke dingen ter wereld zijn; dat schoolsystemen met zogenaamde "lockstep"-curricula in de vroege klassen (Finland, Japan) zeer kinderlijke effectieve scholen hebben die bijna bovenaan scoren in internationale studies.
Internationale studies hebben inderdaad aangetoond dat een gedifferentieerd curriculum schadelijk is voor prestaties en rechtvaardigheid. Om de nadruk en inhoud van de vroege scholing van het kind grotendeels afhankelijk te maken van de uniciteit van het kind, is een idee dat niet wordt ondersteund door ontwikkelingspsychologie Het bewijs voor individuele leerstijlen is zwak tot niet-bestaand. En in de praktijk heeft de individualisering van het basisschoollokaal geleid tot fragmentatie van het curriculum. Deze fragmentatie wordt verdedigd en zogenaamd ten goede gekomen aan een derde doctrine: dat het doel van onderwijs het bijbrengen van algemene vaardigheden is zoals kritisch denken, creatief denken, probleemoplossing en coöperatief denken. Maar de werkelijkheid heeft dit hoopvolle idee over vaardigheden niet geaccepteerd, en de recente cognitieve wetenschap is haar fataal geweest.
Educatief individualisme heeft altijd het idee van algemene vaardigheden voorop gesteld. Om van denkvaardigheid het uiteindelijke doel te maken, wordt de versnippering van schoolonderwerpen die moet optreden wanneer de leraar wordt aangespoord om het curriculum aan te passen aan de uniciteit van elk kind, irrelevant. Het huidige denken houdt in dat de fragmentatie van het vroege curriculum uiteindelijk zal werken, omdat het doel niet in de eerste plaats is om de specifieke inhoud van het curriculum over te dragen, maar eerder om de geest te trainen in kritisch denken en probleemoplossing voor elke inhoud.
Dit verband tussen het idee van algemene vaardigheden en individualisme in het curriculum was het onderwerp van een boek uit 1910 van John Dewey genaamd How We Think. Hij zegt dit in zijn voorwoord: Onze scholen hebben last van een vermenigvuldiging van studies, elk op hun beurt met hun eigen vermenigvuldiging van materialen en principes. Onze leerkrachten vinden hun taken zwaarder omdat ze individueel met leerlingen zijn gaan omgaan en niet alleen massaal.
Tenzij deze stappen bij voorbaat zullen eindigen in afleiding, moet er een aanwijzing van eenheid worden gevonden, een principe dat voor vereenvoudiging zorgt. Dit boek vertegenwoordigt de overtuiging dat de noodzakelijke stabiliserende en centraliserende factor wordt gevonden in het aannemen als het einde van het streven van die houding van geest, die gewoonte van denken, die we wetenschappelijk noemen.
Deze verklaring is van seismisch belang voor het begrijpen van de recente Amerikaanse onderwijsgeschiedenis. Dewey besempelt her verwoorden van die idee een praktische noodzaak: als de inhoud van het curriculum moet worden verspreid en gediversifieerd door individueel met leerlingen om te gaan en niet in massa, dan is er nog een ander principe nodig om het onderwijs te begeleiden en eenheid te geven aan de ervaring van de individuele leerling.
. Dat kan alleen worden bereikt, zegt Dewey, door kritisch denken in plaats van alleen feiten het juiste doel van kindgericht onderwijs te maken. Dewey heeft gelijk over de structuur van de moeilijkheid, en hij heeft ook geïdentificeerd wat misschien wel het meest recalcitrante politieke probleem in het Amerikaanse onderwijs is - dat weinigen onze nadruk op individualisme durven uitdagen.
Het voorstel dat kritisch denken een doel is dat gefragmenteerd en geïndividualiseerd onderwijs verenigt, was logisch in het tijdperk van Dewey, toen wetenschappers hadden onjuiste ideeën over de ontwikkeling van vaardigheden. Maar onderzoek naar denkvaardigheden is nu een goed ontwikkeld veld en de bevindingen ervan zijn fataal voor dit cruciale toevluchtsoord van de huidige onderwijstheorie.
Hier is een korte samenvatting van de bevindingen uit een recent boek over het onderwerp, The Cambridge Handbook of Expertise and Expert Performance (2006): Onderzoek verwerpt duidelijk de klassieke opvattingen over menselijke cognitie waarin algemene vaardigheden zoals leren, redeneren, probleemoplossing en conceptvorming overeenkomen met capaciteiten en vaardigheden die onafhankelijk van de inhoudsdomeinen kunnen worden bestudeerd.
De moderne cognitieve psychologie stelt dat de vaardigheden die door de school aan een kind moeten worden overgedragen, intrinsiek verbonden zijn met bepaalde inhoudsdomeinen. Dit wordt de domeinspecificiteit van vaardigheden genoemd. Denkvaardigheden kunnen niet gemakkelijk worden gescheiden van één onderwerp en worden toegepast op andere onderwerpen. De domeinspecificiteit van vaardigheden is een van de stevigste en belangrijkste bepalingen van de huidige cognitieve wetenschap.
Het Cambridge-compendium waaruit de passage is overgenomen, wordt geen A Handbook of Skills genoemd, wat universele vaardigheden zou kunnen impliceren. Het wordt een Handboek van Expertise genoemd, wat impliceert dat de basis van vaardigheden specifieke domeinkennis is. Bedenk eens hoe belangrijk onze kijk op scholing zou kunnen veranderen als beleidsmakers, in plaats van de term vaardigheid, plotseling de meer accurate, met kennis doordrenkte termexpertise zouden moeten gebruiken.
Dewey's bezorgdheid was gegrond. Het principe van eenheid is bedacht om kindgericht onderwijs te ondersteunen en te voorkomen dat het eindigt in fragmentatie. Toch bestaat die ene, overkoepelende vaardigheid niet. Geloven in die fata morgana heeft eigenlijk geresulteerd in de afleiding die Dewey vreesde. Het heeft een steeds wanhopiger poging gedaan om niet-bestaande vaardigheden te verwerven door middel van zieldodende oefeningen. Een goedaardige kindgerichtheid in combinatie met een onjuiste theorie over algemene vaardigheden heeft ons geleid tot een kinder-vagevuur van vaardigheidsoefeningen. Deze hebben noch goede vaardigheden, noch goede scores opgeleverd op de altijd dreigende tests. Die afleidende tests zullen het onderwerp zijn van mijn eerste hoofdstuk.
Voorstelling O-ZON-manifest (Onderwijs Zonder Ontscholing) op O-ZON-symposium - 5 mei 2007 in Blandijnberg-Gent : 16 jaar later actueler dan ooit!
Voorstelling O-ZON-manifest (Onderwijs Zonder Ontscholing) op O-ZON-symposium - 5 mei 2007
in Blandijnberg-Gent : Raf Feys
Actueler dan ooit. Het gevaar van verdere aantasting van de kwaliteit van het onderwijs en van het onderwijsniveau lijkt me groter dan ooit. Denk maar aan het geknoei met het s.o., de structuur, de aso-isering, de nieuwe eindtermen en leerplannen ... Er is nood aan een nieuwe O-ZON-campagne.
-------
1 Inleiding en situering van O-ZON-campagne 2007
Beste mensen, met Onderwijskrant maken we ons al lange tijd veel zorgen over de niveaudaling en de aantasting van de kwaliteit van het Vlaams onderwijs.
Het debat over kennis en vaardigheden dreigde de voorbije jaren ook te verzanden in een discussie kennis-versus vaardigheden en bereikte te weinig diepgang.
Daarom hebben we met Onderwijskrant begin 2007 de actiegroep O-ZON opgericht en voeren we een O-ZON-campagne die de voorbije maanden enorm veel respons en instemming kreeg. We willen met onze campagne een breed en open debat op gang brengen. (Achteraf bekeken slaagden we hier ook in. En zo stimuleerden we de nieuwe wind in ons onderwijs.)
Vanaf 1989 kon Vlaanderen een zelfstandig beleid voeren. De topambtenaren dachten wat we zelf doen, dat doen we beter en kwamen in actie. In 1991 lazen we in rapporten van topambtenaar Georges Monard en co dat niets deugde aan ons Vlaams onderwijs: duur, matige kwaliteit, saai, wereldkampioen zittenblijven, de degelijke lagere cyclus secundair was plots een probleemcyclus mede de schuld van de gebrekkige opleiding van de leraren-regenten.
Wij vonden dat die stemmingmakerij een bedreiging vormde van de ozon-laag rond het onderwijs, voor onze sterke Vlaamse onderwijstraditie. We repliceerden in 1991: Vlaanderen heeft een sterke traditie, en nog steeds een koppositie, - onder meer dankzij het feit dat we meer belang hechten aan instructie, basiskennis, basisvaardigheden, inspanning en discipline. In het eerste jaar secundair zitten niet 9 à 10% zittenblijvers zoal Monard en co beweren, maar slechts 3,3% ; de lagere cyclus secundair presteert nog steeds vrij sterk en is allesbehalde een kankerplek. Enzovoort.
We hebben geen omwenteling en copernicaanse hervormingen nodig, maar vernieuwing met behoud van de sterke kanten, geen totaal nieuw leren, geen afschaffing van het jaarklassensysteem, geen gemeenschappelijke lagere cyclus secundair, geen matodontscholen, geen enveloppenfinanciering, geen academisering van de lerarenopleiding. Enzovoort.
Ook de DVO-overheidsdienst (=Dienst voor Onderwijsontwikkeling o.l.v. Roger Standaert) wou een omwenteling en gebruikte daarvoor de eindtermen: basiskennis was niet zo belangrijk meer, leerlingen moeten zelf hun kennis construeren. Ook de eindtermen en leerplannen Nederlands en Frans kozen voor een breuk met het verleden, voor een uitholling van het taalonderwijs. Ze krijgen momenteel veel kritiek. En DVO mocht ook de inspectie zijn ontscholende inspectiecriteria opleggen. De ontscholende Uitgangpunten van de eindtermermen'fungeren jammergenoeg als bijbel voor de inspectie - en ook dit leidde tot niveaudaling.
2 Door de grotere weerstand tegen ontscholing, was er in Vlaanderen wel een grotere afstand tussen de ontscholingsdruk en de feitelijke ontscholing, maar verzet tegen ontscholingsdruk wordt moeilijker
O-ZON wil weerstand bieden, wil de sterke kanten behouden en vernieuwen in continuïteit. O-ZON is ook een Europees fenomeen. In de Nederlandse pers lezen we dagelijks bijdragen over de verloedering van het onderwijs, over leerlingen en studenten die staken om meer les te krijgen, over het parlementair onderzoek omtent het doorhollingsbeleid van de voorbije 30 jaar. Gelukkig was/is de weerstand van de praktijkmensen tegen ontscholing in Vlaanderen groter dan in andere landen. Maar die weerstand werd de voorbije jaren moeilijker en moeilijker. Ook dit leidt tot een toename van de niveaudaling.
Actiepunt 1: respect voor de meester, voor zijn meesterschap
Een professional heeft ruimte nodig.
Ons motto luidt: Meester, je mag weer. Je mag weer lesgeven zonder gedirigeerd te worden door:
- experts aan de zijlijn,
-leerlingen die gepamperd moeten worden,
- besturen die zich commercieel en bureaucratisch opstellen. De uitholling van het lerarenambt maakte het tegelijk ook minder aantrekkelijk. (Commentaar: de voortdurende stijging van het lerarentekort wijst erop dat we dit actiepunt terecht als actiepunt nr.1 voorstelden.)
Volgende zaken zijn niet meer zo belangrijk, volgens de DVO-uitgangspunten bij de eindtermen, volgens de reacties op O-ZON vanwege inspecteurs en taaldidactici:
*rekenen is niet meer zo belangrijk, de kassa berekent de prijs
* kennis van gisteren is morgen verouderd, en verdampt vlug
*Een slechte spelling maakt een tekst niet slechter, als de boodschap maar overkomt; grammatica is toch overbodig, leerlingen gebruiken normaal het woord 'soupape' , woorden zoals ventiel zijn dus niet normaal-functioneel. Prof. Taeldeman bestgempelde de eindtermen Nederlands misdadig.
O-ZON verzet zich tegen de cultus van de stupiditeit . Leren lezen en rekenen, de wet van Newton, dat is geen kennis die veroudert, dat is geen kennis die vlug verdampt.
Punt 3: herwaardering leerkrachtgestuurd onderwijs, contacturen, inspanning en discipline
Er wordt nog te veel lesgegeven; de leerlingen onthouden maar 10%", aldus de reactie van kopstukken van de inspectie op O-ZON, en dit mede op basis van de vermeende leerpiramide.
In de nieuwe lerarenopleiding zal geen les meer gegeven worden, aldus twee departementshoofden.
Wij stellen: leerprocessen die sterk geleid worden renderen het meest. Dit was ook de conclusie op het leerpsychologisch congres van de AERA. Landen die hoog scoren op PISA en TIMSS Vlaanderen, Finland, Japan b.v.- besteden veel aandacht aan directe instructie en aan het leren oplossen van problemen vanuit uitgewerkte voorbeelden.
Ook prof. Bieke De Fraine stelde in haar onderzoek vast dat leerlingen beter presteren in prestatiegerichte scholen, en zich ook beter voelen. Volgens haar is het klimaat jammer genoeg prestatievijandig. De knuffelpedagogie van haar collega Laevers is ook nefast voor het doorzettingsvermogen en voor de ondernemingszin.
Punt 4: Jaarklassen niet afschaffen, maar herwaarderen, geen doorgedreven individualisatie en personalisering van het leerproces, geen te radicale inclusie...
Praktisch alle leerkrachten zijn voorstander van het jaarklassensysteem: de indeling van de leerstof per leerjaar, die klassikale instructie mogelijk maakt en het samen leren en optrekken van de leerlingen. Doorgedreven individualisatie en personalisering van het leerproces zullen het onderwijsniveau verder doen dalen.
Comenius bestempelde de jaarklas in 1657 als de meest revolutionaire hervorming.
Voor de nieuwlichters is het de meest verderfelijke, de oorzaak van alle kwalen. Zij willen onderwijs op maat van elk kind, vrij initiatief, de leerling als een soort zelfstandige ondernemer, radicale individualisatie & personalisering - een utopische en nefaste onderneming.
Dit alles leidde ook tot de afschaffing van het jaarklassen- principe in het decreet basisonderwijs van 1997.
Het leidde ook tot de keuze voor te radicaal inclusief onderwijs: leerlingen die jaren achterop zijn zullen LAT-onderwijs krijgen 'learning apart together - exclusie binnen de klas. Meer dan 90% van de onderwijsmensen zijn tegenstander van de voorliggende hervormingsplannen. . Dit stelden we ook vast in de O-ZON-petitie tegen radicale inclusie. Onderwijskrant zal zo'n radicale inclusie blijven bestrijden. (Commentaar: de latere invoering van het M-decreet leidde tot ontwrichting van het gewoon en het buitengewoon onderwijs.)
Vijfde en zesde hefboom : verhoging van het niveau; meer niveaubewaking
Vragen omtrent het niveau zijn veelal taboe; zelfs minister Vandenbroucke bestempelt ze als een hype, tegelijk pakt hij uit met een noodplan voor Brussel. Ook kopstukken van de onderwijskoepels en inspectie ontkennen de niveaudaling.
Geert Deloof leidde uit de CLB-proeven af dat het niveau voor spelling en rekenen gedaald is; hij werd het zwijgen opgelegd. Hij kreeg wel gelijk van de leerplanvoorzitter: het leerplan 1ste graad secundair wordt vereenvoudigd omdat de leerlingen minder goed zijn voor rekenen en vraagstukken.
Er is veel kritiek op het niveau van de taalkennis en taalvaardigheid, de kennis van geschiedenis, enz. , ook op het niveau van de lerarenopleiding en van de universiteit.
Als directies, als leerkrachten moeten we het niveau beter bewaken, we mogen geen nepdiploma's uitreiken.
De inspectie moet in principe haar kernopdracht uitvoeren: de productcontrole. Doorlichters doen geen uitspraken over het niveau; maar ze hanteren wel dubieuze procescriteria en hanteren de de ontscholende Uitgangspunten van de eindtermen als bijbel. Ze zeggen b.v. wel dat er te veel lesgegeven wordt, dat er te weinig hoekenwerk is - of dat de leerkrachten al te veel aandacht aan taalkennis besteden. Volgens het decreet moeten inspecteurs zich inlaten met de resultaten, en niet met de werkvormen.
De belangrijke instrumenten voor de niveaubewaking in de lerarenopleiding werden stelselmatig afgeschaft door de opeenvolgende ministers . Bij de nieuwe visitatie kijkt men niet naar het niveau van de opleiding, maar veel meer naar modieuze zaken als IKZ, competentiegericht leren, zelfstudie
7. De actiepunten 1 tot en met 6, zijn dè hefbomen voor het maximaal benutten van de talenten, het waren ook de hefbomen van de democratisering in de jaren 50,60,70.
Deze hefbomen worden jammer genoeg in vraag gesteld door beleidsadviseurs en -ondersteuners. Het beleid inzake gelijke kansen en zorgverbreding is dan ook vaak contra-productief.
In de jaren vijftig en zestig stroomden veel arbeiderskinderen door naar het aso. Als handarbeiderskind hadden we geen zorgverbreding nodig, enkel degelijk onderwijs. We lieten het niveau zakken, en merken dat veel leerlingen onderpresteren.
Pleitbezorgers van gelijke kansen, Accent op Talent, ministers, prof. Nicaise en ander sociokogen, kopstukken van onderwijsnetten ... pleitten voor een gemeenschappelijke eerste graad of lagere cyclus s.o., een aso-isering. Dit leidt tot nivelleering en tot demotivatie voor tos/bso-leerlingen. Met Onderwijskrant bestrijden we al sinds 2002 de herstructureringsplannen voor het s.o. en we zulen dit blijven doen.
Zwakke leerlingen hebben meer instructie en structuur nodig, de Steunpunten pleiten voor minder instructie. NT2-kleuters hebben nood aan taalstimulering van s'morgens tot s' avonds; het Steunpunt CEGO propageert vooral het vrij spel. NT2-Leuven stelt ten onrechte dat de NT2- aanpak dezelfde is de NT1.
Beter benutten van de talenten betekent ook rekening houden met het feit dat niet alle leerlingen dezelfde talenten hebben en met het feit dat de intellectuele aanleg niet evenredig verdeeld is over de verschillende bevolkingslagen.
Bij de voorstellen voor inclusief onderwijs houdt men nog minder rekening met de verschillen tussen de leerlingen Inclusie zal ook het beroepsonderwijs in sterke mate ontwrichten. Dit alles in naam van het politiek correcte denken over gelijke kansen.
Het per se willen nivelleren van de kloof tussen de beste en de zwakste leerlingen is eveneens nefast. Het Vlaams onderwijs is beter dan elders, ook de zwakste leerlingen presteren beter, maar beter onderwijs betekent ook dat de beste leerlingen nog meer vooruitgang boeken en dat de kloof groot wordt. Die kloof betekent niet dat de zwakkere leerlingen hier meer gediscrimineerd worden- zoals minister Vandenbroucke en PISA-kopman Schleicher beweren.
Een verkeerde diagnose, leidt tot een verkeerde aanpak.
Ook inzake de thematiek van de allochtone leerlingen is dit het geval. Turkse en Marokkaanse migrantenleerlingen presteren in het buitenland niet beter dan in Vlaanderen. Vandenbroucke vergelijkt Vlaamse appels met Canadese peren, het Canadees migratiebeleid selecteert andere migranten. Men onderschat nog steeds in sterke mate de taalproblemen van anderstalige leerlingen. Met Onderwijskrant pleiten we al vele jaren voor extra-NT2-lessen vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs.
Punt 8: Vernieuwing/optimalisering, maar dan wel in continuïteit
Een groot aantal beleidsambtenaren werd vrijgesteld voor de permanente revolutie van het onderwijs. De beleidsadvisering werd het monopolie van de vrijgestelden. Dit bevordert de experimenteerdrift en de vervreemding van de praktijk.
In 1992 in Nieuwpoort hoorden we de topambtenaren verkondigen dat er niets deugde aan ons onderwijs, dat zijzelf het beleid in eigen handen zouden nemen. Ik heb in Nieuwpoort mijn vrees uitgedrukt voor die revolutionaire bevlogenheid en voor het willen imiteren van het doorhollingsbeleid in Nederland.
Punt 9: De vernieuwingsdruk is ook het gevolg van de sterke toename en invloed van het aantal zgn. experts en vrijgestelden
Er kwamen veel vrijgestelden bij in de ondersteuning en begeleiding; ze zoeken werk voor de eigen winkel, ze oefenen een vernieuwingsdruk uit. Een paar boorbeelden.
*De DVO greep de eindtermen aan om een revolutie op gang te brengen.
*Het Centrum voor ErvaringsGericht Onderwijs beweert al dertig jaar dat we enkel trucjes aanleren en de leerlingen onder de knoet houden. Vorig jaar stelde Laevers nog dat ons s.o. voor de bijl moet.
* Binnen de VLOR zijn er te weinig vertegenwoordigers van het onderwijsveld, en ze kunnen niet optornen tegen het gewicht van de VLOR-ambtenaren en de vertegenwoordigers van Gezinsbond, ACW, KOOGO, ROGO, VSK, VVS, VOKA, UNIZO, Minderhedencentrum. In het VLOR-advies van 15 februari over leerzorg kwam dit weer pijnlijk tot uiting.
*Beleidsondersteunend onderzoek : hier praten de experts veelal de overheid naar de mond , anders verliezen ze hun centen.
*Er is ook nog KLASSE die jaarlijks met zijn 20 miljoen boekjes het doorhollingsbeleid mag uitdragen
10. Laatste actiepunt: afremmen grootschaligheid en bureaucratisering
Onze beleidsmensen sturen aan op schaalvergroting en enveloppenfinanciering. Schaalvergroting betekent: grote regionale koepels, veel bestuurslagen, managers, staffuncties, centrale diensten, overhead. Eindeloos onderhandelen en vergaderen, stroomlijning, planlast en dit ten koste van het lesgeven en de inbreng en betrokkenheid van de leerkrachten.
Een goede organisatie van een school is eenvoudig en transparant.
Achtergronden van ontscholing & aantasting van kennisoverdracht én belang van basiskennis & taakgerichte reflectie - Raf Debaene, lector Arteveldehogeschool
Onderwijskrant 134 (juli 2005)
1 Van collectieve'volksverheffing naar individueel recht op zelfrealisatie
In de laatste decennia deed zich een opvallende verschuiving in het onderwijsdiscours voor. Destijds vanaf de moderne tijd werd het onderwijs beschouwd als een belangrijke voorwaarde voor de realisatie van de ware menselijkheid. Volgens die klassieke opvatting moest onderwijs vooral vormend onderwijs zijn, bijdragen tot meer menselijkheid. Dit werd ook gezien als essentieel voor de democratie.
Onderwijs moest opvoeden tot democratisch burgerschap en moest precies daarom volksverheffend zijn, iedereen op een hoger niveau brengen.
In 1873 poneerde Charles Renouvier in Frankrijk dat de staat er moest op toezien dat het onderwijs selecteerde op basis van verworven bekwaamheid en niet op basis van afkomst (1). Dat moest verhinderen dat de burgerij als een nieuwe aristocratie de sleutelposities in de samenleving zou voorbehouden aan haar eigen nakomelingen. Precies daarom moest het onderwijs kennis en vaardigheden bijbrengen die in de leerling nog niet aanwezig waren.
In functie van de vrijheid moest het onderwijs wel in zekere zin 'autoritair' optreden. De opbouw van een democratische samenleving vereist immers een brede cultuur en ontwikkeling, die slechts door inspanning kan worden verkregen.
Deelname aan de democratie veronderstelt verder ook afstand kunnen nemen van het eigen belang en het eigen standpunt, om zich op een algemeen menselijk standpunt te kunnen verplaatsen.
Deze klassieke opvatting over de taak en inhoud van het onderwijs verdween echter binnen de momenteel gangbare visie. Ook in het modieuze discours wordt onderwijs wel nog in verband gebracht met democratisering, maar in een andere betekenis. Nu overheerst de overtuiging dat de school in eerste instantie zelf democratisch moet zijn, wil ze bijdragen tot een democratischer samenleving. Onderwijs moet vooral voldoen aan ieders gelijke recht op onderwijs dat hem in staat zal stellen zijn eigen identiteit te ontplooien.
Dat kadert in de verschuiving van ons politieke bewustzijn: democratie heeft momenteel een andere betekenis gekregen. Waar democratie oorspronkelijk de nadruk legde op het feit dat de macht niet bij God of de Koning lag, maar bij het volk, wordt democratie nu vooral geïnterpreteerd in termen van rechten van de mens (2).
De val van de Berlijnse Muur heeft ook bijgedragen tot de verheerlijking van deze mensenrechten als essentie van de democratie. Onderwijs zal dan ook maar democratisch zijn als iedereen er toegang toe heeft, als het iedereen die er binnenkomt, toelaat zich volledig te ontplooien, en als het ieders recht op een diploma, toegangsticket tot de arbeidsmarkt, weet in te vullen. Nu de democratie gerealiseerd is en triomfeert, denkt men dat het niet langer nodig is op te voeden tot een democratisch ethos. De democratie moet nu ten volle doen wat ze wezenlijk als belofte inhield: de afschaffing van elke hiërarchische ongelijkheid tussen mensen. Gezien iedereen gelijk waardig is, zijn alle levensstijlen, alle behoeften en verlangens, alle smaken ook evenwaardig. Het is volgens deze opvatting dus onaanvaardbaar dat het onderwijs daar nog zou ingrijpen en de leerling zou onderwerpen aan een canon van hoogstaande cultuur, die alleen maar de oude hiërarchieën en de oude machtsrelaties bevestigt. Het onderwijs moet nu ieders mogelijkheden en eigenheid zoveel moge lijk ontplooien en het individu in staat te stellen zich te laten gelden (te gelde te maken) in de samenleving.
2 Nuttige leerinhoud & coach
Deze wezenlijke verschuiving in het onderwijsdiscours heeft zijn weerslag zowel op de leerinhoud als op de didactiek. De leerinhoud moet volgens de hedendaagse dominante opvatting meer gericht zijn op het nut dan op de vorming. Nut is immers neutraal, terwijl vorming een waardehiërarchie veronderstelt. Het technisch onderwijs moet worden gepromoot om onze economische concurrentiepositie veilig te stellen. Vreemde talen worden aangeleerd om op vlotte manier alledaagse gesprekken te kunnen voeren en krantenartikels over mode of toerisme zijn daar uiteraard meer voor geschikt dan de klassieke literatuur. Grammatica wordt herdacht vanuit de communicatieve functie van de taal. Voor culturele vorming is er wel nog plaats, zelfs voor het vak geschiedenis is er nog wat beperkte ruimte voorzien, maar ook dat is slechts aanvaardbaar in de mate het functioneel is.
Dergelijke inhouden zijn slechts verdedigbaar als ze bijdragen tot houdingen en mentaliteiten die in de huidige samenleving vereist zijn. Een inleiding in de wereldgodsdiensten is er niet op gericht een inzicht te krijgen in de betekenis van het religieuze fenomeen, maar op het vlot kunnen omgaan met mensen die die godsdiensten belijden.
Ook de didactiek en de taak van de leerkracht worden in dezelfde zin herdacht. De functie van de leraar bestaat er niet langer in vanuit zijn autoriteit bepaal de inhouden aan te brengen en op te leggen. Dat zou al te ondemocratisch zijn: als alle mensen gelijkwaardig zijn, kunnen er eigenlijk geen leraars en leerlingen meer zijn. Daarom wordt de leerkracht een begeleider van leerprocessen. Hij moet coachen, ondersteunend aanwezig zijn bij de individuele leer trajecten van de leerlingen.
3 Van 'iets leren' naar 'leren leren'
Het komt er ook veel minder op aan dat leerlingen iets leren, dan dat ze leren leren. Ze zullen immers in een wereld terecht komen waar het er niet op aankomt naar waarheid te leven of bepaalde fundamentele waarden in ere te houden: omdat iedereen en alles gelijkwaardig is, is er immers niets meer werkelijk waardevol of het weten waard. Het komt er dan op aan in elke nieuwe omstandigheid de vereiste informatie en vaardigheden op te doen om zich vlot aan te passen en op het sociale netwerk aangesloten te zijn, waar je signalen kunt ontvangen en versturen.
In hetzelfde kader wordt dan ook het levenslang leren gepromoot. Hoewel alle mensen van alle tijden dat altijd al gedaan hebben, wordt daar nu extra de na druk opgelegd. Het gaat dan ook om iets wezenlijk anders dan voorheen: er wordt geen gestage verdieping in het eigen vakgebied beoogd in dat ge val zou de klassieke scholing en vorming ruimschoots volstaan. Integendeel: mensen moeten bereid worden gemaakt om telkens nieuwe richtingen uit te gaan, de verworven kennis af te schrijven en opnieuw naar school te gaan. Waar het oude ideaal erin bestond dat de school zichzelf zou overbodig maken, krijgt ze nu als doelstelling mensen ervan te overtuigen telkens opnieuw naar school te gaan om daar de nodige instantkennis op te doen.
4 Ontluistering cultuuroverdracht: door mei '68, Bourdieu
Deze veranderingen in het onderwijsdiscours vallen niet zomaar uit de lucht. Zo zorgde de verabsolutering van bepaalde ideeën uit de studentenrevolte van mei '68 voor het in verdenking stellen van alles wat te maken heeft met cultuur en cultuuroverdracht. De kritische beweging van 68 werd gevoed door het Verlichtingsideaal dat in zijn essentie door de eerder genoemde Renouvier werd geschetst, maar tegelijk stelde die beweging dat het onderwijs helemaal niet voldeed aan die belofte.
Volgens die kritiek betekende het Bildungsideaal dat het onder wijs propageerde in feite een bevestiging van de cultuur van de burgerlijke klasse die het voor het zeggen had. Onder het mom van een algemene volksverheffing werd in feite een binnenlandse kolonisatie doorgevoerd: de heersende klasse legde zogezegd via het onderwijs zijn eigen cultuur op aan de hele bevolking en verdrong op die manier andere culturen of leefwijzen van andere bevolkingsgroepen (3).
Fei elijk werkte het onderwijs niet democratiserend, maar bevestigde het op een verhullende manier de bestaande hiërarchie.
Het verlichtingsideaal van weleer hield in dat de verspreiding van kennis en de kennisoverdracht emanciperend werkte, maar nu werd gesteld dat die kennisverspreiding en -overdracht vanuit een klassen standpunt werd geselecteerd: wie door zijn studie op de sociale ladder opsteeg, was dus zodanig doordrongen van de cultuur van de leidende sociale klasse, dat hij het bestaande systeem alleen maar bevestigde. Terechte kritiek op de verhulling van de machtsaanspraken door het universalistisch ideaal van de Verlichting en het inzicht dat waarheid ook deels historisch en cultureel bepaald is, werden veelal verabsoluteerd.
Volgens een socioloog als P. Bourdieu bleek de inspanning om via de school de kennis van de hogere klasse op te nemen overigens toch verloren moeite: doordat het verschil in cultureel kapitaal bleef bestaan, werden de verantwoordelijke posten toch steeds binnen dezelfde klasse verdeeld. De school was volgens Bourdieu e.a. enkel een instrument in handen van de heersende klasse. Wie met Renouvier nog dacht dat de eigen verdienste (in casu de verworven kennis en kunde) en niet langer afkomst de maatschappelijke verhoudingen zouden bepalen en dat de cultuuroverdracht op school daartoe een bijdrage leverde, vergiste zich volgens Bourdieu en co.
5 Ontscholing en spontane leren & versmalde kritische vorming
Ivan Illich (4) hield in het spoor van de ontmaskering van het onderwijs een pleidooi voor totale ontscholing van de maatschappij en van het onderwijs. Volgens de visie van Illich en co legt het onderwijs een standaardpakket aan vaardigheden en kennis op, waardoor het geen respect toont voor het spontane en creatieve leren in onmiddellijk contact met de werkelijkheid. Het opgelegde leerpakket bedreigt de eigen persoonlijke ontplooiing en autonomie van de mens omdat de abstracte kennis superieur wordt geacht aan de eigen doorleefde ervaring. Volgens Illich en co droeg het bestaande onderwijs niet bij tot kritische vorming.
Slechts weinigen waren bereid om Illichs naïeve Rousseauïsme radicaal te volgen, maar zijn beeld (ideaal) van een spontaan opborrelende kennis die op school wordt belemmerd, heeft ongetwijfeld zijn invloed uitgeoefend, ook binnen het huidige onder wijsdiscours. Voeg daarbij de kritieken van Bourdieu op de waarde van kennis en cultuuroverdracht in het onderwijs en het wordt duidelijk dat vanuit die optiek de belangrijkste taak van de school niet langer kan liggen in kennisoverdracht en al helemaal niet in het doorgeven van een traditionele cultuur.
De school moet eindelijk haar eigenlijke doelstelling de bevrijding van alle lagen van de bevolking werkelijk waar maken. Opdat ze niet langer het instrument in handen van de heersende klasse zou zijn en dus niet langer alleen maar de feitelijk bestaande maatschappelijke verhoudingen zou re produceren, moet ze zich voornamelijk richten op zgn. kritische vorming. Deze moderne kritische vorming is er echter niet op gericht iemand in staat te stellen op basis van inzicht een evenwichtig oordeel te vellen.
De achtergrond van dat pleidooi voor kritische vorming is een fundamenteel wantrouwen in het maatschappelijk systeem, dat in dat licht via de school en allerlei zogenaamde wetenschappen erop uit is de spontane vormen van weten en culturen van de lagere klassen te vernietigen en te vervangen door het abstracte weten van de burgerij. Kritische vorming zal er daarom moeten in bestaan op te voeden tot mondigheid, in de betekenis van het kunnen op komen tegen de gevestigde orde, tot het verdedigen van het eigen standpunt, de eigen identiteit, de ei gen spontaneïteit tegenover een van boven af gedicteerde abstracte en levenloze visie op de werkelijkheid.
Deze mondigheid berust niet langer op het feit dat men op een bepaald domein werkelijk iets te zeggen heeft omdat men er veel over weet dat weten is toch maar abstracte schoolse kennis. De mondigheid moet vooral gezien worden als een persoonskenmerk: iedereen moet assertief zijn, moet voor zijn mening opkomen, zijn identiteit verdedigen, durven te zijn en te zeggen wie hij is, zich outen enzovoort. Zo'n kritische vorming dreigt dus te ver smallen tot assertiviteit of het durven opkomen voor de eigen mening.
Volgens die overtuiging is waarheid relatief, afhankelijk van opvoeding en cultuur. Wie beweert dat waarheid precies die contingentie (toevalligheid) moet overschrijden, lijkt een tegenstander te zijn van diversiteit en gedraagt zich immoreel. Precies omdat waarheid zo contingent is, kan volgens die visie niemand nog echt iets weten en komt het erop aan zijn eigen waarheid niet te laten verdringen door andere waarheden. Maar daarvoor heb je dan geen rationele argumenten meer er is immers geen rationaliteit, tenzij een contingente.
Mondigheid berust dus volgens die nieuwe visie niet op inzicht, maar betekent veeleer de sociale vaardigheid je stem te laten horen. Uiteraard betekent dat niet dat je je eigen waarheid aan anderen kunt opdringen, je moet de spelregels van de erkenning van ieders waarheid immers onverbiddelijk volgen. Daarom ook mag de school niet langer een substantiële en vaste leerinhoud aanbieden (dan zou ze een bepaalde waarheid opleggen) maar alleen maar een procedurele: ze moet de procedures aanleren die je moet volgen om in de samenleving van de diversiteit jezelf te zijn zonder de anderen te storen.
6 Zichzelf-zijn, eigen-ik & gevoelens centraal
Vorming in de betekenis van de klassieke Bildung berustte op de gedachte dat een persoon slechts werkelijk zichzelf kon worden door zich te confronteren met een culturele traditie en een brede kijk te ontwikkelen op de werkelijkheid.
Kritische vorming volgens de gangbare visie gaat echter uit van de gedachte dat de bestaande of overgeleverde cultuur precies een bedreiging vormt voor de spontane ont wikkeling van de mens en steeds weer minoriteiten het zwijgen oplegt. De terechte kritiek op de verhulling van de machtsaanspraken door het universalistisch ideaal van de Verlichting en het juiste inzicht dat waarheid historisch, cultureel bepaald is, werd verabsoluteerd en leidde ertoe dat alles wat binnen de morele grenzen van de rechten van de mens kan worden gedacht, waar en evenwaardig is. Kritisch zijn betekent daarom ervoor strijden dat iedereen zichzelf mag zijn en vooral blijven. Waar vorming precies beoogde iemand de grenzen van zijn milieu of zijn toevallige neigingen te laten overstijgen, is de (versmalde) kritische vorming er veeleer op gericht iemand zichzelf te laten zijn en blijven. Het is wel niet de bedoeling puur egoïsme te promoten; kri tisch zijn bestaat erin alert te zijn voor die omstandigheden, leefwijzen of leefregels die dreigen men sen te verhinderen hun eigen identiteit te beleven. Wie kritisch is, is meteen ook moreel verontwaardigd over dergelijk onrecht.
Kritisch zijn werd dus in de eerste plaats gereduceerd tot een attitude, een door een persoon verworven morele houding en betekent slechts in de laatste plaats een denkactiviteit of oordeelsact.
Juist omdat die versmalde kritische houding van morele aard is, wordt ze ook in die termen benaderd en getaxeerd. Zo maakt men het onderscheid tussen positieve en negatieve kritiek, waar je veeleer een onderscheid zou verwachten tussen gefundeerde en ongefundeerde kritiek, of tussen een kritiek die een probleem verheldert en een kritiek die dat niet doet. In dat onderscheid tussen positieve en negatieve kritiek wordt de kritiek beoordeeld op zijn houding van verdraagzaamheid tegenover het bestaande en niet op zijn intellectuele merites.
Anti-intellectuele voming & kenisrelativisme
Hoe raar en contradictorisch het ook moge lijken, de zgn. kritische vorming is anti-intellectueel. Het koele intellect, de koude kennis heeft immers geen oog voor de warme authenticiteit van het hart, van de individuele identiteit. De dwingende logica van het denken heeft geen respect voor ieders Eigenheid of Andersheid.
De stelling van Pythagoras werd/wordt bij iedereen erin geramd zonder rekening te hou den met afkomst, geaardheid, geslacht, en dit ondanks het feit dat ze enkel van Pythagoras is.
Omdat het Verlichtingsdenken zomaar verantwoordelijk wordt gesteld voor kolonialisme, nazisme en stalinisme telkens werd een universele idee met geweld opgelegd, telkens ging het om de uitroeiing van verschillen - is het wantrouwen in de universalistische aanspraken van het denken groot. De instorting van de Muur zou trouwens intussen duidelijk getoond hebben dat het laatste bolwerk van die Verlichting gesneuveld is. Meteen betekent dat ook dat de enige echte menselijke werkelijkheid aan de kant ligt van de liberale democratie. Wij hebben een ideale vorm van samenleven, waarin de mensenrechten centraal staan en garanderen dat alle differenties (verschillen) aan bod kunnen komen weliswaar binnen bepaalde grenzen. Er hoeft dus niet verder gedacht te worden, de oplossing voor de menselijkheid is er al. Volgens die visie komt het erop aan het gewonnen inzicht in de praktijk steeds opnieuw te verfijnen en te bewaken. Dit inzicht wordt ons door de ervaring aangereikt en is natuur lijk niet verworven via redenering.
'Dienstbare kritiek'
Zo'n versmalde kritische vorming is dus een vorming geworden in wat Stirner bestempelde als louter dienstbare kritiek (5), kritiek die de hele werkelijkheid naar waarde schat op basis van verder onbetwijfelbare waarheden als ieders recht op ver schil en persoonlijke zelfontplooiing en op basis van de eis tot tolerantie.
Het is verder ook zo dat de eis om kritische vorming aldus (versmald) in te vullen, van bovenaf wordt opgelegd. Je moét kritisch zijn, zegt de autoriteit vandaag de dag reden genoeg om die eis toch enigszins te wantrouwen. Deze eis is dus een soort vanzelfsprekende, traditionele eis geworden. Die traditie is weliswaar nog niet zo oud, maar is niette min een traditie.
De aansporing om kritisch te zijn klinkt al even verdacht als de aansporing om jezelf te zijn, die andere hedendaagse goed in de markt liggende plicht. Want laten we onszelf niet bedriegen: het onderwijs blijft ook vandaag nog socialiserend, zoals het trouwens altijd al is geweest. Het is uiteraard ook geen probleem dat onderwijs socialiseert. Alleen wordt het wel problematisch, als die socialiteit en socialisering zelf als volkomen onproblematisch worden voorgesteld.
7 Ontluistering van kennis & traditie
De omwenteling in het onderwijsdiscours hoort thuis in het huidig cultureel klimaat dat nogal eens met het modewoord postmodern wordt aangeduid. Het is een klimaat waarin het verleden of de traditie alleen nog gezien wordt als een curiosum of als gelukkig verleden tijd. Onze huidige cultuur is toe komstgericht (daarvoor wordt zelfs het heden opgeofferd) en belangstelling voor het verleden lijkt alleen voort te komen uit een misplaatste nostalgie die rechtstreeks leidt tot een (extreem) rechts traditionalisme. In die optiek verliest kennis ook zijn oorspronkelijke Verlichtingsaanzien. Kennis heeft geen eeuwigheidswaarde en hoeft evenmin de eigen tijd te ver helderen (6), maar is altijd hyperactueel en virtueel zelfs altijd al voorbijgestreefd. Kennis is een tool waarmee je je doorheen de steeds veranderende maatschappelijke realiteit kunt slaan.
Er is ook geen maatschappelijk ideaal meer, omdat dergelijk ideaal overbodig geworden is.
Met de val van de Muur is ook de laatste bedreiging van de democratie gesneuveld en zijn we het erover eens dat het Kapitaal niet langer een vijand, maar mits wat aanpassing een bondgenoot van de democratie is. Dat betekent uiteraard niet dat het ongebreidelde egoïsme de overhand heeft genomen. Men wil integendeel juist dat iedereen aan zijn trekken komt en volstrekt zichzelf kan zijn. Wat echter ontbreekt, is de gedachte dat er nog een werkelijke collectiviteit zou zijn, dat er een punt moet zijn waarop de gemeenschap zich als een eenheid concipieert en daar beslissingen neemt die voor iedereen gevolgen hebben. Het gaat om het punt waar de collectiviteit als collectiviteit kan optreden, ondanks alle feitelijke verschillen tussen individuen en groepen.
Als we kunnen stellen dat de eenheid van de samenleving ooit werd gedragen door een gemeenschappelijke traditionele cultuur waaraan het individu zich moest onderwerpen, dan is de verworvenheid van de moderniteit dat zij de eenheid van de samenleving wilde baseren op de individuele instemming. Met andere woorden: de moderniteit heeft als ideaal dat die eenheid ingesteld zou worden door het maatschappelijk debat en de daaruit voortvloeiende politieke besluitvorming. Het gevolg is uiteraard dat die besluiten steeds kritiseerbaar blijven.
Vandaag de dag echter wordt de eenheid van de samenleving veeleer volgens een marktmechanisme gegenereerd.
De samenleving is een strijd van individuele voorkeuren en belangen die niet zozeer op het openbare forum worden bediscussieerd met het oog op het maken van bewuste keuzes, maar die individuele voorkeuren en belangen moeten zoveel mogelijk worden bevredigd, naast mekaar. En omdat die belangen in principe allemaal evenwaardig zijn, kan er geen rationeel onderbouwde keuze worden gemaakt. Ze wedijveren met mekaar, bv. om aan dacht in de media, zoals op de markt producten met mekaar wedijveren. Het regulerend mechanisme is te vergelijken met dat van de markt: de onzichtbare hand.
8 Zelfreflectie en flexibele inzetbaarheid
Intussen blijft die samenleving wel degelijk eisen stellen. Het individu moet immers in die samenleving leren bewegen en evolueren en daarvoor de gepaste attitudes ontwikkelen. Als in het basisonderwijs sociale vaardigheden als eindtermen worden gesteld, dan is dat iets wezenlijk anders dan het klassieke respect voor ethische waarden en normen: de sociale vaardigheden zijn immers de tools die je moet hanteren om je te bewegen in de samenleving van verschillende individuen of groepen met ver schillende levensstijlen zonder kleerscheuren op te lopen of brokken te maken. Dat is uiteraard geen gemakkelijke opgave: je moet immers tegelijkertijd jezelf blijven én alle verschillen van de anderen als een positieve rijkdom waarderen. Dus mag je toch ook weer niet al te zeer jezelf zijn.
Daarom heeft de huidige samenleving en het huidig onderwijs zoveel belangstelling voor de gevoelens of de beleving van de burgers en van de leerlingen. Telkens weer worden leerlingen of studenten ertoe verleid zichzelf uit te spreken, hun gevoelens en ge heimen prijs te geven, hun meest intieme gedachten en opvattingen te verwoorden. Gezien de gemeen schappelijke wereld verdwenen is, blijft er inderdaad niets anders meer te bewerken over dan het eigen zelf, dat zichzelf alleen maar staande kan houden door zich in de wisselende omstandigheden voort durend aan te passen.
Het hedendaagse individu moet flexibel, inzetbaar en aanpasbaar zijn (7).
Dat werpt ook een licht op wat hedendaagse identiteit is: een identiteit bestaat niet zozeer in het hebben van heilige overtuigingen gekoppeld aan of als uitdrukking van een ermee ge paard gaande levensstijl. Overtuigingen kunnen immers in het tijdperk van ieder zijn waarheid niet langer heilig zijn. Of nog: overtuigingen hebben niet zozeer een waarheidswaarde, maar gelden veeleer als tekens naast andere meer duidelijk waarneem bare tekens (kledij, consumptiegoederen, smaak ) die iemand een identiteit en op die manier een plaats in de samenleving verschaffen.
De verhouding tot die identiteit is ambigu. Enerzijds is ze heilig en onaantastbaar: omdat iemand zijn identiteit is, is elke discussie over de tekens van die identiteit een aanval op de persoon zelf en dus agressief. Anderzijds is die identiteit slechts een middel om een plaats te hebben in de samenleving. Daarom is ze onderworpen aan de eis van de flexibiliteit, dus is ze veranderlijk en inwisselbaar voor een andere identiteit. Men speelt zijn identiteit uit als een succesvol merk en zo nodig verandert men van merk. Daarvoor is ook ten aanzien van zichzelf een reflexieve, afstandelijke houding nodig: de moderne mens is niet langer gevoelig, maar wordt van zijn gevoelens bewust om ze te hanteren. Hij is niet langer verdrietig (dat zou trouwens zeer ongepast zijn in de gelukkige samenleving), maar gaat met zijn verdriet om. Zoals de Cartesiaanse geest het lichaam-machine bestuurt, zo wordt de moderne mens bewust van zijn eigenheid om ze vervolgens naar believen te manipuleren. De moderne mens is gevoelloos maar emotioneel intelligent. Onder het mom van respect voor de gevoelens van de mens opereert een hyperrationalistische mensvisie.
Reflectie is in deze zin niet een confrontatie met de brutale werkelijkheid, die eisen stelt en eventueel moet worden veranderd, maar is veeleer een reflectie over het eigen zelf en over hoe het kan worden aangepast aan die (sociale) werkelijkheid om er ver der in te functioneren. Je moet vooral leren niemand te zijn, geen overtuigingen te hebben maar integendeel je menselijk kapitaal handig te investeren.
9 Taakgerichte reflectie
We staan in de volgende punten nog even stil bij de vraag wat in de geschetste context nog de betekenis kan zijn van reflectie in het onderwijs en meer specifiek van reflectie bij studenten van de opleidingen voor leraar, maatschappelijk werker, Vanuit de hiervoor geschetste context is er o.i. meer dan ooit nood aan een taakgerichte reflectie, die het concreet functioneren beoordeelt vanuit professionele vereisten. Zo'n taakgerichte reflectie is binnen een opleiding nog mogelijk en verschilt in sterke mate van de hiervoor geschetste zelfreflectie.
De in de vorige punten geschetste context zou je zelfs kunnen interpreteren als een uit de hand gelopen reflectie over het eigen taakgerichte functioneren, uit de hand gelopen omdat het hele sociale leven er als een beroepsmatig taakgericht functioneren wordt opgevat en daarom moet de hele persoonlijk heid ook functioneel worden gemaakt.
In tegenstelling daarmee echter wil de taakgerichte reflectie over het eigen beroepsmatig functioneren niet de hele persoon veranderen, maar veeleer een gezond onderscheid maken tussen het professionele optreden, met zijn eigen efficiëntie-eisen, met zijn eigen waarden en morele normen aan de ene kant en de persoon in zijn privé-leven en zijn eigen sociale leven aan de andere kant. Uiteraard is deze grens flou en niet absoluut, maar ze is wel essentieel. Tactieken die bewust deze grens willen uitwissen zijn gevaarlijk en totalitair (8).
Professioneel zijn is niet hetzelfde als spontaan zichzelf zijn. De concrete handelingen die ik als professioneel stel, zeggen niet onmiddellijk iets over mijn identiteit, maar over mijn professionaliteit. Of nog exacter: mijn professionele handelingen hebben slechts via mijn professionele identiteit met mijzelf te maken. Bepaalde professionele gedragswijzen kunnen op gespannen voet staan met mijn spontane zelfbeeld, terwijl ze wel perfect aansluiten bij het beeld van professionaliteit dat ik heb en via hetwelk ik professioneel handel. Zonder sadist te zijn kan een dokter toch een pijnlijke ingreep verrichten. Tegenover mijn professionele identiteit heb ik dus altijd een zekere afstand, te vergelijken met de hedendaagse verhouding tot de identiteit die ik hier boven heb geschetst. In beide gevallen gaat het om een functionele identiteit. Er zijn echter twee ver schillen. Vooreerst is een beroep gericht op een benadering van de werkelijkheid, het wil iets teweeg brengen in de wereld of de samenleving. Een be roep stelt zich doelen en zoekt naar technieken om die doelen te verwezenlijken. De postmoderne identiteit is er daarentegen veel meer op gericht een eigen plaats te veroveren in de samenleving.
Daardoor tweede verschilpunt is die postmoderne identiteit ook zeer vluchtig. Gezien het erop aankomt een plaats te hebben in de maat schappelijke werkelijkheid, waarvan gesteld wordt dat ze voortdurend en razendsnel verandert, bestaat dat zelfbehoud eigenlijk in niets anders dan ervoor te zorgen dat je een punt bent in het netwerk van sociale relaties. Het essentiële ligt in het aangesloten zijn op het netwerk en dus niet in de inhoud van dat punt. Paradoxaal genoeg kun je stellen dat de hedendaagse identiteit erin bestaat geen identiteit meer te hebben, maar juist in staat te zijn op de gepaste wijze de telkens nieuwe tekens te leren hanteren: je moet er voor zorgen in de mode te zijn. Het accent dat onderwijs legt op leren leren sluit ten nauwste aan bij dergelijke identiteit.
10 Reflectie vanuit professioneel standpunt
Professionele identiteit is dus niet hetzelfde als de spontane persoonlijke identiteit, in die zin dat je professionele handelen niet noodzakelijk samenvalt met wat je als privé-persoon zou doen. Toch heeft het beroep als geheel met de persoonlijke identiteit te maken: de professionele identiteit maakt deel uit van het beeld van jezelf dat je aan de anderen wil laten verschijnen. Het feit dat je een beroep uit oefent, betekent dat je dat beroep de moeite waard vindt, maatschappelijk aanvaardbaar acht, humaan vindt. Door je beroep treed je in de openbaarheid, neem je een maatschappelijke verantwoordelijkheid op die het individuele narcisme overstijgt (9). Juist omwille van die maatschappelijke verantwoordelijkheid is elk beroep kritisch bevraagbaar, voorwerp van kritische reflectie en moet in iedere opleiding ruime aandacht worden besteed aan reflectie.
Dat geldt voor elk beroep maar in nog duidelijker mate voor 'sociale' beroepen als leraar, sociaal assistent De sociaal werker de naam zegt het zelf werkt immers aan de socialiteit.
Dat betekent meteen dat hij ervan overtuigd is dat die socialiteit niet af is, dat zijn handelen ertoe doet. Wellicht denkt de hedendaagse leerkracht, maatschappelijk werker niet langer dat de samenleving zonder meer maakbaar is, maar hij kan er niet onderuit dat zijn handelen wel degelijk ingrijpt in de samenleving en dat hij daarbij meer verantwoordelijkheid heeft dan het louter uitvoeren van een door die samenleving vooropgesteld programma. Daarom moet hij wel kritisch zijn, dat wil zeggen oordelen over moge lijkheden en waarden.
Daartoe moet hij in de eerste plaats in staat zijn enige afstand te nemen van zijn eigen onmiddellijke identiteit om zich op een professioneel standpunt te plaatsen. Uiteraard moet hij ook over voldoende methoden, technieken en vaardigheden beschikken om op een efficiënte manier in het sociaal veld te opereren. Maar dat alles blijft leeg zonder voldoende kennis van en inzicht in mens en maatschappij, in de sociale werkelijkheid.
11 Reflectie vereist basiskennis
Deze sociale werkelijkheid en de bewustwording ervan in de kennis is altijd ingebed in een traditie. Niemand begint ooit helemaal opnieuw, iedereen is altijd al gevormd door de traditie, die hem in staat stelt te reflecteren.
Re-flecteren is letterlijk: zich terugbuigen over, of nog: alle denken is na-denken, is zich terugbuigen over het al gedachte. Een opleiding voor leraar, maatschappelijk werker moet dus in eerste instantie een opleiding zijn in de traditie van het onderwijs, resp. het sociaal werk en in de eveneens in de traditie ingebedde context van die beroepen.
Reflectie vereist dus in de eerste plaats stevige kennis, kennis van de sociale realiteit voor de toekomstige maatschappelijk werker, kennis van de realiteit van het onderwijs voor de aspirant-leerkracht Die kennis wordt gegeven in een aantal theoretische (algemeen vormende) vakken. Uiteraard levert ook de praktijkervaring stevige kennis op, die juist aan leiding geeft tot reflectie mede mogelijk gemaakt door de theoretische vakken. De verhouding tussen theorie en praktijk wordt dus veel te beperkt be schouwd als we de praktijk alleen maar zouden zien als puur technische toepassing van de theorie, waardoor de leerkracht, de maatschappelijk werker zou worden gedegradeerd tot louter uitvoerder van een van bovenaf vooropgestelde taak. Veeleer is het ene bevraging van het andere. Hierbij is een belangrijk gegeven dat die kennis al leen kan worden verworven door kennisoverdracht. Al deze kennis is immers slechts via een lange tradi tie tot stand gekomen en het is ondenkbaar dat elke student op zichzelf en enkel vanuit zichzelf spon taan de hele geschiedenis van de mensheid zou herhalen (10).
De student komt om te leren wat hij nog niet weet, om een vorming te krijgen die hij nog niet heeft. Hem die vorming ontzeggen zou misdadig zijn en alleen maar de maatschappelijke kansen ongelijkheid bevorderen. Dit betekent geen wan trouwen in de mogelijkheden van de student en ook geen miskenning van de bagage die hij al heeft, maar legt alleszins sterk de nadruk op het feit dat het aanbod vanuit de opleiding komt en zeer degelijk moet zijn. In tegenstelling tot een naïef Rousseauïs me stel ik enkel dat cultuur alleen kan door cultuur overdracht, dat de cultuur niet de bron is van alle kwaad en de natuur daarentegen niet de hoedster is van de ongerepte goedheid.
Dat betekent niet dat de doceermethode de alleen zaligmakende zou zijn, hoe efficiënt ze verder ook mag zijn. Wel willen we opmerken dat het doceren veelal karikaturaal voorgesteld wordt in het cliché van de mummelende prof die bij het voorlezen van zijn cursus net iets later dan zijn studenten in slaap valt. We moeten er uiteraard naar streven die kennis doorleefd te maken, te laten ervaren dat ze wel degelijk betekenis heeft voor de realiteit; hiervoor zijn geëigende methodieken beschikbaar. Maar nooit zal je eromheen kunnen dat studeren en zich vormen inspanning kost en een bereidheid zich open te stellen voor wat van buiten komt. Als een belangrijke attitude van een leraar, resp. sociaal werker erin bestaat respect op te brengen voor de andersheid van de andere, luisterbereid te zijn voor het verhaal van de leerling/cliënt, dan wordt die attitude ook mede gestalte gegeven in de eis dat studenten zich eerst de inspanning getroosten de aan geboden kennis te doorgronden alvorens te komen tot een kritische vraagstelling of het spuien van een eigen mening. Het brede persoonsvormende karakter van de zuivere kennisoverdracht is hiermee overduidelijk.
12 Ervaringsgericht leren en/of overdracht van kennis
Ook het modieuze ervaringsgericht leren is eigenlijk even autoritair als de uitdrukkelijke kennisoverdracht, alleen heeft het misschien de neiging die autoriteit te verhullen. Ervaringsgericht leren zal uiteraard nooit zo naïef zijn te veronderstellen dat iemand puur uit zijn ervaringen leert, puur door zijn eigen redeneervermogen tot de juiste theoretische of morele inzichten komt. Ervaring is immers altijd voorgestructureerd door maar daarom nog niet te herleiden tot een theoretisch kader: er bestaat geen naakte ervaring. Het is dan ook de plicht van de opleiding dat kader aan te reiken, anders bevestigt die ervaring alleen maar het reeds aanwezige theoretisch kader van de man in de straat. Er is niets tegen de vooroordelen van de man in de straat iedereen is immers ook man in de straat maar uiteraard is het bijna misdadig dat een opleiding zich daartoe zou beperken.
Dit pleidooi om bewust de nadruk te leggen op de overdracht van kennis houdt ook in dat ik afstand neem van de tegenwoordige mythe over de razend snelle veranderingen van kennis. Die mythe maakt immers elke kennisoverdracht ijdel: kennis is altijd al verouderd en de overdracht ervan is altijd al te laat.
We ontkennen niet dat er af en toe iets verandert in onze kennis en dat die verandering niet altijd oude wijn in nieuwe zakken betekent en nemen aan dat een opleiding nooit in staat zal zijn voldoende ken nis mee te geven voor de rest van de beroepsloop baan. Dit belet niet dat het nog altijd mogelijk en uiterst noodzakelijk is een breed pakket basiskennis mee te geven, die niet zo onderhevig is aan voort durende verandering.
Die inleiding in die basis kennis is bovendien de allereerste voorwaarde om toegang te krijgen tot nieuwe kennis of om enigszins wegwijs te geraken in het overweldigend aanbod aan informatie. Speciale nadruk op leren leren als afzonderlijke competentie is dan ook overbodig. Ik sta nog altijd verbaasd over de contradictie dat de kennismaatschappij waarin we leven wordt ingeroepen als argument om kennisonderricht naar het achterplante verschuiven. Mijns inziens is dat contradictorisch pleidooi echter nauw verwant met een enge economische opvatting over kennis. Kennis biedt er geen inzicht in de werkelijkheid en is er ook niet persoonsvormend, verschaft geen stevige identiteit, maar verschijnt als een economisch goed, een consumptieobject dat snel geproduceerd, verbruikt en afgeschreven wordt. Kennis is er enkel een tool in functie van een flexibele, volatiele identiteit of hoog stens informatie die op een bepaald moment bruikbaar is.
De nadruk op kennis als absolute voorwaarde voor kritische reflectie gaat dus in tegen de moraliserende benadering van kritiek, die kritische vorming dreigt te versmallen tot assertiviteit of het durven opkomen voor de eigen mening. Uiteraard is dat laatste ook belangrijk in een professionele context, maar enkel als het gesteund is op ernstige argumentatie en uiteraard vereist dat degelijke kennis en inzicht.
Het pleidooi voor kennisoverdracht als absolute voorwaarde voor kritische reflectie houdt uiteraard ook in dat de lectoren zelf zich steeds verder bekwamen in hun vak en zo mogelijk ook kennis ne men van de andere vakken. Met andere woorden: de hogeschool hoort een studiecentrum te zijn, waar de lectoren de kans en de plicht hebben zich intellectueel te ontplooien. De gedrevenheid voor het eigen vak is ook didactisch-pedagogisch van groot belang: ze kan alleen maar aanstekelijk werken ten opzichte van de studenten die aan ons zijn toevertrouwd. Initiatieven tot delen van kennis, vorming van studiegroepen e.d. moeten worden gestimuleerd. Kenniscirculatie mag dan wegens zijn stilzwijgende verwijzing naar warencirculatie en geldcirculatie al niet de gelukkigste term zijn, hij opent niette min waardevolle perspectieven.
Bij dit alles rijst bij sommigen allicht de vraag of de ze nadruk op kennisoverdracht en de nadruk die wordt gelegd op traditie geen afbreuk doet aan de kritische ingesteldheid die we bij onze opleiding willen meegeven. Integendeel: een werkelijk kritische ingesteldheid is maar mogelijk op basis van een voorafgaande vorming. Dat het onderwijs in het algemeen of een op leiding tot leerkracht/sociaal werker in het bijzonder de student eerst en vooral binnenleidt in de traditie, is juist de noodzakelijke voorwaarde om te komen tot een kritisch terugbuigen. De jeugd moet eerst binnengebracht worden in de wereld die er al is. Die wereld is altijd al traditioneel. Zij zullen hem zelf veranderen vanuit de noodzaak die zij zelf zullen ontwaren. Het is een illusie te denken dat wij hen voor die verandering kunnen behoeden door ze tot inhoudsloze, identiteitsloze wezens te maken.
Referenties
(1) A. Finkielkraut, Limparfait du présent, Gallimard, (2002), Folio 3945, p. 98-99.
(2) Aangeraden literatuur in dit verband is M. Gauchet, Les droits de lhomme ne sont pas une politique en Idem, Quand les droits de lhomme deviennent une politique, in : Idem, La démocratie contre elle-même, Gallimard, (2002), Tel 317, 387 p.
(3) De verschuiving van de betekenis van het begrip cultuur is hier van belang. Cultuur betekent niet langer zich cultiveren, zich door oefening, studie, een eigen levensstijl aanmeten, zichzelf vorm geven maar cultuur wordt tot het behouden van de geërfde levenswijze.
(4) H. Achterhuis, Filosofen van de derde wereld, Baarn, Ambo, p.82-103.
(5) M. Stirner, Der Einzige und sein Eigentum, Stuttgart, Reclam, Universal-Bibliothek 3057, (1972), p. 393 e.v.
(6) Die verheldering lijkt immers een verlicht standpunt te veronderstellen, een niet historisch-cultureel bepaald standpunt, wat volgens het postmoderne discours ui teraard onmogelijk is en dus verdacht.
(7) ESF: bijdragen tot de ontwikkeling van de werkgelegenheid door het bevorderen van inzetbaarheid, ondernemerschap, aanpasbaarheid en gelijke kansen en door het investeren in menselijke hulpbronnen.
(8) Het bedrijfsleven en het management heeft heden be langstelling voor de persoon van de werknemer en ook voor ethiek. Deze evolutie houdt misschien beloftes in, maar kan ook de totale functionalisering van persoon en ethiek betekenen.
(9) Dat betekent uiteraard ook dat de job als zelfontplooiing niet zo naïef kan worden opgevat als de slogan De job van je leven! laat uitschijnen.
(10) Wie dat denkt, miskent het feit dat de mens een cul tureel wezen is; hij moet dan zoals Plato denken dat echte kennis eigenlijk herinnering is, namelijk herinnering aan de eeuwige Ideeën die de ziel aanschouwde voor ze in het lichaam werd gestort.
Enkele uitspraken die wijzen op egalitaire ideologie van de Leuvense prof. Ides Nicaise en Nico Hirtt in hun âDe School van de ongelijkheid, 2007
Enkele uitspraken die wijzen op egalitaire ideologie van de Leuvense prof. Ides Nicaise en Nico Hirtt in hun De School van de ongelijkheid, 2007
Wie niet akkoord gaat met hun egalitaire ideologie wordt al vlug als sociaal racist bestempeld.
p. 77 De nadruk op gelijke uitkomsten voor het basisonderwijs en voor het secundair onderwijs vormt een tweede cruciaal verschilpunt tussen egalitarisme en meritocratie. Nicaise en Hirtt stellen dus dat zij vanuit hun egalitaire visie gelijke uitkomsten propageren.
p.9: In zijn huidige organisatie is het onderwijs, volgens auteurs zoals Pierre Bourdieu in Frankrijk en Bowles in de VS, de instelling bij uitstek die bijdraagt tot de reproductie van sociale ongelijkheden generatie op generatie.
p.42 e.v. "Het werk van dezelfde onderzoekers toont aan dat de relatieve democratisering van het onderwijs vreemd genoeg tot stilstand komt na de Tweede Wereldoorlog, dus net op het moment dat we een massale toestroom van de kinderen van Jan met de pet in het s.o. constateren. De massificatie betekent geen democratisering van de toegang tot het onderwijs."
Massificatie zonder reële democratisering!??????
p.52 Ook de toonaangevende Amerikaanse criticus van het onderwijs, Samuel Bowles, komt tot de conclusie dat de school generatie na generatie de sociale gelijkheid reproduceert.
p.81 Een strikte definitie van het nastreven van gelijke uitkomsten houdt in dat voor elk individu eenzelfde streefniveau vooropgezet wordt. Een ruimere definitie: De gemiddelde uitkomsten tussen kinderen uit verschillende sociale milieus moeten worden uitgeschakeld, zodat elke bevolkingsgroep uiteindelijk evenredig participeert aan alle onderwijsniveau. Over dit morele principe bestaat een ruime consensus.
p. 134 : Een gemeenschappelijke stam tot 16 jaar is nodig om de waterval te stoppen.
p. 93 De ideologie van de aanleg is aanwezig bij de aanhangers van die stelling die beweren dat niet alle jongeren gemaakt zijn voor het algemeen secundair onderwijs of voor hogere studies. Zulke gedachten zijn dermate gemeengoed geworden, dat we niet altijd meer beseffen hoezeer ze een ideologie uitdragen die we zouden kunnen bestempelen als sociaal racisme.
P 88 Dat toont aan dat het IQ geen aangeboren capaciteit meet, maar gewoonweg de aanpassing van een bepaald individu aan test die zelf ook sociaal gedetermineerd zijn.
p. 102 De vervreemding die kinderen uit de volksmilieus tegenover de school ervaren wordt nog versterkt doordat ze in de school stuiten op een manier van omgaan met kennis die hun totaal vreemd is. Nu staat de schoolse kennis vaak los van elk onmiddellijk bruikbaar oogmerk. (Invloed van visie van Bourdieu: symbolisch geweld uitgeoefend door curriculum van burgerij.)
Geen aandacht vandaag op VLOR-studiedag voor belangrijkste piijnpunten in ons kleuteronderwijs
Geen aandacht vandaag op VLOR-studiedag over De toekomst van het onderwijs aan jonge kinderen' voor belangrijkste piijnpunten in ons kleuteronderwijs.
Het Vlaams kleuteronderwijs verwacht opvallend minder van de kinderen op het einde van de kleuterschool dan in de meeste landen. De voorbije jaren werd er in veel landen steeds meer aandacht besteed aan de optimalisering van het kleuteronderwijs. Men gaat er van uit dat dit een belangrijke periode is voor de ontwikkeling van de taal e.d. en voor het optimaliseren van de onderwijskansen - in het bijzonder voor kleuters die sociaal of cognitief kansarm zijn, anderstalig zijn, enz.
Met Onderwijskrant startten we al zes jaar geleden een campagne om prioritair aandacht te besteden aan het optimaliseren van het kleuteronderwijs - en dit in het perspectief van de nieuwe eindtermen en curricula. We verwezen hierbij naar tal van recente studies en naar het buitenland. We wezen er ook op dat uit TIMSS-2015 bleek dat Vlaamse kleuters minder ver staan inzake voorschoolse geletterdheid bij de start van het lager onderwijs dan in andere landen het geval is. Prof. Wim Van den Broeck stelde: Volgens TIMSS-2015 doet het Vlaams kleuteronderwijs het erg slecht qua voorbereiding op de lagere school. Dit is een erfenis ervaringsgerichte aanpak (CEGO-Leuven . Zon aanpak creëert vooral ook sociale ongelijkheid.
De VLOR nodigde als sprekers voor de studiedag vooral sprekers uit die mede veranrtwoordelijk zijn voor ons eenzijdig en onderpresterend kleuteronderwijs als Ferre Laevers en CEGO. De 3 directeurs van de GOK-steunpunten (Van den Branden, Van Avermaet en Laevers die in de periode 1991-2010 jaarlijks een 75 miljoen BFR ontvingen voor de optimalisering van ons kleuter- en lager onderwijs, werden ook als spreker uitgenodigd. Maar de Steunpunten slaagden er geenszins in ons onderwijs te optimaliseren.
TIMSS-2019-verantwoordelijke Peter Van Petegem (UA) stelde in december 2020 nog: 49% van de ouders zegt dat hun kroost bij het begin van de lagere school niet goed zelfstandig kon tellen, letters kon herkennen, hun eigen naam kon schrijven. In andere Europese landen lukt dat veel beter. De resultaten zijn opvallend, vooral omdat kinderen in Vlaanderen al vroeg naar school gaan (De Standaard, 31 december 2020).
Helena Taelman, lerarenopleider-Odisee stelde op 31 december j.l.in D.S.: Traditioneel vinden veel mensen dat het kleuteronderwijs moet focussen op de speelse ontwikkeling en het welbevinden. Het schoolse aspect, aan de slag gaan met letters en cijfers, .. hoeft nog niet aan bod te komen. Anderen, zoals ikzelf, pleiten ervoor om meer aan de slag te gaan met letters en cijfers.
Lerarenopleider Johan De Wilde (Odisee) plaatste een analoge opinie op de website van Klasse: Ik pleit voor een programma dat ook gericht aan taal en wiskunde werkt. Ons kleuteronderwijs sleept een verkeerd beeld mee uit het verleden. Onderzoek toont dat een gericht programma voor pakweg wiskunde, kinderen cognitief versterkt en hun welbevinden geenszins naar beneden haalt. Ons kleuteronderwijs sleept een verkeerd beeld mee uit het verleden. Typerend is de Duitse benaming Kindergarten. Alsof de kleuterklas een idyllisch ommuurd muurtje is, waar kleuters vanzelf groeien als je ze genoeg warmte en liefde geeft."
De Nederlandse onderzoeker P.L. Slot concludeerde in 2019: Onze reviewstudie van 32 verschillende interventiestudies toonde aan dat kleuteronderwijscurricula gericht op taal, ontluikende geletterdheid en gecijferdheid een positief effect hebben op leerresultaten in het eerste leerjaar. Vooral ook kinderen die het risico lopen op een achterstand hebben veel baat bij een meer uitgebalanceerd aanbod van activiteiten.
De EURYDICE-studie van 2009 pleitte eveneens voor een gebalanceerde aanpak met een dosis aanbodgerichte programmas : directed curriculum woordenschatontwikkeling, voorbereidend rekenen en lezen, ...), die toeneemt naarmate de kleuters ouder worden (Early Childhood Education and Care in Europe: Tackling Social and Cultural Inequalities, 2009.
Vanaf de lancering van het ervaringsgericht keuteronderwijs van prof. Ferre Laevers in 1976 namen we radicaal afstand van zijn kindvolgende child-developmentvisie, zijn zelfontplooiingsmodel. Laevers beweerde in 1993 nog: "Ons EGKO heeft aangetoond dat in een kleuterklas van 25 en meer kinderen het praktisch haalbaar is de individuele kleuter grotendeels zelfstandig te laten beslissen over de aard, de duur en de frequentie van zijn leeractiviteiten. De kleuters kunnen (bijna) moment na moment bepalen wat ze gaan doen. De kinderen weten wat goed is vanuit hun innerlijke groeidrang.
Ook begeleide activiteiten (bv. verhaal vertellen) mogen niet als verplichte activiteiten gepresenteerd worden (Pedagogische Periodiek, oktober 1993).
Een andere basisstelling luidde: Een kleuter kan evengoed schoolrijp, leesrijp en rekenrijp worden door het spelen met poppen dan door gerichte activiteiten met letters, cijfers ... Er was dus volgens Laevers geen nood aan aanbodgerichte en leerkrachtgestuurde activiteiten voor het woordenschatonderwijs, voor voorbereidend lezen, rekenen
We stelden de voorbije 40 jaar dat in de CEGO- aanpak al te weinig aandacht besteed wordt aan voorschoolse geletterdheid: aan leren lezen en rekenen, aan systematisch woordenschatonderwijs (+ extra NT2-lessen voor anderstalige leerlingen), aan het oefenen van executieve functies als concentratie en doorzettingsvermogen, leren luisteren naar leerkracht en andere leerlingen, zelfbeheersing, emotie-regulatie i.p.v. b.v. het laten afreageren van agressie zoals ook het CEGO propageerde, enz.
In wetenschappelijke publicaties maakt men veelal een onderscheid tussen twee aanpakken: de zgn. child-developmentof developmental-constructivistapproach, de activity-oriented kleutertuin en anderzijds de meer uitgebalanceerde aanpak. De voorstanders van een ontwikkelingsgerichte en kindvolgende aanpak vinden dat het vooral moet gaan om spel met materialen (leerling-materiaal interactie), simulatiespel, muzisch bezig zijn, exploreren, ... In dergelijke programmas krijgen gericht woordenschatonderwijs en schoolse vaardigheden als letterkennis en klankbewustzijn & voorbereidend rekenen al te weinig aandacht. Vrij initiatief en vrij spel in speelhoeken met materiaal staan centraal, with open-ended activities. Teachers roles are primarily supportive rather than directive (R. Slavin).
In de ontwikkelingsdoelen en ontwikkelingsplannen -1998 stond de visie van Laevers jammer genoeg te centraal.
Het ontwikkelingsplan van het katholiek onderwijs-1998 stelt bv. ook expliciet dat kinderen tot 7 jaar zich op een incidentele en speelse, minder gerichte wijze ontwikkelen en dat men moet inspelen op de individuele noden en rijpheid van elk kind. Het tellen werd er beperkt tot tellen tot 5.
We lezen in de al vermelde studie van P.L. Slot: De grootschalige en invloedrijke EPPSE-studie in Engeland concludeerde: De kwaliteit van het curriculumaanbod gericht op ontluikende geletterdheid en gecijferdheid bleek een belangrijke voorspeller van leeruitkomsten, zowel op de korte termijn, in de vorm van betere pre-academische vaardigheden bij aanvang van de lagere school als op de langere termijn in termen van betere schoolprestaties op 11-jarige leeftijd (Sylva et al., 2006 & 2011).
Uit onze studie blijkt eveneens dat Nederlandse ouders en het meest nog de lager opgeleide ouders - het voor kleuters vanaf drie jaar belangrijk vinden dat er ook aandacht is voor de ontwikkeling van pre-academische vaardigheden, zoals ontluikende geletterdheid en gecijferdheid. Er is ook sprake van een kleine incongruentie in wat ouders verwachten en verlangen en wat leerkrachten belangrijk vinden in
wat zij de kinderen aanbieden.
Ook Slavin en Co pleitten in 2001 tegen het eenzijdige child development-model en voor een gebalanceerde én-én aanpak: Balanced programs are intended to use the best aspects of both developmental-constructivist and skills-focused approaches.
Some of the day is devoted to whole-class or smallgroup activities specifically focused on building language and early reading skills, ... Further, balanced programs are likely to regularly assess childrens progress and to carefully plan both teacher-directed
and childinitiated activities that contribute to progress toward specific language and literacy goals. But they also organize childinitiated activities, activity stations, art, and music. Activities are likely to be organized in themes, and are likely to provide many
opportunities for make believe, experimentation, and unstructured group play (Slavin, Chambers, Chamberlain & Hurley 2001).
Noot.De studiedag van 22 maart over De toekomst van het onderwijs aan jonge kinderen. De Vlor stelde: de Vlor bracht voor deze strategische verkenning een aantal eminente onderwijsdeskundigen samen. Zij geven een schot voor de boeg voor een vernieuwd Vlaams onderwijs aan jonge kinderen met 2030 in het vizier. Nu verkrijgbaar via https://www.vlaanderen.be/.../de-toekomst-van-het..
Artikel van de Zweedse onderwijskundige Jonas Linderoth uit 2016 -waarin hij mea culpa slaat en de vele onderwijsexperts die mede verantwoordelijk zijn voor de uitholling van het onderwijs en lerarenberoep oproept om zich te verontschuldigen. Nederlandse
Een vertaling van het artikel van de Zweedse onderwijskundige Jonas Linderoth uit 2016 -waarin hij mea culpa slaat en de vele onderwijsexperts die mede verantwoordelijk zijn voor de uitholling van het onderwijs en lerarenberoep oproept om zich te verontschuldigen.
Dit is een vertaling van een artikel dat ik in 2016 schreef voor de grootste krant van Zweden, Dagens Nyheter. .... Sinds professor Paul Kirschners blogpost enige interesse in het artikel heeft gewekt, heb ik besloten om, bijna 7 jaar nadat het was geschreven, het (met ondersteuning van GPT4) naar het Engels te vertalen.
Internationale lezers moeten weten dat het artikel nogal wat debat veroorzaakte in Zweden. Het leidde tot verhitte discussies over progressieve/constructivistische onderwijsideeën.
Naast de vertaling zal ik later ook een stuk schrijven over hoe het artikel tot stand is gekomen, hoe het is ontvangen en waar het nu staat. Dat is op zich al een verhaal over onderwijsideologieën, de macht van copy editors en het politieke landschap van het Zweedse onderwijssysteem.
Maar nu eerst mijn artikel van destijds
Gepubliceerd in Dagens Nyheter 20160824 (Computervertaling van Engelse vertaling van de auteur)
[Voorgestelde titel:] Een reden voor de lage status van het lerarenberoep zijn de onderwijsideeën van de jaren 90.
[De titel die de eindredacteur eraan gaf: Ik verontschuldig me voor de educatieve ideeën van de jaren 90]
[Preambule, geschreven door de eindredacteur] Achter de lage status van het lerarenberoep. De onderwijsideeën van de jaren 90 leidden niet tot een betere school. Desondanks is het erg stil onder ons onderwijsonderzoekers die hebben bijgedragen aan het ondermijnen van het lerarenberoep. Misschien is het gepast dat we het goedmaken. Het zou een belangrijke bijdrage leveren aan het verhogen van de status van het lerarenberoep in Zweden, schrijft professor Jonas Linderoth.
[Hier begon 'mijn' tekst)
De start van het schooljaar is gevolgd door sombere berichten over het lerarentekort op Zweedse scholen. Opgeleide leraren verlaten het beroep en veel te weinig studenten kiezen voor een onderwijsloopbaan. Directeuren zoeken bij hoog en laag naar iemand die bereid is les te geven. De situatie is zeer zorgwekkend. Binnen een paar jaar zal er een tekort zijn van duizenden gekwalificeerde leraren op Zweedse scholen.
... Wat in het debat volledig over het hoofd wordt gezien, is hoe de schoolhervormingen van de afgelopen twintig jaar het verhaal van wie de goede leraar is fundamenteel hebben veranderd. Vreemd genoeg werden de hervormingen van de jaren 1990 in Zweedse scholen gelanceerd - bijna systematisch vanuit pedagogische argumenten argumenten.
Schooldebaters, onderwijsonderzoekers, ambtenaren, vakbonden, lerarenopleiders en politici voerden voorstellen aan voor de ideale school van morgen. Voorstellen die de identiteit van het bestaande lerarenberoep ondermijnden.
De tijdloze vorm van lesgeven waarbij iemand die iets weet het vertelt aan iemand die het niet weet, werd geassocieerd met machtsmisbruik. In plaats daarvan was de goede leraar iemand die het onafhankelijke leren van de student ondersteunde. Klassikaal werk moest gebaseerd zijn op de natuurlijke motivatie van de leerling. Grenzen tussen verschillende onderwerpen moesten worden opgeheven. Klaslokalen moesten fysiek worden ontworpen om leerlingen vooral bij zelfstandig werk te ondersteunen dan om leerkrachtgestuurde instructie te ondersteunen.
Van leraren die deze pedagogische innovaties niet overnamen, werd gezegd dat ze problematische epistemologische opvattingen hadden, blinde discipline bepleitten en graag lage cijfers aan leerlingen gaven.
In mijn eigen lerarenopleiding in de jaren 1990 werden leraren die pleitten voor instructie geassocieerd met de fictieve, sadistische leraar genaamd "Caligula" in Alf Sjöberg's film Torment. Wij studenten kregen de boodschap dat we niet zoals deze leraren mochten worden. We zouden een ander soort leraren worden die het Zweedse onderwijs fundamenteel zouden veranderen.
In 1993 beschreef professor Alison King de opkomende nieuwe lerarenrol in een nu klassiek artikel. De leraar zou niet langer een wijs persoon zijn die op een trede staat, maar een gids die hen aan de zijkant vergezelt (Van de wijze op een trede tot een gids aan de zijkant).
King geloofde dat deze veranderde rol van de leraar leidde tot onafhankelijke, kritisch denkende studenten die problemen creatief konden oplossen.
Rond dezelfde tijd beweerde wiskundeprofessor Seymour Papert, een invloedrijke pionier van digitaal leren, dat de leraar vaak de eigen nieuwsgierigheid van de leerling in de weg stond. In plaats daarvan was het doel van een leraar om op zo'n manier les te geven dat ze de hoogst mogelijke leerresultaten konden bereiken met zo min mogelijk lesgeven.
In Zweden waren deze ideeën al in 1992 geformaliseerd toen de commissie die belast was met de ontwikkeling van een nieuw Zweeds curriculum haar hoofdrapport, Skola för bildning (SOU 1992:94), afleverde. De trefwoorden die de activiteit van de leerling in dit rapport beschreven, waren onderzoeken, ontdekken en construeren. .De taken van de leerkracht waren stimuleren, ondersteunen en begeleiden. Het rapport noemt nauwelijks een leerlingenrol die luistert en begrijpt of een leraarrol die vertelt, uitlegt en instrueert. Beetje bij beetje werd aldus de historische identiteit en status van het lerarenberoep ontmanteld.
Zelf heb ik onbewust bijgedragen aan het verzwakken van het lerarenberoep op deze manier. Als nieuwe promovendus sprak ik op Kulturhuset (cultuurhuis) in Stockholm tijdens een conferentie. Onder de titel Experience for Knowledge vertelde ik anekdotes als: Ik heb meer Engels geleerd door mijn interesse in muziek dan op school. Aan het begin van mijn presentatie liet ik foto's zien van blije spelende kinderen, terwijl ik pink floyd's klassieke zin We don't need no education" liet brullen in hde luidspreker.
Vandaag huiver ik van schaamte als ik denk aan de simplistische en populistische boodschap die ik heb overgebracht. De waarheid is dat indien ik tijdens mijn middelbare schooltijd geen fantastische leraren had gehad, ik waarschijnlijk niet naar het hoger onderwijs was gegaan. Leerzame, verhalende en demonstratieve leraren waren dus een voorwaarde voor mij geweest om later mijn anti-onderwijsboodschap te kunnen verkondigen.
Vandaag kunnen we de resultaten zien van de pedagogische 'verlichting' van de jaren 1990. Studies zoals PISA en TIMSS leveren duidelijk bewijs dat Zweedse scholen zijn verslechterd op een manier die ongeëvenaard is in internationale metingen.
Onderzoekers Jan-Eric Gustafsson, Sverker Sörlin en Jonas Vlachos schrijven in hun rapport Policy Ideas for Swedish Schools dat er reden is om aan te nemen dat lesmethoden waarbij leerlingen voor een groot deel zelfstandig moesten leren, tot slechtere resultaten leiden dan lesgeven waar de leraar een actievere verantwoordelijkheid neemt."
John Hattie, de onderwijsprofessor achter een van de meest bekende meta-studies over studentenresultaten van de afgelopen jaren, stelt dat de lesmethode waarbij de leraar een gids wordt - met minimale interventie - bijna in directe tegenstelling staat tot wat succesvolle lesmethoden zijn.
Het lijdt geen twijfel dat de pedagogische ideeën van de jaren 1990 niet hebben geleid tot beter onderwijs. Desondanks, of misschien wel juist daardoor, is er weinig discussie onder ons onderwijsonderzoekers die hebben bijgedragen aan het ondermijnen van het lerarenberoep. Het is nochtans gepast om onszelf en het schooldebat dat we de afgelopen twintig jaar hebben gevoerd, onder de loep te nemen.
Zo'n kritische evaluatie van de ideeën van de jaren 1990 over de ideale leraar voor de toekomst zou een belangrijke bijdrage leveren aan het verhogen van de status van het lerarenberoep in Zweden. Het zou wonden kunnen helen tussen de leraren en de onderwijsonderzoekers die ook lerarenopleidigen leiden. Het zou leiden tot eerherstel voor de leraren die erin geslaagd zijn weerstand te bieden aan de pedagogische trends door opnieuw hun sturende lerarenrol te beklemtonen.
Het zou kunnen betekenen dat leraren hun professionele identiteit weer met trots in een historisch perspectief kunnen bekijken.
Voor mijn optreden en uitspraken destijds op het podium van Kulturhuset ben ik diep bedroefd en wil ik mijn excuses aanbieden aan de Zweedse leraren. Ik hoop hierin het goede voorbeeld te geven en kijk nu reikhalzend uit naar meer collega's die verantwoordelijkheid nemen voor het nefaste pedagogische klimaat waaraan zij hebben bijgedragen.
Ook de auteurs achter Skola för bildning SOU 1992:94 nodig ik hiertoe uit.
Jonas Linderoth, hoogleraar pedagogiek aan de Universiteit van Göteborg, voormalig docent kunst en sociale wetenschappen. Auteur van Lärarens återkomst Från förvirring till upprättelse [De terugkeer van de leraar Van verwarring naar verzoening]