Eerste commentaar bij VLOR-advies eindtermen basisonderwijs: 'minimale' & minder & meer algemene eindtermen. Niet akkoord.
De VLOR: Het gaat dus om een beperkte set: zowel in aantal, als in omvang. Ze weerspiegelen in geen geval het volledige onderwijsaanbod. Ik ben het geenszins eens met die stellingen; dit zou tot verdere nivellering en uitholling leiden.
De VLOR-opteert voor 'minimumdoelen en beperkt in omvang. De VLOR stelt in die context tevens "Het streven naar ambitieuze brede basisvorming (zoals gesteld in de beleidsverklaring van minister Weyts- mag niet leiden tot veel en gedetailleerde eindtermen. Eindtermen moeten werkelijk beantwoorden aan de bepalingen van het decreet. Het zijn minimumdoelen die het Vlaams Parlement noodzakelijk en bereikbaar acht voor die leerlingenpopulatie. Met minimumdoelen wordt bedoeld: een minimum aan kennis, inzicht,vaardigheden en attitudes, bestemd voor die leerlingenpopulatie.. Ze dienen dus steeds essentiële doelen weer te geven en zijn een minimale inhoudelijke vertaling van wat recht op onderwijs in Vlaanderen betekent.
Het gaat dus om een beperkte set: zowel in aantal, als in omvang. Ze weerspiegelen in geen geval het volledige onderwijsaanbod,zonder dat dit mag leiden tot een inhoudelijke versmalling.
De doelstelling om op het einde van het basisonderwijs voor alle leerlingen minstens dezelfde doelstellingen te bereiken, blijft daarbij uitdrukkelijk het uitgangspunt.
Commentaar
De kritiek op de vigerende ET is precies dat ze tot nivellering leidden, *uitholling van het taalonderwijs (o.a. ook schrappen van belangrijke grammaticale begrippen als lijdend en meewerkend voorwerp, te vaag geformuleerd *belangrijke zaken voor rekenen lieten vallen ( als regel van 3, formules voor oppervlakteberekening, beperking metend rekenen/herleidingen ...), *te vage ET voor de zaakvakken: natuurkennis, geschiedenis en aardrijkskunde ...
Minimale eindtermen met resultaatsverbintenis voor alle leerlingen leidden/leiden al vlug tot het schrappen van leerdoelen die zwakkere leerlingen niet of slechts partieel kunnen bereiken. Zo lezen we in een vroeger VLOR-advies dat de eindtermen en leerinhouden beperkt moeten worden omdat uit de einddoelenevaluatie bleek dat b;v. 10% of 15% van de leerlingen bepaalde leerdoelen niet echt of op een voldoende niveau bereikten.
We zijn het niet eens met dergelijke uitspraken. Ook zwakkere leerlingen die bepaalde doelen maar deels bereiken, kunnen er o.i. toch nog baat bij hebben dat ze in het lager onderwijs b.v. geconfronteerd worden met breukrekenen, lijdend en meewerkend voorwerp, ... Dat was in het verleden altijd het geval en zo werden ook de doelstellingen binnen de leerplannen geïnterpreteerd.
.Het kennen van de regel voor breukrekenen zonder volledig inzicht in de regel is op zich ook al belangrijk. Die partiële kennis kan in het secundair vaak nog bijgewerkt worden; ze is op zich ook voor later belangrijk - al was het maar om als ouder enigszins te weten waarover het gaat als de eigen kinderen later met zon leerstof geconfronteerd worden ...
En tegelijk moeten ook de meeste leerlingen en ook de sterkste voldoende worden uitgedaagd.
Bij eindtermen/leerplannen zou het in de eerste plaats moeten gaan om een basisaanbod, om aanbod-doelen/leerstofpunten, gemeenschappelijke basisvorming waarmee alle leerlingen geconfronteerd moeten worden ook al kunnen niet alle leerlingen die basisdoelen volledig bereiken. Dit was ook de bedoeling met de klassieke leerdoelen en leerstofpunten in de klassieke leerplannen; dit was een van de pijlers van onze sterke onderwijstraditie.
Zo kunnen we uit de centrale proeven 6de leerjaar van weleer afleiden dat veruit de meeste 12-jarigen het basisrekenen met breuken, de grammaticale begrippen lijdend en meewerkend voorwerp, de formules voor oppervlaktebereking, de regel van 3, herleidingen binnen metend rekenen, enz. kenden. Dit zouden aanboddoelen/eindtermen moeten blijven of opnieuw worden
|