Vooraf : de basisidee in het memorandum luidt:
Een volgende Vlaamse Regering ondersteunt verdere stappen naar reële inclusie. We lezen ook dat het tot nog toe ging om een eerste stap naar inclusie, en dat de overheid dus ook moet werken aan nieuwe beleidskaders en beleidsassen om verdere en 'reële' inclusie te realiseren.
Dit betekent m.i. dat de VLOR-leden opteren voor meer radicaal inclusief onderwijs.
1. "Het M-decreet zette een vernieuwing op gang."
De evaluatieonderzoeken zullen drempels in kaart brengen voor de implementatie ervan. Dit is een eerste stap op weg naar inclusief onderwijs.
Er is nood aan een verder consequent doordenken van inclusie op alle onderwijsniveaus: basis- en secundair onderwijs, hoger onderwijs en levenslang leren. De verhouding tussen goed onderwijs voor iedereen en een positief leer- en leefklimaat/extra zorg moet duidelijker worden uitgeklaard.
In elk geval moet er duidelijkheid komen over het buitengewoon onderwijs als onderwijsplaats en als ondersteuning(sdienst) in het onderwijs. Deze ondersteunende rol van buitengewoon onderwijs en het clb moeten garanderen dat leernoden van bepaalde doelgroepen niet door commerciële spelers worden ingevuld. "
Commentaar
Aangezien de VLOR zich al 1996 manifesteerde als een vurige voorstander van vrij radicaal inclusief onderwijs, is het niet verwonderlijk dat ze het M-decreet nog steeds als een belangrijke vernieuwing beschouwt en een belangrijke stap vooruit in de richting van meer radicale inclusie. Uit tal van enquêtes blijkt echter dat de leerkrachten daar totaal anders over denken.
Het VLOR-memorandum formuleert dan ook geen enkele kritiek op de ontwrichtende gevolgen van het M-decreet voor het buitengewoon en gewoon onderwijs.
Verontrustend is verder dat De VLOR op een paar plaatsten gewaagt van een eerste stap in de richting van inclusief onderwijs. De VLOR stuurt overigens expliciet aan op nieuwe beleidskaders en nieuwe beleidsassen die nodig zijn om verdere stappen te zetten naar reële inclusie (zie punten 4 en 5). De VLOR wekt zo de indruk dat in de toekomst het aantal inclusieleerlingen nog fors moet toenemen. Ook minister Crevits sprak de voorbije jaren geregeld over een eerste stap in de richting van inclusief onderwijs o.a. in haar antwoord op de kritiek van de inclusie-hardliners.
De VLOR stelt: De evaluatieonderzoeken zullen drempels in kaart brengen voor de implementatie ervan. Precies alsof die drempels nog niet - en niet vooraf - bekend waren. Uit de vele getuigenissen van leerkrachten en directies weten we al welke de drempels en veroorzaakte ontwrichtingen zijn. We maken ons ook zorgen over die wetenschappelijke evaluatie: in het verleden werden evaluatie-studies bijna steeds toevertrouwd aan pleitbezorgers van de hervorming.
De VLOR stelt verder: In elk geval moet er duidelijkheid komen over het buitengewoon onderwijs als onderwijsplaats en als ondersteuning(sdienst) in het onderwijs.
De VLOR geeft hier indirect toe dat het M-decreet zo wollig geformuleerd is dat de specifieke rol en toekomst van het buitengewoon onderwijs in het vage werd gelaten.
Het is dan ook geen toeval dat inclusie-medewerkers van minister Crevits in december 2016 al een controversiële Consultatienota over de ondersteuning van zorgleerlingen publiceerden, met inbegrip van krasse uitspraken over het afschaffen van het buitengewoon onderwijs. En op 15 december publiceerde de katholieke koepel de visietekst Onderwijs voor alle leerlingen in 2025 De wervende kracht van een droom. Hierin werd resoluut gepleit voor het afschaffen van de gespecialiseerde b.o.-scholen.
Zowel de consultatienota als de nota van de katholieke onderwijskoepel wekten de indruk dat die voorstellen van december 2016 in overeenstemming waren met het M-decreet. In de consultatienota lazen we b.v.: Het voortbestaan van (scholen voor) buitengewoon onderwijs komt op termijn onder druk. 'Het einddoel van het IVRPH is duidelijk, nl. de verwezenlijking van een inclusief onderwijssysteem. Het parallel bestaan van het buitengewoon en het gewoon onderwijs is slechts in overeenstemming met Het Verdrag in afwachting van de volledige realisatie van die ambitie.
Het is geen toeval dat de VLOR in het memorandum spreekt over een eerste stap in de richting van inclusief onderwijs en verder ook stelt dat de overheid stapsgewijs een grotere convergentie tussen gewoon en buitengewoon onderwijs moet realiseren (zie punt 5).
We maken ons al meer dan 30 jaar grote zorgen over de opstelling van de VLOR inzake inclusief onderwijs.
Voor het VLOR-rapport over inclusief onderwijs van 1996 deden de VLOR-kopstukken enkel een beroep op 3 professoren waarvan geweten was dat ze zouden kiezen voor radicaal inclusief onderwijs met inbegrip van het opdoeken van het buitengewoon onderwijs. Het eerste VLOR-advies over inclusief onderwijs van 1998 klonk ook vrij radicaal. De adjunct-secretaris-generaal A. S. fungeerde als penhouder. Hij slaagde er zelfs in om de kritische bedenkingen van prof. A. Ruijssenaars om te buigen tot propaganda voor inclusief onderwijs. Ik protesteerde hier tegen, maar de voorzitter van VLOR-basisonderwijs Van Beneden gaf pas tien jaar later toe dat de Ruijssenaars-citaten inderdaad vervalst waren door de adjunct-secretaris-generaal. A.S. belde me op en gaf zelf toe dat hij de citaten vervalst had, maar suste me met de belofte dat de VLOR me in de toekomst zou raadplegen omtrent de inclusie-problematiek. A.S. ging kort daarop met pensioen, maar we werden later nooit geraadpleegd. Het voorliggend memorandum ligt dan ook in het verlengde van het radicale inclusie-advies van 1998.
2.Vaststelling VLOR: "Het M-decreet is een stap vooruit,
maar er zijn nog vele overblijvende beleidsuitdagingen"
"De overheid heeft in de voorbije legislaturen stappen gezet in de richting van inclusief onderwijs. Ze voerde zowel het M-decreet als een vernieuwd ondersteuningsmodel in. De leerlingenstromen in het onderwijs veranderden de voorbije jaren. Deze innovatie was voor schoolteams zowel in het gewoon als in het buitengewoon onderwijs een grote uitdaging op het organisatorische vlak maar zeker ook op het pedagogische en didactische vlak. Daarenboven werden de veranderingen zeer onduidelijk gecommuniceerd en was de voorbereidingstijd om ermee om te gaan veel te kort. De implementatie van het ondersteuningsmodel verliep hierdoor erg moeizaam. De overheid heeft deze vernieuwingen wel gekoppeld aan uitvoerige beleidsevaluaties.
Er zijn nog vrij veel overblijvende problemen:
onderwijsinstellingen rapporteren zeer veel gedrags- en emotionele problemen bij kinderen en jongeren, zowel in het gewoon als het buitengewoon onderwijs. Er is nog altijd geen oplossing voor de omkadering van kinderen met multipele problemen waaronder kinderen met een diepmentale handicap.
de maatschappelijke tendens om problemen van kinderen te labelen, blijft bestaan en leidt dus tot een groeiend aantal lerenden met specifieke noden. Diagnostiek kan leiden tot een beter onderbouwd handelen maar kan ook leiden tot een toenemende segregatie in plaats van tot inclusie. Ze leidt tot onzekerheid bij schoolteams over hun rol, opdracht en competenties;
er is een blijvende oververtegenwoordiging van kinderen met specifieke noden in het bso en het tso;
er is geen duidelijkheid over de afstemming tussen de eindtermen (nieuwe stijl) met inbegrip van basisgeletterdheid en de ontwikkelingsdoelen in het buitengewoon onderwijs en de IACs in het gewoon onderwijs. De leerresultaten in bepaalde types buitengewoon onderwijs en voor bepaalde ontwikkelingsdomeinen zijn niet op peil. Dit blijkt uit opeenvolgende inspectierapporten;
ouders rapporteren dat ze ondersteuningsnoden blijven hebben bij de communicatie met de school ondanks de introductie van de principes van handelingsgericht werken;
er blijft onduidelijkheid bestaan over de rol van scholen voor buitengewoon onderwijs;
er is een druk op scholen die veel zorg aanbieden, onder meer door een aanzuigeffect.
Commentaar
De VLOR verzwijgt vooreerst dat het M-decreet tot een ontwrichting van het buitengewoon en gewoon onderwijs leidde en nog verder zal leiden. De opgesomde problemen zijn problemen die ook al vóór de ondertekening van het M-decreet voorspeld werden; en die ook bekend waren vanuit de ervaring in andere landen die al vroeger inclusie invoerden. Zelf hebben we ze vanaf 1996 in Onderwijskrant uitvoerig beschreven tot en met de problemen die ondersteuningsnetwerken niet zouden kunnen oplossen. Ook de oververtegenwoordiging van kinderen met specifieke noden in het bso en het tso waren vooraf bekend mede vanuit de ervaring in andere landen. We waarschuwden tijdig dat het M-decreet tot een verdere aantasting van het bso en tso zou leiden. BSO- leerrakchten getuigden overigens dat ze verkapte buso-scholen zijn geworden.
De onduidelijkheid over de rol van scholen buitengewoon onderwijs waar de VLOR op zinspeelt, was overigens bewust ingeschreven in het vage M-decreet.
Heel merkwaardig luidt ook de stelling: de maatschappelijke tendens om problemen van kinderen te labelen, blijft bestaan en leidt dus tot een groeiend aantal lerenden met specifieke noden. Indien men de specifieke problemen niet meer mag benoemen, dan zouden ze blijkbaar als vanzelf weer verdwijnen.
3.VLOR-Vaststelling: Inclusie in onderwijs, een weerspiegeling van een maatschappelijk emancipatieproces
VLOR: Het huidige model van inclusief onderwijs ligt onder vuur van internationale organisaties. Het maatschappelijke denken over inclusie reikt veel verder dan het huidige model dat wordt uitgetekend door het M-decreet. Crevits inclusie-medewerker Leen Van Heurck schreef overigens zelf vorig jaar: Een strikte interpretatie van het VN-verdrag betekent inderdaad dat alle kinderen in het gewoon onderwijs school lopen.
De VLOR zinspeelt op de kritiek vanwege evaluatie-commissie van de VN, Unesco, UNIA
..
Commentaar
In rapporten van evaluatie-comités van VN, Unesco e.d. over de toestand van het inclusief onderwijs in tal van landen wordt steeds geconcludeerd dat er niet enkel in Vlaanderen, maar ook in Nederland, Spanje, Finland, Engeland
nog absoluut geen sprake is over inclusief onderwijs zoals het VN-verdrag het oplegt. Volgens die inclusiehardliners veronderstelt de uitvoering van het VN-verdrag niet enkel een afschaffing van het buitengewoon onderwijs, maar ook een totale omwenteling van het gewoon onderwijs, de afschaffing van jaarklassen leerplannen en eindtermen
en een in sterke mate geïndividualiseerd onderwijs.
Dit was ook al bekend bij de ondertekening van het M-decreet en was ook voor een aantal landen de reden om dit verdrag niet te ondertekenen. Ook inclusiehardliner prof. Geert Van Hove heeft steeds gesteld dat inclusief onderwijs maar mogelijk was indien het huidige gewoon onderwijs totaal omgebouwd zou worden.
Verderop in het memorandum (zie punten 4, 5 ) wekt de VLOR de indruk dat de overheid nieuwe beleidskaders moet uitwerken om meer doorgedreven inclusie te realiseren.
4. (Nieuwe) Beleidskaders om op verder te werken
De voorbije legislatuur ging er heel veel aandacht naar de implementatie van het M-decreet en de uitbouw van het nieuwe ondersteuningsmodel dat een nieuwe relatie uittekent tussen de school voor gewoon en de school voor buitengewoon onderwijs. Deze implementatie leidde tot grote veranderingen in de klaspraktijk en tot grote onzekerheid op het werkveld. Het onderwijsveld heeft nood aan een stabiel kader (visie, regeling, organisatie) voor de verdere uitrol van de ondersteuningsnetwerken. Een nauwgezette monitoring van al deze veranderingen blijft zeker noodzakelijk. Bijsturingen moeten dan ook gedragen, tijdig en transparant worden doorgevoerd.
Het nieuwe decreet leerlingenbegeleiding versterkt ook de verantwoordelijkheid van scholen om basiszorg en verhoogde zorg aan te bieden. "
Commentaar.De VLOR erkent wel een aantal M-decreet-problemen, maar de VLOR werkt de indruk dat het enkel aankomt op meer ondersteuning, op een betere implementatie en dan zullen die problemen wel verdwijnen. Niets is minder waar. Zo zal een uitgebreider ondersteuningsnetwerk nooit voldoende effectief en efficiënt zijn.
De VLOR stelt terecht dat het nieuw decreet leerlingen-begeleiding eens te meer tot een grotere taakbelasting van de leerkrachten leidt. We schreven al dat de verwachtingen van het decreet leerlingenbegeleiding totaal overtrokken en niet haalbaar zijn, maar de VLOR sprak zich enthousiast en kritiekloos uit over het decreet.
5. Nieuwe beleidsassen: pragmatisme koppelen aan verdere visieontwikkeling
"Een volgende Vlaamse Regering ondersteunt verdere stappen naar reële inclusie zowel in het basis- en secundair onderwijs als in het hoger onderwijs en het levenslang en levensbreed leren. Hiervoor moet pragmatisme gekoppeld worden aan verdere visieontwikkeling op de verschillende niveaus.
De onderwijsnoden van lerenden met specifieke leer- en ontwikkelingsnoden maken van bij de aanvang deel uit van de beleidsdossiers die grote onderwijsveranderingen uittekenen (mainstreaming) zoals masterplan basisonderwijs, modernisering secundair onderwijs, leerlingenbegeleiding en zorgbeleid, gelijke onderwijskansen, overgang van basis- naar secundair en van secundair naar hoger onderwijs, duaal leren, onderwijsinfrastructuur, de lerarenopleiding en verdere professionalisering en een geprofileerd volwassenenonderwijs.
Bouw het M-decreet verder uit om zo inclusief basis- en secundair onderwijs vorm te geven
Het beleid benut de lopende wetenschappelijke evaluatie van het M-decreet als vertrekpunt voor een verdieping en verbreding van inclusie in het basis- en secundair onderwijs.
Dit beleid zal zeker moeten inspelen op de volgende punten die momenteel onvoldoende zijn uitgeklaard:
meer leer- en ontwikkelingskansen voor lerenden met gedrags- en emotionele stoornissen, met multipele problemen, met een diepmentale handicap, doofblinde kinderen en kinderen in complexe opvoedingscontexten;
de rol van het buitengewoon onderwijs als setting én als ondersteuner. De overheid stimuleert stapsgewijs een grotere convergentie tussen gewoon en buitengewoon onderwijs in het onderwijslandschap van de toekomst.;
meer stimuli voor ambitieuze én ontwikkelingsgerichte leerdoelen voor kinderen met specifieke noden. Een reële kwalificatie is het eerste streefdoel mits dit een realistische optie is. De vaststellingen uit de onderwijsspiegels van 2016 en 2017 geven aan dat er nog groeimarge is voor kwalitatieve handelingsplanning, gebaseerd op curriculumdesign in het buitengewoon onderwijs. De reflectie over de afstemming tussen de ontwikkelingsdoelen en de eindtermen nieuwe stijl is nog helemaal niet gebeurd. Een punt van zorg is ook de band met de studiebekrachtiging in het secundair onderwijs.
Commentaar
Wat bedoelt de VLOR met de stelling: de overheid stimuleert stapsgewijs een grotere convergentie tussen gewoon en buitengewoon onderwijs. Mogen beide niet hun eigenheid en specifiek opdracht behouden? Deze uitspraak doet me ook denken aan uitspraken in het memorandum van het katholiek onderwijs dat in feit aanstuurt op het opdoeken van aparte scholen b.o.
Wat bedoelt de VLOR met het uitwerken van curriculumdesign in het buitengewoon onderwijs?
De overheid en de beleidsverantwoordelijken van de koepels hebben zich sinds de wet van 1973 nooit echt ingelaten met het lot van het buitengewoon onderwijs inzake leerplannen en het uitwerken van b.v. methodes voor leerlingen van type 8 en type 1. Minister Crevits en andere leden van de commissie onderwijs hebben overigens al erkend dat de samensmelting van type 8 en type 9 in het zgn. basisaanbod geleid heeft tot een te heterogeen leerlingenpubliek. Voor zon publiek kan men geen passend curriculumdesign uitwerken. De kritiek vanwege de inspectie op b.v. de inhoudelijke uitwerking van het basisaanbod lijkt me dan ook een goedkope kritiek.
6. Besluiten
We maken ons grote zorgen over de inclusie-uitspraken in het VLOR-memorandum. Er wordt aangestuurd op meer radicaal inclusief onderwijs.
Het verwondert ons dat blijkbaar ook de lerarenvakbonden het memorandum ondertekenden. Het verwonderde ons destijds ook al dat de lerarenvakbonden die achteraf wel kritiek formuleerden op het M-decreet, toch bijna alle met uitzondering van de COC- het M-decreet enthousiast ondertekenden.
Ook de kopstukken van de onderwijskoepels spraken zich heel enthousiast uit. We reageerden destijds dan ook kritisch op de sussende uitspraken van Mieke Van Hecke, toenmalig kopstuk katholiek onderwijs. Van Hecke stelde dat de leerkrachten zich geen zorgen moesten maken omdat volgens het M-decreet enkel kinderen die het gewone curriculum konden volgen, toegang zouden krijgen tot het gewoon onderwijs.
|