1. Ontscholer
Van den Branden & Co wassen handen in onschuld
1.1 Ontkenning van rage van constructivisme, kennisrelativisme
en zelfgestuurd leren
Op 28 mei j.l.
interviewde de krant De Standaard Philip
Brinckman, de voorzitter van de expertengroep Toekomst onderwijs van minister
Weyts. In dit interview betreurde Brinckman o.a. de nefaste invloed van het
constructivisme en kennisrelativisme zoals dit ook gepropageerd werd door
onderwijskundigen en lerarenopleiders (vooral universitaire). Hij pleitte
tegelijk voor de herwaardering van het klassieke leraargestuurd onderwijs, van
basiskennis, van automatiseren e.d.
De uitspraken van Brinckman sluiten aan bij het
regeerakkoord en bij de beleidsverklaring van minister Weyts. Daar lezen we
o.a.: We werken aan de opwaardering van het aspect kennis, naast vaardigheden,
attitudes en persoonlijkheidsvorming. Dat blijkt ook in uitspraken over het
belang van het Nederlands en het versterken van dit vak, het belang van
grammatica in lager en secundair onderwijs, de herwaardering van de
vakdisciplines en vakkennis.
De Leuvense taalprofessor Kris Van den Branden, een van de
meest invloedrijke constructivisten/beeldenstormers van de voorbije 25
jaar, kreeg de voorbije jaren veel
kritiek te verduren ook vanwege Dirk Van Damme (OESO) b.v. In een scherpe reactie op Brinckmans kritiek
publiceerde hij op 30 mei zijn
ontkennings- en apologiebrief Directe instructie zaligmakend? Hij ontkende dat hij, dé onderwijskundigen,
dé lerarenopleiders, dé onderwijsbegeleiders ... ooit het constructivisme,
zelfontdekkend leren, kennisrelativisme
hebben gepromoot.
Niets is minder waar. Van den Branden stelt al 25 jaar dat
ons onderwijs op de schop moet, maar die beeldenstormerij wordt nu ontkend. Op
17 september 2015 bij de opening van het nieuwe VLOR-werkjaar b.v. beweerde Van
den Branden: De wereld is drastisch veranderd, maar de scholen zijn gewoon hopeloos verouderd. Hij pleitte voor
het werken vanuit een beperkt aantal vage sleutel-competenties voor de 21ste
eeuw als informatie, kennis, taal, je eigen kracht, het leven op de planeet,
, doen werken. Hij vond dan ook dat de vakken afgeschaft
dienden te worden. Achteraf werd hij door heel veel begeleidingsdiensten, een
aantal lerarenopleidingen, onderwijskoepels
uitgenodigd om zijn boodschap te
verkondigen, en uit te pakken met verlossing uit de ellende.
Van den Branden en
veel propagandisten van het kennisrelativisme en constructivisme voelen
zich blijkbaar geviseerd door de vele kritiek van de voorbije jaren en door de
beleidsverklaring. Ze proberen nu de handen in onschuld te wassen. De
onheilsprofeten die het onderwijs wilden verlossen uit de ellende, veranderen
plots het geweer van schouder en beschuldigen de klokkenluiders: niet zij, maar
critici als Brinckman propageren eenzijdig en nefast onderwijs.
Brinckman stelde in
het interview: Vroeger nam de
leerkracht het voortouw in het leerproces;
dit is echter al twintig jaar aan het afkolven. Sommigen duwen mij graag
in de conservatieve hoek omdat ik geen aanhanger ben van het pedagogisch
constructivisme. Die strekking zegt dat kinderen zelf hun kennis en vaardigheden samensprokkelen en
dat de leraar daarbij niet sturend mag
zijn.
Diepgaand inzicht vereist ook voldoende kennis. Hij betreurde
ook dat al te veel onderwijskundigen en lerarenopleiders het constructivisme en
kennisrelativisme propageerden. Hiermee sloot Brinckman zich gewoon aan bij de
gangbare kritiek op de vele constructivisten en ontscholers die al decennia
stellen dat ons onderwijs op de schop moet.
Ook de Leuvense onderwijskundigen Bieke De Fraine & Kim
Bellens wezen terecht op de rage van het constructivisme: De constructivistische principes hebben een
grote invloed gehad op de instructiepraktijken in het Vlaams onderwijs.
Afgeleid van de constructivistische principes, wordt er hierbij aangenomen dat
leerlingen vanuit hun eigen keuzes en interesses komen tot het zelf actief
verwerven van de nodige leerstof. Leerkrachten worden/werden aangeraden de rol
van facilitator van leren op te nemen en meer vanop de achtergrond het
leerproces van leerlingen te coachen (in: Wat Werkt? Acco, 2012).
De recente ontkennings- en apologie-actie van Van den
Branden - en van de vele ondertekenaars
van zijn protestbrief - stimuleerde ons om er dit themanummer van
Onderwijskrant aan te besteden. Er staat veel op het spel.
1.2 VdBr ontkent wat hij 25 jaar aanbeden heeft
Nooit beweerd: onderwijs moet op de schop, leerlingen leren enkel taal door
zelfontdekking
In 2017 nog poneerde
Van den Branden nog: Het traditioneel taalonderwijs moet een radicale omslag
maken. De leerlingen moeten voortaan zelf aan de slag. Zelfstandig zaken
opzoeken, samen met andere leerlingen werken aan zgn. totale taken. Ook de
grenzen tussen de lessen lezen, grammatica, spelling en literatuur moeten weg.
Volgens hem waren ook het klassiek dictee en veel andere
aanpakken passé (Het klassiek dictee is zo passé, De Standaard - 26 januari
2017).Maar in zijn protestbrief wekt Van den Branden de indruk dat hij nooit
beweerd heeft dat het onderwijs en het taalonderwijs hopeloos verouderd waren.
We maakten de voorbije decennia de rage van het constructivisme
en kennisrelativisme mee. Ook Van den
Branden en zijn Leuvens taalcentrum legden volop de klemtoon op eenzijdig vaardigheidsonderwijs. Van den
Branden en co pleitten de voorbije 25 jaar voor eenzijdig taakgericht,
communicatief & zelfontdekkend taalvaardigheidsonderwijs. Ze bestreden ook
het invoeren van een aantal intensieve NT2-lessen voor anderstalige leerlingen.
Al 25 jaar bestrijden we de taal- en onderwijsvisie van het
Leuvens taalcentrum. In een
Onderwijskrantinterview begin 1996 wezen
we prof. Koen Jaspaert,
de eerste directeur van het Leuvens Steunpunt NT2, er op dat wij en de meeste praktijkmensen hun taal- en
onderwijsvisie absoluut niet genegen waren. Jaspaert repliceerde zelfverzekerd: Onze Leuvense
visie gaat inderdaad lijnrecht in tegen de gangbare onderwijsopvatting &
taalvisie. Van een leraar wordt normaal
verwacht dat hij het leerproces stuurt, dat hij zelf de verschillende stappen
die kinderen moeten zetten uittekent. In onze analytische aanpak gaat dit heel anders. Een leerling wordt
onmiddellijk geconfronteerd met een geheel, een taaltaak waaruit hij/zij zelf
taalelementen moet destilleren. De kinderen zijn zelfstandig aan het leren.
Als ze goed bezig zijn laat je ze doen, en als ze vastlopen help je wat. We
stelden ook dat we geenszins akkoord gingen met zijn keuze voor een globale
leesmethodiek in het eerste leerjaar.
Van den Branden poneerde
in het VLOR-rapport met de sprekende titel
Taalvaardigheidsonderwijs. Wat de leerlingen zelf doen, doen ze beter!
(2005): Leerlingen leren taal niet door onderwezen te worden over taal, niet
dankzij uiteenzettingen over hoe het systeem van de taal in kwestie in elkaar
zit, maar door zelfontdekking. Bij kinderen zowel als volwassenen verloopt dat
niet-gestuurde proces van zelfontdekking heel succesvol. Je leert taal door taal te gebruiken in functie van
een bepaald (niet-talig) doel dat moet worden bereikt: een voorwerp moet worden
gemaakt, een handeling uitgevoerd, een probleem opgelost.
In mei 1993 al namen we met collegas van de
lerarenopleiding en met Onderwijskrant afstand van de constructivistische
refreintjes in de ontwerpeindtermen voor de taalvakken die later ook in de
leerplannen doordrongen en tot een aantasting van het taalonderwijs leidden.
Gelukkig bewezen veel leraren
waar mogelijk lippendienst aan de constructivistische onderwijsvisie
van Van den Branden en zijn Leuvens
taalcentrum, van veel onderwijskundigen, leerplanopstellers, begeleiders,
inspecteurs, beleidsmakers, VLOR-kopstukken
1.3 Ontkenningstactiek & apologie voorbije
2 jaar
Straks analyseren we grondig Van den Brandens ontkennings-
en apologie-protestbrief van 30 mei,
waarin hij ontkent wat hij de voorbije 25 jaar - en ook nog in 2017 & 2015
- verkondigd heeft. Hij is met zijn
brief niet aan zijn proefstuk toe. Toen
de kritiek op zijn visie vanwege mensen
als Dirk Van Damme (OESO) e.a. de
kranten haalde, en een jaar geleden ook indirect tot uiting kwam in het
regeerakkoord, probeerde Van den Branden
de kritiek te weerleggen door zijn vroegere uitspraken te ontkennen. Een
paar voorbeelden.
*Op 20 januari 2018 schreef de grote propagandist van
zelfontdekkend leren op zijn blog Duurzaam onderwijs: Ik ben geen tegenstander
van klassikaal onderwijs Integendeel, onderzoek toont inderdaad aan dat
klassikaal onderwijs zeer goed werkt als aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
Overigens is klassikaal onderwijs nog steeds de meest gehanteerde werkvorm in
het onderwijs. De voorbije 25 jaar klonk het: Enkel wat de leerlingen zelf
ontdekken, blijft hangen en leidt tot fundamenteel leren; in tegenstelling tot het oppervlakkige leren
dat door een uitleg van de leraar bereikt wordt.
Anderhalf jaar
geleden fabuleerde hij op zijn blog in
een reactie op kritiek: (1) Als
lerarenopleiders leren we toekomstige leraren om directe instructie in te
zetten als dat aangewezen is. (2) Het taakgericht taalonderwijs dat ons Leuvens taalcentrum al 30 jaar propageert, draait om
de zoektocht naar de best mogelijke synthese van kennis- en
vaardigheidsonderwijs. (3) We leren onze
studenten ook dat kennis en inzicht ondersteunend zijn voor de ontwikkeling van
cruciale vaardigheden. In zijn protestbrief van 30 mei j.l. beweerde hij
ongeveer hetzelfde. Plots geen pleidooi meer voor zelfontdekkend leren,
eenzijdig taalvaardigheidsonderwijs. In
januari 2017 klonk het nog: Het traditioneel taal-onderwijs moet een
radicale omslag maken. Zelfstandig zaken opzoeken
Van den Branden reageerde op 27 augustus 2019 op de
meedogenloze kritiek van Dirk Van Damme
in De Standaard. Van Damme poneerde op 23 augustus: De school van de
sociolinguïsten (dus: Van den Branden, Van Avermaet en Co), ook pedagogen en
didactici zijn verantwoordelijk voor de
huidige situatie (ontscholing, niveaudaling, uitholling van het taalonderwijs
).Van den Branden voelde zich uiteraard geviseerd. In zijn reactie op die
aantijgingen verzweeg hij wijselijk de basiskritiek van Van Damme. Hij
repliceerde: Ik ga er wijselijk van uit dat de krant De Standaard de ideeën
van Van Damme te oppervlakkig heeft weergegeven, want ik kan me niet
voorstellen dat het hoofd van een onderzoekscentrum van de OESO zoveel
onderzoek over (taal)onderwijs negeert (In: Een sterk taalvak volstaat niet,
De Standaard). Hij verzweeg ook dat de meeste kritiek de voorbije jaren
afkomstig was van de leerkrachten zelf die wezen op de uitholling van het
taalonderwijs als gevolg van het eenzijdig communicatief
taalvaardigheidsonderwijs en taalkennisrelativisme dat de voorbije decennia
gepropageerd werd door zijn taalcentrum, door de eindtermen en leerplannen waar
Van den Branden aan meewerkte, door het quasi monopolie sinds 1990 in de
ondersteuning en het onderzoek van het taalonderwijs.
*Van den Branden bestreed de voorbije decennia de invoering
van extra NT2-taallessen vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs: en
schreef dat er geen verschil was tussen NT1 en NT2 . In september j.l. beweerde
hij plots op zijn blog dat hij geen tegenstander was van extra NT2-lessen voor
anderstalige leerlingen. Dit was een reactie op het beleidsplan van minister
Weyts.
In zijn protest- en apologiebrief van 30 mei paste Van den
Branden exact dezelfde verdedigingstactiek toe: de pyromaan die ontkent dat hij
als lerarenopleider betrokken was bij de onderwijsbrand, dat er ooit sprake was van constructivisme,
kennisrelativisme, vernietigende kritiek op leraargestuurd onderwijs e.d.
Dit was volgens hem ook niet het geval
bij andere lerarenopleiders e.d. In
volgende bijdrage illustreren we uitvoerig de propaganda van (vooral
universitaire) lerarenopleiders voor de constructivistische aanpak, het
kennisrelativisme e.d. Een aantal van hen ondertekenden maar al te graag de
ontkenningsbrief van Van den Branden.
1.4 Schrik voor verlies geprivilegieerde positie
Van de Branden en co bekleedden de voorbije kwarteeuw een
geprivilegieerde positie binnen het circuit van de beleidsadvisering, de vet
gesponsorde onderwijsondersteuning en beleidsondersteunende studies. Nu ze die
geprivilegieerde positie vrezen kwijt te geraken, gaan ze in het verweer en
wassen ze de handen in onschuld. Dit
kwam ook in de maand juni j.l. tot uiting toen Van den Branden en
andere kopstukken van het SONO-onderzoeksproject in een open brief aan minister Weyts hun
beklag deden over het feit dat dit onderzoeksproject niet langer meer verlengd
zou worden. Ze probeerden ook leden van de commissie onderwijs voor hun kar te
spannen. Dit leidde tot een debat in de commissie onderwijs.Van den Brandens ontkenning van de aantijgingen, en de vrees
om in de toekomst minder bevoordeeld te worden vanuit het beleid
, zijn
begrijpelijk. Mensen als Van den Branden en zijn Leuvens
taalcentrum die de voorbije 30 jaar op
enorm veel overheidssubsidie en aandacht
vanwege de beleidsmakers konden rekenen, vrezen nu blijkbaar dat die gouden tijd voorbij zou kunnen zijn.
We vrezen echter dat zijn recente poging
om de positie van Philip Brinckman te
ondermijnen via een totale vertekening van de uitspraken van Brinckman, een
onbesuisde zet is, en eerder een boemerangeffect
zal opleveren.
1.5 Nieuwe wind: herwaardering klassieke pijlers, leraargestuurd onderwijs e.d.
Met Onderwijskrant namen we de voorbije decennia het
voortouw in de strijd tegen de grote ontscholingsdruk & constructivisme, en
de ermee verbonden aantasting van belangrijke pijlers van onze sterke Vlaamse
onderwijstraditie. We konden hierbij op de steun rekenen van veel
praktijkmensen, ook voor onze grote O-ZON-campagne van 2007. We startten die
strijd in 1986 en waarschuwden dan in
bijdragen vooral om voor het
wiskundeonderwijs niet over te schakelen op de constructivistische aanpak van
het Nederlandse Freudenthal Instituut.
De voorbije 34 jaar investeerden we
enorm veel energie in de strijd tegen het constructivisme en ermee gepaard gaand ook tegen het
kennisrelativisme, het afstand nemen van werken met het
jaarklassensysteem, vanuit
vakdisciplines, enz. We pleitten voor de
herwaardering van de pijlers van onze sterke onderwijstraditie. Onze
inspanningen hiervoor op het vak van het leren rekenen, het leren lezen in het
eerste leerjaar
drongen ook door in de klaspraktijk.
De voorbije vijf jaar konden we voor onze strijd tegen allerhande vormen van ontscholing steeds meer op de openlijke steun rekenen
vanuit academische & politieke kringen; ook daar nam de kritiek op de
ontscholingsdruk, het constructivisme, het kennisrelativisme
toe. In kranten
verscheen geregeld openlijke kritiek: vanwege Dirk Van Damme (OESO),
professoren taalkunde, de professoren-psychologen Wim Van den Broeck en Wouter
Duyck, lerarenopleider Tim Surma
We ontvingen ook steun vanuit Nederland, van
prof. Paul Kirschner e.a. Ook het
recente regeerakkoord en de beleidsverklaring van minister Ben Weyts
nemen openlijk afstand van het constructivisme, het kennisrelativisme
en van
de kritiek op leraargestuurd onderwijs.
We krijgen dus de indruk dat er een nieuwe wind waait in het
Vlaams onderwijs, een eerder oude wind eigenlijk, een herwaardering &
optimalisering van de sterke kanten van onze Vlaamse onderwijstraditie. Dit
doet deugd na 50 jaar strijd tegen de ontscholingsdruk en voor de herwaardering
van het jaarklassenstelsel en de ermee verbonden klassikale instructie,
leerplannen per leerjaar, enz. Al vanaf de late jaren 1960 werd leraargestuurd
onderwijs en het jaarklassensysteem verguisd als de oorzaak van alle mogelijke
kwalen. Als pedagogen en lerarenopleiders waren we b.v. bijna de enigen die de voorbije decennia verkondigden dat de invoering van het
jaarklassenstelsel een enorme
vooruitgang betekende.
Maar die strijd is nog
lang niet gestreden. Terug op het juiste onderwijsspoor geraken is
veelal een zaak van lange adem. Dit ervaarden we ook in de strijd omtrent het
wiskundeonderwijs, het
leesonderwijs, de lerarenopleidingen, de
eerste graad secundair onderwijs, de invoering van NT2-onderwijs, het
gelijke-kansen-discours,
Dat er een nieuwe wind waait, merken we de voorbije
jaren ook aan het feit dat veel
ontscholers hun visie niet meer openlijk durven propageren. De meesten hielden
zich de voorbije drie jaren eerder gedeisd;
als je geschoren wordt, kan je
het best stil blijven zitten. Op zich beschouwen we dit als een overwinning. We merken tegelijk dat Kris Van den Branden
& andere ontscholers de voorbije
drie jaar alle aantijgingen ontkennen.
In deze bijdrage analyseren we Van den Brandens recente apologie van 30 mei j.l. in de krant De
Standaard. In de andere bijdragen in dit themanummer maken we een gestoffeerde
analyse van de rage van het constructivisme, kennisrelativisme e.d
2 Ontkenning, én namens dé
lerarenopleiders, én opgelegde eindtermenvisie, ...
2.1 Ontkenningstactiek & apologie
In punt 1.3
illustreerden we al de ontkenningstrategie en apologie die Van den Branden de
voorbije twee jaar toepast. Dat was eens te meer het geval op 30 mei j.l. Van den Branden publiceerde een
opiniebijdrage waarin hij de basiskritieken van Brinckman verzweeg, enkele
zinnen isoleerde uit hun context; en zo
bij de lezers de valse indruk wekte dat
niet hij en veel gelijkgezinden, maar Brinckman een totaal eenzijdige visie verdedigde.
In zijn apologie verzon Van den Branden tegelijk dat hijzelf, andere lerarenopleiders, kopstukken onderwijskoepels
steeds een evenwichtige onderwijsvisie
hebben gepropageerd - met de nodige aandacht ook voor leraargeleide instructie,
basiskennis, automatiseren, e.d.
We zouden ons kunnen verheugen over het feit dat Van den Branden zich bekeerd heeft, nu onderschrijft wat hij vroeger verketterd heeft. Maar die ontkenning is vooral
een poging om de eigen handen in onschuld te wassen en zo geen schuld te
moeten bekennen: een poging tegelijk ook
om ook in de toekomst nog veel werk en
overheidsgeld voor de eigen winkel binnen te halen.
We vrezen dat de felste ontscholers niet zomaar zullen
abdiceren, en dat ze de pogingen om het onderwijs weer op het rechte pad te
krijgen, op alle mogelijke wijzen zullen
tegenwerken. Dit blijkt ook uit het feit dat een aantal van hen Van den Brandens protestbrief al te
graag ondertekenden. Hij kon ook de voorbije jaren ook op de steun rekenen van
de VLOR-kopstukken, de kopstukken van onderwijskoepels, veel
onderwijsbegeleiders, topambtenaren
Ze nodigden hem b.v. de voorbije jaren
overal uit om te komen verkondigen dat ons Vlaams onderwijs hopeloos verouderd
was. Naar eigen zeggen mocht hij 150 keer optreden op studiedagen e.d. en
zonder enige tegenspraak
Geen sprake van
constructivisme, kennisrelativisme
?
Niemand heeft volgens Van den Branden de klassieke &
leraargestuurde aanpak in vraag gesteld.
Niemand heeft geopteerd voor een
cultuuromslag, voor constructivisme, kennisrelatisvisme - en zo de kwaliteit
van het onderwijs aangetast.
Was het maar zo. In punt 1.1 verwezen we naar Bieke De Fraine en Kim Bellens die in
hun studie stelden dat de constructivistische principes wel een grote
invloed hebben gehad op de instructiepraktijken
in het Vlaams onderwijs. Ook de lerarenopleiders Tim Surma & Kristel van Hoyweghen betreurden in
december 2019 de grote propaganda voor
de constructivistische principes en de ontscholingsdruk: Al geruime tijd
worden leraren en scholen overspoeld met impliciete boodschappen dat leren (in
casu, het verwerven van basiskennis en vaardigheden) niet meer op de eerste
plaats staat. Wie daarvoor evidentie wil zien, moet zich bijvoorbeeld maar eens
verdiepen in het gemiddelde nascholingsaanbod voor de leraren en directies de
voorbije 15 jaar, de inhoud van de omzendbrieven vanuit onderwijskundige
instanties richting onderwijsveld en publicaties voor leraren in
onderwijstijdschriften. Ook de leerplanmakers en onderwijsinspectie hebben veel invloed gehad (op hun website A
design for education). Ook beleidsmakers & topambtenaren propageerden de
voorbije decennia volop het constructivisme. Uiteraard ook prof. Roger
Standaert die de eindtermenoperatie patroneerde en de onderwijsvisie achter de
eindtermen uitschreef in Uitgangspunten van de eindtermen. In de volgende
bijdragen wordt overduidelijk dat er sprake was/is van een echte rage.
2.2 Protest in naam van dé lerarenopleiders & van onderwijsvisie eindtermen &
onderzoek
Om zijn protestbrief
gewichtiger te maken, wekt Van
den Branden de indruk dat hij deze na
een grondige studie samen met en namens dé Vlaamse lerarenopleiders
opstelde; en dat hun
visie/onderwijspraktijk overeenstemt met de opgelegde onderwijsvisie van de
eindtermen, én tevens op veel onderzoek gebaseerd is.
Hij schrijft in de inleiding: Als Vlaamse lerarenopleiders
hebben we een collectieve en diepgaande poging gedaan om de uitspraken van
mijnheer Brinckman te begrijpen. We zijn er niet in geslaagd, vrezen we. En ook verder
heeft hij het steeds over dé Vlaamse lerarenopleiders - ook zij zouden
het constructivisme, kennisrelativisme
niet gepropageerd hebben. Niets is
minder waar; een paar illustraties.
De universitaire
lerarenopleiders Antonia Aelterman (UGent), Nadine Engels (VUB), Peter
Van Petegem (UA), Frans Daems (UA), Linda Van Looy (VUB), ... propageerden in
2004 volop de constructivistische en studentgestuurde aanpak. Ze beriepen zich
hierbij expliciet op de constructivistische visie van de eindtermen (zie pagina
16 in dit nummer.)
In een VLOR-rapport van 2008 propageerden de
onderwijskundigen/lerarenopleiders Filip Dochy, Martin Valcke, Roger Standaert,
Ferre Laevens, Herman Baert
volop het
constructivisme en kennisrelativisme. Ze schreven enthousiast:
Compe-tentiegericht onderwijs hangt mede samen met het nieuwe onderwijskundige
paradigma van het constructivisme dat aanstuurt op zelfsturend, construerend,
reflectief en authentiek leren in contextgebonden en complexe omgevingen. Een
belangrijke component is dus zelf ontdekken en construeren van de eigenkennis
en vaardigheden: de leerlingen moeten alleen of in groep, inductief leerstof,
regels en vaardigheden ontdekken en zo hun competenties construeren (Competentie-ontwikkelend onderwijs, VLOR,
p. 152). Op pagina 156 luidt het: Dit
soort onderwijs veronderstelt ook een hoge mate van zelfregulerend vermogen. Er
bestaan immers ook steeds minder vaste
referentiekaders en de levensloop is veel minder voorspelbaar.. De
universitaire opstellers van het VLOR-rapport pakken tegelijk uit met een karikatuur van het
traditioneel onderwijs: Uiteenzetting/hoorcolleges/frontale setting; de
lerende is eerder passief, klassikale en aanbodge-stuurd curriculum,afzonderlijke
en opgesplitste vaar-digheidsmodules, disciplinaire aanpak, evaluatie gericht
op kennisverwerving ...
Geen eensgezindheid bij lerarenopleiders
Van eensgezindheid
bij dé lerarenopleiders e.d. was en is er wel geen sprake. Zelf protesteerden we als lerarenopleiders
- samen met collegas - al sinds
1993 geregeld tegen de opgedrongen
constructivistische principes in de
(ontwerp)eindtermen en leerplannen, in uitgangspunten van de
basiscompetenties voor de leraren, in
vakdidactieken voor de taalvakken, voor
het wiskundeonderwijs, enz. In Onderwijskrant
werd destijds ook de kritiek vanuit andere lerarenopleidingen opgenomen.
Ook in recente publicaties van de
lerarenopleiders Tim Surma & Kristel van Hoyweghen & van de Gentse lerarenopleider Pedro De Bruyckere
wordt het constructivisme als een grote kwaal bestempeld, en gepleit voor een
herwaardering van de leraargestuurde aanpak.
In punt 6 gaan we verder in op de uiteenlopende opstelling van de
lerarenopleiders.
3 Brinckman & critici: constructivisme,
kennisrelativisme
= aantasting
kwaliteit
Alvorens verder de protestbrief te analyseren bekijken we
eerst de uitspraken van Philip
Brinckman, op 28 mei in de krant De
Standaard. Simon Grymonprez bezocht
zijn school te Turnhout zogezegd omtrent
de aanpak van de 'schoolwerking
in coronatijd'. In het interview ging het echter maar voor een beperkt deel
over dit thema, maar ook over een paar antwoorden die Grymonprez hem
ontfutselde over de expertengroep
Toekomst onderwijs en de visie van Brinckman.
In het interview ging
het vooreerst over de gevolgen van de coronacrisis. ... De volgende listige vraag van Grymonprez luidde: Is het niet raar om nu als expertengroep
te focussen op kwaliteit van het
onderwijs, terwijl we de coronabrand nog volop moeten blussen? En zo
ontfutselde Grymonprez enkele uitspraken over de kwaliteit van het onderwijs.
Herwaardering
leraargestuurd onderwijs & kritiek
op constructivisme & kennisrelativisme
Brinckman: Als je zo veel mogelijk onderwijskansen voor
zoveel mogelijk kinderen wil creëren dan moet dat met degelijk onderwijs zijn.
Vroeger nam de leerkracht het voortouw in het leerproces, dit is al twintig
jaar aan het afkolven. De reden dat sommigen mij graag in de conservatieve hoek
duwen, is omdat ik geen aanhanger ben van het pedagogisch constructivisme. Die
strekking zegt dat kinderen zelf hun
kennis en vaardigheden samensprokkelen en dat de leraar daarbij niet sturend
mag zijn. Maar vooral ook kwetsbare
leerlingen zijn daar de dupe van. Zij beschikken immers over te weinig
voorkennis of puzzelstukken. Daarbovenop belanden te veel maatschappelijke
problemen op het onderwijsbordje. Het unieke aspect van de school - grondige
kennis en inzicht doorgeven - komt daardoor in de verdrukking.
In plaats van kennis door te geven, moeten
we ons steeds meer met andere dingen bezig houden, verkeerseducatie, voeding,
hygiëne,
Dit gaan ten koste van het diepere inzicht dat we voorheen konden
aanbieden. Geen inzicht zonder voldoende kennis. Onderwijs is ook geen
bezigheidstherapie.
Te veel
lerarenopleiders die zelfactiverende werkvormen, kennisrelativisme
propageren
Brinckman betreurde ook terecht dat al te veel
onderwijskundigen en lerarenopleiders
het belang van de leraargestuurde aanpak,
basiskennis e.d. relativeerden: Jammer genoeg moeten we ook dikwijls
jonge, pas afgestudeerde leerkrachten op het hart drukken zich niet te
verliezen in allerlei 'zelfac-tiverende werkvormen'. Het eerste wat we hier op
ons college zeggen tegen afgestudeerde leerkrachten is: geef goed en boeiend
les via directe instructie, en vergeet de rest.
Als je op school aan sociale emancipatie wil doen, is de school een
unieke plaats. Daarom mogen we op kennis niet bezuinigen. Als men zegt dat de
sociale kloof op school groter wordt, dan is dat omdat er te weinig basiskennis
wordt meegegeven. En het automatiseren van kennis heeft ook nog zin. En je kunt
daar best zo vroeg mogelijk mee beginnen.
Van den Branden wekt in zijn
protest- en apologie -brief de indruk dat Brinckman alleen staat met
zijn kritiek. Maar zijn uitspraken sluiten
volledig aan bij de kritiek die de voorbije jaren geformuleerd
werden door de meeste praktijkmensen,
door Onderwijskrant en in onze O-ZON-campagne-2007, door Dirk Van Damme (OESO), door tal van
professoren
Het is ook de kritiek op de ontscholing en kwaliteitsdaling van
het onderwijs in de beleidsnota van minister Ben Weyts, en de kritiek
die Van den Branden en zijn
Leuvens taalcentrum al lang te verduren kregen. Dit verklaart ook waarom hij
zich de voorbije 2 jaar geroepen voelde
om geregeld te reageren op de aantijgingen.
4 Protestbrief/apologie: verdere analyse
4.1 Niet wij, maar Brinckman & co verkondigen
eenzijdige & nefaste visie
In zijn protestbrief concludeert Van den Branden: Als
Vlaamse lerarenopleiders kunnen we ons niet
voorstellen dat de uitspraken van mijnheer Brinckman bedoeld
waren als een negatieve evaluatie van het werk dat we al jaren verrichten.
Volgens Van den Branden zijn Brinckmans kritieken geenszins toepasselijk op
hemzelf en op dé Vlaamse
lerarenopleiders in het algemeen.
Hij maakt de lezers
wijs te maken dat niet hij een eenzijdige en nefaste visie propageert, maar wel
Brinckman, Weyts en de vele andere critici. Hij schrijft: We hopen dat de
expertengroep die mijnheer Brinckman voorzit haar debat over de kwaliteit en de
toekomst van het Vlaamse onderwijs zal voeren met inachtneming van de
complexiteit van leer- en onderwijsprocessen.
Van den Branden en co wordt ten laste gelegd dat ze een vrij eenzijdige
en extreme onderwijsvisie voorstaan. Hij draait in zijn protestbrief de rollen
om: niet wij, maar onze critici, de opstellers van de beleidsverklaring van
minister Weyts ... promoten een eenzijdige/nefaste
visie.
Manipulatie vergeet
de rest = eenzijdige visie Brinckman!??
Om dat doel te bereiken verzwijgt Van den Branden de
belangrijkste kritieken van Brinckman i.v.m. constructivisme,
kennisrelativisme, e.d. Hij pikt bij de start van zijn verweer de woorden vergeet de rest uit de slotzin die Brinckman aan zijn analyse
toevoegde om meteen te wijzen op de eenzijdigheid. Binckman besloot: Ik heb
voor elke nieuwe leerkracht die pas uit de lerarenopleiding komt een duidelijke
boodschap: Geef goed en boeiend les via directe instructie en vergeet de rest.
De uitspraak vergeet de rest betekent in de context van de
voorafgaande uitspraken: vergeet dat
vooral leerlinggeactiveerde & constructivistische werkvormen
heilzaam zijn, dat kennis geen centrale rol speelt, dat automatiseren van
vaardigheden niet zo belangrijk is
, ook
al is dit je tijdens je lerarenopleiding wijs gemaakt. Ook wij gaven/geven als larenopleiders onze
studenten de raad: vergeet de constructivistische praatjes, vergeet
wat Kris Van den Branden beweert i.v.m. taalonderwijs als En-kel wat de leerlingen zelf ontdekken,
blijft hangen en leidt tot fundamenteel leren;
in tegenstelling tot het oppervlakkige leren dat door een uitleg van de
leraar bereikt wordt. We voegen er ook
aan toe dat die mooi klinkende praatjes in de klaspraktijk ook moeilijk toepasbaar
zijn.
Van den Branden
haalde de woorden vergeet de rest uit de context en sneerde: We vinden het
als lerarenopleiders moeilijk om te begrijpen waarom onze studenten al de
rest zouden moeten vergeten. Welke rest is dat dan? Dat ze bekommerd zijn om
het welbevinden en de motivatie van hun leerlingen? Dat ze oog hebben voor de
verschillen tussen leerlingen en gedifferentieerd inspelen op de noden van
sterk presterende en minder sterk presterende leerlingen? Dat ze goed leren
communiceren met ouders en andere onderwijspartners? Dat ze constructief
samenwerken met hun collegas? Dat ze op een valide en betrouwbare manier leren
evalueren en constructieve feedback geven aan hun leerlingen? Van al deze
aspecten geeft onderzoek aan dat ze onderwijskwaliteit bevorderen. We kunnen
moeilijk geloven dat mijnheer Brinckman suggereert dat we als lerarenopleiders
zo snel mogelijk moeten stoppen met aan die belangrijke aspecten van
onderwijzen aandacht te besteden.
Uiteraard is moeilijk te geloven dat Brinckman & Co al die opgesomde dingen onbelangrijk vinden.
Ook Brinckman formuleerde de voorbije jaren al herhaaldelijk en ook meer
uitgebreid een genuanceerde onderwijsvisie in de krant De Tijd, en die
opiniebijdragen zijn Van den Branden ook wel bekend. Van den Branden
verzint dat Brinckman maar 1 werkvorm
propageert, enkel directe instructie en dan nog in de enge zin van het woord,
- in de zin van doceren waarbij de leerlingen passief zijn (zie punt 4.2). Hij wekt
verder ook de indruk dat
Brinckman enkel maar kennis propageert, en vaardigheden onbelangrijk vindt.
Maar waar Binckman meer aandacht vraagt voor het automatiseren, gaat het
uiteraard vooral ook om het
automatiseren van vaardigheden als vaardig en vlot berekenen e.d. (zie punt 4.3).
4.2 Ook wij vinden directe instructie, klassikaal
leren belangrijk!??
Van den Branden ontkent in zijn protestbrief de kritiek dat
hij en veel lerarenopleiders en
onderwijskundigen zich heel negatief uitlieten over het belang van instructie en
klassikaal onderwijs. Hij beweert nu: Als lerarenopleiders leren we
toekomstige leraren om directe instructie in te zetten als dat aangewezen is. Als reactie op kritiek beweerde Van den
Branden vorig jaar ook al op zijn blog dat hij steeds klassikaal onderwijs heel
belangrijk had gevonden. Raar, maar waar.
Het Leuvens taalcentrum van
Kris Van den Branden - Van den Branden, Piet Van Avermaet, Koen
Jaspaert, Machteld Verhelst
; verkondigt al bijna 30 jaar: "Enkel
wat leerlingen zelf ontdekken, blijft
hangen; in tegenstelling tot het
oppervlakkige leren dat door een uitleg van de leraar bereikt wordt. Van den Branden ontkent nu dus dat hij en al
te veel
lerarenopleiders het belang van instructie en klassikaal onderwijs in
vraag stelden. In punt 2.2 toonden we al even aan dat ook veel
universitaire lerarenopleiders en onderwijskundigen volop de
constructivistische aanpak, kennisrelativisme
e.d. propageerden. In de volgende bijdragen wordt dit verder uitvoerig
geïllustreerd.
In publicaties van Van den Branden en van veel
ondertekenaars vindt men overigens geen pleidooien vóór, maar enkel tegen
leraargestuurd & kennisrijk
onderwijs, jaarklassensysteem e.d. Van den Branden kan er overigens ook niet
naar verwijzen. In de volgende bijdragen illustreren we dit overvloedig.
Relativering van belang directe instructie = passieve leerlingen,
te weinig inzicht
!??
Van den Branden stelt wel dat zij geen tegenstander zijn van
directe instructie, maar hij relativeert meteen ook het belang ervan: Zo
leren we onze studenten ook dat zelfs de beste en meest boeiende directe
instructie niet automatisch tot kennis en inzicht leidt: leren is een proces
waarin leerlingen een actieve rol spelen. We leren onze studenten daarom om
directe instructie af te wisselen met andere onderzoeksgebaseerde methodes zoals coöperatief leren en zelfgestuurd
leren.
Verkeerde voorstelling van
directe instructie
Van den Branden verengt hier met opzet directe instructie,
leraargestuurd leren, tot doceerlessen waarbij de leerlingen geen actieve
rol zouden spelen en weinig inzicht
zouden verwerven. Ook geleid-ontdekkend leren, automatiseren van vaardigheden
zijn overigens vormen van expliciete
instructie. Prof. Simon Veenman drukte de betekenis en het belang van directe instructie zo uit:
Directe instruc-tie betreft alle
gerichte handelingen met het doel de leeractiviteiten van de leerling te
ondersteunen en in een gewenste richting te sturen. Een uitgangspunt is ook dat
kennis, inzichten en vaardigheden die binnen een cultuur als betekenisvol en
functioneel worden beschouwd, veelal het
meest doelmatig en doelgericht op een directe manier aan de leerlingen worden
onderwezen. Het begrijpen van de culturele werkelijkheid geschiedt beter,
geordender, doelgerichter en doelmatiger als de leraar zelf die zaken aan de
orde stelt die de leerling nog niet begrijpt en beheerst. Daarbij biedt de leraar nieuwe informatie veelal in kleine stappen
aan, en
stelt bij elke stap veel denkvragen, om
enerzijds het begrip van studenten te controleren en anderzijds wat er
geleerd is te versterken. De leraar moet
veel demonstreren met uitleg over hoe je
iets doet en waarom. Door de voortdurende interactie met de leerling kan de leraar
ook gerichte en tijdige feedback geven en de begeleiding geleidelijk
afbouwen, totdat de student het zonder ondersteuning kan (in Paper ten
behoeve van de cursus Instructievaardigheden, September 2001). Dat is heel iets
anders dan de wijze waarop Van den Branden directe instructie voorstelt/verminkt.
4.3 Brinckman propageert klakkeloos van buiten
leren, maar niet begrijpen, verklaren!?
Van den Branden ontkent verder dat hij en de
constructivisten al te weinig aandacht besteden aan het automatiseren van
vaardigheden. Hij vervangt de term automatiseren bij Brinckman door van
buiten leren en suggereert dat het bij
Brinckman enkel gaat om inzichtsloos,
klakkeloos van buiten leren, memoriseren
van feiten. Hij stelt: We leren onze
studenten ook dat iets van buiten leren inderdaad nog zinvol kan zijn, zoals
mijnheer Brinckman onderstreept, maar dat ze als leraren veel meer moeten
ambiëren: dat hun leerlingen leren begrijpen, verklaren, analyseren, evalueren,
creëren, verantwoorden, kritisch denken
. Precies de critici van de constructivisten stellen dat b.v. vlot berekenen gebaseerd is
op kennis en inzicht in getallen en vlotte berekeningswijzen, maar dat
daarnaast ook het automatiseren van de berekeningswijzen, het voldoende
inoefenen van de kennis van woordenschat, spellingregels, grammatica
belangrijk zijn.
4.4 Geen kennisrelativisme & kunstmatige tegenstelling
kennis-vaardigheden !?
Van den Branden en Co
pleitten steeds voor eenzijdig
taalvaardigheidsonderwijs en maakten een
kunstmatige tegenstelling tussen kennis en vaardigheden. De titel van
zijn VLOR-boek van 2005 luidde dan ook
Taal-vaardigheids-onderwijs en niet
Taal-onderwijs. Voor systematisch onderwijs van taalkennis was er weinig of
geen ruimte. Pedagoog Jan Saveyn betreurde in 2007: Het Leuvens
Taalsteunpunt opteerde voor radicaal vaardigheidsonderwijs.
Woordenschatrijtjes, zinsontleding, aanleren van grammaticale - en
spellingregels
waren uit den boze. De leerling moest volgens de analytische
taalverwervingsmethode al doende leren vanuit globale taaltaken en
zelfontdekkend hun eigen taal analyseren. (in: Tijdschrift Nova et Vetera,
september 2007).
Van den Branden maakt de lezers nu wijs dat uitgerekend hij en dé
lerarenopleiders steeds het grote belang
van kennis hebben beklemtoond, dat er geen sprake was van kennisrelativisme &
de ermee gepaard gaande overbeklemtoning van vaardigheidsonderwijs, en
van de tegenstelling tussen kennis en vaardigheden.
Van den Branden draait de rollen om en schrijft
beschuldigend: We vinden het als lerarenopleiders verwarrend dat mijnheer
Brinckman de kerntaak van de school definieert als grondige kennis en inzicht
bijbrengen; alsof Brinckman enkel kennis belangrijk vindt en niet vaardigheden
e.d.
Van den Branden
beweert aansluitend dat niet hij,
maar Brinckman een kunstmatige tegenstelling maakt tussen kennis en
vaardigheden: Wij leren onze studenten
dat het in het onderwijs niet draait om kennis of vaardigheden, maar om de
weldoordachte symbiose van kennis, vaardigheden en attitudes. De tegenstelling
tussen kennis en vaardigheden is een
hopeloos verouderde tegenstelling uit de vorige eeuw.
Ook Brinckman en co vinden basisvaardigheden heel belangrijk. Vandaar ook het belang van automatiseren.
Het zijn wel degelijk constructivisten
als Van den Branden, leerplanvoorzitters ... die kennis veel minder belangrijk
vinden en ook een kunstmatige tegenstelling maken tussen taalkennis en
taalvaardigheid, tussen doing
mathematics en knowing mathematics, ...
4.5 Dé lerarenopleiders volgen de opgelegde eindtermen-visie, een evenwichtige
visie!?
Van den Branden
beweert verder dat dé lerarenopleiders de door de overheid
opgelegde onderwijsvisie van de eindtermen en basiscompetenties volgen, en dat het hier om een evenwichtige visie gaat: De lerarenopleiders
beschouwen het als een van hun kerntaken dat student-leraren de doelstellingen
van hun lessen leren baseren op de eindtermen van de Vlaamse overheid. Die
stellen zwart op wit dat kennis en inzicht ondersteunend zijn voor de
ontwikkeling van cruciale vaardigheden en competenties.
Geen sprake dus van
constructivisme, kennisrelativisme en ook niet in de gevolgde
eindtermenonderwijsvisie. Niets is minder waar. De eindtermenvisie luidt:
Leren moet opgevat worden als een constructief & actief proces. De traditionele schoolse kennis staat minder
centraal. De nadruk ligt op probleemoplossende inzichten en vaardigheden. Men
is uitgegaan van een optimistische visie op leren en ontwikkeling, vertrekkend
van de groeikracht van kinderen. Dit wordt verder verduidelijkt met de beschrijving van een
aantal verschuivingen, zoals voorrang voor vaardigheden t.o.v. kennis, minder vakgericht leren, minder cognitief en
sequentieel. We lezen ook nog: De keuze
voor een constructivistische benadering
stemt overeen met de nieuwste inzichten inzake didactiek en
leerpsychologie. Dit wijst overduidelijk op de constructivistische
visie: kennisrelativisme, op al te
weinig aandacht voor de vakdisciplines en voor de stapsgewijze
opgebouwde kennis.
5 Onze visie is op onderzoek gebaseerd!??
Van den Branden pretendeert/bluft ook dat de onderwijspraktijk
van hem en van dé lerarenopleiders op onderzoek is gebaseerd. Hij schrijft:
Als Vlaamse lerarenopleiders die steeds
bekommerd zijn om onderzoeksgebaseerde onderwijspraktijken kunnen we ons niet
voorstellen dat de uitspraken van mijnheer Brinckman bedoeld waren als een
negatieve evaluatie van het werk dat we al jaren verrichten. Hij weet maar al
te best dat die kritiek zo bedoeld is, maar probeert die te weerleggen met het
argument dat die gecontesteerde onderwijspraktijken, constructivisme &
zelfontdekkend leren, kennisrelativisme op onderzoek gebaseerd zijn, en dat de
critici uit de nek kletsen.
Het Max-Planck-Institut für Bildungsforschung onderzocht in
1996 het effect van directe instructie in vergelijking met de gepropageerde
alternatieven als cosntructivisme e.d., en dit volgens studies in verschillende landen. De onderzoekers
concludeerden: "Tot verbazing van veel reformpedagogen blijkt uit de meest
grondige studies dat 'directe instructie' veruit het meest effectief is.
Directe instructie verbetert niet enkel de prestaties van bijna alle
leerlingen, maar verhoogt ook het zelfvertrouwen in het eigen kunnen en
reduceert de faalangst. Dit is dan ook de algemene conclusie van ons overzicht
van enkele effectstudies in verschillende landen (Max-Planck Institut, 1996).
Op pagina 32-33
verwijzen we naar een groot aantal studies die er op wijzen dat
leraargestuurd onderwijs veel effectiever is dan constructivistisch. In
volgende bijdragen komen ook tientallen auteurs en onderzoekers aan het woord
die verklaren waarom de
constructivistische claims niet deugen.
Het is ook geen toeval dat men in tal van landen inmiddels ook afstapte van b.v. de destijds
ingevoerde constructivistische wiskunde.
6 Protestbrief namens dé lerarenopleiders &
ondertekenaars die handen in onschuld wassen
6.1 Ontkenning namens dé lerarenopleiders?
We stelden al in punt 2.2 dat Van den Branden de lezers en ondertekenaars wijs maakt dat hij zijn protestbrief na grondige studie en samen met de lerarenopleiders opstelde; dat hij dus niet in eigen naam schrijft, maar in naam van dé Vlaamse lerarenopleiders: Als Vlaamse lerarenopleiders hebben we een collectieve en diepgaande poging gedaan
Als Vlaamse lerarenopleiders kunnen we ons niet voorstellen
Dit getuigt van ongelooflijk veel lef en tegelijk van lezersbedrog. Hij wekt de indruk dat zijn protestbrief samen met dé lerarenopleiders is opgesteld, dat dus dé lerarenopleiders zijn onderwijsvisie onderschrijven.
Ondertekenaars & lezers die het interview met Brinckman niet gelezen hebben, kregen een totaal verkeerd beeld van Brinckmans betoog voorgeschoteld. Door de verkeerde voorstelling van Brinckmans visie en van zijn eigen visie misleidde Van den Branden veel lezers & ondertekenaars. Hij poneerde dat hij, dé lerarenopleiders wel steeds veel belang zijn blijven hechten aan instructie, basiskennis, automatiseren
, geen kunstmatige tegenstelling maakten tussen kennis en vaardigheden, inzicht & actieve inbreng van de leerlingen nastreefden, ...
Veel misleide lerarenopleiders & andere ondertekenaars drukken met hun ondertekening eerder uit dat ze het niet eens zijn met de constructivistische visie, het kennisrelativisme e.d. die veel onderwijskundigen, universitaire lerarenopleiders,
hen probeerden op te dringen.
Geen consensus binnen dé lerarenopleiders: ook veel kritiek op constructivisme e.d.
Het constructivisme e.d. werd binnen de universitaire lerarenopleidingen & door onderwijskundigen volop gepropageerd; maar dat was veel minder het geval in de geïntegreerde lerarenopleidingen, regentaten en normaalscholen. Van een consensus bij dé lerarenopleiders was/is er geen sprake.
Tal van lerarenopleiders namen de voorbije decennia expliciet afstand van het constructivisme en kennisrelativisme, en van de taalvisie van Van den Branden. Enkele illustraties.
In het evalatierapport-2001 van de doorlichting van de normaalscholen en regentaten schreef de verslaggever prof. Eisendrath dat de doorlichters betreurden dat de meeste lerarenopleiders de door de basiscompetenties voor de leraar opgelegde constructivistische en competentiegerichte aanpak niet genegen waren. Slechts enkele opleidingen pakten daar openlijk mee uit. Als toenmalig normaalschoolcoördinator kan ik getuigen dat ook wij er op de lerarenopleiding afstand van namen. In b.v. Onderwijskrant nr. 94 van 1996 en in Onderwijskrant nr. 96 van 1997 protesteerden we als lerarenopleiders tegen de opgedrongen constructivistische en studentgestuurde aanpak (zie pagina 17 in dit nummer). Een van ons deed dit ook als lid van de academische raad van de hogeschool.
Van den Branden zelf stelde in 2004 in een eigen bevraging overigens vast dat de meeste lerarenopleiders en de door hen opgeleide aspirant-leer-krachten zijn constructivistische taal- en onderwijsvisie geenszins lustten (Kris Van den Branden & Koen Van Gorp: 'Hoe vernieuwend denken studenten in de lerarenopleidingen over taalonderwijs?', 2004, Internet.) En ook Koen Jaspaert betreurde in 2006 dat de praktijkmensen de visie van het Leuvens taalcentrum niet genegen waren.
Op de geïntegreerde lerarenopleidingen de vroegere regentaten en normaalscholen verkondigden de meeste lerarenopleiders in die tijd dus geenszins de eenzijdige onderwijsvisie die Van den Branden en veel van zijn geestesgenoten binnen de universitaire lerarenopleidingen wel verkondigden. Ook de meeste taaldocenten namen/nemen overigens afstand van de taaltheorie van het Leuvens taalcentrum en van de door de leerplanvoorzitters van de taalvakken in 1997 opgelegde analoge taalvisie. Op onze lerarenopleiding was dit ook overduidelijk het g
|