Kris Van den Branden en
co: we hebben nooit constructivisme & kennisrelativisme
gepropageerd. Ontscholers ontkennen & wassen handen in onschuld
Bijdrage
n.a.v. apologiebrief van Van den Branden
van 30 mei als reactie op kritiek vanwege Philip Brinckman
1 Ontscholer Van den Branden & Co wassen
handen in onschuld
1.1 Ontkenning van rage van constructivisme, kennisrelativisme en
zelfgestuurd leren
Op 28
mei j.l. interviewde de krant De Standaard
Philip Brinckman, de
voorzitter van de expertengroep Toekomst onderwijs. In dit interview
betreurde Brinckman o.a. de nefaste invloed van het constructivisme en
kennisrelativisme zoals dit ook gepropageerd werd door onderwijskundigen en
lerarenopleiders (vooral universitaire). Hij pleitte tegelijk voor de
herwaardering van het klassieke leraargestuurd onderwijs, van basiskennis, van
automatiseren e.d. Brinckman: Vroeger nam de leerkracht het voortouw in het leerproces,
dit is al twintig jaar aan het afkolven. De reden dat sommigen mij graag in de
conservatieve hoek duwen, is omdat ik geen aanhanger ben van het pedagogisch
constructivisme. Die strekking zegt dat kinderen zelf hun kennis en vaardigheden samensprokkelen en
dat de leraar daarbij niet sturend mag
zijn.
Diepgaand inzicht vereist ook voldoende
kennis. Hij betreurde ook dat al te veel lerarenopleiders het
constructivisme en kennisrelativisme propageren. Hiermee sloot Brinckman zich
gewoon aan op de gangbare kritiek op de vele constructivisten en ontscholers. En
in Onderwijskrant betreurden ook wij al in 1996 dat veel universitaire lerarenopleiders en ook
enkele normaalscholen het constructivisme omarmden.
Prof. Kris Van den Branden voelde zich
blijkbaar geviseerd; hij is een van de meest invloedrijke ontscholers/constructivisten
van de voorbije 25 jaar en kreeg de voorbije jaren ook veel kritiek te verduren
ook van Dirk Van Damme (OESO) b.v. In
een scherpe reactie op Brinckmans kritiek publiceerde hij op 30 mei de
ontkennings- en apologiebrief: Directe
instructie zaligmakend? Hij ontkende dat hij en andere lerarenopleiders
ooit het constructivisme, zelfontdekkend leren, kennisrelativisme
hebben
gepromoot. Niets is minder waar. Dit is de aanleiding voor deze bijdrage.
Zelf bestrijden we al 35 jaar de optocht van het constructivisme en
kennisrelativisme en de aantasting van de pijlers van onze sterke Vlaamse
onderwijstraditie. Ook de Leuvense
onderwijskundigen Bieke De Fraine & Kim Bellens wezen in 2012 op de grote invloed van het
constructivisme: de constructivistische principes hebben een grote invloed gehad op de
instructiepraktijken in het Vlaams onderwijs. Afgeleid van de
constructivistische principes, wordt er hierbij aangenomen dat leerlingen
vanuit hun eigen keuzes en interesses komen tot het zelf actief verwerven van
de nodige leerstof. Leerkrachten worden/werden aangeraden de rol van
facilitator van leren op te nemen en meer vanop de achtergrond het leerproces
van leerlingen te coachen (in: Wat Werkt? Acco, 2012).
1.2 Van den Branden ontkent wat hij 25 jaar
aanbeden heeft
Weg met klassieke methodiek; leerlingen leren taal door
zelfontdekking
In mei 1993 al namen we met collegas van de
lerarenopleiding en met Onderwijskrant afstand van de constructivistische
refreintjes in de ontwerpeindtermen voor de taalvakken die later ook in de leerplannen
doordrongen en tot een aantasting van het taalonderwijs leidden. Gelukkig wezen
de meeste taalleraren de constructivistische taalvisie van het Leuvens
taalcentrum van Van den Branden en van de leerplanopstellers af voor
zover dat uiteraard mogelijk was.
Toen we prof. Koen Jaspaert,
de eerste directeur van het Leuvens Steunpunt NT2, in een Onderwijskrantinterview van 1996 er op wezen dat wij en de praktijkmensen hun Leuvense taal- en
onderwijsvisie absoluut niet genegen waren, repliceerde Jaspaert zelfverzekerd: Onze Leuvense visie gaat inderdaad lijnrecht in tegen de gangbare
onderwijsopvatting & taalvisie. Van een leraar wordt normaal verwacht dat hij het leerproces
stuurt, dat hij zelf de verschillende stappen die kinderen moeten zetten
uittekent. In onze analytische aanpak
gaat dit heel anders. Een leerling wordt onmiddellijk geconfronteerd met
een geheel, een taaltaak waaruit hij/zij zelf taalelementen moet destilleren.
De kinderen zijn zelfstandig aan het leren en de leerkracht bekijkt dat. Als ze
goed bezig zijn laat je ze doen, en als ze vastlopen help je wat.
De voorbije 25 jaar legden Van den Branden en zijn taalcentrum volledig de klemtoon volledig op zelfontdekkend
leren en eenzijdig vaardigheidsonderwijs. Hij poneerde b.v. in het VLOR-rapport Taalvaardigheidsonderwijs.Wat
de leerlingen zelf doen, doen ze beter! (2005) : Leerlingen leren taal niet door onderwezen te worden over taal,
niet dankzij uiteenzettingen over hoe het systeem van de taal in kwestie in
elkaar zit, maar door zelfontdekking. Bij kinderen zowel als volwassenen
verloopt dat niet-gestuurde proces van zelfontdekking heel succesvol. Je
leert taal door taal te gebruiken in
functie van een bepaald (niet-talig) doel dat moet worden bereikt: een voorwerp
moet worden gemaakt, een handeling uitgevoerd, een probleem opgelost. Elders
luidde het: Enkel wat de leerlingen zelf ontdekken, blijft hangen en leidt tot
fundamenteel leren; in tegenstelling tot
het oppervlakkige leren dat door een uitleg van de leraar bereikt wordt. Van den Branden en co pleitten 25 jaar voor
eenzijdig taakgericht, communicatief & zelfontdekkend
taalvaardigheidsonderwijs. Ze bestreden de voorbije 25 jaar ook het invoeren
van een aantal intensieve NT2-lessen voor anderstalige leerlingen en stelden
NT1=NT2. Ze kregen ook hiervoor veel kritiek vooral ook vanwege de
praktijkmensen.
Ook nog op 17 september 2015 bij de opening
van het nieuwe VLOR-werkjaar van de
VLOR, poneerde Van den Branden: De wereld is drastisch veranderd, maar de
scholen zijn gewoon hopeloos verouderd.
Hij pleitte voor te werken vanuit een beperkt aantal vage sleutelcompetenties
als informatie, kennis, taal, je eigen kracht, het leven op de planeet .. doen
werken. Hij vond dan ook dat de vakken
afgeschaft dienden te worden. Achteraf
werd hij door heel veel begeleidingsdiensten, een aantal lerarenopleidingen
uitgenodigd om die vernietigende boodschap te verkondigen, en uit te pakken met verlossing uit de
ellende, met zijn wollige
sleutelvaardigheden voor de 21ste eeuw.
Voor de koepel van het katholiek onderwijs mocht hij ook de nieuwe
ZILL-onderwijsvisie inspireren die eveneens pleit voor constructivistisch,
ontwikkelend en contextueel leren.
1.3 Steeds dezelfde ontkenningstactiek &
apologie
Straks analyseren we grondig Van den Brandens
de ontkennings- en apologie-protestbrief
van 30 mei. Hij is niet aan zijn proefstuk toe. Toen de kritiek op zijn visie vanwege mensen als Dirk Van Damme (OESO) e.a.
de kranten haalde, en een jaar geleden
ook indirect tot uiting kwam in het regeerakkoord, probeerde Van den Branden de kritiek te weerleggen door zijn vroegere
uitspraken te ontkennen. Een paar voorbeelden.
*Op 20 januari 2018 schreef de grote
propagandist van zelfontdekkend leren & criticus van klassikaal onderwijs
plots op zijn blog Duurzaam onderwijs: Ik
ben geen tegenstander van klassikaal onderwijs Integendeel, onderzoek toont
inderdaad aan dat klassikaal onderwijs zeer goed werkt als aan bepaalde
voorwaarden is voldaan. Overigens is klassikaal onderwijs nog steeds de meest
gehanteerde werkvorm in het onderwijs.
Anderhalf jaar geleden beweerde hij als een
reactie op de vele kritiek op zijn blog
precies het tegenovergestelde van wat hij en zijn taalcentrum al 25 jaar
verkondigden. Hij fabuleerde: (1) Als lerarenopleiders leren we
toekomstige leraren om directe instructie in te zetten als dat aangewezen is. (2)
Het taakgericht taalonderwijs dat ons Leuvens
taalcentrum al 30 jaar propageert, draait om de zoektocht naar de best
mogelijke synthese van kennis- en vaardigheidsonderwijs. (3) We
leren onze studenten ook dat kennis en inzicht ondersteunend zijn voor de
ontwikkeling van cruciale vaardigheden.
Plots geen pleidooi meer voor zelfontdekkend leren, eenzijdig
taalvaardigheidsonderwijs.
*Van den Branden reageerde op 27 augustus
2019 op de meedogenloze kritiek van Dirk Van Damme in De Standaard. Van Damme poneerde op 23
augustus: De school van de
sociolinguïsten (dus: Van den Branden, Van Avermaet en Co), ook pedagogen en
didactici zijn verantwoordelijk voor de
huidige situatie (ontscholing, niveaudaling, uitholling van het taalonderwijs
). Van den Branden voelde zich uiteraard geviseerd. In zijn reactie op
die aantijgingen verzweeg hij wijselijk de basiskritiek van Van Damme. Hij
repliceerde: Ik ga er wijselijk van uit
dat de krant De Standaard de ideeën van Van Damme te oppervlakkig heeft
weergegeven, want ik kan me niet voorstellen dat het hoofd van een
onderzoekscentrum van de OESO zoveel onderzoek over (taal)onderwijs negeert
(In: Een sterk taalvak volstaat niet, De Standaard). Hij verzweeg ook dat de
meeste kritiek de voorbije jaren afkomstig was van de leerkrachten zelf die
wezen op de uitholling van het taalonderwijs als gevolg van het eenzijdig
communicatief taalvaardigheidsonderwijs en taalkennisrelativisme dat de
voorbije decennia gepropageerd werd door zijn taalcentrum, door de eindtermen
en leerplannen waar Van den Branden aan meewerkte, door het quasi monopolie
sinds 1990 van Van den Branden en Co in de ondersteuning en het onderzoek van
het taalonderwijs.
*In september j.l. beweerde de man die de
invoering van extra NT2-taalllessen vanaf de eerste dag van het
kleuteronderwijs bestreed en schreef dat er geen verschil was tussen NT1 en NT2
In zijn protest- en apologiebrief van 30 mei in
De Standaard paste Van den Branden
exact dezelfde verdedigingstactiek toe: de pyromaan die ontkent dat hij
betrokken was bij de constructivisme-brand en zelfs dat er ooit sprake was van
constructivisme, kennisrelativisme, vernietigende kritiek op leraargestuurd
onderwijs e.d. In de volgende bijdrage
illustreren we uitvoerig de propaganda van de vele propagandisten voor de
constructivistische aanpak, het kennisrelativisme e.d
1.4 Schrik voor verlies van geprivilegieerde positie: paniekvoetbal
Van de
Branden en co
bekleedden de voorbije kwarteeuw een geprivilegieerde positie binnen het circuit
van de beleidsadvisering, de vet gesponsorde onderwijsondersteuning en
beleidsondersteunende studies. Nu ze die geprivilegieerde positie dreigen kwijt
te geraken, gaan ze in het verweer. Dit kwam ook in de maand juni tot uiting
toen Van den Branden samen met andere kopstukken van het
SONO-onderzoeksproject in een open brief
aan minister Weyts hun beklag deden over het feit dat dit onderzoeksproject
niet langer meer verlengd zou worden. Ze probeerden ook leden van de commissie
onderwijs voor hun kar te spannen. Dit leidde tot een debat in de commissie
onderwijs.
Van den
Brandens
ontkenning van de aantijgingen en van de kritiek dat hij mede verantwoordelijk is voor de aantasting van de kwaliteit van het
Vlaams onderwijs, de recente poging om
de voorzitter van de expertengroep Toekomt onderwijs in de verdomhoek te
duwen en als onbekwaam te bestempelen, de vrees om in de toekomst minder
bevoordeeld te worden vanuit het beleid
, zijn begrijpelijk. We vrezen echter dat zijn poging om de positie
van Philip Brinckman te ondermijnen via
een totale vertekening/vervalsing van de uitspraken van Brinckman, een
onbesuisde zet is en eerder een boemerangeffect zal opleveren.
1.5
Nieuwe wind in Vlaams onderwijs: herwaardering klassieke pijlers?
Met Onderwijskrant namen we de voorbije
decennia het voortouw in de strijd tegen de grote ontscholingsdruk &
constructivisme en de ermee verbonden
aantasting van belangrijke
pijlers van onze sterke Vlaamse onderwijstraditie. We konden hierbij op de
steun rekenen van veel praktijkmensen, ook voor onze grote O-ZON-campagne van
2007. We startten die strijd in 1986 en waarschuwden dan vooral om voor het wiskundeonderwijs niet over te
schakelen op de constructivistische aanpak van het Nederlandse Freudenthal
Instituut. De voorbije 34 jaar investeerden we
enorm veel energie in de strijd tegen het constructivisme en ermee gepaard gaand ook tegen het
kennisrelativisme, het afstand nemen van werken vanuit vakdisciplines, enz.
De voorbije vijf jaar konden we voor onze
strijd gelukkig steeds meer op de openlijke steun rekenen
vanuit academische & politieke kringen; ook daar nam de kritiek toe op de
ontscholingsdruk, het constructivisme, het kennisrelativisme
In kranten
verscheen geregeld openlijke kritiek vanwege Dirk Van Damme (OESO), professoren
taalkunde, de professoren Wim Van den Broeck en Wouter Duyck
Ook het recente
regeerakkoord en de beleidsverklaring van minister Ben Weyts nemen openlijk
afstand van het constructivisme, het kennisrelativisme
.
De Brusselse
prof. Wim van den Broeck is niet
mals voor de dominerende onderwijskunde, maar wees tegelijk op een nieuwe wind.
Ook
in Vlaanderen is de onderwijskunde sterk geïnfecteerd geraakt door een
overdosis ideologie die niet alleen het doel van onderwijs heel anders ging
definiëren (catering van individuele leerbehoeften t.o.v. cultuuroverdracht),
maar ook pretendeerde te weten hoe best onderwezen wordt (bv. door zgn. 21st
century skills). Veel van deze onderwijskundigen gedragen zich als
anti-onderwijskundigen: ze houden helemaal niet van onderwijs en alles wat
onderwijs tot onderwijs maakt, spuwen ze uit. In de plaats daarvan poneren ze
dan hun zgn. vernieuwende ideeën, waarbij ze niet in de gaten hebben dat ze al
decennia lang steeds met dezelfde, al lang versleten, opvattingen komen
aandraven. Ze begrijpen vooral niet dat onderwijs gestoeld is op eeuwige
waarden die hun effectiviteit al lang bewezen hebben. Maar gelukkig is er enige kentering merkbaar:
in Vlaanderen en Nederland staan enkele jonge onderzoekers op, gesteund door
enkele anciens, die zich de kop niet zot meer laten maten. Ze kijken
realistisch naar wat echt werkt, en wat de wetenschap daarover kan zeggen
(vooral ook de cognitieve psychologie). Het zal echter zn tijd nodig hebben,
en ondertussen moeten we door de zure vruchten van kwaliteitsverlies op alle
fronten. Men make zich geen illusies: verder wegzakken zal het Vlaamse
onderwijs de komende jaren. We citeren even zijn (website Klasse op 13
juni 2017).
We krijgen dus de indruk dat er een nieuwe
wind waait in het Vlaams onderwijs, een eerder oude wind eigenlijk, een
herwaardering & optimalisering van de sterke kanten van onze Vlaamse
onderwijstraditie. Dit doet deugt na 34 jaar strijd; maar die strijd is nog niet volledig
gestreden. Terug op het juiste
onderwijsspoor geraken is veelal een zaak van lange adem. Dit ervaarden we ook
in de strijd omtrent het wiskundeonderwijs,
het leesonderwijs, de lerarenopleidingen,
de eerste graad secundair onderwijs, het NT2-onderwijs, het
gelijke-kansen-discours,
Dat er een nieuwe wind waait, merken we de
voorbije jaren ook aan het feit dat veel
ontscholers hun visie niet meer openlijk durven propageren. We merken tegelijk
dat Kris Van den Branden & andere ontscholers de voorbije jaren alle aantijgingen
ontkennen. De meeste ontscholers hielden zich de voorbije jaren eerder
gedeisd; als je geschoren wordt, kan
je het
best stil blijven zitten. Prof.
Kris Van den Branden die ook in kranten
opvallend veel kritiek kreeg, reageerde wel geregeld op de aantijgingen. Hij
poneerde telkens dat de kritiek ongegrond was, dat hij en zijn taalcentrum nooit het
constructivisme, kennisrelativisme, eenzijdig vaardigheidsonderwijs e.d. propageerden; verderop illustreren we
dat uitvoerig.
2 Ontkennings- en verdedigingstactiek in
protestbrief 30 mei j.l.
2.1
Ontkenningstactiek & apologie
Brinckman betreurde in een
interview op 28 mei in de krant De Standaard
o.a. de nefaste invloed van het constructivisme en kennisrelativisme
zoals dit ook gretig gepropageerd werd door onderwijskundigen en veel universitaire lerarenopleiders. Hij
pleitte tegelijk voor de herwaardering van het klassieke leraargestuurd onderwijs,
van basiskennis, van automatiseren e.d.
In punt
1..3 illustreerden we al de ontkenningstrategie en apologie die Van den
Branden de voorbiej jaren toepast. Dat
is eens te meer het geval op 30 mei j.l.
Prof. Kris Van den Branden publiceerde een
opiniebijdrage waarin hij de
basiskritieken van Brinckman verzweeg, enkele zinnen isoleerde uit hun context
en zo bij de lezers de valse indruk
wekte dat niet hij en veel gelijkgezinden, maar Brinckman een totaal eenzijdige
visie verdedigde. In zijn apologie verzint Van den Branden tegelijk dat hijzelf, andere lerarenopleiders, kopstukken van
onderwijskoepels
steeds een
evenwichtige onderwijsvisie hebben gepropageerd- met de nodige aandacht ook
voor leraargeleide instructie, basiskennis, automatiseren e.d.
We krijgen dus de indruk dat Van den Branden
en andere ontscholers zich hebben bekeerd. We zouden ons dus moeten verheugen over het feit dat
ontscholers zich bekeerd hebben, dat ze nu onderschrijven wat ze vroeger verguisd hebben. Het is opvallend hoe ontscholers als Van den
Branden en co de voorbije jaren niet meer openlijk durven uitkomen voor hun
ontscholende visie.. En de grote tegenstander van NT2-taalonderwijs,
manifesteerde zich enkele maanden geleden zelfs als een pleitbezorger van extra
NT2-lessen voor anderstalige kinderen.
Maar die bekering is vooral ook een poging om
de eigen handen in onschuld te wassen en zo geen schuld te moeten
bekennen: een poging ook om ook in de
toekomst nog veel werk voor de eigen
winkel binnen te halen. We vrezen echter
dat de felste ontscholers niet zomaar
zullen abdiceren, en dat ze de pogingen
om het onderwijs weer op het rechte pad te krijgen, zullen tegenwerken. Dit blijkt ook uit het feit dat
een aantal van hen de protestbrief van
Van den Branden graag ondertekenden. Mensen als Kris Van den Branden en zijn
Leuvens taalcentrum die de voorbije 30
jaar op enorm veel overheidssubsidie en
aandacht vanwege de beleidsmakers konden rekenen, vrezen nu blijkbaar ook dat
die gouden tijd voorbij zou kunnen zijn.
Geen sprake van constructivisme, kennisrelativisme
?
Niemand heeft volgens de protestbrief van Van den Branden de klassieke &
leraargestuurde aanpak in vraag gesteld.
Niemand heeft geopteerd voor een
cultuuromslag, voor constructivisme, kennisrelatisvisme - en zo de kwaliteit
van het onderwijs aangeast.
Was
het maar zo. In punt 1.1 verwezen we naar Bieke De Fraine en Kim Bellens die in hun
studie stelden dat de
constructivistische principes wel een grote invloed hebben gehad op de instructiepraktijken in
het Vlaams onderwijs. De lerarenopleiders Tim Surma & Kristel van Hoyweghen betreurden in
december 2019 de grote propaganda voor
de constructivistische principes en op de ontscholingsdruk: Al geruime tijd
worden leraren en scholen overspoeld met impliciete boodschappen dat leren (in
casu, het verwerven van basiskennis en vaardigheden) niet meer op de eerste
plaats staat. Wie daarvoor evidentie wil zien, moet zich bijvoorbeeld maar eens
verdiepen in het gemiddelde nascholingsaanbod voor de leraar en directies de
voorbije 15 jaar, de inhoud van de omzendbrieven vanuit onderwijskundige
instanties richting onderwijsveld en publicaties voor leraren in
onderwijstijdschriften. Ook de leerplanmakers en onderwijsinspectie hebben veel invloed gehad (op de website A
design for education). Ook beleidsmakers & topambtenaren propageerden de
voorbije decennia volop het constructivisme.
2.2 Protest in naam van dé lerarenopleiders?
Van den Branden wekt tevens de valse indruk
dat hij zijn protestbrief na een grondige studie samen met de Vlaamse
lerarenopleiders opstelde. Hij schrijft in de inleiding : Als Vlaamse lerarenopleiders hebben we een collectieve en diepgaande
poging gedaan om de uitspraak van mijnheer Brinckman te begrijpen. We zijn er
niet in geslaagd, vrezen we. En ook
verder in de protestbrief heeft hij het steeds over dé Vlaamse lerarenopleiders.
De universitaire lerarenopleiders Antonia Aelterman (UGent),
Nadine Engels (VUB), Peter Van Petegem (UA), Frans Daems (UA), Linda Van Looy
(VUB), ... propageerden destijds volop de constructivistische en
studentgestuurde aanpak. Maar in punt 5
tonen we aan dat er de voorbije decennia
geenszins sprake was van eensgezindheid onder dé lerarenopleiders. Vooral universitaire
lerarenopleiders vergaloppeerden zich en kozen en pakten uit met een
cultuuromslag, met constructivisme en leerlinggestuurd onderwijs, kennisrelativisme
en eenzijdig vaardigheidsonderwijs. In de geïntegreerde lerarenopleidingen was
dat minder het geval- en vooral ook bij de vakleerkrachten. Zelf protesteerden we
als lerarenopleiders al sinds 1996
geregeld tegen de opgedrongen constructivistische principes in de
uitgangspunten van de basiscompetenties
voor de leraren, in eindtermen
en leerplannen, in vakdidactieken voor de taalvakken, voor het
wiskundeonderwijs, enz. Ook in recente publicaties van Paul Kirschner & de
Gentse lerarenopleider Pedro De Bruyckere wordt het constructivisme als een
grote kwaal bestempeld.In punt 5 gaan we verder in op de uiteenlopende
opstelling van de lerenopleiders.
3 Brinckman & critici: constructivisme, kennisrelativisme
= aantasting kwaliteit
Op 28 mei j.l. interviewde de krant De
Standaard van Philip Brinckman,
voorzitter van de expertengroep Toekomst
onderwijs. Simon Grymonprez bezocht
zijn school te Turnhout zogezegd omtrent de aanpak van
de 'schoolwerking in coronatijd'. In het interview dat de volgende dag
in DS verscheen ging het echter maar voor een beperkt deel over dit thema, maar
ook over een paar antwoorden die Grymonprez hem ontfutselde over de expertengroep Toekomst onderwijs en de
visie van Brinckman.
De inleiding op het interview luidt: Begin maart stelde minister van
onderwijs de directeur uit Turnhout aan
als het hoofd van de expertengroep die zich moet buigen over de kwaliteit van
het onderwijs. De laatste PSA-resultaten
toonden nogmaals aan dat onder meer de leesvaardigheid van de 15-jarigen daalt.
Na zijn aanstelling meed Brinckman grote contacten met de media. Hij stelde als
argument dat het in de expertengroep niet over het systeem Brinckman mocht
gaan. Geen commissie-Brinckman dus, wel een commissie Toekomst Onderwijs. Door de coronacrisis liep de expertengroep
vertraging op. Nu de coronacrisis
het Vlaamse onderwijs in goed twee maanden op zijn kop zette kan een interview
wel. Maar dan vooral over de gevolgen van deze crisis voor het onderwijs. Brinckman
besefte terecht dat het geen zin had en zelfs gevaarlijk was om als
voorzitter van de expertengroep zijn onderwijsvisie te formuleren, maar Grymonprez slaagde er
toch in om hem een paar bedenkingen te ontfutselen.
In het interview ging het vooreerst over de
gevolgen van de coronacrisis voor de leerlingen. Brinckman stelde o.a.: Ik denk dat de leerlingen nu beter beseffen
hoe belangrijk het is om op school te zijn. Niet alleen voor de leraar, maar
ook voor elkaar. Het persoonlijk gesprek en contact van aangezicht tot
aangezicht is zo belangrijk. De structuur en regelmaat van een school is zo
belangrijk.. Voor heel wat leerlingen is de coronacrisis ook een groot verlies.
Een aantal leerlingen lopen ook een achterstand op die niet zo gemakkelijk in
te halen zal zijn. (Commentaar: hieruit kan een niet bevooroordeelde
lezer afleiden dat voor Brinckman de
school niet uitsluitend een leer- en kennisschool is zoals Van den Branden die visie vertekend voorstelde in zijn
protestbrief.)
De volgende lepe vraag van Simon Grymonprez
luidde: Is het niet raar om nu als expertengroep te focussen op kwaliteit van het onderwijs,
terwijl we de coronabrand nog volop moeten blussen? En zo ontfutselde
Grymonprez enkele uitspraken over de kwaliteit van het onderwijs.
Herwaardering
leraargestuurd onderwijs & kritiek
op constructivisme & kennisrelativisme
Brinckman: . Als je zo veel mogelijk onderwijskansen voor zoveel mogelijk kinderen
wil creërenn dan moet dat met degelijk onderwijs zijn. Vroeger nam de
leerkracht het voortouw in het leerproces, dit is al twintig jaar aan het
afkolven. De reden dat sommigen mij graag in de conservatieve hoek duwen, is
omdat ik geen aanhanger ben van het pedagogisch constructivisme. Die strekking
zegt dat kinderen zelf hun kennis en
vaardigheden samensprokkelen en dat de leraar daarbij niet sturend mag zijn. Maar vooral ook kwetsbare leerlingen
zijn daar de dupe van. Zij beschikken immers over te weinig voorkennis of
puzzelstukken. Daarbovenop belanden te veel maatschappelijke problemen op het
onderwijsbordje. Het unieke aspect van de school - grondige kennis en inzicht
doorgeven - komt daardoor in de verdrukking.
In plaats van kennis door te geven, moeten we ons steeds meer met
andere dingen bezig houden, verkeerseductie, voeding, hygiëne,
Dit gaan ten
koste van het diepere inzicht dat we voorheen konden aanbieden. Geen inzicht
zonder voldoende kennis. Onderwijs is ook geen bezigheidstherapie.
Te veel
lerarenopleiders die zelfactiverende
werkvormen, kennisrelativisme
propageren
Brinckman betreurde ook dat al
te veel onderwijskundigen en
lerarenopleiders het belang van de leraargestuurde aanpak, basiskennis e.d. relativeerden: Jammer genoeg moeten we ook dikwijls jonge,
pas afgestudeerde leerkrachten op het hart drukken zich niet te verliezen in
allerlei 'zelfactiverende werkvormen'. Het eerste wat we hier op ons college
zeggen tegen afgestudeerde leerkrachten is: geef goed en boeiend les via
directe instructie, en vergeet de rest.
Als je op school aan sociale emancipatie wil
doen, is de school een unieke plaats. Daarom mogen we op kennis niet
bezuinigen. Als men zegt dat de sociale kloof op school groter wordt, dan is
dat omdat er te weinig basiskennis wordt meegegeven. En het automatiseren van
kennis heeft ook nog zin. En je kunt daar best zo vroeg mogelijk mee beginnen.
Van den Branden wekt in zijn recente protest-
en apologie -brief de indruk dat Brinckman alleen stond met zijn kritiek. Maar
zijn uitspraken sluiten volledig aan bij
de kritiek die de voorbije jaren geformuleerd werden door de meeste praktijkmensen, door Onderwijskrant
en in onze O-ZON-campagne-2007, door
Dirk Van Damme (OESO), door tal van professoren
Het is ook de kritiek op de
ontscholing en kwaliteitsdaling van het onderwijs in de beleidsnota van minister
Ben Weyts. Het is ook de kritiek die
Kris den Branden en zijn Leuvens taalcentrum te verduren krijgt. Dit verklaart ook
waarom hij zich de voorbije 3 jaar geroepen voelde om geregeld te reageren.
4 Van den Brandens protestbrief/apologie: verdere analyse
4.1
Niet wij, maar Brinckman verkondigt eenzijdige visie
In zijn opiniestuk van 30 mei j.l. in De
Standaard concludeert Van den Branden: Als Vlaamse lerarenopleiders kunnen we ons
niet voorstellen dat de uitspraken van mijnheer Brinckman bedoeld waren als een
negatieve evaluatie van het werk dat we al jaren verrichten. Volgens Van
den Branden zijn Brinckmans kritieken geenszins toepasselijk op hemzelf en op
dé Vlaamse lerarenopleiders in het
algemeen. Hij keert in zijn protestbrief de rollen om. Hij probeert de lezers
wijs te maken dat niet hij een eenzijdige en nefaste visie propageert, maar wel
Brinckman zelf.
Omdat doel te bereiken verzwijgt Van den
Branden de belangrijkste kritieken van Brinckman i.v.m. constructivisme,
kennisrelativisme, e.d. Van den Branden pikt er de slotzin uit die Brinckman
aan zijn analyse toevoegde: Ik heb voor elke nieuwe leerkracht die pas
uit de lerarenopleiding komt een duidelijke boodschap: Geef goed en boeiend les
via directe instructie en vergeet de rest. De uitspraak vergeet de rest
betekent in de context van het interview: vergeet dat enkel
leerlinggeactiveerde & constructivistische werkvormen heilzaam zijn, dat
kennis geen centrale rol speelt, dat automatiseren van vaardigheden niet zo
belangrijk is
, ook al is dit je
tijdens je lerarenopleiding wijs gemaakt.
Ook wij gaven/geven als larenopleiders onze studenten de raad: vergeet de constructivistische
praatjes, vergeet wat Kris Van den Branden beweert i.v.m. taalonderwijs als Enkel
wat de leerlingen zelf ontdekken, blijft hangen en leidt tot fundamenteel
leren; in tegenstelling tot het
oppervlakkige leren dat door een uitleg van de leraar bereikt wordt.
Enzovoort. We voegden er ook aan toe dat
die mooi klinkende praatjes in de klaspraktijk ook moeilijk toepasbaar
waren.
Van den Branden haalde de woorden vergeet de rest uit de context en
sneerde: We vinden het als
lerarenopleiders moeilijk om te begrijpen waarom onze studenten al de rest
zouden moeten vergeten. Welke rest is dat dan? Dat ze bekommerd zijn om het
welbevinden en de motivatie van hun leerlingen? Dat ze oog hebben voor de
verschillen tussen leerlingen en gedifferentieerd inspelen op de noden van
sterk presterende en minder sterk presterende leerlingen? Dat ze goed leren
communiceren met ouders en andere onderwijspartners? Dat ze constructief
samenwerken met hun collegas? Dat ze op een valide en betrouwbare manier leren
evalueren en constructieve feedback geven aan hun leerlingen? Van al deze
aspecten geeft onderzoek aan dat ze onderwijskwaliteit bevorderen. We kunnen
moeilijk geloven dat mijnheer Brinckman suggereert dat we als lerarenopleiders
zo snel mogelijk moeten stoppen met aan die belangrijke aspecten van
onderwijzen aandacht te besteden. Uiteraard is moeilijk te geloven dat
Brinckman & Co al die opgesomde
dingen onbelangrijk vinden. Ook Brinckman formuleerde de voorbije jaren al
herhaaldelijk en ook meer uitgebreid zijn onderwijsvisie in de krant De Tijd,
en die opiniebijdragen zijn Van den Branden ook wel bekend.
Van den Branden verzint dat Brinckman maar 1 werkvorm propageert,
enkel directe instructie en dan nog in de enge zin van het woord, - in de zin
van doceren waarbij de leerlingen passief zijn (zie 4.2). Hij wekt ook de indruk dat Brinckman enkel maar kennis propageert,
en vaardigheden onbelangrijk vindt. Maar waar Binckman meer aandacht vraagt
voor het automatiseren, gaat het uiteraard om het automatiseren van
vaardigheden als vaardig en vlot berekenen e.d.. (zie 4.3).
4.2 Ook wij vinden directe instructie,
klassikaal leren belangrijk!??
Brinckman schreef dat hij de vele kritiek op het leraargestuurd leren betreurde. Hij voegde er aan toe dat hij precies daarom
door constructivisten in de conservatieve hoek wordt geduwd. Van den Branden
ontkent in zijn protestbrief de kritiek dat hij en veel lerarenopleiders en onderwijskundigen zich
heel afwijzend uitlieten over het belang van instructie en klassikaal
onderwijs. Hij beweert nu: Als lerarenopleiders leren we toekomstige leraren om directe instructie
in te zetten als dat aangewezen is.
Als reactie op kritiek beweerde Van
den Branden vorig jaar ook op zijn blog dat hij steeds klassikaal onderwijs heel belangrijk had gevonden. Raar, maar waar.
Het Leuvens taalcentrum van Kris
Van den Branden, Piet Van Avermaet, Koen Jaspaert, Machteld Verhelst ... verkondigen
al 25 jaar: "Enkel wat leerlingen zelf ontdekken, blijft
hangen; in tegenstelling tot het
oppervlakkige leren dat door een uitleg van de leraar bereikt wordt. Ook veel universitaire lerarenopleiders propageerden
volop de constructivistische en studentgestuurde aanpak die volgens hen
aansloot bij de constructivistische 'Uitgangspunten van de
eindtermen/basiscompetenties' opgesteld door Roger Standaert en zijn DVO.
Ook de lerarenopleiders Antonia Aelterman (UGent), Nadine Engels (VUB), Peter Van Petegem (UA),
Frans Daems (UA), Linda Van Looy (VUB), ... propageerden volop de
constructivistische en studentgestuurde aanpak die volgens hen aansloot bij de
constructivistische 'Uitgangspunten van de eindtermen/basiscompetenties'
opgesteld door Roger Standaert en zijn DVO. Een paar van hen ondertekende de
protestbrief van Van den Branden van 30 mei j.l. en wekten zo de indruk dat ze leraargestuurd
onderwijs belangrijk vonden. Maar in 2004 stelden ze : "Wanneer we verwachten dat leerkrachten zich
leerlinggericht opstellen, dan hebben we nood aan een totaal andere
opleidingsdidactiek die vanuit en met de ervaringen van de studenten
werkt. Ook de lerarenopleiding moet zich
in het verlengde van de emancipatorische onderwijsvisie. Het leren realiseren van krachtige leeromgevingen
vergt een activerende opleidingsdidactiek. De huidige praktijk is meestal
echter anders (TORB, 2004, n'. 4, p. 267-271).
Maar Van den Branden ontkent nu dus dat hij
en veel lerarenopleiders en
onderwijskundigen zich heel afwijzend uitlieten over het belang van instructie
en klassikaal onderwijs. Hij relativeert
wel tegelijk het belang van instructie en wekt de indruk dat bij leraargestuurd leren de leerlingen geen
actieve rol spelen: Zo leren we onze studenten dat zelfs de beste en meest
boeiende directe instructie niet automatisch tot kennis en inzicht leidt: leren
is een proces waarin leerlingen een actieve rol spelen. We leren onze studenten
daarom om directe instructie af te wisselen met andere onderzoeksgebaseerde
methodes zoals coöperatief leren en
zelfgestuurd leren, en daarbij de leerling steeds actief te betrekken, te
observeren en te begeleiden.
Van den Branden verengt hier directe instructie tot doceerlessen waarbij de
leerlingen geen actieve rol zouden
spelen en weinig inzicht zouden verwerven. En ook geleid-ontdekkend leren,
automatiseren van vaardigheden
zijn overigens
vormen van expliciete instructie. Prof. Simon Veenman drukte het zo uit: Directe
instructie kan men definiëren als alle gerichte handelingen van de leraar met
het doel de leeractiviteiten van de leerling te ondersteunen en in een gewenste
richting te structureren. Een uitgangspunt bij directe instructie is ook dat
kennis, inzichten en vaardigheden die binnen een cultuur of context als betekenisvol
en functioneel worden beschouwd veelal het meest doelmatig en doelgericht op
een directe manier aan de leerlingen kunnen worden onderwezen. Het begrijpen
van de culturele werkelijkheid geschiedt beter, geordender, doelgerichter en
doelmatiger als de leraar in het onderwijs zelf die zaken aan de orde stelt die
de leerling nog niet begrijpt en beheerst (in Paper ten behoeve van de
cursus Instructievaardigheden, September 2001).
4.3 Geen kennisrelativisme, eenzijdig
vaardigheidsonderwijs, kunstmatige tegenstelling kennis-vaardigheden
Van den Branden en zijn taalcentrum
pleitten steeds voor eenzijdig
taalvaardigheidsonderwijs en maakten een
kunstmatige tegenstelling tussen kennis en vaardigheden. De titel van
zijn VLOR-boek van 2005 luidde dan ook
Taal-vaardigheids-onderwijs en niet
Taal-onderwijs. En de ondertitel: Wat de leerlingen zelf doen, doen ze
beter! Voor systematisch onderwijs
van taalkennis was er weinig of geen ruimte. Dit was ook het geval in de
taalvisie die de leerplanvoorzitters van de taalvakken (katholiek onderwijs)
vanaf 1997 oplegden.
Van den Branden maakt de lezers nu wijs dat
uitgerekend hij en dé lerarenopleiders ook steeds het grote belang van kennis hebben beklemtoond,
dat er geen sprake was van kennisrelativisme
& ermee gepaard gaande overbeklemtoning van vaardigheidsonderwijs,
en van tegenstelling tussen kennis en vaardigheden. Van den Branden: We vinden het als lerarenopleiders verwarrend dat mijnheer
Brinckman de kerntaak van de school definieert als grondige kennis en inzicht
bijbrengen. Dat is geenszins het geval. Ook Brinckman en co vinden b.v.
rekenvaardigheden heel belangrijk en wijzen in dit verband ook
op het belang van automatiseren. Precies Brinckman en Co stellen dat vlot berekenen gebaseerd is op
kennis en inzicht in getallen en vlotte berekeningswijzen. Het zijn ook de constructivisten die kennis
minder belangrijk vinden en een kunstmatige tegenstelling maken tussen doing mathematics en knowing mathematics. Van den Branden draait dus eens te meer de rollen om en beweert dat niet hij, maar
Brinckman en Co eenzijdig kennisonderwijs propageren.
Het zijn
volgens hem ook Brinckman en co die
een kunstmatige tegenstelling maakte tussen kennis en vaardigheden: Wij leren onze studenten dat het in het onderwijs
niet draait om kennis of vaardigheden, maar om de weldoordachte symbiose van
kennis, vaardigheden en attitudes. De tegenstelling tussen kennis en
vaardigheden is een hopeloos verouderde
tegenstelling uit de vorige eeuw.
4.5 Dé
lerarenopleiders volgen de
evenwichtige onderwijsvisie van de
eindtermen
Van den
Branden poneert
ook dat dé lerarenopleiders de door de overheid opgelegde onderwijsvisie van de eindtermen en basiscompetenties (moeten)
volgen, en dat dit een vrij evenwichtige
visie is.
Geen sprake
dus van constructivisme,
kennisrelativisme en ook niet in de eindtermen-onderwijsvisie. Maar in punt 4.2 meldden we al dat de
universitaire lerarenopleiders Aelterman, Engels, Van Petegem, Daems Van Looy (VUB), ... die volop de constructivistische en
studentgestuurde aanpak propageerden, expliciet stelden dat die aanpak aansloot bij de constructivistische
'Uitgangspunten van de eindtermen/basiscompetenties' opgesteld door Roger
Standaert en zijn DVO
Van den
Branden beweert
het omgekeerde: De lerarenopleiders beschouwen het als een
van hun kerntaken dat student-leraren de doelstellingen van hun lessen leren
baseren op de eindtermen van de Vlaamse overheid. Die stellen zwart op wit dat
kennis en inzicht ondersteunend zijn voor de ontwikkeling van cruciale
vaardigheden en competenties. We leren onze studenten dat het in het onderwijs
gaat om een weldoordachte symbiose van
kennis, vaardigheden en attitudes.
Hij maakt de lezers wijs dat de eindtermen en basiscompetenties voor de
leraren een evenwichtige visie
propageren. Niets is minder waar. Die visie luidt: Leren moet opgevat worden als
een constructief & actief
proces. De traditionele schoolse kennis
staat minder centraal. De nadruk ligt op probleemoplossende inzichten en
vaardigheden. Men is uitgegaan van een optimistische visie op leren en
ontwikkeling, vertrekkend van de groeikracht van kinderen. Dit wordt
verder verduidelijkt met de beschrijving
van een aantal verschuivingen, zoals voorrang voor vaardigheden t.o.v.
kennis, minder vakgericht leren, minder
cognitief en sequentieel. We lezen ook nog:
De keuze voor een
constructivistische benadering stemt overeenstemt met de nieuwste
inzichten inzake didactiek en leerpsychologie. Dit
wijst overduidelijk op kennisrelativisme, op al te weinig voor de
vakdisciplines en voor de stapsgewijze opgebouwde kennis.
4.5 Brinckman propageert klakkeloos van buiten
leren, maar niet begrijpen, verklaren
Van den Branden ontkent verder dat de hij en
de constructivisten al te weinig aandacht besteden aan het automatiseren van vaardigheden. Hij vervangt de term
automatiseren door van buiten leren
en suggereert dat het bij Brinckman
enkel gaat om inzichtsloos, klakkeloos van buiten leren, memoriseren van feiten. Hij stelt: We leren onze studenten ook dat iets van buiten leren inderdaad nog
zinvol kan zijn, zoals mijnheer Brinckman onderstreept, maar dat ze als leraren
veel meer moeten ambiëren: dat hun leerlingen leren begrijpen, verklaren,
analyseren, evalueren, creëren, verantwoorden, kritisch denken
.
Precies de critici van de
constructivisten stellen dat b.v. vlot
berekenen gebaseerd is op kennis en inzicht in getallen en vlotte
berekeningswijzen, maar dat daarnaast ook het automatiseren van de
berekeningswijzen, het voldoende inoefenen van de kennis van woordenschat,
spellingregels, grammatica
belangrijk zijn.
5 Protestbrief in naam van dé Vlaamse lerarenopleiders?
5.1 Ontkenning in naam van dé lerarenopleiders?
We
stelden al in punt 2.2 dat Van den Branden de lezers en ondertekenaars wijs
maakt dat hij zijn protestbrief na grondige studie en samen met de
lerarenopleiders opstelde; dat hij dus niet in eigen naam schrijft, maar in
naam van dé Vlaamse lerarenopleiders: Als Vlaamse lerarenopleiders hebben we een
collectieve en diepgaande poging gedaan
Als Vlaamse
lerarenopleiders kunnen we ons niet voorstellen
Dit getuigt van
ongelooflijk veel lef en tegelijk van lezersbedrog. Hij wekt dus ook de indruk
dat er in Vlaanderen nooit sprake is geweest van constructivisme, kennisrelativisme
Niemand heeft volgens de protest- en
apologiebrief van Van den Branden de
klassieke & leraargestuurde aanpak
in vraag gesteld. Niemand heeft
geopteerd voor een cultuuromslag, voor constructivisme, kennisrelatisvisme.
En dit zou ook het standpunt zijn van dé Vlaamse lerarenopleiders. Het
constructivisme e.d. werd binnen de
universitaire lerarenopleidingen door onderwijskundigen en door vakdocenten als
Van den Branden en co volop gepropageerd; maar dat was minder het geval in de
geïntegreerde lerarenopleidingen, regentaten en normaalscholen. Van een consensus bij de lerarenopleiders was/is er geen sprake. Tal
van lerarenopleiders namen de voorbije decennia expliciet afstand.
Enkele illustraties. In het
evalatierapport-2001 van de doorlichting normaalscholen en regentaten schreef de
verslaggever prof. Eisendrath dat de
doorlichters betreurden dat de meeste lerarenopleiders de door de
basiscompetenties voor de leraar opgelegde constructivistische en
competentiegerichte aanpak niet genegen waren. Slechte enkele opleidingen
pakten daar openlijk mee uit. Als toenmalig normaalschoolcoördinator kan ik
getuigen dat ook wij er op de lerarenopleiding afstand van namen. We schreven
er samen met collegas al in 1998 een
kritische bijdrage over in Onderwijskrant.
Van den Branden zelf stelde in 2004 in een
eigen bevraging overigens vast dat de
meeste lerarenopleiders en de door hen
opgeleide aspirant-leerkrachten zijn constructivistische taal- en
onderwijsvisie geenszins lustten (in: Kris Van den Branden & Koen Van
Gorp: 'Hoe vernieuwend denken studenten
in de lerarenopleidingen over taalonderwijs?', 2004, Internet.) En ook Koen
Jaspaert betreurde in die tijd dat de praktijkmensen de visie van het
taalcentrum niet genegen waren.
Op de geïntegreerde lerarenopleidingen de vroegere
regentaten en normaalscholen verkondigen de meeste lerarenopleiders in die
tijd dus geenszins de eenzijdige onderwijsvisie die Van den Branden en veel
geestesgenoten binnen de universitaire lerarenopleidingen wel
verkondigden. Ook de meeste taaldocenten namen/nemen overigens afstand van de
taaltheorie van het Leuvens taalcentrum en van de door de leerplanvoorzitters
van de taalvakken in 1997 opgelegde analoge taalvisie. De universitaire lerarenopleiders hadden wel
meer invloed op toekomstige leraren pedagogiek.
We merkten dit ook toen deze hun intrede deden in de geïntegreerde
opleidingen.
Ondertekenaars & lezers die het interview
met Brinckman niet gelezen hebben, kregen
een totaal verkeerd beeld van
Brinckmans betoog voorgeschoteld. Door
de verkeerde voorstelling van Brinckmans
visie en van zijn eigen visie, en door
grotendeels de visie van Brinckman en andere critici over te nemen, misleidde
Van den Branden veel lezers & ondertekenaars. Van den Branden poneerde dat
lerarenopleiders wel steeds veel belang
zijn blijven hechten aan instructie, basiskennis, automatiseren
Lerarenopleiders die deze stelling
ondertekenden, drukken tegelijk uit dat ze het niet eens zijn met de constructivistische visie,
het kennisrelativisme e.d. die veel onderwijskundigen, universitaire lerarenopleiders,
hen probeerden op te dringen.
5.2 Groot aantal ontscholers die via
ondertekening de handen in onschuld wassen
Maar voor de
vele ondertekenaars-ontscholers betekende het ondertekenen vooral een poging om de
handen in onschuld te wassen, om net als Van den Branden te ontkennen dat ze
mede verantwoordelijk zijn voor de aantasting van de kwaliteit van het
onderwijs. Onder de ondertekenaars treffen we dan ook heel wat
onderwijskundigen en universitaire lerarenopleiders aan die in het verleden hedt constructivisme en
andere vormen van ontscholing propageerden. Veel van hen
Ook lerarenopleider Stijn Dhert die vanaf
2000 pronkte met het feit dat zijn
lerarenopleiding GroepT-Leuven totaal
was overgeschakeld op de studentgestuurde en constructivistische aanpak,
ondertekende de protestbrief & ontkende daarmee ook zijn vroegere straffe
uitspraken.
Van den Branden kon ook op de instemming rekenen van tal van
universitaire lerarenopleiders die eveneens de ontscholing volop propageerden,
op tal van begeleiders, van GO!-hoofdbegeleider Andries
Valcke - die vorig jaar nog verkondigde dat lesgeven totaal voorbijgestreefd was.
Ook
Lieven Boeve en Machteld Verhelst (pedagogisch directeur katholiek
onderwijs en ex-medewerker van Van den
Branden) die tot voor kort nog ontkenden dat er sprake was van niveaudaling,
manifesteerden hun sympathie met de protestbrief. Zo ontkenden ze ook de vele
kritiek op de constructivistische inslag in tal van hun leerplannen. Ook in hun
recente ZILL-onderwijsvisie wordt het constructivistisch, ontwikkelend en
contextueel leren nog volop gepropageerd. Hierbij wordt uitdrukkelijk verwezen
naar Van den Branden als inspirator-adviseur. Het waren ook vooral de
onderwijsbegeleiders die Van den Branden de voorbije jaren uitnodigden om
overal te komen verkondigen dat ons onderwijs hopeloos verouderd was. Tal van ondertekenaars van de protestbrief -
universitaire lerarenopleiders, koepelkopstukken, leerplanverantwoordelijken,
begeleiders, e.a. proberen nu dus ook de handen in onschuld te
wassen.
6 Besluiten
Van den Branden maakt de lezers dus wijs dat
hij en ddé lerarenopleiders ook steeds het grote belang van (taal)kennis hebben
beklemtoond, dat er geen sprake was van kennisrelativisme & constructivisme
binnen de eindtermen en leerplannen van de jaren 1990, en van eenzijdig
vaardigheidsonderwijs. Hij draait de rollen om en beweert dat Brinckman en de
critici eenzijdig kennisonderwijs propageren, een kunstmatige tegenstelling
maken tussen kennis en vaardigheden, enkel oog hebben voor automatiseren en
niet voor begrijpen e.d..
Van den Branden besluit zijn betoog zo: Als Vlaamse lerarenopleiders steeds
bekommerd om onderzoeksgebaseerde onderwijspraktijken kunnen we ons niet
voorstellen dat de uitspraken van mijnheer Brinckman bedoeld waren als een
negatieve evaluatie van het werk dat we al jaren verrichten. We willen dan ook
graag met hem in gesprek gaan om te zoeken naar de nodige nuance en een
vruchtbare samenwerking. We hopen dat de expertengroep die mijnheer Brinckman
voorzit haar debat over de kwaliteit en de toekomst van het Vlaamse onderwijs
zal voeren met inachtneming van de complexiteit van leer- en
onderwijsprocessen.
|