Onderwijskrant
Conserveren en vernieuwen in coninuïteit
Inhoud blog
  • Ik pleit al decennia voor dringende optimalisring en bijsturing van ons kleuteronderwijs
  • Prof. William Brooks: Was Dewey a Marxist? Toch wel volgens auteur.
  • De regel dat men op school de kans loopt om niet te slagen en te moeten overzitten, maakt inherent deel uit van het schoolspel
  • Vlaamse kritiek in 1928 op indoctrinerend & communistisch onderwijs in Sovjet-Unie : haaks op de lovende getuigenissen van Dewey in boek van 1928, in brieven van Freinet
  • Pleidooi voor dingende optimalisering taalonderwijs in de kleuterschool
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    25-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Martine Tanghe mag volgens Grondelaers, Delarue, De Sutter niet langer de taalnorm zijn, en zeker niet op school. Ook AN-campagnes hebben volgens auteur hun doel gemist

    Martine Tanghe mag volgens Grondelaers, Delarue, De Sutter, Permentier .. niet langer de taalnorm zijn, en zeker niet op school. AN-campagnes waren volgen hen ook geen succes.

    'Er bestaan immers geen slechte soorten Nederlands. Ludo Permentier, de taaladviseur van de krant De Standaert onderschrijft  blijkbaar die visie.

    Een citaat vooraf: Tot het eind van de twintigste eeuw zagen Vlamingen, aangespoord door onder meer het onderwijs en de openbare omroep, het Nederlands van hoogopgeleide Nederlanders als norm. Maar het proces van standaardisering heeft niet geleid tot volkomen eenheid. De vele AN-campagnes waren precies zinloos.

    Permentier: In het laatste hoofdstuk van het boek kijken drie auteurs naar de gevolgen van dat alles voor het taalonderwijs. Haast een halve eeuw heeft men geprobeerd de Vlaming formeel Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) aan te leren als enige vorm van het Nederlands. Dat heeft niet geleid tot een enthousiast gebruik van die variëteit. … En nu blijkt het journaal-Nederlands van Martine Tanghe ook niet haalbaar te zijn voor de meeste leerlingen en studenten. Veel hoogopgeleide jonge Vlamingen willen het gewoonweg niet meer spreken omdat ze beseffen dat ze hun Nederlands gebruiken in een heel andere context dan het tv-journaal.

    Er bestaan geen ‘slechte’ soorten Nederlands, al spreekt het vanzelf dat niet elke soort in elke situatie gepast is. Volgens de auteurs moet het onderwijs niet langer proberen een onhaalbaar ideaal na te streven, maar vertrekken vanuit de taalrealiteit. Ze volgen de Taalunie daarin, die al in 2003 waarschuwde voor taalnormen die louter van boven werden opgelegd en pleitte voor verdraagzaamheid tegenover niet-standaardtalige varianten en variëteiten.

    Het belangrijkste is dat leerlingen zich daarvan bewust zijn en variatie weten in te zetten om kleur en persoonlijkheid aan te brengen in hun taalgebruik. En misschien nog het interessantste op de lange termijn: dat ze trots zijn op hun taal.

    Reacties van  Leuvense prof. Geeraerts: uit onze studie blijkt dat  AN en waardering van AN eerder toenemen dan afnemen. Grondelaers en co hebben ongelijk. 

    Reactie van Peter Debrabandere, docent lerarenopleiding Vives

    op pleidooi van enkele neerlandici tegen de zgn. hyperstandaardisering en tegen de zgn. ideologisering van het belang van de standaardtaal in een bijdrage van Stefan Grondelaers, Steven Delarue en Gert De Sutter in het boek De vele gezichten van het Nederlands in Vlaanderen, Acco.

    Ik citeer even de m.i. terechte kritiek van Peter Debrabandere in Neerlandia, 2019, nr. 3, p. 45

    Waarom moeten de auteurs zo zwaar inhakken op de Vlaamse taalzorg van de 20ste eeuw? Waarom wordt die taalzorg hyperstandaardisering genoemd?

    De auteurs vervallen in een terminologie die hun afkeer voor die taalzorg tot uitdrukking brengt : een geforceerd proces van hyperstandaardisering, extreme propagandamaatregelen, een heksenjacht op de dialecten, een fetisjistische propagering van één standaardtaal.

    Dat getuigt van weinig respect voor de Vlamingen die Nederlands spreken dankzij de taalzorgactie van de 20ste eeuw. ... Er is ook zware kritiek op de socialistische ministers van Onderwijs (Frank Vandenbroucke en Pascal Smet) die met hun nota's het gebruik van de Nederlandse standaardtaal bepleit hebben. (NvdR: en zich zorgen maakten over de taalproblemen van anderstalige leerlingen).

    Maar kan je niet ook op de emancipatorische bedoelingen van die ministers wijzen, terwijl hun eigen denkkader evenzeer in een ideologie is ingebed.

    De geveinsde de-ideologisering moet plaatsvinden in het kader van een andere ideologie, die van de auteurs.

    De auteurs stellen ook steeds weer dat het Standaardnederlands een taal is die niemand spreekt. Een zware overdrijving.

    -----

    Boekbespreking Vier misverstanden over het Nederlands in Vlaanderen

    Ludo Permentier (taaladviseur De Standaard) 30/11/2017

    Veel hoeft er niet te gebeuren om in Vlaanderen een bits debat over taal te ontketenen. Een verspreking, een grove tweet of een flater in een advertentie volstaat soms. Taalkundigen halen meestal hun schouders op als in de sociale media verwijten worden gelanceerd over taalnazisme of gebrekkig onderwijs. Dikwijls speelt in die discussies immers meer emotie dan kennis van zaken. Om het debat zinvoller te maken, schreven achttien wetenschappers het boek ‘De vele gezichten van het Nederlands in Vlaanderen’. Wij lichten er vier hardnekkige misverstanden uit voor u.

    1. Vlaanderen spreekt Vlaams

    Ja en nee. Het Nederlands is, naast het Frans en het Duits, een officiële taal in België. Dat staat zo in de grondwet. De Vlaamse overheid heeft daarbovenop in decreten vastgelegd waar het gebruikt moet worden. Belangrijk is dat die decreten spreken van ‘de Nederlandse taal’, niet bijvoorbeeld van ‘het Vlaams’. Die laatste term is wel van toepassing als het gaat om de bestuurlijke indeling. We spreken bijvoorbeeld van ‘de Vlaamse Gemeenschap’ of ‘het Vlaams Parlement’. Maar als het om taal gaat, benadrukt de terminologie de eenheid met Nederland.

    ‘Hét Nederlands’ bestaat niet.

    Tegelijk zeggen de deskundigen dat hét Nederlands niet bestaat. Er is geen afgesloten verzameling woorden, grammaticale regels en uitspraaknormen voor heel het taalgebied. Vlamingen horen bij het eerste woord wanneer een Nederlander of Surinamer aan het spreken is, en dat geldt ook in de andere richtingen. Er is dus variatie. Het Nederlands dat je in Vlaanderen en in Brussel hoort, wordt doorgaans Belgisch-Nederlands genoemd. In de omgang hoor je hiervoor ook weleens het woord Vlaams, maar meestal wordt daarmee een dialect bedoeld, of de informele gesproken ‘tussentaal’, die je wel binnen gezinnen of onder vrienden hoort, maar niet in het tv-journaal of in de kerk. (zie de punten 3 en 4)

    2. De gemiddelde Vlaming is te lui om taalnormen te volgen

    Een samenleving kan alleen bestaan als mensen bereid zijn normen te volgen. Dat zijn de (ongeschreven) regels die het sociale verkeer in goede banen leiden. Dat je je tegenover vreemden anders gedraagt dan tegenover je partner, je familie of je baas, leer je van voorbeelden die je imiteert.

    Ook taal kent normen. Ze maken het mogelijk te communiceren met anderen. Een overtreding van deze normen zal in gesprekken zelden tot misverstanden leiden, omdat de gesprekspartners gauw signalen opvangen dat ze elkaar niet begrijpen. In geschriften is dat anders en daarom is geschreven standaardtaal strikter genormeerd. Zoals andere sociale normen, ontstaan de normen van het Standaardnederlands vanzelf. Mensen imiteren de taal van anderen die ze waarderen, bijvoorbeeld leraren, schrijvers, televisiemensen. Ook de traditie speelt hierin een rol. Alleen de spelling wordt door de Taalunie vastgelegd.

    Het geschreven Nederlands van Vlaanderen ging tot het eind van de twintigste eeuw steeds meer op dat van Nederland lijken, maar ging daarna de andere kant uit.

    Tot het eind van de twintigste eeuw zagen Vlamingen, aangespoord door onder meer het onderwijs en de openbare omroep, het Nederlands van hoogopgeleide Nederlanders als norm. Maar het proces van standaardisering heeft niet geleid tot volkomen eenheid. Onderzoek wijst uit dat het geschreven Nederlands van Vlaanderen tot het eind van de twintigste eeuw steeds meer op dat van Nederland ging lijken, maar daarna de andere kant uitging. Dat heeft niets met luiheid of onkunde te maken.

    3. Belgisch-Nederlands is slecht Nederlands

    Lange tijd was het streven naar één cultuurtaal voor Nederland en Vlaanderen een cultuurpolitieke kwestie. Vlaanderen wilde, onder meer om weerstand te bieden aan de invloed van het Frans, samen met Nederland een stevig blok vormen. Veel verdedigers van het oude principe dat de taalnorm in het Noorden werd gevormd, deden dat uit die overweging.

    De voorbije decennia zijn de meeste Vlamingen zich gaan richten op andere rolmodellen: vooraanstaande Vlaamse sprekers en schrijvers. Belgisch-Nederlandse eigenaardigheden vinden ze sindsdien niet meer zo erg.

    Intussen heeft de toegenomen mobiliteit het pad geëffend voor een eigen Vlaamse spreektaal.

    Factoren zoals de groeiende politieke autonomie van Vlaanderen, de commercialisering van de omroep en het verminderde contact met Nederlandse media hebben Vlamingen meer vertrouwen gegeven in hun eigen taalvariëteit. Ze zijn minder bereid hun zelfbeeld op te hangen aan een dominante identiteit, en al helemaal geen waar ze weinig contact mee hebben. Woordenboeken hebben zich daaraan aangepast: ze nemen woorden op die algemeen zijn in België, zonder die als foutief te bestempelen. Die behoren dus tot het Nederlands, net zoals woorden die alleen in Nederland of in Suriname in gebruik zijn.

    De standaarduitspraak van Nederlanders en Vlamingen is intussen de hele tijd langzaam uit elkaar gegroeid. Dat heeft meer te maken met uitspraakveranderingen in Nederland dan in Vlaanderen. Intussen heeft de toegenomen mobiliteit het pad geëffend voor een eigen Vlaamse spreektaal: een vooral door Brabantse kenmerken getekende Vlaamse tussentaal (tussen dialect en standaard). Een aparte taal is het niet en het is lang niet zeker of het ooit zover komt. Ook wie de tussentaal spreekt heeft immers de standaardtaal nodig om te schrijven.

    4. Martine Tanghe is de norm (Matine Tanghe mag niet langer de norm zijn!)

    In het laatste hoofdstuk van het boek kijken drie auteurs naar de gevolgen van dat alles voor het taalonderwijs. Haast een halve eeuw heeft men geprobeerd de Vlaming formeel Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) aan te leren als enige vorm van het Nederlands. Dat heeft niet geleid tot een enthousiast gebruik van die variëteit. De norm laten bepalen door Nederland, is onhoudbaar gebleken. En nu blijkt het journaal-Nederlands van Martine Tanghe ook niet haalbaar te zijn voor de meeste leerlingen en studenten. Veel hoogopgeleide jonge Vlamingen willen het gewoonweg niet meer spreken omdat ze beseffen dat ze hun Nederlands gebruiken in een heel andere context dan het tv-journaal.

    Er bestaan geen slechte soorten Nederlands, al spreekt het vanzelf dat niet elke soort in elke situatie gepast is.

    Volgens de auteurs moet het onderwijs niet langer proberen een onhaalbaar ideaal na te streven, maar vertrekken vanuit de taalrealiteit. Ze volgen de Taalunie daarin, die al in 2003 waarschuwde voor taalnormen die louter van boven werden opgelegd en pleitte voor verdraagzaamheid tegenover niet-standaardtalige varianten en variëteiten.

    Er bestaan geen slechte soorten Nederlands, al spreekt het vanzelf dat niet elke soort in elke situatie gepast is. Het belangrijkste is dat leerlingen zich daarvan bewust zijn en variatie weten in te zetten om kleur en persoonlijkheid aan te brengen in hun taalgebruik. En misschien nog het interessantste op de lange termijn: dat ze trots zijn op hun taal.

    Gert De Sutter (red.): De vele gezichten van het Nederlands in Vlaanderen. Een inleiding tot de variatietaalkunde. Uitgever: Acco Leuven/Den Haag, 360 blz.
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:AN
    25-04-2021, 08:16 geschreven door Raf Feys  
    Reacties (0)
    24-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spelling niet zo belangrijk meer, werkwoordspelling afschaffen? Dingende herwaardering nodig in nieuwe eindtermen en leerplannen, vanwege Taalunie e.d.

    Spelling niet zo belangrijk meer, werkwoordspelling afschaffen? Dingende herwaardering nodig in nieuwe eindtermen en leerplannen, vanwege Taalunie e.d.

    1 Relativering belang van spelling in eindtermen en leerplannen 1998

    Momenteel laait in Vlaanderen weer het debat op over het afschaffen van de werkwoordspelling. Neerlandicus Jan Uyttendaele repliceerde op zijn blog: Er is absoluut geen draagvlak om wat dan ook aan onze huidige spelling te wijzigen. Laten we er dan alstublieft mee ophouden daarover ballonnetjes op te laten en discussies te organiseren!

    In het leerplan Nederlands katholiek lager onderwijs van 1998 lazen we tot onze verbijstering: Spellingafspraken raken de essentie van de taal niet. Een slechte spelling maakt een taal niet slechter, en een goede spelling maakt een taal niet beter. We waren het geenszins eens met de relativering van spelling in de eindtermen en leerplannen, en spoorden de uitgeverijen van schoolboeken aan om toch systematische spellingaanpakken op te stellen. Onderwijskrantredacteur Pieter Van Biervliet nam de leiding van zo’n spellingpakket. Ook een aantal oud-studenten van onze normaalschool werkten mee. De andere uitgeverijen volgden. In inspectierapporten van de voorbije 20 jaar lazen we dan ook wel geregeld dat de leerkrachten nog volgens de eindtermen en leerplannen te veel met spelling bezig waren. Gelukkig maar; daardoor werd een spectaculaire niveaudaling voorkomen.

    Ook in het leerplan secundair onderwijs-1997 werd het belang van spelling, grammatica … in sterke mate gerelativeerd. Dit was overigens al het geval in een VVKSO-publicatie van 1994, 27 jaar geleden; een tekst over evaluatie, -die in 1997 later verder uitgewerkt werd in het rapport: Visie op het onderricht in de moderne vreemde talen in de leerplannen van het VVKSO.’ In die teksten werd de klassieke benadering van taalkennis – spelling, woordenschat, grammatica, spelling, .. - in sterke mate in vraag gesteld. De leerplanvoorzitters stelden o.a.: Er is een strikte scheiding van de begrippen ‘kennis en vaardigheid. Het onderscheid tussen kennis en vaardigheid is van zo’n cruciaal belang voor een goed begrip van de vernieuwende visie op het onderricht in moderne talen dat op dit punt geen compromissen kunnen worden gesloten (p. 14).

    Vaardig en vlot kunnen omspringen met spelling, vervoeging van werkwoorden, grammatica en woordenschat, spelling ... werden er denigrerend omschreven als ”het domein van de gememoriseerde feitelijke kennis: grammaticaregels, woordenlijsten, namen, begrippen.” Het ging hier volgens de leerplanvoorzitters louter om feitenkennis (feitelijke kennis genoemd!) die via blind en simpel memoriseren verworven kan worden. Spelling, grammatica, & woordenschat hebben volgens de visietekst ook niet rechtstreeks te maken met vaardigheden, en mogen dus niet als doelen op zich gezien en geëvalueerd worden.” Als kenniselementen mogen ze k enkel in een vaardigheids- of communicatiecontext/opdracht aan bod komen en geëvalueerd worden. Dit leidde ook tot de fameuze 60/40%-regel die na kritiek van Onderwijskrant in 2007 werd geschrapt.

    In een toelichting bij de ontwerpeindtermen Nederlands lager onderwijs van 1993 lazen we bv. ook al dat het voor spelling voldoende was als de leerlingen zich verstaanbaar (functioneel, communicatief) konden uitdrukken, als hun boodschap ondubbelzinnig begrepen kon worden. Vanuit dit functioneel perspectief was ook spelling niet zo belangrijk.

    In het handboek Taal verwerven op school’(Acco, 2004) van prof. Kris Van den Banden, Frans Daems, Ides Callabaut en co wordt ook geen aandacht aan spelling besteed. In de geest van de eindtermen en leerplannen van 1998 werd ook expliciet, afzonderlijk en cursorisch spellingonderwijs ten zeerste afgeraden. In het VLOR-rapport Taalvaardigheidsonderwijs. Wat de leerlingen zelf doen, doen ze beter! (2005)’poneerde prof. Kris Van den Branden: “Bij de taakgerichte aanpak wordt uitgegaan van het principe dat je taal leert via zelfontdekking, door taal te gebruiken in functie van een bepaald (niet-talig) doel dat moet worden bereikt: een voorwerp moet worden gemaakt, een handeling uitgevoerd. Kinderen leren taal door taken uit te voeren, en niet door onderwezen te worden over taal. Expliciete aandacht voor de betekenis van een woord of voor een grammatica- of spellingregel heeft enkel een plaats binnen de 'taakcontext', bij voorkeur als de leerlingen vastlopen op het taalelement in kwestie b.v. de vorming van de superlatief als ze een informatiefolder moeten schrijven over 'buitengewone' gebouwen in een (fictieve) stad.”

    Recentere pleidooien voor verdere uitholling spellingonderwjs

    Een aantal taaltenoren pleitten ook de voorbije jaren en maanden voor het verder uithollen van het spellingonderwijs; volgens hen is het klassiek dictee en de werkwoordenspelling passé.

    In Het klassiek dictee is zo passé’ , in De Standaard , 26 januari 2017 stelde Kris Van den Branden als mede-auteur van het in januari 2017 uitgebrachte Taalunie-advies Iedereen taalcompetent dat de basisidee in dit advies luidde: Het traditioneel onderwijs moet een radicale omslag maken. De muren die nu bestaan tussen de lessen lezen, grammatica, spelling en literatuur moeten weg. De leerlingen moeten voortaan ook zelf aan de slag. Zelfstandig zaken opzoeken, samen met andere leerlingen werken aan zgn. totale taken … “Volgens van den Branden zijn dan ook het klassiek dictee en veel andere aanpakken passé. De krasse uitspraken van Taaluniehoofd Hans Bennis in die tijd over ‘hun hebben’ … en over de relativering van spelling lagen in dezelfde lijn. Van den Branden beweerde ook al in 2004 - net als Bennis - dat expliciete foutencorrecties, zoals ‘het is niet ‘jij heeft’, dat moet ‘jij hebt zijn” uit den boze zijn (Taal verwerven op school, Acco, 2004, p. 109).

    In Wat doen we met ons taalonderwijs als er geen standaardtaal meer is? pleitte ex-leerplanvoorzitter in 2009 Ides Callebaut zelfs voor poststandaardtaal-Nederlands en afschaffing van de werkvoordspelling. Hij poneerde o.a. “Als gesproken taal niet langer secundair is ten opzichte van geschreven taal, maar evenwaardig of zelfs belangrijker, dan moet ook in het onderwijs de aandacht verlegd worden. Dan moeten spelling en grammatica en lezen plaats inruimen voor luisteroefeningen, voor mondelinge presentatie, voor discussietechnieken enzovoort” (in: School- en klaspraktijk, nr. 199, 2009).

    Callebaut opteerde tegelijk voor het schrappen van de werkwoordspelling: De kans bestaat ook dat de taalgebruikers sommige regels van de overheid straks niet meer zo strikt zullen volgen. Nu zijn de regels opgesteld door ‘geletterden’, die vaak gekozen hebben op basis van een persoonlijke, elitaire voorkeur. In tegenstelling tot normale mensen die liever schrijven zoals ze het horen, vonden ze grammaticale logica soms belangrijker. Vandaar onze werkwoordspelling. Of vonden ze dat je de oorsprong van woorden in hun schrijfwijze moest kunnen herkennen. Vandaar de etymologie zoals in het woord etymologie.

    Callebaut relativeerde meer dan ooit het belang van spelling en stelde ook voor om de werkwoordspelling gewoon af te schaffen: Geen afzonderlijke werkwoordspelling meer, maar werkwoorden als vaste woordbeelden. De speciale regels voor de werkwoordspelling zijn overbodig: in de gesproken taal hoor je het verschil niet tussen 'antwoord' en 'antwoordt', tussen 'antwoorden' en 'antwoordden' en tussen 'heten' en 'heetten'. Ook taalbegeleider Bart Masquillier stelde dat in 2007 al voor. In de jaren 1970 kozen de neerlandici van de VON (de Vereniging voor onderwijs in het Nederlands) zelfs voor de odeklonjespelling, net als hun Nederlandse VON-broeders.

    Callebaut zei niet wat er dan in de plaats moet komen als het AN niet meer zo belangrijk is en als de spelling sterk gerelativeerd moet worden. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat iedereen gewoon schrijft wat hij wil. Gerd Daniels reageerde op de uitspraken van Callebaut als volgt: Callebaut wil terug naar de middeleeuwen. Toen bestond er ook geen vaste spelling, en kon men binnen dezelfde tekst gerust drie verschillende spellingen aantreffen voor een en hetzelfde woord. En ieder schreef zoals hij sprak, d.w.z. in het eigen dialect. Sommige West-Vlamingen zullen dus in de toekomst weer 'visch' schrijven, de Mechelaars 'vies' en de Hasselaren 'ves'. Van der Horsts Einde van de standaardtaal wordt het voorspel voor Het einde van het Nederlands.

    Ook Dominiek Sandra, hoogleraar Algemene Nederlandse Taalkunde aan de UAntwerpen) stelde op 6 maart 2021 voor om de traditionele dt-regels af te schaffen, dus niet meer aan te leren omdat ze onleerbaar zouden zijn en tegelijk aandacht opeisen die naar belangrijker of meer inhoudelijke onderwerpen dient te gaan (in: Schaf ook maar dt-regels af, in: De Standaard.)

    Sandra schreef: Het is zinloos om regels te behouden die spelproblemen onvermijdelijk maken. Als we schrijven, raakt het geheugen snel overbelast, waardoor we soms niet tijdig het onderwerp vinden. Soms is dat onderwerp te ver verwijderd van de werkwoordsvorm, focussen we te sterk op de inhoud van een tekst of moeten we een tekst snel indienen. Alles wat het werkgeheugen overbelast, opent de val voor een dt-fout. Op dat moment kan ons langetermijngeheugen een stoorzender worden. Daar houden we bij hoe frequent gelijkklinkende (homofone) werkwoordsvormen voorkomen:‘wordt’ komt vaker voor dan ‘word’, ‘gebeurd’ vaker dan ‘gebeurt’. Daarom worden de meeste dt-fouten gemaakt bij de minst frequente homofoonvorm.

    Sandra, stelde op 6 maart 2021 dus voor om de dt-regels af te schaffen. Dit lokte een hevig debat uit tussen voor-en tegenstanders. Ook wij participeerden. Zo beweert men ook dat dt-regels te veel grammaticale kennis vereisen en dat grammatica te moeilijk is voor de leerlingen. Volgens Sandra zegt het gezond verstand dus dat de werkwoordspelling afgeschaft moet worden. Het vak Nederlands biedt zoveel meer boeiende uitdagingen.

    Scherpe kritiek op voorstellen voor afschaffen van de werkwoordspelling

    Sandra’s betoog voor het afschaffen van de werkwoordspelling lokte een geanimeerd debat uit tussen voor- en tegenstanders. De voorstanders pakten uit met de argumenten van Sandra.

    Enkele reacties van critici van Sandra’s betoog

    Felipdeflandes stelde fijntjes dat het afschaffen tot misverstanden zou leiden: Het is gewoon wachten tot er in een winkel geafficheerd wordt: ‘geld voor elke klant (i.p.v. geldt). Het leidt dus tot misverstanden in de geschreven taal. En zijn er nog heel wat gelijk klinkende woorden die tot een misverstand in de geschreven taal kunnen leiden.

    Schrijver Peter Terryn: Ik ben tegen het afschaffen van de dt-regel. Als jij loopt is dat met -t en als je wordt ook. Loop je of word je, dan is het duidelijk zonder -t. Daar is niets moeilijk aan.

    Dirk Van Damme (OESO): Het gezond verstand' wordt nog maar eens opgevoerd om cognitieve inspanning te verminderen. Elke taal, elk kennisdomein bevat elementen die onlogisch lijken en dus inspanning vergen. Niets mis mee. Taalfouten vermijden vergt nauwgezetheid en zorgvuldigheid.

    Prof. Koen Lemmens sloot zich bij kritiek van Van Damme aan: Helemaal eens met Dirk Van Damme. De pest van het (taal)onderwijs luidt: is iets lastig of moeilijk, schaf het af! En dan altijd mijn stokpaardje: maar een elite blijft zich onderling nog wél distantiëren door het correct gebruik of de kennis van de oude kennis (die dan raffinement heet).

    Herman Jacobs reageerde op fb zo: Het is buitengewoon zinvol dat je aan de schrijfwijze meteen kunt zien of een werkwoordsvorm wel een persoonsvorm *moet* zijn, of niet. Leerkrachten worden nu al decennia permanent tegengewerkt door halvezolen als deze Sandra, die de aangeleerde mythe van de onmogelijke moeilijksheidsgraad van onze werkwoordspelling aanwakkeren.

    Reactie van ex-taalleraar Staf Dewilde op zijn fb: dt-ellende euthanaseren?

    Als gewezen onderwijzer en leraar Nederlands s.o. spreek ik uit een lange ervaring: naar mijn mening is dit een vals dilemma. Een lesgever die z’n leerlingen dwingt hun teksten een tweede keer te lezen, zal hen tegelijk ertoe aanzetten om tegelijkertijd het inhoudelijke na te pluizen. Het is waar dat iedereen dt-fouten maakt tijdens een ‘eerste geut’: ik als dichter net zo goed. En, by the way, zouden we dan ook dat verschrikkelijke woord ‘onmiddellijk’ niet in één brede veeg wegruimen vanwege die dubbele medeklinkers om nog te zwijgen over het meervoud van kievit en de uitgangen van al die uit de informaticataal overgenomen werkwoorden? Wat met het onderscheid tussen ‘ei’ en ‘ij’, open en gesloten lettergrepen?

    Zoals de professor zelf aangeeft, zijn de dt-regels in sé poepsimpel: erop toezien betekent tegelijkertijd dwingen tot een tweede of zelfs derde controle van de inhoud van een ingeleverde tekst. Vorm en inhoud gaan samen, dat schreef Willem Kloos reeds in zijn Manifest van de Beweging van Tachtig. DT is zoiets als zwarte vingernagels: daarmee ga je niet aan tafel.

    Leraar Harry De Paepe op fb Doorbraak: Steekt het zo nauw? De zogezegde fixatie op spelling, of het gebrek eraan, brengt volgens mij ook een andere discussie naar voren. Hoe langer, hoe meer stel ik vast dat er een algemene leerhouding in ons onderwijs is gesijpeld dat het ‘toch allemaal zo nauw niet steekt’. .... Wanneer professor Wouter Duyck in het tv-debat dan sprak over het belang van geletterdheid voor de sociale mobiliteit, haalde hij een heel belangrijk punt aan.Het beste eisen is niet een vorm van ‘elitarisme’ van een ouderwetse leraar tegenover zijn leerling.Nee, die leraar weet dat hij de leerling zijn kansen in de maatschappij er alleen maar mee zal vergroten.

    Besluit

    Veel taaltenoren met invloed op de eindtermen, leerplannen en vakdidactische publicaties relativeerden/relativeren in sterke mate het belang van het spellingonderwijs. De recente aanval op de werkwoordspelling ligt in dezelfde lijn. Hopelijk wordt dit rechtgezet in de nieuwe eindtermen en leerplannen en binnen de (universitaire) vakdidactiek.



    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:spelling
    24-04-2021, 11:29 geschreven door Raf Feys  
    Reacties (0)
    20-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dringende herwaardering spellingonderwijs en werkwoordspelling in nieuwe eindtermen en leerplannen lager onderwijs

    Reeks nieuwe eindtermen en leerplannen : herwaardering spellingonderwijs en werkwoordspelling

    1 Relativering belang van spelling in eindtermen en leerplannen 1998

    In het leerplan Nederlands katholiek lager onderwijs van 1998 lazen we tot onze verbijstering: Spellingafspraken raken de essentie van de taal niet. Een slechte spelling maakt een taal niet slechter, en een goede spelling maakt een taal niet beter.

    We waren het geenszins eens met de relativering van spelling in de eindtermen en leerplannen, en spoorden de uitgeverijen van schoolboeken aan om toch systematische spellingaanpakken op te stellen. Dit was ook het geval. Onderwijskrantredacteur Pieter Van Biervliet nam de leiding van zo’n spellingpakket. Ook een aantal oud-studenten van onze normaalschool werkten mee. De andere uitgeverijen volgden.

    In inspectierapporten van de voorbije 20 jaar lazen we dan ook wel geregeld dat de leerkrachten nog volgens de eindtermen en leerplannen te veel met spelling bezig waren. Gelukkig maar. Daardoor werd een spectaculaire niveaudaling voor spelling voorkomen.

    Ook in het leerplan voor het secundair onderwijs-1997 werd het belang van spelling, grammatica … in sterke mate gerelativeerd. Dit was overigens al het geval in een VVKSO-publicatie van 1994, 27 jaar geleden; een tekst over evaluatie, -die in 1997  verder uitgewerkt werd in het rapport: Visie op het onderricht in de moderne vreemde talen in de leerplannen van het VVKSO. In die teksten werd de klassieke benadering van taalkennis – spelling, woordenschat, grammatica, spelling, .. - in sterke mate in vraag gesteld. De leerplanvoorzitters stelden o.a.: 'Er is een strikte scheiding van de begrippen ‘kennis en vaardigheid. Het onderscheid tussen kennis en vaardigheid is van zo’n cruciaal belang voor een goed begrip van de vernieuwende visie op het onderricht in moderne talen dat op dit punt geen compromissen kunnen worden gesloten (p. 14).

    Vaardig en vlot kunnen omspringen met spelling, vervoeging van werkwoorden, grammatica en woordenschat, spelling ... werden er denigrerend omschreven als het domein van de gememoriseerde feitelijke kennis: grammaticaregels, woordenlijsten, namen, begrippen. Het ging hier volgens de leerplanvoorzitters louter om feitenkennis (feitelijke kennis genoemd!) die via blind en simpel memoriseren verworven kan worden. Spelling, grammatica, & woordenschat hebben volgens de visietekst ook niet rechtstreeks te maken met vaardigheden, en mogen dus niet als doelen op zich gezien en geëvalueerd worden.” Als kenniselementen mogen ze k enkel in een vaardigheids- of communicatiecontext/opdracht aan bod komen en geëvalueerd worden. Dit leidde ook tot de fameuze 60/40 %-regel die na kritiek van Onderwijskrant in 2007 werd geschrapt.

    In een toelichting bij de ontwerpeindtermen Nederlands lager onderwijs van 1993 lazen we bv. ook al dat het voor spelling voldoende was als de leerlingen zich verstaanbaar (functioneel, communicatief) konden uitdrukken, als hun boodschap ondubbelzinnig begrepen kon worden. Vanuit dit functioneel perspectief was ook spelling niet zo belangrijk.

    In het boek Taal verwerven op school’(Acco, 2004) van prof. Kris Van den Branden, Frans Daems, Ides Callebaut en co wordt ook geen aandacht aan spelling besteed. In de geest van de eindtermen en leerplannen van 1998 werd ook expliciet, afzonderlijk en cursorisch spelingonderwijs ten zeerste afgeraden.

    In het door prof. Kris Van den Branden opgesteld VLOR-rapport met de veelzeggende titel Taalvaardigheidsonderwijs. Wat de leerlingen zelf doen, doen ze beter! (2005)’lezen we: Parallel met de situatie in het natuurlijke leven wordt bij de taakgerichte aanpak in klas uitgegaan van het principe dat je taal leert via zelfontdekking, door taal te gebruiken in functie van een bepaald (niet-talig) doel dat moet worden bereikt: een voorwerp moet worden gemaakt, een handeling uitgevoerd, en probleem opgelost. Kinderen leren taal door taken uit te voeren, en niet door onderwezen te worden over taal. Expliciete aandacht voor de betekenis van een woord of voor een grammatica- of spellingregel heeft enkel een plaats binnen de 'taakcontext', bij voorkeur als de leerlingen vastlopen op het taalelement in kwestie b.v. de vorming van de superlatief als ze een informatiefolder moeten schrijven over 'buitengewone' gebouwen in een (fictieve) stad.

    Recentere pleidooien voor verdere uitholling spellingonderwijs

    Een aantal taaltenoren pleitten ook de voorbije jaren en maanden voor het verder uithollen van het spellingonderwijs; volgens hen is het klassiek dictee en de werkwoordenspelling passé.

    In Het klassiek dictee is zo passé’, in De Standaard , 26 januari 2017 stelde Kris Van den Branden als mede-auteur van het in januari 2017 uitgebrachte Taalunie-advies ‘Iedereen taalcompetent’ dat de basisidee in dit advies luidde: “Het traditioneel onderwijs moet een radicale omslag maken. De muren die nu bestaan tussen de lessen lezen, grammatica, spelling en literatuur moeten weg. De leerlingen moeten voortaan ook zelf aan de slag. Zelfstandig zaken opzoeken, samen met andere leerlingen werken aan zgn. totale taken … “ Volgens van den Branden zijn dan ook het klassiek dictee en veel andere aanpakken passé. De krasse uitspraken van Taaluniehoofd Hans Bennis in die tijd over ‘hun hebben’ … en over de relativering van spelling lagen in dezelfde lijn. Van den Branden beweerde ook al in 2004 - net als Bennis - dat expliciete foutencorrecties, zoals ‘het is niet ‘jij heeft’, dat moet ‘jij hebt zijn” uit den boze zijn (Taal verwerven op school, Acco, 2004, p. 109).

    In Wat doen we met ons taalonderwijs als er geen standaardtaal meer is? pleitte ex-leerplanvoorzitter in 2009 Ides Callebaut zelfs voor poststandaardtaal-Nederlands en afschaffing van de werkwoordspelling. Hij poneerde o.a. “Als gesproken taal niet langer secundair is ten opzichte van geschreven taal, maar evenwaardig of zelfs belangrijker, dan moet ook in het onderwijs de aandacht verlegd worden. Dan moeten spelling en grammatica en lezen plaats inruimen voor luisteroefeningen, voor mondelinge presentatie, voor discussietechnieken enzovoort” (in: School- en klaspraktijk, nr. 199, 2009).

    Callebaut opteerde tegelijk voor het schrappen van de werkwoordspelling: De kans bestaat ook dat de taalgebruikers sommige regels van de overheid straks niet meer zo strikt zullen volgen. Nu zijn de regels opgesteld door ‘geletterden’, die vaak gekozen hebben op basis van een persoonlijke, elitaire voorkeur. In tegenstelling tot normale mensen die liever schrijven zoals ze het horen, vonden ze grammaticale logica soms belangrijker. Vandaar onze werkwoordspelling. Of vonden ze dat je de oorsprong van woorden in hun schrijfwijze moest kunnen herkennen. Vandaar de etymologie zoals in het woord etymologie.

    Callebaut relativeerde meer dan ooit het belang van spelling en stelde ook voor om de werkwoordspelling gewoon af te schaffen: Geen afzonderlijke werkwoordspelling meer, maar werkwoorden als vaste woordbeelden. De speciale regels voor de werkwoordspelling zijn overbodig: in de gesproken taal hoor je het verschil niet tussen antwoord en antwoordt, tussen antwoorden en antwoordden en tussen heten en heetten. Ook taalbegeleider Bart Masquillier stelde dat in 2007 al voor. In de jaren 1970 kozen de neerlandici van de VON (de Vereniging voor onderwijs in het Nederlands) zelfs voor de odeklonjespelling, net als hun Nederlandse VON-broeders.

    Callebaut zei niet wat er dan in de plaats moet komen als het AN niet meer zo belangrijk is en als de spelling sterk gerelativeerd moet worden. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat iedereen gewoon schrijft wat hij wil. Gerd Daniels reageerde op de uitspraken van Callebaut als volgt: Callebaut wil terug naar de middeleeuwen. Toen bestond er ook geen vaste spelling, en kon men binnen dezelfde tekst gerust drie verschillende spellingen aantreffen voor een en hetzelfde woord. En ieder schreef zoals hij sprak, d.w.z. in het eigen dialect. Sommige West-Vlamingen zullen dus in de toekomst weer visch schrijven, de Mechelaars vies en de Hasselaren ves. Van der Horsts Einde van de standaardtaal wordt het voorspel voor Het einde van het Nederlands.

    Ook Dominiek Sandra, hoogleraar Algemene Nederlandse Taalkunde aan de UAntwerpen) stelde op 6 maart 2021 voor om de traditionele dt-regels af te schaffen, dus niet meer aan te leren omdat ze onleerbaar zouden zijn en tegelijk aandacht opeisen die naar belangrijker of meer inhoudelijke onderwerpen dient te gaan (in: Schaf ook maar dt-regels werkwoordspelling af, in: De Standaard.)

    Sandra schreef: Het is zinloos om regels te behouden die spelproblemen onvermijdelijk maken Ons onderzoek heeft een aantal boosdoeners aan het licht gebracht. Als we schrijven, raakt het geheugen snel overbelast, waardoor we soms niet tijdig het onderwerp vinden. Soms is dat onderwerp te ver verwijderd van de werkwoordsvorm, focussen we te sterk op de inhoud van een tekst of moeten we een tekst snel indienen. Alles wat het werkgeheugen overbelast, opent de val voor een dt-fout. Op dat moment kan ons langetermijngeheugen een stoorzender worden. Daar houden we bij hoe frequent gelijkklinkende (homofone) werkwoordsvormen voorkomen: wordt komt vaker voor dan word, gebeurd vaker dan gebeurt. Als de val open staat, dringt dit geheugen de meest voorkomende vorm op , als een soort ‘pop-up’. Daarom worden de meeste dt-fouten gemaakt bij de minst frequente homofoonvorm.

    Ten derde blijkt dat de dt-regels moeilijk geautomatiseerd kunnen worden, omdat ze weinig in reële schrijfsituaties vorkomen. Slechts 5 tot 10 procent van de werkwoorden in een tekst zijn homofonen. Vormen als laat, doet, kampt, wint… zijn veel frequenter. Je leert pas vlot schakelen met versnellingen als je die handelingen veel moet uitvoeren. Net dat gebeurt niet in gewone teksten en daar kan dril op school niets aan veranderen.” Volgens Sandra zegt het gezond verstand dus dat de werkwoordspelling afgeschaft moet worden. . Het is zinloos regels te behouden die spelproblemen onvermijdelijk maken. Het vak Nederlands biedt zoveel meer boeiende uitdagingen.

    Besluit: Binnen de commissies die in de jaren 1990 de eindtermen en leerplannen Nederlands opstelden, binnen de universitaire lerarenopleiders Nederlands ... domineerden de uithollers van het taalonderwijs. Sommigen willen nu blijkbaar nog een stap verder gaan inzake de verdere relativering van de spelling, van het AN (zie volgende bijdrage), e.d. Benieuwd wat het straks wordt met de nieuwe eindtermen Nederlands voor het lager onderwijs.

    Scherpe kritiek op voorstel van prof. Sandra voor afschaffen werkwoordspelling

    Twitterreactie van Dirk Van Damme (OESO): “Gezond verstand' wordt nog maar eens opgevoerd om cognitieve inspanning te verminderen. Elke taal, elk kennisdomein bevat elementen die onlogisch lijken en dus inspanning vergen. Niets mis mee. Taalfouten vermijden vergt nauwgezetheid en zorgvuldigheid. “

    Prof. Koen Lemmens sloot zich bij kritiek van Van Damme aan: Ten gronde, helemaal eens met Dirk Van Damme. De pest van het (taal)onderwijs luidt: is iets lastig of moeilijk, schaf af! En dan altijd mijn stokpaardje: maar een elite blijft zich onderling nog wél distantiëren door het correct gebruik of de kennis van de oude kennis -die dan raffinement heet.

    Herman Jacobs op fb reageerde zo: Volstrekte en kwalijke idioot. De regel voor d of t maakt spelproblemen allerminst 'onvermijdelijk' -- die regel is juist doodeenvoudig. En zonder die regel worden teksten op slag een stuk moeilijker te interpreteren: het is buitengewoon zinvol dat je aan de schrijfwijze meteen kunt zien of een werkwoordsvorm wel een persoonsvorm *moet* zijn, of niet. ‘Slecht onderwijs? Twijfelachtig': ach zo? Ik zou zeggen: natúúrlijk ligt dit aan slecht, dat wil zeggen gesaboteerd onderwijs, en aan niks anders. *Niet* omdat de leerkrachten incompetent zijn, allerminst, maar omdat ze nu al decennia permanent worden tegengewerkt door halvezolen als deze Sandra, die de *aangeleerde mythe* van de onmogelijke moeilijksheidsgraad van onze werkwoordspelling in stand houden en aanwakkeren. Iedereen -- wérkelijk niet alleen de bollebozen -- die pakweg voor het jaar 2000 van de middelbare schoolbanken af is gekomen beheerst de d/t-regel op een aanvaardbaar niveau (ja, ik schrijf zelf ook weleens een d/t-fout. Twee of drie keer per jaar. En ik produceer elke dag tekst, er is ongeveer geen dag dat ik niet schrijf. En ik ben beslist géén genie). Hoe zou dat nu toch komen? En vraag het verder maar aan Raf Feys, die schreef in Onderwijskrant tal van bijdragen over de uitholling van het taalonderwijs.

    Reactie van ex-taalleraar Staf Dewilde op zijn fb: dt-ellende euthanaseren

    Als gewezen onderwijzer en leraar Nederlands s.o. spreek ik uit een lange ervaring: naar mijn mening is dit een vals dilemma. Een lesgever die z’n leerlingen dwingt hun teksten een tweede keer te lezen, zal hen tegelijk ertoe aanzetten om tegelijkertijd het inhoudelijke na te pluizen. Het is waar dat iedereen dt-fouten maakt tijdens een ‘eerste geut’: ik als dichter net zo goed. Doch alleen een genie kan van zichzelf beweren dat hij of zij alles onmiddellijk juist doet of schrijft. En, by the way, zouden we dat verschrikkelijke woord ‘onmiddellijk’ niet in één brede veeg wegruimen vanwege die dubbele medeklinkers om nog te zwijgen over het meervoud van kievit en de uitgangen van al die uit de informaticataal overgenomen werkwoorden? Wat met het onderscheid tussen ‘ei’ en ‘ij’, open en gesloten lettergrepen?

    Ruimer gezien: zal men in het vak wiskunde stoppen met integralen en differentialen omdat die leerstof veel te hoog gegrepen is, zal men in de lessen scheikunde zwijgen over de naam van de scheikundige elementen en vergeten dat zwavelzuur ook H2SO4 wordt genoemd?

    Zoals de professor zelf aangeeft, zijn de dt-regels in sé poepsimpel: erop toezien betekent tegelijkertijd dwingen tot een tweede of zelfs derde controle van de inhoud van een ingeleverde tekst. Vorm en inhoud gaan samen, dat schreef Willem Kloos reeds in zijn Manifest van de Beweging van Tachtig. DT is zoiets als zwarte vingernagels: daarmee ga je niet aan tafel.

    Besluit

    Veel taaltenoren met invloed op de eindtermen, leerplannen en vakdidactische publicaties relativeerden in sterke mate het belang van het spellingonderwijs. Hopelijk wordt dit rechtgezet in de nieuwe eindtermen en leerplannen en binnen de (universitaire) vakdidactiek Nederlands.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:spelling
    20-04-2021, 07:55 geschreven door Raf Feys  
    Reacties (0)
    19-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pleidooi voor herwaardering belang van AN & systematisch woordenschatonderwijs & extra NT2-lessen in nieuwe eindtermen en leerplannen

    Eindtermen en leerplannen, taaltenoren, kopstukken Taalunie… relativeerden het belang van het AN, van systematisch woordenschatonderwijs - ook van woorden als ventiel die niet-normaal-functioneel zijn, extra NT2-lessen vanaf eerste dag kleuteronderwijs …

    Strijd tegen relativering van AN en systematisch woordenschatonderwijs

    Inleiding & probleemstelling

    In deze bijdrage beschrijven we de onderschatting van het grote belang van de kennis van AN in de leerplannen, eindtermen en in standpunten van tal van neerlandici en van de Taalunie. Hiermee verbonden wordt ook veel minder belang gehecht aan systematisch woordenschatonderwijs

    In dezelfde trend kozen eindtermen/leerplannen en taaltenoren voor zgn. normaal-functioneel taalonderwijs. Het aanleren van termen van bv. ventiel was niet normaal-functioneel omdat de leerlingen bij de fietsenmaker toch veelal soupape’gebruiken. Het zijn meestal dezelfde taalrelatvisten die zich de voorbije 25 jaar verzet hebben tegen extra NT2-lessen vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs.

    1 Einde van de standaardtaal-tijdvak!?

    Volgens ex-leerplanvoorzitter Ides Callebaut evolueerden de leerplannen Nederlands die hij mede opstelde vanaf de jaren 1985 al in de richting van een sterke relativering van het belang van AN -zoals in het boek‘Het ende van de standaardtaal’van Joop van der Horst. De voorbije 15 jaar stuurde Callebaut zelfs aan op een standaardtaal-tijdperk. Volgens Callebaut en Van der Horst staan in poststandaardtaal-lessen ook niet langer de geschreven, maar de gesproken taal centraal. We zijn het daar geenszins mee eens. De school is precies ook de plaats waar leerlingen de geschreven taal kunnen leren.

    Callebaut banaliseerde in 2010 nog in sterkere mate het belang van het AN, en propageerde zijn post-AN-taalparadijs. Volgens hem is er zonder standaardtaal goed en zelfs beter taalonderwijs mogelijk. Hij schreef: Wat nu nog de standaardvariant is, zal men straks waarschijnlijk nog wel onderwijzen, maar als een vaak nuttige taalvariant, niet meer als de taal. Er is niet zoiets als een superieure taalcompetentie in absolute zin. Als er geen standaardtaal meer is, kunnen de leerlingen ook geen taalfouten tegen die standaardtaal maken. Wanneer de standaard verdwenen is, zullen we weer onze eigen taal gebruiken. Van de kunstmatige standaardtaal heeft men geleidelijk de ‘goede’ taal en later zelfs de echte taal gemaakt. Dat was een fatale omkering. Zo ontstond‘ de taalfout. Degenen die de standaardtalen gepromoot hebben, waren bang van variaties. Maar waarom zouden we niet blij zijn om de rijkdom aan variaties.

    Callebaut & co beseffen blijkbaar niet dat de mees-te zaken in de taalles in sterke mate gebaseerd zijn op de kennis van het AN. In het klassieke taalonderwijs werd/wordt terecht de meeste tijd geïnvesteerd in lezen en schrijven in het AN en in zaken als technisch lezen, spelling, grammatica, schrijfstijl, zuivere uitspraak ... die hier verband mee houden. Wie over te weinig AN-woordenschat beschikt heeft ook problemen met leren lezen, begrijpend lezen, schrijven e.d. Als we de logica van Callebaut volgen, dan moeten we de leerlingen wellicht in de taallessen vooral ook dialect laten en leren spreken en eventueel ook in het dialect leren schrijven. AN is heel belangrijk voor het leren technisch en begrijpend lezen, voor het schrijven en voor de spelling …

    Callebaut beweert verder: De standaardtaal was enkel een middel ter verdrukking: Wie die ene standaardtaal niet beheerst, wordt immers om die reden als minderwaardig beschouwd. Nu worden leerlingen ook vaak naar lagere onderwijstypen georiënteerd op grond van hun vermeende taalarmoede’. Als er geen standaardtaal meer bestaat, zullen we toch al niet meer kunnen zeggen: ‘Je bent slecht in taal’ omdat iemand geen perfect AN spreekt” of “Je taal is slecht” omdat het geen zuiver AN is.” Voor ons en veruit de meeste leerkrachten blijft uniforme standaardtaal een belangrijke hefboom voor emancipatie en sociale promotie, en geenszins middel tot discriminatie en onderdrukking.

    2 Hoofd Taalunie Hans Bennis over hun hebben & relativering spelling

    In ‘Hun hebben? Dat had hem niet zien aankomen’ (in De Morgen, maart 2017) poneerde Hans Bennis hoofd Taalunie: Hun hebben'is taalkundig beter dan 'zij hebben' zoals in: 'Hun hebben pijn aan de oren.' Bennis: “Altijd weer beginnen mensen over de gevreesde opkomst van 'hun hebben' terwijl je dat taalkundig als een verbetering zou kunnen zien. Het verschil tussen zij, hen en hun is een naamvalsverschil. Maar naamval is niet langer een functioneel onderdeel van onze taal. Toch is voor de meesten 'hun hebben' jammer genoeg nog de ultieme gruwel.

    Lees het zelf maar eens hardop. Hun hebben weekend. Hun lezen de krant. De taalconstructie met hun'als onderwerp mag bij ons bizar klinken, boven de Moerdijk gaat ze al vlot over de tongen. Het is een vorm van 'verdoken prestige', duidt Johan De Caluwe, professor Nederlandse taalkunde (UGent).

    Wij en ook vele anderen lieten in 2017 weten dat we het standpunt van de Taalunie-directeur ten zeerste betreurden. Bart Eeckhout sloot zich in de krant ‘De Morgen’bij die kritiek aan. Hij schreef o.a. : Het is ons droef te moede dat de Taalunie de poorten almaar meer open schijnt te zetten voor fout, schabouwelijk taalgebruik, wellicht vanuit de misbegrepen democratiserings-gedachte dat de taal van iedereen moet zijn.”De Gentse neerlandicus Steven Delarue liet op zijn blog weten dat hij akkoord ging met het ‘hun hebben’-betoog van Hans Bennis. Hij ergerde zich mateloos aan de opinie van Bart Eeckhout,

    Jos Van Hecke was het helemaal niet eens met het betoog van Hans Bennis en Delarue. Hij schreef op 5 maart 2017een uitgebreide reactie op de blog van Delarue. Zijn belangrijkste conclusie luidde: De directeur van de Taalunie speelt solo slim en zet fundamentele onderdelen van de grammatica van het Nederlands op losse schroeven door als ‘gezaghebbende’ spreekbuis voor Vlaanderen, Nederland en Suriname in algemene zin – en aldus ook zichzelf lelijk tegensprekend – te stellen dat ‘naamvallen’ in het Nederlands niet meer functioneel zijn. En als ‘hun hebben’ acceptabel zou zijn dan zijn volgens Van Hecke volgende uitdrukkingen even acceptabel: ‘Hun schrijven hun een brief; Ons schrijft hun een brief; Hem schrijft haar een brief; Haar schrijft hem een brief. Of : Hun schrijven dat hun schrijven goed werd ontvangen. Van Hecke besloot: Beseft die taalgeleerde man wel wat de impact is van zijn vrijblijvend opgelaten taalballonnetjes? En vooral: beseft die man wel dat geen enkele ‘bedrijfsleider’ zich een dergelijk flagrant publiekelijk relativeren en onderuithalen van de kerntaken van zijn (multinationale) organisatie zou kunnen veroorloven, zonder het risico te lopen op staande voet te worden ‘ontlast’ van zijn opdracht?

    2 Ook Taalunie en invloedrijke taaltenoren relativeren belang van standaardtaal

    Passages uit Er ligt een wijd gapend gat open voor een pleitbezorger van de standaardtaal’ van prof. Wim Vandenbussche - 4 september 2018 - op blog van Ons Erfdeel

    Wetenschappelijk onderzoek toont eenduidig aan dat de standaardtaal ‘onder druk staat. Vandaag zien we dat informelere variëteiten van het Nederlands die plaats innemen, in het bijzonder de ‘tussentaal’ … Men vreest dat jongeren daardoor de standaardtaal niet meer aangeleerd zullen krijgen.

    Je hebt collega’s taalkundigen die pleiten voor het aanvaarden van de realiteit. Ik parafraseer even ongeremd: Tussentaal is er en gaat niet meer weg, het is de moedertaal van tienduizenden, misschien wel honderdduizenden sprekers, ze is al jaren de voertaal in 90 procent van ons onderwijs, ze is niet de uitzondering maar wel de norm, en veel meer dan de standaard dat ooit geweest is. Hou op met die taalgebruikers te verketteren voor lui en dom, en probeer die tussentaal een plaats en een erkenning te geven, in het bijzonder in het onderwijs en de media. De groep die dat luidop zegt en schrijft, is klein maar keelt luid. Ze worden ook wel eens de valse progressieven genoemd, die het omarmen van de ‘natuurlijke taalevolutie’ als de ultieme sociale emancipatie zien.

    Hun tegenstanders schermen ook met sociaal-emancipatorische argumenten: Het AN is het bindmiddel met alle andere leden van de taalgemeenschap: zonder die standaard sluit je je af van al wie je regionale tongval niet deelt. Ze is de sleutel tot de rijke culturele erfenis van de Lage Landen. De standaard is en blijft ook hét ticket naar maatschappelijk prestige, hogere studies en belangrijke functies in de samenleving”

    Waar is de stem van de neerlandici? Zelfs Taalunie relativeert belang standaardtaal

    Ook de Taalunie nam een aantal onzalige beslissingen, en lijkt vandaag nog steeds onder vuur te liggen, vooral bij de Vlamingen die haar destijds zo graag in het leven wilden verlengen. Zij is volgens velen niet langer de onverdachte pleitbezorger van de standaardtaal. … Er ligt dus een wijd gapend gat open voor een spreekbuis en pleitbezorger van de standaardtaal. Of neerlandici intra en extra muros dat ook nodig vinden, is de kardinale vraag.

    3 Pleitbezorgers van het Standaardnederlands en de vele belagers

    Passages uit: 'Taalvariatie in het secundair onderwijs', masterproef Anne Gelad, 2014 KUleuven ‘zie internet) Deze scriptie is een bevestiging van onze vele bijdragen in Onderwijskrant over het in vraag stellen van het belang van het AN. Anne Gelad haalde blijkbaar ook heel veel inspiratie uit onze vele bijdragen.

    De pleitbezorgers Standaardnederlands : Onderwijskrant nam het voortouw

    De Onderwijskrant (2009, p.2) pleitte geregeld voor meer aandacht voor het Standaardnederlands. Raf Feys en Noël Gybels ( o.a. 2009, p. 5; Onderwijskrant nam het voortouw in de strijd voor het AN; - Vandenbussche, 2013, p.2; Van Istendael, 2008; 2012) zijn eveneens van mening dat het een emancipatorische en belangrijke taak is om het Standaardnederlands aan te leren. Leraren, en meer specifiek leraren Nederlands, zijn volgens Kloots, Van de Velde en van Hout (2000, p.3) ook belangrijk voor de verspreiding van de standaardtaal. Niet alleen taalkundigen hebben een uitgesproken mening over de taalsituatie in het onderwijs, de gemiddelde Vlaming ook. Dat bewijst de reeds aangehaalde stormloop aan reacties, zowel in de serieuze als in de meer populaire pers, op de nationale radio, via forumbijdrages en lezersbrieven, op sociale media en zelfs in het nieuws op een interview met de redacteurs naar aanleiding van de verschijning van ‘De manke usurpator’ in ‘De Morgen’ (Jaspers, 2013, p.1). De redacteurs van De manke usurpator' beweren daarin namelijk dat de tussentaal erg efficiënt is om leerlingen iets aan te leren (De Preter, 2012b). Die commotie vormt een bewijs voor de gevoeligheid van de Vlamingen inzake taalkwesties en meer specifiek inzake de tussentaal (Verschueren, 2012; Tussentaal, 2012).

    Voor prof. Johan Taeldeman (1991, p.38) is de toename van de tussentaal het ware taalverdriet van Vlaandere’.. Taeldeman betreurt dus dat de tussentaal de vervanger wordt van het hele taalpanorama: de tussentaal zou zowel de dialecten als het Standaardnederlands opvreten (Phara, 2009Goossens (2000 in De Caluwe, 2002, p. 3) is ook geen voorstander van de tussentaal, die hij ironisch ‘Schoon Vlaams’ noemt. Ook Geert van Istendael (1989, p.116) is vernietigend voor de tussentaal. Zo noemt hij de tussentaal ‘een wangedrocht, een taal die blaakt van intellectuele luiheid’ (Van Istendael, 1993, pp. 116-117). Geeraerts (2001, p.338) heeft het dan weer over Soapvlaams’of zelfs Koeter-vlaams (Geeraerts,1999 in De Ridder, 2007, p. 19).

    De belagers van de standaardtaal in het onderwijs

    Van Avermaet & Blommaert (2008) en De Caluwe, 2012, p. 112) beweren dat een verhoogde nadruk op een bepaalde normatieve standaard als gevolg heeft dat taal discriminerend gaat werken en ongelijkheid tot stand brengt. Ex-leerplanvoorzitter Ides Callebaut opteert zelfs voor poststandaardtaal- onderwijs Callebaut (2010, p.54; Jaspers, 2013b, p. 785) en vindt eveneens dat de eis voor een correct Standaardnederlands een extra hindernis vormt voor sociale vooruitgang, in plaats van een voorwaarde om hogerop te geraken.

    Kris Van den Branden & N. Bogaert & Machteld Verhelst(Leuvens Taalcentrum 2011, p. 29) beweren dat het niet noodzakelijk is dat leraren in hun communicatie met leerlingen enkel het AN gebruiken. De taak van de inspectie zou dan zijn om te controleren of elke taalvariëteit in de juiste omstandigheden gehanteerd wordt en of zowel leerlingen als leerkrachten het correcte Standaardnederlands kunnen hanteren als dat nodig is (De Caluwe, z.d., p.9). Veel taalkundigen zijn het daarmee eens en vinden het belangrijk dat leerlingen op school leren welke taalvariëteiten geschikt zijn in welke omstandigheden. (Willems, 2008, p. 3; p.37; p.51; Callebaut, 2010, p. 55; 2012, p. 135; De Schryver, 2012, p. 230; Delarue, 2012, p. 22; Van Hecke, 2012; Absilis, e.a., 2012b; Bogaert & Van den Branden, 2011, p.29).

    Ook Jürgen Jaspers gaat in tegen de allesoverheersende nadruk op de standaardtaal als middel tot emancipatie. Zo zijn ook veel specifiekere taalvariëteiten zoals dialect erg belangrijk op de arbeidsmarkt. Daarenboven brengen standaardtaal en een goede taalvaardigheid niet vanzelf emancipatie en integratie met zich mee (Jaspers, 2013, p.6; p. 9; p. 11; Jaspers, 2013b, pp. 788-790). Om mensen echt te laten emanciperen, moet het beleid volgens Jaspers (2012b, p.371) focussen op taalgenres en een heterogene, veelkleurige standaardtaal accepteren. In het onderwijs zijn verschillende taalvormen aanwezig en de redacteurs van ‘De manke usurpator’ betwijfelen dan ook of de standaardtaal wel de enige acceptabele taalvariëteit op school is (Absilis, e.a., 2012, pp. 26-27; Jaspers, 2013, p.1). Zij vinden de aanwezigheid van de tussentaal in het Vlaamse onderwijs niet erg (Beel, 2012). Ook De Caluwe (z.d., p.9) is van mening dat de tussentaal en het dialect wel toegestaan mogen worden in de klas.

    Veel taalkundigen zijn het daarmee eens en vinden het belangrijk dat leerlingen op school leren welke taalvariëteiten geschikt zijn in welke omstandigheden. Leerlingen moeten uiteraard ook de taalverwachtingen kennen voor formele situaties en daarom moet de school hen het AN bijbrengen (Willems, 2008, p. 3; p.37; p.51; Callebaut, 2010, p. 55; 2012, p.135; De Schryver, 2012, p. 230; Delarue, 2012, p.22; Van Hecke, 2012; Absilis, e.a., 2012b; Bogaert & Van den Branden, 2011, p. 29).

    Besluiten

    We hopen dat de nieuwe eindtermen en leerplannen afstand zullen nemen van de vele vormen van taalrelativisme van de voorbije decennia. Taalrelarelativisten als Callebaut, Masquillier, Van Avermaet, Blommaert, Jaspaert, Van den Branden, Van Gorp, Rymenans, T’Sas, Daems, … en ook de kopstukken van de Taalunie hingen de voorbije decennia een karikatuur op van het klassieke taalonderwijs dat ze totaal achterhaald vonden. Ze zijn mede-verantwoordelijk voor de uitholling van het taalonderwijs.

    Er moet veel meer aandacht besteed worden aan systematisch AN-woordenschatonderwijs - met inbegrip van extra NT2-taallessen - en dit alles vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:AN, woordenschatonderwijs
    19-04-2021, 00:00 geschreven door Raf Feys  
    Reacties (0)
    Archief per week
  • 04/03-10/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 29/01-04/02 2024
  • 15/01-21/01 2024
  • 11/12-17/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 31/07-06/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 17/07-23/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 22/05-28/05 2023
  • 15/05-21/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 30/01-05/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 26/12-01/01 2023
  • 19/12-25/12 2022
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 21/11-27/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 03/10-09/10 2022
  • 01/08-07/08 2022
  • 13/06-19/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 30/05-05/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 11/04-17/04 2022
  • 04/04-10/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 06/12-12/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 01/03-07/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 16/11-22/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 10/08-16/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 06/07-12/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 30/04-06/05 2018
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs