Onderwijskrant
Conserveren en vernieuwen in coninuïteit
Inhoud blog
  • Ik pleit al decennia voor dringende optimalisring en bijsturing van ons kleuteronderwijs
  • Prof. William Brooks: Was Dewey a Marxist? Toch wel volgens auteur.
  • De regel dat men op school de kans loopt om niet te slagen en te moeten overzitten, maakt inherent deel uit van het schoolspel
  • Vlaamse kritiek in 1928 op indoctrinerend & communistisch onderwijs in Sovjet-Unie : haaks op de lovende getuigenissen van Dewey in boek van 1928, in brieven van Freinet
  • Pleidooi voor dingende optimalisering taalonderwijs in de kleuterschool
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    27-02-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Interview 25 jaar geleden over toestand van het Vlaams onderwijs & 20 jaar Onderwijskrant en: “Raf Feys, gedreven criticus Vlaams onderwijs: vernieuwen is niet hetzelfde als vernielen.”

    Interview 25 jaar geleden over 20 jaar Onderwijskrant en toestand van het Vlaams onderwijs: “Raf Feys, gedreven criticus Vlaams onderwijs: vernieuwen is niet hetzelfde als vernielen. Mijn analyse en waarschuwingen een kwarteeuw geleden: terecht?

    Interview van Hein De Belder op 8 december 1997 in De Standaard

    Inleiding interview

    Hein De Belder: Er wordt in Vlaanderen veel achter de hand gemopperd over het onderwijs. Maar er is alvast één uitzondering: Raf Feys, de hoofdredacteur van Onderwijskrant. Zijn hele leven lang al formuleert hij zijn kritiek openlijk en hij zorgt bijna als enige voor het nodige zout in de pap. Rode draden hierbij zijn Feys’ basisprinciepen: Kijk bij hervormingen eerst naar het goede, naar de sterke kanten van ons onderwijs, maak een inventaris op en conserveer deze i.p.v. ze in vraag te stellen, en ‘houd bij ingrepen meer rekening met de werkelijkheid in klas. Nu eens leverde hem dat het etiket ‘progressief’ op, dan weer het etiket conservatief.

    Feys was in 1977 medestichter van het tijdschrift Onderwijskrant. Dit tijdschrift bestaat nu - 20 jaar later – nog. Feys is er de drijvende kracht van. Het is ook de tribune van waaraf hij geregeld zijn vermaningen uitspreekt en ervoor zorgt dat in het vlees van de beleidsvoerders en nieuwlichters er steeds een angel zal zitten. Hij telt een 260 publicaties van zijn hand, ook over zijn directe systeemmethodiek voor het leren lezen, straks ook een nieuw boek over wiskunde en een over wereldoriëntatie, ook een veertig leerpakketten voor wereldoriëntatie.

    Zijn sterkte is zijn intense betrokkenheid bij de onderwijspraktijk – ook als hij kritiek uitbrengt. Hij rekent het tot zijn verdienste dat zo enkele beleidsontsporingen werden voorkomen of ingedijkt. Hij slaagde er b.v. met zijn campagne ’Moderne wiskunde: een vlag op een modderschuit’ van 1982 in om het wiskundetij te keren. Hij publiceerde als alternatief bijdragen over effectief wiskundeonderwijs die aansloten bij de sterke rekentraditie. Feys stelde in 1992-93 mede de eindtermen wiskunde basisonderwijs op en iets later ook het leerplan wiskunde voor het lager (katholiek) onderwijs. Hij werd ook sporadisch bij het beleid betrokken, direct of via politiek lobbywerk. Als lerarenopleider participeerde hij de voorbije jaren ook heel betrokken & kritisch in het debat over de hervorming van het hoger onderwijs en van de lerarenopleidingen.

    De Belder besloot zijn lang interview (zie verderop) zo. Raf Feys is het blijvende zout in ons onderwijs. Zijn inzet voor goed onderwijs is bewonderenswaardig, en zijn kritische zin slaapt niet – zoals ook blijkt uit dit interview. Iedereen die met het onderwijs begaan is, kan alleen profijt halen uit de confrontatie met zijn kritiek en publicaties, als toetssteen voor de eigen opvattingen. Tussen Feys’ woorden valt geen speld te krijgen. Als hij tijdens het interview uiteindelijk toch zijn eigen koffie opmerkt, dient er zich alweer een ander onderwerp aan. Blijvend? Feys is eenenvijftig! Als hij straks onder een auto loopt, wordt het muisstil in onderwijsland.

    De Belder voegde er in de marge ook nog aan toe: Raf Feys (51) is pedagoog. Hij was CSPO-onder-zoeker in 1969-1971 in Leuven, een onderzoek over de doorstroming naar het secundair onderwijs. Sinds 1971 geeft hij les aan de normaalschool van Torhout als docent-pedagoog en coördinator. Zijn eigen vorming beleefde hij in het tijdsklimaat van mei 1968. Jean-Luc Dehaene betrok hem in 1970 bij de stichting van het maatschappijkritische blad De Nieuwe Maand. Feys kwam als jonge pedagoog o.m. ook op voor het pluralistische project van de ‘open gemeenschapsschool (cf. zijn publicatie: Naar een open gemeenschapsschool, De Nieuwe Maand, januari 1973).

    Interview van De Belder

    De Belder: “Wat moet er eerst van uw lever?

    Het Vlaams onderwijs kent een sterke traditie en sterke leerkrachten; het is geenszins hopeloos verouderd. Toenemende stemmingmakerij en neomanie tast(t)en wel de kwaliteit aan.

    Feys: Ik wil vooreerst stellen dat ons Vlaams onderwijs niet hopeloos verouderd is. In tegenstelling met de stemmingmakerij van topambtenaar Georges Monard en vele anderen die beweren dat het slecht gesteld is met ons onderwijs en dat enkel copernicaanse hervormingen nog soelaas kunnen brengen, vind ik dat ons onderwijs een heel sterke traditie kent en dat klassieke aanpakken niet zomaar voorbijgestreefd zijn.

    Ook internationaal gezien scoort ons onderwijs nog vrij goed - b.v. zelfs de wereldtopscore wiskunde voor TIMSS-1995; maar topambtenaren als Monard en co bleven ook dan verder mekkeren dat b.v. onze eerste graad s.o. en de leraren-regenten slecht presteerden; onze eerste graad was volgens hen een echte kankerplek en de lerarenopleiding deugde niet. (Commentaar: dit leidde tot opeenvolgende hervormingsplannen voor de structuur van het s.o. en voor de lerarenopleidingen.)

    We hadden anno 1997 veel verder kunnen staan. Dat we weinig vooruitgang boekten en er zelfs op achteruit gaan, komt omdat beleidsmakers en veel zgn. onderwijsexperts altijd opnieuw denken dat klassieke aanpakken niet deugen, dat ze het bestaande moeten wegvegen, dat ze dringend de school van vele kwalen moeten verlossen. (Commentaar: in de VSO-brochure van miister Vermeylen van 1971 werd al gepleit voor een verregaande ontscholing van het onderwijs, voor kennisrativisme, prestatievijandigheid, leerlinggestuurd leren ...)

    Ons onderwijs heeft de voorbije vijfentwintig jaar op bepaalde vlakken ook wel vooruitgang geboekt; ik denk aan de humanisering van de relaties met leerlingen en de relaties leerkrachten-directies. Het is ook inhoudelijk wat levensnabijer geworden. Maar we gingen er de voorbije jaren jammer genoeg op tal van vlakken op achteruit i.p.v. vooruit – ook inzake onderwijskansen voor kansarmere leerlingen.

    We kregen de voorbije jaren te maken met al te veel modes en rages, met al te veel verlossers uit de ellende. Efficiënte didactische aanpakken recht op het doel af - die hun deugdelijkheid al bewezen hadden, werden al te vlug in vraag gesteld. Het kan toch niet dat het klassiek onderwijs dat we vroeger zelf genoten, zo slecht was. Mensen die veraf staan van de alledaagse onderwijspraktijk, worden al te vlug gecharmeerd door nieuwe visies en rages - mede omdat ze zich zo menen te moeten waarmaken, en/of omdat ze als vrijgestelden voor de permanente vernieuwing werk zoeken voor de eigen winkel. Veel zgn. onderwijsexperts en beleidsmakers participeerden aan die beeldenstormerij.

    (Commentaar: Door overdrijvingen en eenzijdigheden in tal van richtingen, hebben we ook de voorbije 25 jaar nog meer achteruitgang op tal van vlakken gekend. Onze sterke eerste graad s.o. werd b.v. vanaf 1991 door topambtenaar Georges Monard en co zelfs als een kankerplek bestempeld. Er was ook de nivellerende eindtermen- en leerplannenoperatie van de jaren negentig. In de Uitgangspunten bij de eindtermen van 1996 stuurden Roger Standaert en zijn DVO aan op een pedagogische revolutie, constructivistische aanpak e.d. Vanaf 1993 waarschuwen we ook al in Onderwijskrant voor de uitholling van het taalonderwijs zoals toen al bleek uit de ontwerpeindtermen Nederlands. )

    Aantasting pedagogische aanpak & meesterschap van de meester & verlossingsideologie

    Feys: De aantasting van de pedagogische aanpak startte eigenlijk al in de jaren zeventig. In de ministeriële brochure over het VSO van 1971 stond ook al het kennisrelativisme centraal, en het klassieke lesgeven was zogezegd voorbijgestreefd en onderdrukkend. Denk ook maar aan de opkomst van het zelfontplooiingsmodel; cf. b.v. het ervaringsgericht onderwijs van prof. Ferre Laevers en zijn Leuvens CEGO. Volgens die visie kunnen en moeten kinderen zich vanuit zichzelf kunnen ontplooien. Denk ook aan de opvatting dat in de klas het welbevinden/de intrinsieke motivatie vooraf moet gaan aan het verwerven van kennis en vaardigheden.

    Afwijzing van jaarklassen: ook in decreet basisonderwijs 1997

    Feys: Een andere grote dwaalweg is b.v. de afwijzing vanaf de jaren zeventig van het klassikaal onderwijs en de jaarklassen (met hun activerende directe instructie & klassikale interactie); gepaard met het promoten van doorgedreven individualisering en zelfsturing. Nu heeft ook de overheid onlangs het jaarklassenprincipe in vraag gesteld en meteen ook afgeschaft in het recente decreet basisonderwijs van 1997. Maar ik hoop en vermoed dat de scholen en leerkrachten die visie niet zullen volgen; het jaarklassensysteem met de eraan verbonden leerplannen per leeftijdsgroep is nu eenmaal het beste en meest efficiënte en eenvoudige systeem.

    Kritiek op universitaire steunpunten voor onderwijsvoorrang, GOK, NT2 en zorgverbreding

    Feys: Als pleitbezorger vanaf de jaren tachtig van de zorgverbreding voor kansarmere leerlingen betreur ik ook dat die zorgverbreding vanaf 1991 grotendeels uitbesteed werd aan universitaire steunpunten als CEGO-Leuven, Steunpunt NT2-Leuven en Steunpunt ICO-Gent die een visie propageren die haaks staat op een effectieve aanpak. Het Leuvens Steunpunt NT2 vond na een paar jaar extra NT2-lessen overbodig en propageert volop zijn eenzijdige communicatieve en vaardigheidsgerichte visie op het taalonderwijs.

    Onhaalbare differentiatie, onderwijs op maat van elk kind , therapeutisering, overbevraging: keep it simple!

    Feys: Het nieuwe leren en de zorgverbreding ging ook al te vlug de kant op van leerlinggestuurd leren en van differentiatie en personalisering van het leerproces. Men tast de klassikale instructie en interactie in groep aan en gooit de leerlingen, ook de zwakkere, meer op zichzelf terug. Onderwijs is vooral interactie met de leraar, en niet van de leerling met zichzelf; leren in groepsverband is heel belangrijk. De leerkracht zou alle leerlingen meer individueel moeten aanpakken en daarnaast ook de zwakkere leerlingen individueel moeten helpen. Zo’n verregaande individualisering kan een leerkracht ook gewoon niet aan. En velen vragen tevens dat de leerkracht ook nog als een soort therapeut optreedt, zoals prof. Ferre Laevers en zijn CEGO.

    Dit zijn enkele van de toenemende vormen van overbevraging van het onderwijs. En er zijn nog tal van andere situaties waarin men onrealistische verwachtingen stelt aan de leraar. In zo’n situaties gaan/moeten leerkrachten maar hun plan trekken, se débrouiller zoals men in Congo zou zeggen. Maar dit alles tast het meesterschap en het gezag van de leerkrachten aan en maakt alles veel te gecompliceerd. En zo wordt het lerarenberoep tegelijk ook minder aantrekkelijk. 

    (Commentaar: sinds het interview eind 1997 namen de werkdruk en de ontscholingsdruk b nog verder toe.).

    Inzet voor het wiskundeonderwijs: noch moderne wiskunde, noch constructivistische

    De Belder: U was destijds tegen de invoering van de ‘Moderne wiskunde’, nu wordt de Moderne Wiskunde in de eindtermen ook afgeschaft, maar nu lees ik in een recente Onderwijskrant, dat u nu weer uitpakt met nieuwe waarschuwingen.

    Feys: Velen opteren nu als alternatief voor de formalistische moderne wiskunde voor een andere extreme aanpak, het contextueel en constructivistisch rekenen zoals het Nederlandse Freudenthal Instituut dat propageert. Een leerling zou nu zelf zijn wiskundekennis, b.v. zijn specifieke berekeningswijze van 72-28, moeten construeren; en het moet nu doing mathematics zijn i.p.v. knowing. Bij het opstellen van de eindtermen was die strekking volop aanwezig. Ik deed de voorbije twee jaar mijn best om het zgn. constructivistisch en contextueel rekenen buiten het leerplan lager onderwijs te houden.

    (Commentaar: dit is me ook gelukt, maar de constructivistische aanpak drong wel volop door in de leerplannen wiskunde voor het s.o. en in de leerplannen voor tal van andere vakken. Volgens het rapport Brinckman is dit een van de belangrijkste oorzaken van de niveaudaling).

    Kritiek op onderwijsbeleid van de overheid , & acties i.v.m. hervorming lerarenopleidingen Vervreemding van onderwijspraktijk, overrompelingsbeleid en al te weinig inspraak praktijkmensen

    De Belder: Je bent blijkbaar ook ontevreden over het onderwijsbeleid en over veel hervormingen.

    Feys: Veel grote hervormingen en projecten van de overheid zoals het VSO (Vernieuwd secundair onderwijs), het VLO (Vernieuwd lager onderwijs), de invoering van de ‘Moderne wiskunde,’ het zorgverbredings- en GOK-beleid… waarin veel geld wordt geïnvesteerd, zijn grotendeels mislukt, of aan het mislukken.

    De Belder: In een opiniebijdrage in september 1992 in de krant De Standaard en in Onderwijskrant betreurde u dat beleidsmensen, beleidsadviseurs en ondersteuners te sterk vervreemd zijn van de klaspraktijk en al te weinig rekening houden met de visie van de praktijkmensen.

    Feys: Ik betreurde in september 1992 dat het beleid het monopolie dreigde te worden van een beperkt aantal mensen die elkaar in Brusselse cenakels/ivoren torens frequenteren. Een beperkt aantal mensen maken uiteindelijk de dienst uit. Binnen die Brusselse cenakels worden radicale hervormingen bedisseld zonder voldoende rekening te houden met de visie van de praktijkmensen. Bovendien hanteren beleidsmakers de tactiek van de overrompeling: als ze een hervorming hebben uitgedacht, willen ze die er zo vlug mogelijk doorjagen. 

    Feys:  Een te beperkt aantal beleidsmakers speelden de voorbije jaren een hoofdrol in de beleidsbepaling; ik denk aan minister Van den Bossche, maar evenzeer aan secretaris-generaal Georges Monard en Roger Standaert, de DVO-directeur van de Dienst voor Ontwikkeling van het onderwijs die ook de opstelling van de eindtermen patroneert en er ook zijn ‘simplistische’ stempel probeert op te drukken. De onderwijsadministratie van Monard en de DVO leveren alleen maar hand en spandiensten voor het beleid. Vooral enkele topambtenaren stippelen nu het beleid uit, waar men zou mogen verwachten dat de onderwijsadministratie vooral ten dienste zou staan van de scholen – zoals vroeger meer het geval was. Maar topambtenaren als Monard vinden dat zij vooral het onderwijsbeleid moeten uitstippelen en tegelijk dat er minder geluisterd moet worden naar de (conservatieve) praktijkmensen. En jammer genoeg spelen een aantal zgn. onderwijsexperts als adviseurs dit spelletje mee.

    Het lijkt me ook niet wenselijk dat een paar mensen als Georges Monard en Roger Standaert te lang en ononderbroken aan de top de plak mogen zwaaien en hun stempel mogen drukken op het onderwijs. Ook de DVO (Dienst voor Onderwijsontwikkeling) van Roger Standaert doet volop aan staatspedagogiek, en vermindert zo de pedagogische autonomie van de scholen en leerkrachten – denk maar aan het opdringen van de DVO- Uitgangspunten bij de eindtermen die een controversiële pedagogische aanpak opdringen, een aanpak die de DVO ook oplegde via de inspectiecriteria.”

    Het wordt gevaarlijk als een beperkt aantal mensen te lang ononderbroken aan de top blijven en samen het beleid in sterke mate mogen bepalen. Als ik zoals Georges Monard meer dan vijftien jaar aan de top alles zou mogen regelen, dan zou ik wellicht o zelfgenoegzaam worden en het debat met de praktijkmensen niet zo belangrijk vinden. Tegelijk merk ik dat de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) niet genoeg een tegengewicht vormt en onvoldoende rekening houdt met de visie van de praktijkmensen. Ik betreur ook dat de vroegere specifieke onderwijsraden als b.v. de Hoge raad voor de lerarenopleidingen – werd afgeschaft. Binnen de VLOR-raad hoger onderwijs moesten mensen die de lerarenopleidingen geenszins kennen de vorige jaren hun advies geven over de hervorming van de lerarenopleidingen.

    Beleidsmedewerkers en onderwijsondersteuners vertrekken voor hun vaak gecompliceerde vernieuwingen ook al te veel van het model van een bedrijf en bedrijfsmanagement. In een bedrijf maakt men mensen vrij voor de invoering van een vernieuwing, werkt men met vijfjarenplannen en met vrij concrete (productie)doelen. Maar een school functioneert anders dan een bedrijf. Een school is een eerder losjesgekoppelde organisatie; de doelen zijn ook complexer, minder vanzelfsprekend en minder voorspelbaar dan in een bedrijf, en de klanten zijn niet zomaar de leerlingen/studenten en de ouders. “

    Inzet i.v.m. hervorming hoger onderwijs en lerarenopleidingen

    De Belder: U was de voorbije jaren ook heel sterk begaan met de hervorming van het hoger onderwijs en van de lerarenopleidingen en liet ook daar uw kritische stem beluisteren

    Feys: Via verzet en lobbywerk konden we gelukkig een en ander afdingen op de hervormingsplannen voor het hoger onderwijs en voor de lerarenopleidingen. Zo hebben we ons b.v. krachtig verzet tegen de plannen om de lerarenopleidingen te academiseren – en met succes.

    Inzake de hervorming van de hogescholen kon ik mede via lobbywerk bij de oppositiepartij VLD toch enkele nefaste voorstellen inzake lineaire betoelaging (hoe meer leerlingen, hoe meer centen per leerling) e.d. doen schrappen.

    Ik verzette me ook tegen de opname van de lerarenopleidingen binnen multisectorale hogescholen omdat hierdoor de specifieke identiteit van de lerarenopleidingen werd aangetast. Ik opteerde voor regionale samenwerking van b.v. de drie West-Vlaamse lerarenopleidingen i.p.v. multisectorale hogescholen. In de meeste landen vormen de lerarenopleidingen ook nog steeds een aparte sector met eigen reglementen en passend toezicht. “

    (Commentaar: Onlangs las ik nog in een publicatie dat Vlaamse lerarenopleiders betreurden dat ze sinds de hogeschool hervorming veel van hun identiteit verloren zijn en minder kwaliteit kunnen bieden. De 8 Nederlandse PABO’s-lerarenopleidingen die niet opgenomen werden binnen brede hogescholen presteren veelal beter dan de andere lerarenopleidingen. In de jaren negentig werden we voortdurend geconfronteerd met hervormingsplannen voor de lerarenopleidingen en met het decreet basiscompetenties voor toekomstige leraren-1998 dat een constructivistische en competentiegerichte aanpak opdrong. In het recente rapport-Brinckman van de commissie ‘Beter onderwijs’ wordt bevestigd dat dit een belangrijke oorzaak is van de daling van de kwaliteit van de lerarenopleidingen. Als lerarenopleider en coördinator van een normaalschool ging ik in verzet tegen dit decreet en bewees ik de nodige lippendienst. Ik heb me in 1984ook verzet tegen de afschaffing van de belangrijke oefenscholen.”

    Nefaste bedrijfsmanagement- en kwaliteitscultuur

    Feys: De nieuwe managementstructuur en- cultuur in de grote hogescholen heeft er ook toe geleid dat we in plaats van een centrale regelgeving op Vlaams niveau, nu een regionale regelgever kregen. Dan verkies ik een beperkt aantal centrale regels voor alle Vlaamse lerarenopleidingen dan de regelgeving door een regionale hogeschool. We kregen nu ook een hogeschoolbestuur dat weinig affiniteit en kennis heeft met het onderwijs en de lerarenopleidingen. We kregen een aantal regionale ministeries/overheden die veel meer en meer dwingend regels opleggen en met elk een eigen administratie, uitgebreide en dure waterhoofden- dit alles ten koste van de zelfstandigheid van de aparte scholen en ten koste van het aantal docenten. Zo’n regionale, meer nabije koepels leidden/leiden ook tot meer zelfcensuur; als docent ben je kwetsbaarder dan voorheen met een ventrale Brusselse koepel het geval was.

    En elke hogeschool moet nu ook zelf uitmaken hoeveel procent van de toelagen er geïnvesteerd worden in de docenten, welke de plichten en rechten zijn van de docenten, enz. Zo’n regionale koepels leidden/leiden ook tot meer zelfcensuur; als docent ben je kwetsbaarder dan weleer.

    Ik heb ook veel problemen met de opgedrongen modellen en dikke boeken voor de interne kwaliteitszorg zoals die uit het bedrijfsleven overgewaaid zijn, maar helemaal niet geschikt zijn voor het onderwijs. Denk b.v. aan het dikke PROZA-boek met honderden kwaliteitsindicatoren. De te bereiken doelen in een lerarenopleiding zijn ook veel complexer dan in een bedrijf, en hebben we als lerarenopleiders ook geen specifieke klanten zoals in het bedrijfsleven. Als we te veel de studenten beschouwen als onze klanten en te veel naar hun pijpen dansen, houden we straks minder kwaliteit over. De docenten geloven niet in die IKZ-modellen, maar toch moeten ze er veel tijd in investeren. Het vroegere kwaliteitstoezicht met b.v. een inspecteur die de examens en stagepraktijk kwamen volgen en beoordelen werd ook zomaar afgeschaft.”

    Teloorgang van de open debatcultuur & tegensprekelijke debatten

    De Belder: Feys betreurt ten slotte ook de teloorgang van de debatcultuur in onderwijszaken. Vroeger was er volgens meer open en controversieel debat. Hij heeft in dit verband ook heimwee naar de open en tegensprekelijke onderwijscolloquia van de Stichting Lodewijk de Raet die hij zelf in de periode 1972-1992 hielp inrichten en stofferen. Die tijd van open en tegensprekelijk debat is volgens hem grotendeels voorbij.

    Verder stelt Feys ook vast dat academici zich meer dan ooit door het onderwijsdepartement laten inpalmen dan voorheen, mede omdat ze er voor de financiering van hun onderwijsonderzoek er te veel van afhangen. Ze durven minder vrijuit spreken dan weleer en ontwijken onderlinge debatten.

    Als hoofdredacteur van Onderwijskrant betreurt Feys ten slotte ook dat het ministerie veel geld stopt in het overheidstijdschrift Klasse als spreekbuis van het ministerie, maar niet bereid is onafhankelijke onderwijstijdschriften als Onderwijskrant te steunen. Financieel heeft ook het tijdschrift Onderwijskrant het moeilijk om te overleven.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:De Belder
    27-02-2022, 09:21 geschreven door Raf Feys  
    Reacties (0)
    26-02-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wim Van den Broeck & Frank Furedi over ont- en her-scholing, kennisrelativisme, enz. Bevestiging van onderwijsvisie en onderwijscampagnes van Onderwijskrant de voorbije decennia
     Frank Furedi en Wim Van den Broeck over ont- en her-scholing, kennisrelativisme e.d.
    Becestiging van Onderwijsvisie en onderwijscampagnes van Onderwijskrant van de voorbije decennia

    Woord vooraf

    De Brusselse prof. Wim Van den Broeck gaf op 20 oktober 2010 een opgemerkte lezing in de KaHO Sint-Lieven. Deze bijdrage bevat de tekst van die lezing. Van den Broeck sloot zich in sterke mate aan bij de inspirerende visie van de Engelse socioloog Frank Furedi in zijn recent werk Wasted. Why education isn’t educating? Het boek kreeg in het Nederlands de titel: De terugkeer van het gezag. Waarom kinderen niets meer leren (Meulenhoff, 2009).

    Van den Broeck en Furedi beschrijven tal van vormen van ontscholing - met als centraal thema de aantasting van het gezag en het prestige van de leerkracht en van de leerinhoud. De maatschappij en de school hebben het belang van cultuuroverdracht als een intrinsiek waardevolle activiteit uit het oog verloren. Daarmee verspillen ze een groot deel van de middelen en energie die in het instituut onderwijs gestopt worden. Furedi merkte in zijn lezing in Antwerpen wel op dat de ontscholing en de aantasting van het gezag en het curriculum in Vlaanderen wel iets minder doorgedrongen zijn dan in landen als Engeland, Nederland, de Verenigde Staten ... Wellicht heeft ook Onderwijskrant hier toe bijgedragen.

    Van den Broeck behandelde thema’s die de voorbije decennia centraal stonden binnen Onderwijskrant en in ons O-ZON-manifest van januari 2007 tegen de ontscholing en niveaudaling.. Omdat we die onderwerpen zo belangrijk vinden, nemen we de tekst van de lezing bijna integraal op. We brachten hier en daar wat tussentitels aan.

    1 Intergenerationele overdracht van intellectueel erfgoed
    1.1 Intellectueel erfgoed en cultuuroverdracht versus zelfgestuurd & individueel leerproces

    Meer en meer wordt onderwijs beschouwd als een individueel en zelfgestuurd leerproces en wordt de cultuuroverdracht en de autoriteit van de volwassenen en leerkrachten in vraag gesteld. Dit staat haaks op de essentie van het onderwijs. In het onderwijs gaat om het proces waarbij de ene generatie de andere inwijdt in hoe de wereld eruit ziet. 

    De filosofe Hannah Arendt drukte het destijds zo uit: Educatie is het moment waarop we beslissen of we de wereld in voldoende mate liefhebben om de verantwoordelijkheid ervoor op te nemen. ... Het is precies door educatie/onderwijs dat volwassenen ervoor zorgen dat de jongere generatie cultureel, moreel en intellectueel voorbereid wordt om onze gemeenschappelijke wereld te vernieuwen. Het gaat bij educatie en onderwijs dus zowel om verantwoordelijkheid opnemen voor de jongeren als voor de wereld en de toekomst. Zowel bekende linkse’ als rechtse denkers zagen onderwijs als de intergenerationele overdracht van het intellectueel en cultureel erfgoed. Antonio Gramsci, een Italiaanse marxistische denker, stelde dat elke generatie de nieuwe generatie moet opvoeden, en hij beklemtoonde heel sterk de rol van onderwijs voor de zwakkeren in de samenleving.

    De conservatieve Engelse filosoof, Michael Oakeshott, kwam tot dezelfde conclusie. En de liberaal politiek filosofe Hannah Arendt beschouwt de intergenerationele overdracht als een belangrijke zaak - die niet kon overgelaten worden aan beroepspedagogen. Arendt stelde dan ook dat educatie altijd het verleden moet conserveren, de kennis van het verleden absoluut nodig is om de toekomst te kunnen hernieuwen. Een pleidooi voor conserveren’heeft niets te maken met één of andere reactionaire politieke agenda of met sociaal conservatisme, maar wel met het zelfbewust opnemen van onze verantwoordelijkheid. Dit is echte progressiviteit: het inzicht dat we maar vooruitgang kunnen boeken indien we recht doen aan de verworvenheden van het verleden. Diegenen die in de illusie leven dat hun postmoderne en flinterdunne hervormingsideeen progressief zouden zijn, noem ik ‘regressieven’: ze gooien de verworvenheden van het verleden en van de liberale democratie zo maar te grabbel.

    1.2 Verschil tussen onderwijzen en leren

    De voorbije decennia werd voortdurend geponeerd dat we moeten evolueren van onderwijzen’ naar leren, van een système d’enseignement’naar een ‘système d’apprentissage. Onderwijs heeft echter te maken met een doelbewuste initiatie door volwassenen, dat is het verschil met leren in de brede zin van het woord. Onderwijs is dus niet zomaar een variant van leren, zoals de voorstanders van het levenslange leren en van het informele en dagelijkse leren vooropstellen. 

    Het verschil tussen onderwijzen en leren is dat onderwijzen gaat over dingen die niet direct tot de leefwereld van het kind behoren. Wat een leraar een kind bijbrengt is gebaseerd op het intellectuele erfgoed van de mensheid als geheel en sluit meestal niet zomaar aan bij de spontane interesses of vragen van een kind. Dat is dus iets anders dan de inzichten die een kind oppikt door de interacties met vrienden, familie en eigen ervaringen. Onderwijs draagt kennis en inzichten over die het resultaat zijn van de ervaringen van anderen in plaatsen ver weg van hier en in verschillende historische contexten. Deze kennis is in grote mate contextonafhankelijk en stelt jonge mensen net in staat om deze kennis te generaliseren en eventueel toe te passen in nieuwe contexten. Vanuit het perspectief van onderwijs als intergenerationele overdracht is onderwijs een afzonderlijke fase in het leven van jonge mensen, met een duidelijk begin en een eindpunt. Verderop in deze bijdrage wordt de aantasting van het klassieke onderwijsmodel uitvoerig geconcretiseerd.

    Precies omdat onderwijs een unieke rol speelt in de kennismaking van kinderen met het erfgoed uit het verleden, werkt het instituut onderwijs ook het beste los van al te veel externe druk. De politieke en sociale agenda’s die voortdurend het onderwijs binnendringen, hebben veelal een negatieve invloed op het onderwijs. (In punt 9 wordt deze thematiek verder uitgediept.) Het verwezenlijken van politieke doeleinden is overigens ook moeilijk omdat dit een symmetrische relatie van gelijkheid tussen de verschillende deelnemers veronderstelt. Onderwijs impliceert echter een asymmetrische
    relatie tussen de volwassene en het kind, tussen de leraar en de leerling, tussen het oude en het nieuwe. Men probeert die asymmetrische relatie tegelijk op te heffen - en dit zolang het onderwijs duurt. Zolang de educatie van kinderen niet voltooid is, kan er geen (politieke) dialoog zijn tussen gelijken; als men hier wel naar streeft, kan er alleen maar sprake zijn van indoctrinatie.

    1.3 Volksverheffing en emancipatie i.p.v. onderdrukking

    Cultuuroverdracht en schoolse/academische kennis worden door nieuwlichters vaak voorgesteld als elitair en vooral unfair ten aanzien van kansarme kinderen of kinderen wier interesse elders ligt. (NvdR: cf. visie van de Franse socioloog Pierre Bourdieu en veel Vlaamse GOK-ideologen.) Veel opvoedingstheorieën verwarren al te vaak de rol van de politiek met die van het onderwijs. Ze stellen dan de school voor als dé plaats waar sociale ongelijkheden en allerhande andere onbillijkheden aangepakt en weggewerkt kunnen worden. Ze concluderen dan veelal dat de school hierin niet slaagt en dat ze dus de leerlingen sociaal discrimineert en de ongelijkheid reproduceert.

    Het onderwijsmodel dat we in deze bijdrage bepleiten, heeft in het verleden wel degelijk emancipatorisch gewerkt: het heeft er in de 20ste eeuw o.a. voor gezorgd dat arbeiderskinderen degelijk onderwijs kregen en dat sociale mobiliteit voor velen een realiteit werd. Paradoxaal genoeg kunnen sociale ongelijkheden nog het beste gereduceerd worden door dit niet als een expliciet en primoridiaal onderwijsdoel te beschouwen, maar wel door er vanuit te gaan dat quasi alle kinderen in staat zijn kennis te nemen van ons intellectueel en cultureel erfgoed. De algemene kwaliteit van het onderwijs is het belangrijkste. Deze onderwijsopvatting delen we met Gramsci, Arendt en veel andere denkers.

    We merken dat ook mensen die achterdochtig staan t.o.v. de technocratische manipulatie van het curriculum, tegelijk dat curriculum aantasten door de schoolse kennis als elitair en voorbijgestreefd te bestempelen. Zo’n anti-elitaire bekommernis en kritiek op het klassieke onderwijs spelen dus in de kaart van de instrumentele en competitieve economische agenda die eveneens aanstuurt op flexibele kennis en vaardigheden. We krijgen dus een merkwaardig verbond, een gemeenschappelijke aanval op het schoolse, inhoudsgebaseerde onderwijs.

    De klassieke onderwijsopvatting staat ook haaks op de opvattingen van de radicale bevrijdingspedagoog Paulo Freire. Volgens Paulo Freire en co werkt het (klassieke) onderwijs onderdrukkend door het opleggen van de normen en waarden van de burgerlijke klasse aan hen die niet tot die klasse behoren. Er bestaat volgens hem niet zoiets als een neutraal onderwijs omdat alle onderwijs politieke en ideologische keuzes maakt. Men herkent hier de subjectivistische inslag en de ontkenning van de mogelijkheid van de mens om de rede te laten zegevieren. Freire heeft zijn eigen ideeën in de praktijk kunnen brengen toen hij door de Braziliaanse militairen gevraagd werd minister van onderwijs te worden van Sao Paulo; maar de ongelijkheden zijn daar duidelijk niet weggewerkt.

    2 Gezags- en verantwoordelijkheidscrisis

    Momenteel zijn de volwassenen nogal vervreemd geraakt van hun taak om verantwoordelijkheid op te nemen voor de wereld en voor de jongere generaties. Het lijkt erop alsof volwassenen tegen kinderen zeggen: wij weten het ook niet meer, zoek het zelf maar uit. De meesten hebben ook weinig contacten met jongeren (buiten hun eigen kinderen). De hedendaagse maatschappij maakt het de volwassenen en de leerkrachten daarbij niet gemakkelijk. Het gezag van ouders en leerkrachten werd de voorbije decennia vaak in vraag gesteld. We krijgen voortdurend de boodschap om ons niet al te veel te bemoeien met de jongeren; de kinderen van andere mensen zijn je zaken niet, zegt men dan bijvoorbeeld. De taak kinderen en jongeren te onderwijzen wordt verder ook steeds meer uitbesteed en toevertrouwd aan curriculumexperten en peda- gogen van alle slag; onderwijs wordt vaak voorgesteld als een aparte en gespecialiseerde activiteit die van hun expertise afhankelijk is. Onderwijs is echter veel meer dan een activiteit die overgelaten kan worden aan een kleine groep van professionele experts. Dit alles heeft verreikende gevolgen: een conversatie tussen de generaties is een essentiële component van educatie. Het begrip volwassenheid heeft maar betekenis door de relatie die volwassenen onderhouden met de niet- (of nog niet) volwassenen. Bij educatie/onderwijs gaat het om diverse zaken, maar in eerste instantie om het opnemen van verantwoordelijkheid voor de wereld én voor de jongeren.

    Op het eerste gezicht lijken alleen de ouders en de leerkrachten verantwoordelijk te zijn voor de opvoeding van de kinderen. Maar volwassenen zijn niet alleen individuen, ze zijn ook leden van een gemeenschappelijke volwassenenwereld en vertegenwoordigen voor de jongere generatie de volwassenheid; via hun gedrag drukken volwassenen uit wat ze van kinderen verwachten. Overigens blijft het gedrag van volwassenen voor de kinderen niet onopgemerkt. Als ouders gezag afdwingen in de thuissituatie en in situaties daarbuiten, dan zullen leerkrachten wellicht weinig moeite hebben om gezag uit te oefenen in het klaslokaal. Als volwassenen in het algemeen weigerachtig staan of twijfelend om leiding te geven aan de jongere generatie, dan dreigt het afdwingen van gezag in klas ook heel moeilijk te worden.

    Het probleem van de intergenerationele relaties en van de verantwoordelijkheid van de volwassenen wordt te zelden gezien als een probleem dat op zich én gezamenlijk aangepakt moet worden. Het wordt dan veelal gezien als een probleem van de leerkrachten, of van de ouders, of van de politici. Daardoor wordt er niets opgelost. Het gaat nochtans om een zaak die elk aspect van het onderwijs beïnvloedt.

    De verantwoordelijkheid van volwassenen wordt ook al te vaak op een eenzijdige en negatieve manier uitgedrukt. Ouders worden dan bekritiseerd omdat ze zelf het slechte voorbeeld geven aan hun kinderen die als gevolg daarvan storend gedrag vertonen in klas, en ze worden gesommeerd om hun verantwoordelijkheid op te nemen. Voor sommige leerkrachten zijn de ouders zelfs de vijand, vooral als het gewelddadige gedrag van kinderen gezien wordt als een nabootsing van het gedrag van de ouders. Maar het kan ook omgekeerd. Sommigen zien ouders net als de redders van het onderwijs. 

    Volgens de Engelse onderwijsminister dwingen wakkere ouders zwakke staatsscholen om beter te presteren. Vorig jaar kondigde de Britse regering een systeem aan waarbij ouders en leerlingen tevredenheidsratings over hun school kunnen invullen. Iedereen weet ook dat ouders meer en meer optreden als advocaat van hun kind en ze beschouwen de kritiek die een leerkracht heeft op een kind als een kritiek op henzelf. In plaats van de autoriteit van de leerkracht te ondersteunen en te versterken (zoals dat vroeger veel meer het geval was), wordt hun autoriteit gewild of ongewild ondermijnd. Dit naar elkaar toespelen van de zwarte piet, toont aan dat volwassenen niet voldoende bereid zijn om samen te werken en hun gemeenschappelijke verantwoordelijkheid op te nemen voor de jongere generatie.

    De crisis van de autoriteit van de volwassenen heeft zelfs geleid tot een soort omkering van de autoriteit. Meer en meer worden volwassenen aan de kinderen voorgesteld als de verantwoordelijken en schuldigen voor allerlei kwalen van onze samenleving, bijv. voor de opwarming van de aarde, voor de armoede, oorlog etc. Kinderen daarentegen worden geromantiseerd en opgehemeld door hun waarden voor te stellen als puur en onbedorven (cf. Rousseau). Er gaan nu ook al expliciet stemmen op om kinderen te gebruiken in de socialisering van hun ouders, bijv. om hun milieuverantwoordelijkheid bij te brengen, gezonde levensgewoonten, etc. Een omkering dus van alle waarden, een aantasting zonder voorgaande van de ouderlijke autoriteit.

    3 Aantasting van gezag en belang van schoolse vorming

    Door het gezag van de leerkrachten niet duidelijk te waarderen en te bevestigen, ondermijnen we de ontwikkeling van het potentieel van jonge mensen. Het werk van leerkrachten kan pas gedijen als hun autoriteit gewaardeerd wordt. De dubbelzinnigheid en onzekerheid die daarover momenteel heerst, levert enkele nefaste effecten op. 
    • Het gezag van leerkrachten om vakinhoudelijke kennis over te dragen wordt meer en meer in vraag gesteld - vooral ook door allerlei experten. Het leren uit eigen ervaringen zou meer waarde hebben. Vakinhoudelijke kennis wordt vaak voorgesteld als eng en droog; ervaringskennis zou veel breder en rijker zijn. 
     • Door voortdurend te spreken over de kennismaatschappij en over het vluchtig en relatief karakter van de schoolse kennis, wordt het gezag en het belang van de formele scholing ondermijnd. Informele vormen van leren zouden superieur zijn gedurende het levenslang leren, de 'lifelong learning'. Door onderwijs voor te stellen als een levenslang project, vermindert automatisch het gewicht van de formele scholing in het onderwijs.

    • De erosie van het gezag heeft ook een direct effect op de status van de leraar. Terwijl de term 'leraar' de betekenis in zich draagt van gezag (iets te zeggen hebben), bestaat er nu een tendens om zowel leerlingen als leerkrachten 'Ierenden' te noemen. De leraar mag geen gezagsfiguur meer zijn, maar moet een soort coach zijn, een facilitator.

    • De verwarring over gezag zorgde voor een verminderd vertrouwen in het vermogen van de samenleving om jongeren te socialiseren. Scholen worden daardoor meer en meer belast met de taak om jongeren te socialiseren en oplossingen te vinden voor problemen die de samenleving niet opgelost krijgt. Het lijkt er zelfs op dat naarmate de volwassen autoriteit afneemt, de (maatschappelijke) rol van de school toeneemt (zie verder punt 6 en 9). 

     • Het verlies van autoriteit leidde ook tot disciplineproblemen. Leerkrachten worden in toenemende mate blootgesteld aan allerlei vormen van agressie. Er ontstaat bij sommige leerkrachten zelfs 'efebifobie' (angst voor jongeren). Pesten, spijbelen en storend of agressief gedrag, daar kun je natuurlijk niet naast kijken. Bij het bevorderen van discipline gaat het echter niet alleen over het beheersen van storend gedrag. Discipline heeft ook een creatieve dimensie. Het zich eigenmaken van discipline, geeft de jongere een gevoel van onafhankelijkheid en zelfbeheersing; het leidt tot het cultiveren en disciplineren van hun smaak en gevoeligheden.

    Van de vijf genoemde effecten staan disciplineproblemen wel het meest in de kijker. De problematiek van het aangetast gezag is echter veel ruimer. Tal van onderwijsproblemen zijn een gevolg van de aantasting van het gezag van de leerkracht. Vaak wordt bijvoorbeeld gediscussieerd over de vraag of er sprake is van een algemene niveaudadaling van het onderwijs. Of men vraagt zich af of ons onderwijssysteem wel voldoende voorbereidt op de arbeidsmarkt, of waarden en normen nog wel aan bod mogen (of moeten) komen. Ook de problemen inzake disciplinering komen ruimschoots aan bod. Dergelijke discussies brengen op zich weinig verduidelijking, omdat ze eerder symptomen zijn en niet de echte oorzaak: het probleem van de aangetaste autoriteit. Niveaudaling bijvoorbeeld en afname van het gezag van de leerkracht en van de leerinhoud en vakdisciplines ... zijn met elkaar verbonden. Veel leerkrachten schijnen nu ook te denken dat ze niet goed genoeg opgeleid zijn om het hoofd te bieden aan storend gedrag in de klas. Fundamenteel weerspiegelt dit echter een crisis van het gezag. Dat lost men niet op door het toepassen van gedrags- en motivatietechnieken, integendeel ze maken het in feite vaak erger.

    4 Verslaafd aan verandering = afbraak vaste waarden

    De belangrijkste rechtvaardiging voor de kritiek op onderwijs als cultuuroverdracht en voor de constante stroom onderwijshervormingen is de stelling dat scholen irrelevant dreigen te worden indien ze zich niet aanpassen aan een snel veranderende wereld. Bijna elk nieuw initiatief wordt voorafgegaandoor de bedenking dat we in een snel veranderende wereld leven. Constante verandering wordt niet alleen gezien als een feit, maar ook als de belangrijkste positieve of drijvende kracht in het onderwijs. Zo hecht men veel belang aan levenslang, zelfgestuurd en individueel leren.In het wereldbeeld van het onderwijskundige establishment is verandering een bijna heilig begrip dat bepaalt wat er geleerd moet worden.

    Verandering wordt gepresenteerd op een dramatische en haast mechanische manier; de nieuwheid van het huidige moment wordt fel overdreven. Beleidsmakers en hervormers hanteren vaak een retoriek waarbij niets is wat het vroeger was (een breuk met het verleden, cultuuromslag); ze zien het heden als losgekoppeld van het verleden. Dit geloof in een fundamentele breuk tussen het oude en het nieuwe maakt hen blind voor allerlei belangrijke historische ervaringen die doorwerken in het heden. De discussie over het belang van verandering voor het onderwijs wordt vaak overschaduwd door de waan van de dag, of de gril van het moment, met zijn typische oppervlakkigheden, eigen aan nieuwlichterij. Men vergeet daarbij dat de fundamentele onderwijsbehoeften van leerlingen bijvoorbeeld ook niet veranderen telkens een nieuwe technologie onze samenleving beïnvloedt. De vragen opgeworpen door de Griekse denkers, door de dichters uit de Renaissance, door de wetenschappers uit de Verlichting, of door de romans van Shakespeare, Cervantes, van het Reve en Elsschot zijn nog steeds relevant voor leerlingen en studenten van vandaag, en niet alleen voor de periode die het digitale tijdperk voorafging.

    Verandering en transformatie worden veelal voorgesteld als een uniek kenmerk van onze tijd, een fenomeen dat zich niet eerder op deze wijze heeft voorgedaan. Een citaat van een veranderingsgoeroe: We weten misschien niet precies welke vorm de toekomst zal aannemen, maar we weten zeker dat de toekomst van de huidige studenten niet veel zal gelijken op het verleden. Maar wanneer hebben we voor de laatste keer gedacht dat de toekomst van onze kinderen er hetzelfde zou uitzien als deze van ons? Zeker niet in 1968, ook niet in 1938, en evenmin in 1908. Allerlei beleidsdocumenten herhalen steeds dit zelfde refreintje: We leven in een tijdperk waarin het tempo van verandering hoger is dan in om het even welke historische periode. Deze retoriek van nooit geziene verandering is niet meer dan retoriek. Ze is niet gebaseerd op een zorgvuldige evaluatie van de manier waarop samenlevingen in het verleden veranderden.

    Die zienswijze verdeelt de wereld op een mechanische manier in twee periodes: het verleden waarin weinig of niets veranderde, en het heden waarin verandering onophoudelijk plaats heeft. Het oordeel over de huidige problemen wordt aangetast door historische amnesie. De stellige bewering dat de huidige globale veranderingen zonder voorgaande zijn, is immers een steeds weerkerende stelling in pedagogische discussies van de voorbije eeuw. Bij het begin van de twintigste eeuw gebruikte John Dewey, een bekend Amerikaanse filosoof en pedagoog, precies hetzelfde argument. Zijn reformpedagogiek is overigens in essentie nog altijd dezelfde als deze van de huidige hervormers die denken dat hun visie zo nieuw en vooruitstrevend is. Sinds de jaren ’80 en nog meer de jaren ’90 heeft de fetisj van verandering de vorm aangenomen van een onaanvechtbaar dogma. Veel beleidsmakers en pedagogen stellen dan ook de toekomst voor als onvoorspelbaar en chaotisch. We moeten dus de leerlingen vooral flexibel maken en de oude pedagogische recepten vaarwel zeggen. De vraag is uiteraard of we de leerlingen op die manier echt flexibel maken en of ze wel goed voorbereid zijn op de toekomst. Wat een dergelijke boodschap van voortdurende verandering sociaal-emotioneel doet met onze kinderen is nog een andere vraag.

    Deze dramatisering van verandering maakt het verleden volkomen irrelevant. Het onophoudelijke herhalen van deze stelling heeft blijkbaar als doel mensen ongevoelig te maken voor het besef dat alle verworvenheden (en beperkingen) van onze huidige samenleving het gevolg zijn van ons gemeenschappelijk erfgoed.

    Een kritische geest stelt zich hierbij de vraag hoe nieuw de laatste versie van de new age nu eigenlijk wel is. Het idee van onophoudelijke verandering krijgt het karakter van een soort van natuurkracht of natuurwet waaraan mensen zich alleen maar kunnen onderwerpen. Mensen maken dan geen geschiedenis meer, maar passen zich aan, aan deze natuurkrachten die buiten hun controle liggen. Waar mensen vroeger bij confrontatie met drastische veranderingen, zich terugplooiden in de zekerheden van het verleden - een natuurlijke conservatieve neiging, lijkt het nu de dominante tendens te zijn om te vluchten van het verleden. Dat zien we ook terug in de huidige pedagogiek die voortdurend flirt met allerlei nieuwigheidjes.

    De idee van voortdurende en onvoorspelbare verandering is allesbehalve nieuw. In 1897 schreef Dewey al: Met de komst van de democratie en de moderne industrialisering is het onmogelijk om te voorspellen welke beschaving we binnen 20 jaar zullen hebben. Het is dus ook onmogelijk om het kind voor te bereiden op deze condities. Het als vanzelfsprekend beschouwen van de onvoorspelbare verandering, plaatst het buiten elke vorm van debat. Verandering kan dan alleen maar gezien worden als een feit waaraan men zich moet aanpassen. De ironie is dat verandering en onzekerheid voorgesteld worden als absoluut zeker: in deze wereld van onzekerheid is één ding zeker, de onvermijdelijkheid van nog meer verandering. 

    De mens wordt hier in een passieve rol gedwongen: verandering is een machtige kracht die onophoudelijk aan het werk is en waarop de mens geen controle heeft. Het enige wat je dan kan doen is volgen. We worden dus tot volgzaamheid aangemaand. Deze retoriek van verandering ontkoppelt ons niet alleen van het verleden, het maakt de toekomst tevens tot een vreemd en onvoorspelbaar terrein. De rol die onderwijs dan nog kan spelen is niet langer om mensen te helpen hun eigen beslissingen te nemen, maar om jongeren te leren hoe ze zich aan deze natuurwet kunnen aanpassen.

    Het verlangen om zich af te scheiden van het verleden wordt ook weerspiegeld in de post-industriële en post-moderne terminologie. Men definieert zich dan niet in positieve zin: men zegt vooral wat men niet is. Hannah Arendt noemde dit alles de pathos van het nieuwe. Hervormingspleidooien zijn ook vaak geformuleerd in een dramatische taal die verwijst naar de sfeer van economische survival. Het zich kunnen aanpassen aan een steeds veranderende omgeving wordt dan gezien als noodzakelijk voor de economische competitiviteit.

    Vanuit het perspectief van de flexibele aanpassing worden gedragsmodificatietechnieken heel belangrijk. Leerlingen moeten niet zozeer kennis opdoen, maar hun gedrag moet worden beïnvloed. Langetermijnkennis wordt dan overbodig en het frontaal of klassikaal lesgeven wordt als voorbijgestreefd beschouwd. Leren gebeurt nu toch levenslang, en dus speelt de schoolse vorming nauwelijks nog een rol. Leren, niet onderwijzen is het motto; en een didactiek waarbij er zekere antwoorden bestaan wordt verworpen. In een wereld waarin geen zekerheden meer bestaan is de klassieke rol van de leerkracht in feite uitgespeeld. Coach mag hij of zij nog spelen.

    Volgens de hervormers leven we nu in de eeuw van het leren, of in een kennismaatschappij of kenniseconomie waarin de economische competitiviteit centraal staat. Termen als levenslang leren, leren i.p.v. onderwijzen, leren leren ... verwijzen naar die competitiviteit, maar ze worden ook gebruikt om de waarde van kennisoverdracht in het onderwijs onderuit te halen. De leerenthousiasten reflecteren ook zelden over wat ze verstaan onder inhoudelijke kennis. Hun stilzwijgen over de inhoud hoeft niet te verwonderen omdat ze uitsluitend geïnteresseerd zijn in het gebruik van kennis. In het onderwijs hoort men voortdurend de klacht dat de ene hervorming nog niet is doorgevoerd als de volgende er al staat aan te komen. Dit is ook een gevolg van het feit dat er een uitgebreid vernieuwingsestablishment bestaat dat veel mensen werk verschaft, niet door voor de klas te staan, maar door allerlei vernieuwingen en hervormingen voor te stellen. Die beleidsmakers en het hele onderwijsestablishment zijn veelal verslaafd aan verandering.

    5. Als gezag van leerinhoud en leerkracht is aangetast, brengen motivatietechnieken geen soelaas

    Termen als Ieren leren, reflectief leren, levenslang leren, 'e-Iearning, ervaringsleren ... drukken alle een verschuiving uit van onderwijzen naar leren, en een gezagsverschuiving van leraar naar leerling. Het zijn vormen van leren die niet afhangen van de gezagsvolle leiding van een leraar. Dit wordt vaak ook voorgesteld als een meer democratische manier van lesgeven. Kinderen en jongeren moeten hun stem kunnen laten horen. Tot het modieuze pedagogische vocabularium behoren dus allerlei begrippen die uitdrukken dat men zich neerlegt bij de teloorgang van het gezag van de leerkracht en van de klassieke leerinhouden. Beleidsmakers en pedagogen stellen ook al te vlug dat veel jongeren onvoldoende gemotiveerd zijn om te leren en dat dus het motiveren van de leerlingen en het verleuken centraal moeten staan. Zo wordt momenteel de nadruk gelegd op het toepassen van allerlei motivatiebevorderende technieken. Dergelijke pedagogische praktijken en beleidsadviezen zijn een poging om de gezagsproblemen te compenseren of te omzeilen. Als het gezag van de leerkracht en van de leerinhouden wordt aangetast, dan brengen motivatietechnieken geen echte oplossing.

    Het motiveren van leerlingen is altijd al een uitdaging geweest. Hoe deden we dat in het verleden, vóór de komst van de vermelde technieken? Verschillende factoren speelden daarbij een rol. Levenservaringen en het verlangen om de kansen in het leven te verbeteren motiveerden kinderen om hun scholing ernstig te nemen. Binnen de school was er de motiverende autoriteit van de leraar, die leiding en inspiratie gaf aan zijn leerlingen en hoge eisen stelde. Ook hoge verwachtingen van ouders, familie en gemeenschap speelden een belangrijke rol. Motivatietechnieken kunnen en mogen wel een rol spelen om leerlingen aan te moedigen, maar op zich zijn ze zelden in staat een effectieve leeromgeving te scheppen. De huidige tendens om motivatie te zien als een probleem op zich, iets waaraan apart gewerkt moet worden, leidt tot een eenzijdig steunen op deze technieken en trucjes, die kinderen juist afleiden van het zich inzetten voor een uitdagend curriculum. Zo heeft men ook te veel verwacht van ICT-toepassingen om kinderen te motiveren.

    De huidige motiveerpedagogie(k) draagt precies bij tot het verzwakken van het academische (prestatie-) ethos van een school, van het stellen van eisen en van de bijhorende discipline. Die pedagogie(k) moedigt een cultuur aan waarin de vraag hoe je kinderen geïnteresseerd houdt, domineert op de vraag wat we kinderen willen en moeten bijbrengen (de inhoud van het onderwijs). Wat te denken van de volgende stelling: ‘omdat het moeilijk is om sommige kinderen te motiveren tot het lezen van een boek, kun je maar beter een DVD tonen of eenvoudige werkblaadjes laten maken’. Met zo’n opstelling is het niet verwonderlijk dat er kinderen zijn die gedurende hun hele schoolloopbaan nooit één boek helemaal uitgelezen hebben. Dat soort ideeën vervreemdt kinderen van de wereld van de boeken.

    De verplichting om kinderen te motiveren en het onderwijs vooral leuk te maken en te infantiliseren, heeft ook een negatieve invloed op de leraar-leerling relatie. Leraren die saai lesgeven, worden al te vlug verantwoordelijk gesteld voor het ongepaste gedrag van leerlingen, vanuit de veronderstelling dat er een relatie bestaat tussen de saaiheid van de lessen en de prestaties van leerlingen. Iedereen heeft wel eens een saaie leraar gehad, maar de overgrote meerderheid van leerkrachten doet zijn uiterste best. 

    Het belangrijkste criterium is dat een leraar zijn vak met liefde geeft en dan speelt het niet zo'n rol of zij of hij al dan niet een geboren lesgever is. In dezelfde lijn situeert zich de tendens dat leerlingen en studenten hun leraren en docenten mogen evalueren. Dat beoordelen werkt gezagsondermijnend. We geven leerlingen daarmee immers de boodschap dat zij in staat zouden zijn om uit te maken wat goed onderwijs is. Uiteindelijk hebben leerlingen het toch niet voor het zeggen, ook niet in de lespraktijk van de (post) moderne (progressieve) pedagogen. Een goede leraar heeft dat soort evaluatie ook niet nodig. Die heeft allang door hoe de stof geland is bij de leerlingen.

    Het is ook onmogelijk om alle kinderen op alle momenten te boeien. Episodes van saaiheid zijn eigen aan onderwijs; in het leven is het overigens ook zo. Als verantwoordelijke volwassenen een kind horen zeggen ‘Ik verveel me’, dan veranderen ze hun gedrag toch ook niet in dat van een clown. Dat is ook zo in het onderwijs. De eenzijdige obsessie met motivatie gaat verder ook voorbij aan het feit dat kinderen en jongeren ook zelf een verantwoordelijkheid hebben voor hun eigen scholing. Niet elke les moet volgestouwd zijn met opwindende elementen. Onderwijs is geen entertainment. Pedagogiek moet altijd zoeken naar praktijken die het enthousiasme van leerlingen bevorderen, maar het slagen hangt vooral van de autoriteit van leerkrachten en van de leerinhoud af. (Noot: de hierbij aansluitende thematiek van de infantilisering, therapeutisering en personalisering van het onderwijs behandelen we verderop in de punten 8 & 10. Daar wordt duidelijk dat van de leerkrachten wordt verwacht dat ze de leerlingen moeten motiveren via het infantiliseren en verleuken van de leerinhoud, het bevorderen van het eigenwaardegevoel en momentaan welbevinden, het vermijden van stress, het afstemmen op de persoonlijke leerstijl of soort intelligentie, ...).

    6. Overtrokken maatschappelijke verwachtingen; te lage prestatieverwachtingen
    6.1 Geen instituut om maatschappelijke problemen op te lossen

    Het verval van het gezag van volwassenen leidde ook tot een enorme expansie aan taken die het onderwijs worden opgelegd. Omdat de samenleving niet langer in staat is om een alsmaar groeiende lijst van sociale problemen zelf op te lossen, moeten scholen daar blijkbaar een oplossing voor bieden. Zo wordt de oproep om op school de hele persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen ter harte te nemen, verantwoord op grond van de vaststelling dat de maatschappij niet langer in staat is om het goede voorbeeld te geven aan kinderen. Scholen kunnen echter slechts een beperkte rol spelen in het oplossen van al die maatschappelijke problemen. In plaats van die problemen maatschappelijk aan te pakken, probeert men ze te omzeilen door op school motivatietechnieken en pedagogische expertise in te zetten. Sommige trucjes om kinderen te motiveren verraden een stuk wanhoop. Sommige scholen belonen kinderen die beloven zich te zullen gedragen. Wellicht gebeurt dat uitzonderlijk, maar als omkopen niet lukt, dan staan gedragspsychologen klaar met een heel arsenaal aan gedragstechnieken om de orde op school te bewaren.

    Het onderwijs is de vergaarbak geworden van alle problemen van de volwassenenwereld. De constante zoektocht naar substituten voor de autoriteit van volwassenen is een van de belangrijkste drijfveren voor de expansie van de onderwijsdoelstellingen. Scholen bezitten echter geen magische krachten om die problemen even op te lossen. Motivatietechnieken en pedagogische expertise zijn geen compensatie voor de ambigue wijze waarop volwassenen omgaan met hun autoriteit. Door alle problemen naar het onderwijs door te schuiven, wordt het leraarsberoep hopeloos gecompliceerd. Als onderwijs alles wordt, dan houdt het op onderwijs te zijn. Het onderwijs moet dan ook gered worden van diegenen die er een instituut willen van maken dat alle problemen kan oplossen.

    6.2 Maatschappelijke dienstmaagd, geen doel op zich?

    We worden geconfronteerd met een op het eerste gezicht tegengestelde tendens: hoe meer de maatschappij verwacht van het onderwijs, hoe minder we verwachten van de kinderen. Hoe meer verwachtingen de maatschappij koestert t.a.v. het onderwijs, hoe minder we het onderwijs waarderen als iets dat belangrijk is op zich en hoe meer onverschilligheid ook omtrent het curriculum. Furedi neemt het in zijn boek vooral op tegen de lage verwachtingen in het onderwijs, een ingesteldheid die een groot deel van het huidige pedagogische denken beïnvloedt en de onderwijscultuur een beperkt en anti-intellectueel karakter verleent.

    Het instituut onderwijs wordt enerzijds ernstiger genomen dan ooit tevoren; het wordt gezien als een instrument voor maatschappelijke mobiliteit, maatschappelijke gelijkheid, burgerzin, milieubewustzijn ... enz. De grootste hap in het budget van de Vlaamse regering gaat naar onderwijs en de overheid doet steeds meer een beroep op het onderwijs om allerlei positieve effecten te verkrijgen. In heel de westerse wereld valt het op dat onderwijs een primordiale rol speelt in het politieke beleid. Hoe meer er echter ‘politiek’ te doen is over onderwijs, hoe minder onderwijs beschouwd wordt als een waarde op zich. Onderwijs wordt dan vaak gezien als een belangrijk middel voor de economische ontwikkeling, of als een instrument voor het aanmoedigen van sociale inclusie en sociale mobiliteit. Momenteel doet het ook dienst als promotor van waarden als multiculturalisme en milieubewustzijn.

     Dit alles heeft weinig of niets te maken met de intrinsieke kwaliteit van het onderwijs.
    Onderwijs wordt dus steeds meer gezien als een middel om een doel te bereiken dat buiten het onderwijs zelf gelegen is. Tal van commentatoren bekritiseerden al het idee van de school als een voor alle doelen inzetbaar politiek instrument om allerlei maatschappelijke problemen op te lossen. Ook al kan het onderwijs ongetwijfeld een gunstige rol spelen in bijvoorbeeld het bevorderen van sociale mobiliteit (gelijke kansen zeggen we nu), toch blijkt uit sociologisch onderzoek dat die effecten verre van eenduidig zijn. Betere onderwijskansen geven aan meer mensen is een lovenswaardig doel op zich, maar het onderwijs alleen is niet in staat sociale ongelijkheden op te heffen. Hetzelfde geldt voor de vermeende gunstige effecten op de economie.

    6.3 Onverschilligheid voor leerinhoud en te lage prestatie-eisen

    Het probleem is vooral dat deze instrumentele visie samengaat met een onverschilligheid over de inhoud van het onderwijs. Pragmatische belangen ondermijnen in feite de integriteit van de vakinhouden. Al te vaak worden deze vakinhouden ook onderhandelbare materie. De nagestreefde politieke doeleinden overschaduwen de schoolse vorming. Het schoolcurriculum wordt daarmee gedegradeerd tot het strijdveld van allerlei belangengroepen. Deze verwarring tussen de problemen van de samenleving en de essentie van onderwijs creëert het risico dat scholen afgeleid worden van hun taak, het cultiveren van de intellectuele en morele ontwikkeling van de hun toevertrouwde kinderen. Als onderwijs een antwoord moet bieden op alle problemen, dan lost het geen enkel probleem echt op en wordt de rol ervan hoogst onduidelijk. 

     Onderwijs kan maar goed functioneren als het een waarde op zich kan zijn en als kinderen onderwezen wordt dat leren iets is dat belangrijk is op zich. Het gaat hier om de klassieke of liberale-humanistische interpretatie van onderwijs, een visie ook die gedragen zou kunnen worden door mensen van alle politieke strekkingen. Dit heeft dus weinig te maken met politiek links of rechts. De humanistische interpretatie van de school weet de culturele verworvenheden te waarderen waardoor een samenleving zichzelf kan vernieuwen, en is ook in staat de intellectuele en morele bronnen te verwerven die nodig zijn om zichzelf te begrijpen en de toekomst tegemoet te zien. Door sommigen wordt dit afgedaan als een elitaire gedachte die hopeloos voorbijgestreefd is. Zelfs op universiteiten wordt soms zo gedacht. Men wil liever allerlei dringende praktische problemen oplossen via het onderwijs; zo’n onderwijs heeft een voorkeur voor activiteiten die onderwijskundig zijn qua vorm maar niet qua inhoud. De verwachte effecten zijn vaak meer denkbeeldig dan reëel. Het belangrijkste doel van educatie is een goed gevormd (opgevoed) volk en maatschappij. Alle energie die men in het onderwijs stopt om doelen buiten het onderwijs te verwezenlijken, is in feite veelal verloren moeite: verloren kansen, verloren potentieel, en een verloren generatie, dat zijn de symptomen van het onvermogen van de volwassen wereld om betekenis te geven aan zijn autoriteit en zijn onderwijs.

    7 Aantasting klassiek onderwijsmodel constructivisme, leren leren; vaardigheidsonderwijs

    7.1 Klassiek onderwijsmodel & belang van schoolse kennis

    Formeel (klassiek) onderwijs heeft altijd te maken gehad met het overdragen van kennis die niet toegankelijk is via directe ervaringen in het dagelijks leven. De waarde van deze kennis ligt precies in het feit dat het jongeren in staat stelt verder te komen dan hun eigen ervaringen en begrip te verwerven over de natuurlijke en sociale wereld waarin ze leven. Het is precies de ervaringswereld van kinderen die te beperkt is en die moet worden uitgebreid door schoolse kennis.

    Als de hervormers het dan al over kennis hebben, dan hebben ze het bijvoorbeeld eerder over kennis over wat te zeggen, kennis over hoe het te zeggen, kennis van zichzelf, en vooral over het vermogen om iets te doen of kennis toe te passen in nieuwe situaties. Volgens dit kennismodel houdt kennis op een betekenis op zich te hebben en wordt kennis simplistisch getransformeerd in een vaardigheid (skill) om iets te doen; een soort vaardigheidsonderwijs dus. Men slaat hier gemakshalve een
    belangrijke vraag over. Wie beweert dat leerlingen moeten leren hoe kennis toe te passen in nieuwe situaties, zou zich ook moeten afvragen: welke kennis men hier denkt toe te passen? Dit soort (vaardigheids)pedagogiek is dus in feite leeg; men weigert de vraag te beantwoorden welke kennisinhouden belangrijk zijn. De enige kennis die men de moeite waard vindt is die kennis die relevant is in functie van een of ander doel. Wat relevant is, wordt al vlug als achterhaald beschouwd en de oude kennis moet plaats ruimen voor de nieuwste gril. Niet toevallig haalt het onderwijsestablishment zijn mosterd in de bedrijfswereld en vooral in het managementjargon.


    Van het model van kennisoverdracht wordt meestal een karikatuur gemaakt door te stellen dat wat vandaag voor ware kennis wordt aangenomen, morgen in onze snel veranderende informatiewereld al voorbijgestreefd kan zijn. Kennisverwerving wordt voorgesteld als het van buiten leren van stupide feiten; transfereerbare vaardigheden zouden veel beter zijn (de zgn. competenties). Men ziet hier het fundamentele verschil tussen kennis en informatie over het hoofd. Het is in feite omgekeerd: informatie is van voorbijgaande aard, kennis groeit en is altijd mede gebaseerd op de al aanwezige kennis. Nieuwe informatie kan maar begrepen worden indien ze kan geplaatst worden tegen de achtergrond van kennis. Vandaar dat leren leren niet werkt indien het losgekoppeld wordt van een leerinhoud - zoals meestal gepromoot wordt. Kennis is cumulatief en is de enige valide basis voor transfer. Vaak wordt ook beweerd dat jongeren beter in staat zijn om te leren via het internet. Maar om goed en efficiënt te kunnen zoeken via internet heb je weer heel wat kennis nodig. Men stelt het ook voor alsof kennisoverdracht de creativiteit zou doden. Het is opnieuw omgekeerd: om creatief te kunnen zijn heb je heel wat kennis nodig. Inhoud en proces zijn onscheidbaar in het leerproces.

    7.2 Constructivistisch leren: uitholling curricula & weggooipedagogiek

    In deze context situeert zich ook het (sociaal) constructivisme als nieuwe heilsleer. In de psychologie zijn er ongetwijfeld constructivistische elementen aanwezig, maar de radicale constructivistische opvattingen die meestal gepropageerd worden, staan ver af van de wetenschappelijke psychologie. Wat wordt er zoal beweerd in dit constructivisme? In zijn meest radicale vorm (en dat is helaas een populaire) wordt de stelling verdedigd dat de werkelijkheid niet bestaat en dat ieder persoon ( en iedere leerling) zijn eigen werkelijkheid construeert. Ieder heeft dan zijn eigen waarheden en zijn eigen waarden. Dat leidt tot een erg subjectivistische en individualistische invalshoek. Men denkt dat alles uit het kind zelf moet komen, dat het kind zelf zijn kennis moet construeren en dat sturing door de volwassene of leerkracht zelfs fout is. De huidige ervaringsgerichte stroming in het onderwijs sluit hier bij aan – al valt ze er niet mee samen.

    In tegenstelling met het (sociaal)constructivisme gaan wij ervan uit dat de lessen die de mensheid doorheen de geschiedenis geleerd heeft, opgeslagen zijn in de kennis die we beschikbaar willen stellen aan onze jongeren. De waarheden die de mensheid in het verleden ontdekt heeft door een antwoord te zoeken op de meest diepe en eeuwige vragen, hebben we ook nodig om veranderingen in de wereld te kunnen plaatsen, begrijpen en er oplossingen voor te vinden. Uiteraard moeten kennis en onderwijs voortdurend vernieuwd worden, maar altijd via het verder ontwikkelen van ons intellectueel erfgoed.

    De huidige klemtoon op het zelf construeren van zijn kennis en op het leren uit ervaringen die direct relevant zijn voor de jongeren, het ervaringsgerichte leren dus, onterft onze jongeren van hun rechtmatig intellectueel erfgoed. Scholen moeten het verleden ook bewaren omwille van het nieuwe. Indien ze dit niet doen, onthouden ze jonge mensen de grondslagen die ze nodig hebben om hun eigen weg in de wereld te vinden. Vertrouwdheid met de wereld zoals hij is, geeft jongeren de existentiële zekerheid die ze nodig hebben om er iets nieuws en beters van te maken. Het voortdurende gepruts aan curricula geeft jongeren dan ook een verkeerd signaal.

    Deze weggooi - pedagogiek heeft nog de meest schadelijke gevolgen voor diegenen die uit economische of culturele achterstandsgroepen afkomstig zijn. Meer dan om het even welke andere maatschappelijike groep hebben deze jongeren er nood aan vertrouwd te geraken met het culturele en intellectuele erfgoed van het verleden, zo dat ze maximaal profijt kunnen halen uit het geboden onderwijs. Eén van de belangrijkste voorspellers van onderpresteren op school is de relatieve ontoegankelijkheid tot het culturele en intellectuele kapitaal.

    De constructivistische denkbeelden ondervonden jammer genoeg te weinig tegenkanting. Het zijn nochtans claims met verreikende gevolgen. Een consequentie van radicaal constructivisme is zelfs dat de hele grondslag van onze westerse beschaving verworpen wordt. De mogelijkheid rationeel te denken en het idee dat er een werkelijkheid bestaat die we kunnen leren kennen (zij het vaak met veel moeite), vormt immers de grondslag van de wetenschap en heeft geleid tot het succes van de industriële en technologische ontwikkeling. Maar ook het ontstaan van een democratische samenlevingsvorm dankt hieraan zijn bestaan. Deze is maar mogelijk indien mensen in staat zijn met elkaar op een redelijke manier van gedachten te wisselen en indien opvatting en persoon van elkaar gescheiden worden. Als alles subjectief is, is er geen redelijke communicatie meer mogelijk.

    Het spreekt ook voor zich dat de wetenschappelijke psychologie nooit kan ingeroepen worden als basis voor deze radicale constructivistische ideeën. Vooraanstaande psychologen (bv. Simon & Andersen) hebben er zich ook tegen gekant. (NvdR: In Onderwijskrant nummer 113 – september 2000 hebben we een themanummer aan het constructivisme besteed; zie www.onderwijskrant. be).

    Een kritiek luidt ook dat het onderwijs te formeel en abstract is, en onvoldoende aansluit bij de leefwereld van het kind. Hoe denkt men echter via ervaringsgerichte methoden kinderen het alfabetisch schriftsysteem te laten ontdekken of de reken- en wiskunde te laten herontdekken? Het gaat hier om prestaties waar de mensheid eeuwen over gedaan heeft? Dat kennis niet altijd direct bruikbaar of praktisch relevant is, moet men ook niet voorstellen als een nadeel. Het is er precies de kracht van: we komen zo los van het onmiddellijke hier en nu, het verruimt dus de blik, het maakt ons tot mensen. Begrijpen hoe de werkelijkheid in elkaar zit, vereist juist het kunnen loskomen van het direct observeerbare, dat is de zin van wetenschap: de diepere lagen van de werkelijkheid onthullen. Ook de antwoorden die grote denkers in het verleden op de diepere levensvragen hebben proberen te geven, zijn nog altijd relevant voor de mens van vandaag. We moeten ze niet klakkeloos overnemen, maar de jonge generatie moet er kennis van nemen om er nadien haar eigen antwoorden op te kunnen formuleren. Dit is de manier waarop we de capaciteiten moeten ontwikkelen van jonge mensen om na te kunnen denken, vragen te stellen, kritisch te oordelen.

    7.3 Achteruitgang basiskennis & basisvaardigheden

    De ‘weggooi’-pedagogen zijn in feite niet echt geïnteresseerd in de ontwikkeling van kennis op zich. Denken zonder inhoud/kennis is echter leeg: de holle technieken van leren leren, thinking skills, zelfgestuurd leren, enz. kunnen dat nooit verwezenlijken. De resultaten van de wegwerppedagogiek zijn ernaar: veel studenten hoger onderwijs beschikken niet meer over de broodnodige basiskennis en basisvaardigheden. Blijkbaar hebben het lager en het secundair onderwijs hun werk niet goed gedaan. Onderwijs gaat niet zozeer over het aanleren, het trainen van een aantal nuttige levensvaardigheden (sociale vaardigheden, omgaan met geld, relatievaardigheden, etc.). 

    Precies deze klemtoon op onmiddellijk praktisch bruikbare vaardigheden maakt het voor leerkrachten tegenwoordig zo moeilijk om interesse te wekken voor vragen die niet direct gerelateerd zijn aan hun leefwereld. Om het met Hannah Arendt te zeggen: “De functie van de school is kinderen te onderwijzen hoe de wereld in elkaar steekt en niet hen te onderwijzen in de kunst van het leven”. De hervormers vergeten maar al gemakkelijk dat dit laatste de taak is van de hele samenleving, en in de eerste plaats van de ouders.

    Dit is geen pleidooi voor een rigide pedagogiek waarbij alles volgens vastomlijnde regeltjes verloopt, of waar alleen maar feiten ingeramd worden. Er mag best plaats zijn voor allerlei creatieve vormen van leren waarbij kinderen kunnen experimenteren en uiteindelijk hun gaven (en beperkingen) leren ontdekken. Dat kan echter alleen maar werken als deze leerprocessen gestuurd worden door leerkrachten die zelfbewust weten wat belangrijk is als bijdrage tot de kennis, door leerkrachten dus met autoriteit. Bovendien is de zgn. kindgerichte pedagogiek waarbij kinderen de richting van hun leerproces in handen zouden mogen nemen, niet minder autoritair dan de klassieke. In werkelijkheid is ook daar de leraar degene die uiteindelijk bepaalt wat er gebeurt, via manipulatieve gedragsmodificatietechnieken. Het verschil is dat het hier verdoezeld wordt. Je zou kunnen stellen dat de leraar hier controle heeft, maar geen autoriteit. Laten we er gewoon voor uitkomen en het begrip gezag in de pedagogiek niet langer als iets vies beschouwen. Dit alles belet niet dat het een goede zaak is geweest dat er in de geschiedenis afstand is genomen van allerlei nefaste vormen van autoriteit in het maatschappelijke leven.

    8 Gepersonaliseerd leren & individualisering i.p.v. collectief leren
    8.1 Gepersonaliseerd leren, leerstijlen, psychopathologische etiketten

    We beluisteren ook voortdurend vurige pleidooien voor gepersonaliseerd en geïndividualiseerd leren, onderwijs op maat van elk kind, passend onderwijs, individuele handelingsplannen. Ook dit alles leidt tot een uitholling van het collectieve curriculum en van het gezamenlijk optrekken van de leerlingen, van het leren als een collectief gebeuren. Bij gepersonaliseerd en gedifferentieerd leren, bij onderwijs op maat van elk kind, heeft wat in de klas aan bod komt niet meer zozeer te maken met de vakinhoud en cultuuroverdracht, maar meer met het inspelen op de individuele capaciteiten, leerstijlen en noden van elk kind. Bijna elk kind heeft dan ook nog één of ander defect dat moet geremedieerd worden. Dit alles leidt tot gedragsmodificatietechnieken i.p.v. lesgeven. Het model van kinderen die speciale noden hebben (leermoeilijkheden) wordt ook uitgebreid naar ieder kind, ook naar de hoogbegaafden. Vaak wordt de personalisering van het leren ook verantwoord door de stelling dat niet elk kind een intellectueel hoeft te worden. In feite is dit niets anders dan het aloude elitaire onderscheid dat men maakte tussen denkers en doeners. Het leerproces is o.i. echter in grote mate hetzelfde voor alle leden van de menselijke soort. Pedagogiek moet vertrekken van wat alle kinderen als leden van de menselijke soort gemeenschappelijk hebben en van een gemeenschappelijk curriculum. Daarna kunnen we - waar nodig - nog aanpassingen maken.

    In de hervormingspedagogiek worden de verschillen sterk als van nature voorgesteld. Kinderen worden netjes ingedeeld in allerlei aangeboren categorieën, op basis bijvoorbeeld van hun leerstijlen of soorten intelligentie die ze zouden hebben Daarmee sluit men opnieuw aan bij verouderde elitaire denkbeelden. 

    Destijds (vóór WOII) ging men er vanuit dat er kinderen waren die goed waren met het hoofd, anderen met de handen, en nog anderen die gewoon goed waren. Het onderwijssysteem was zo georganiseerd dat kinderen met zgn. aangeboren schoolse kwaliteiten gescheiden werden van diegenen die alleen goed waren voor een training van hun handvaardigheden. Deze hiërarchie, die in feite grotendeels een weerspiegeling was van sociale omstandigheden, werd gelegitimeerd door de stelling dat kinderen geschikt waren voor verschillende rollen in de maatschappij. In de periode erna heeft men gelukkig dit elitaire denkbeeld verlaten, mede door de kennis in de wetenschap over de cognitieve capaciteiten van de mens. Maar nu zijn we precies terug naar af. We spreken over kinderen met allerlei leerstijlen, allerlei soorten intelligenties, beelddenkers, auditief ingestelde typen, en uiteraard alle psychopathologische diagnoses (dyslexie, dyscalculie, ADHD, ASS, hoogbegaafden, etc.)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    26-02-2022, 14:19 geschreven door Raf Feys  
    Reacties (0)
    21-02-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tweehonderd Onderwijskranten: 10.000 pagina’s, sinds 2013 dagelijks fb, blog, tweets.45 jaar engagement ‘voor’ degelijk onderwijs & ‘tegen’ aantasting van de kwaliteit & ontscholingsdruk

    Tweehonderd Onderwijskranten: 10.000 pagina’s, sinds 2013 dagelijks fb, blog, tweets

    1. 45 jaar engagement voor degelijk onderwijs & tegen aantasting van de kwaliteit

    De 200ste editie van Onderwijskrant is naar de drukkerij Acco. 

    We zijn fier u dit jubileumnummer straks te kunnen aanbieden. Binnenkort staat ook op onze website www.onderwijkrant.be We maken in dit jubileumnummer een balans op. Onderwijskrant produceerde de voorbije 45 jaar 10.000 pagina’s bijdragen. Vanaf 2013 maken we ook dagelijks gebruik van de mogelijkheden van de sociale media: berichten, bijdragen, links naar interessante lectuur, … op blog, facebook en ook via twitter-al 35.000 tweets. Zo werd Onderwijskrant de voorbije acht jaar een echte krant met dagelijkse berichten, signalementen en bijdragen (zie punt 9).

    Vanaf 2007 staan een 600 bijdragen op onze website www. onderwijskrant.be - die druk wordt bezocht. Via de website en de sociale media bereiken we zo veel meer mensen, en kunnen we het onderwijsdebat beter stimuleren en stofferen. Het bijna dagelijks signaleren van interessante onderwijsbijdragen is ook een vorm van bijscholing. Niettegenstaande we sinds 2007 Onderwijskrant gratis op onze website plaatsen, behielden we de papieren versie. We zagen de voorbije 20 jaar tal van tijdschriften verdwijnen en vreesden in 2007 al dat een uitgave op papier in de toekomst financieel nog moeilijk haalbaar zou zijn. We wilden een alternatief achter de hand hebben om Onderwijskrant in geval van nood elektronisch te kunnen verder zetten. Die tijd is nabij.

    Het nulnummer verscheen in september 1977; het eerste Onderwijskrantnummer in oktober 1977. Zelfs de grootste optimist binnen de redactie had nooit gedacht dat we ooit de 200 zouden halen. Toen we in 1988 het jubileumnummer nr. 50 samenstelden, vroegen sommige redactieleden zich al af of we er niet beter mee ophielden, of we er nog zouden in slagen om jaarlijks een 200 pagina’s te produceren, en of het nog financieel haalbaar was.

    Een aantal redactieleden bleven echter ook na nummer 50, geloven in het unieke en waardevolle van het Onderwijskrantproject: een tijdschrift, een actiegroep en een project die o.i. nog steeds in vrij sterke mate beantwoorden aan de intentieverklaring van 1977. Onderwijskrant was tegelijk voortdurend in beweging. Niet enkel het onderwijslandschap veranderde, maar ook redactieleden die er al van bij de start bij waren haakten om diverse redenen af. Enkele maakten promotie en vonden het te delicaat om geassocieerd te worden met een kritisch tijdschrift. Er waren steeds voldoende doorzetters die probeerden om telkens nog een nummer samen te stellen. Bepaalde redactieleden werden in tijden van nood zelfs superproductief. Na een aantal jaren moesten redactieleden bij gebrek aan centen ook het typewerk en de lay-out voor hun rekening nemen. We betaalden destijds per nummer 500 euro voor het type- en lay-outwerk. De redactieleden en andere auteurs betaalden de voorbije 45 jaar ook steeds de eigen kosten voor hun eigen documentatie, schrijfwerk, verplaatsingen e.d. 

    Aan de hand van de 200 nummers van Onderwijskrant kan men het debat over het Vlaams onderwijs en over de vele hervormingsplannen vanaf de jaren 1970 vrij goed reconstrueren. In dit nummer van Onderwijskrant maken we vooral de balans op van 45 jaar Onderwijskrant.

    2   45 jaar engagement van Onderwijskrant als tijdschrift en actiegroep

    In een interview van 8 december 1997 naar aanleiding van 20 jaar Onderwijskrant loofde redacteur Hein De Belder de inzet van Onderwijskrant. Hij besloot: Als hoofdredacteur Raf Feys en co straks onder een auto lopen, dan wordt het muisstil in onderwijsland. Ze zijn de luis in de pels van de beleidsmakers. Het is verder de grote verdienste van Onderwijskrant dat een aantal ontsporingen in het onderwijs werden voorkomen en/of achteraf weer afgezwakt of rechtgezet.

    De Belder loofde ook de grote inzet van Onderwijskrant voor de optimalisering van de onderwijspraktijk: voor het beter leren rekenen, lezen, enz.…. We zijn best tevreden over het werk dat we inzake stapsgewijze optimalisering van de klaspraktijk gepresteerd hebben. Veel van onze ideeën over effectieve didactische aanpakken, over beter leren lezen, rekenen, spellen, … drongen door in de klaspraktijk. Zo wordt b.v. onze fonetische en directe systeemmethodiek voor het leren lezen in de meeste leesmethodes in Vlaanderen én Nederland grotendeels toegepast. We zorgden ook voor meer consensus inzake het rekenonderwijs. Enz.

    We lieten de voorbije 25 jaar onze klokkenluidersstem nog luider horen. We probeerden meer dan ooit ontsporingen te voorkomen of af te zwakken. We schuwden hierbij de risico’s niet en legden ons zo weinig mogelijk zelfcensuur op. Dit was meer dan ooit belangrijk; de voorbije 25 jaar nam de open debatcultuur immers verder af, en tegelijk nam de zelfcensuur bij leraren en directies toe. We waren de voorbije decennia niet enkel de luis in de pels van de beleidsmakers, maar ook van de vele onderwijsexperts en nieuwlichters die voortdurend uitpakten met pedagogische hypes en beeldenstormerij. We gingen in verzet tegen de vervreemding van het onderwijsbeleid en tegen de vele vormen van aantasting van de kwaliteit van het onderwijs. Het behoud en het verder optimaliseren van onze sterke Vlaamse onderwijstraditie stonden hierbij centraal.

                    50 jaar  verzet tegen ontscholing en ontscholingsdruk

    We introduceerden de termen ontscholing & ontscholingsdruk als overkoepelende termen voor een aantal nefaste pedagogische evoluties als kennisrelativisme, constructivisme, eenzijdig vaardigheidsonderwijs, afbraak van leraargestuurde instructie … De ontscholers kozen voor het zelfontplooiingsmodel waarbij afstand genomen werd van de traditie van gestructureerde vakdisciplines en leerinhouden, leerkrachtgestuurd onderwijs, jaarklassen, klassikale instructie, hoge prestatieverwachtingen, enz. Vanaf de jaren zeventig drongen het prestatievijandig, anti-intellectueel en antiautoritair klimaat en het ontplooiingsmodel ook in Vlaanderen door.

    Ontscholingsdruk, opdringen van de  zachte didactiek stond b.v. ook al centraal binnen de officiële VSO-visie 1971 van minister Vermeylen. In de ministeriële brochure over het Vernieuwd Secundair Onderwijs van 1971 werd al de toon gezet voor het ontscholingsdiscours en de neomanie van de voorbije 50 jaar. We lazen: In het onderwijs is het verwerven van kennis niet langer het hoofddoel. De vroegere weetjesopstapeling ruimt meer en meer plaats in voor adequate inwerkstelling van de intellectuele eigenschappen. Een zuiver dogmatische werkwijze die op het reproduceren van leer stof gericht is, moet men voortaan tot elke prijs ver mijden. De kinderen moeten voortaan leren, leren zelf vinden. Inductieve en actieve methodes zijn vanzelfsprekend. Hoe meer het kind leert zich actief te ontwikkelen en hoe minder het de les passief ondergaat, des te doeltreffender, kan het onderwijs worden geacht. De nadruk valt niet langrr op het kennen, maar voortaan op het kunnen, het ontwikkelen van vaardigheid. Er zal zoveel mogelijk uitgegaan worden van de belangstellingssfeer, wat de leeractiviteit aantrekkelijker en zinvoller maakt. De moderne pedagogiek legt ook de nadruk op het belang van de zelfwerkzaamheid en groepswerk. 

                  Recente bevestiging van Onderwijskrant-analyses                                                                               & nieuwe (herscholings)wind in het onderwijs

    We vonden de voorbije 45 jaar veel bevestiging van onze visie en analyses bij de praktijkmensen; en de voorbije jaren ook in het regeerakkoord & in de beleidsverklaring van minister Ben Weyts, in het rapport Brinckman van de commissie Beter ondewijs, in het recente Zwartboek Progressief achteruit van de Nederlandse professoren Jaap Scheerens en Paul Kirschner, in de referaten op de Research Ed Belgiëdag van 23 oktober j.l., … Onderwiskrant  zorgde in sterke mater voor de huidige nieuwe wind in het onderwijs. Ex-beleidsmakers als Dirk Van Damme en bepaalde nieuwlichters bekennen nu dat ze de voorbije decennia meer naar Onderwijskrant hadden moeten luisteren.

    Conserveren én optimaliseren & verzet tegen stemmingmakerij tegen sterke onderwijstraditie

    Onderwijskrant was de voorbije 45 jaar wellicht het enige Vlaams onderwijstijdschrift dat zich verzette tegen de mantra van de vernieuwing & vernieling, en dat de vele sterke kanten van ons onderwijs bleef waarderen en verdedigen. Conserveren van de sterke kanten en van het meesterschap van de meester, optimaliseren in continuïteit en  keep it simple waren belangrijke deviezen. De voorbije 50 jaar beluisterden we voortdurend: wat u nu doet beste leerkrachten deugt niet: indeling in jaarklassen, leerkrachtgestuurde groepsinstructie, eisen stellen en discipline, hoge verwachtingen stellen, rapporten en evalueren, differentiële onderwijsvormen in s.o., vakdisciplines, …

    Enkel radicale hervormingen konden verlossing uit al die ellende brengen. Kurieren am Symptom volstaat niet langer, stelde het duo Van den Bossche-Monard in 1995. De voorbije 50 jaar was er weinig respect voor onze sterke onderwijstraditie. Onze wereldtopscores voor TIMSS en PISA vanaf 1995 waren zelfs een doorn in het oog van de vele lamenteerders die hun uiterste best deden om ze te verdoezelen en ze zelfs als negatief voor te stellen. De leerkrachten en lerarenopleiders kregen allesbehalve felicitaties voor de prestaties van hun leerlingen of oud-studenten.

    Naarmate de stemmingmakerij toenam, gingen we met Onderwijskrant meer in verzet. De dweperige beeldenstormers hebben voortdurend geschopt en getrapt tegen het onderwijs, maar ze hebben o.i. weinig of niets blijvends neergezet; ze hebben veel verwarring gesticht bij de praktijkmensen, en het niveau van het onderwijs aangetast. Het duurt een tijd vooraleer rages weer uitgeraasd zijn. Vooral de voorbije jaren kwam er weer een brede herwaardering van beproefde en oerdegelijke aanpakken.

    Met Onderwijskrant besteedden we de voorbije decennia veel aandacht aan het conserveren, heropvissen, verder onderhouden en optimaliseren van beproefde en eenvoudige/doenbare aanpakken. We don’t need many innovations now, but conservation, repair & simplifying. The obsession with innovation and hypes has led us to ignore maintenance & repairing and maintainers, lazen we ergens; inderdaad.

    Onderwijskrant koos voor vernieuwing in continuïteit, voor orde in de vooruitgang. Redactieleden hebben uiteraard in de loop van de voorbije 45 jaar een aantal opvattingen en prioriteiten bijgesteld. Het feit dat redactieleden ouder werden en meer ervaringswijsheid opdeden, leidde tot het sterker beklemtonen van de veelzijdigheid van het onderwijs en van het belang van het behouden en verdedigen van de beproefde waarden. Naarmate we merkten dat het niveau van de leerresultaten erop achteruit ging, dat benadeelde leerlingen het moeilijker kregen in klas, ... gingen we de beproefde waarden meer waarderen en nog meer de propaganda voor ontscholende wondermiddelen bestrijden.

    We zagen ook al vlug in dat we weinig GOK-heil mochten verwachten van de VSO-structuur-hervorming s.o. en dat het tso/bso het meest de dupe waren van de aso-isering van het s.o. We namen in dit verband al in 1979 afstand van de egalitaire onderwijsideologie van Bourdieu en veel sociologen. Toen vanaf 1991 onze sterke eerste graad s.o. plots als een ware kankerplek bestempeld werd, namen we de volgende 30 jaar de verdediging op van onze passend gedifferentieerde eerste graad en van onze onderwijsvormen aso, tso, bso,en kso.  Onze campagne tegen de structuurhervormingsplannen van mei 2012  werd door 13.000 personen ondertekend.  En zo konden we ook  de nefaste gevolgen van de hervormingsplannen inperken. 

                                       Actietijdschrift, actiegroep, campagnes

    Onderwijskrant was en is een project dat verder reikte dan het uitgeven van een tijdschrift, het was/is ook een actietijdschrift en een actiegroep. We pakten geregeld uit met campagnes en petities en wa]ren actief binnen actiegroepen rond de hervorming van de lerarenopleidingen e.d.. We besteedden ook aandacht aan politiek lobbywerk, ... 

    Onderwijskrant was bij de start in 1977 mede een product van de sociaal bewogen mentaliteit en open debatcultuur van de jaren zestig en zeventig. De redactie wou impulsen geven voor verdere optimalisering van het Vlaams onderwijs, en zo tegelijk optimale en faire ontwikkelingskansen bieden aan alle leerlingen - en de kansarmere in het bijzonder. Bij de enthousiaste start van Onderwijskrant in 1977 voelden nog veel mensen zich rechtstreeks betrokken bij de onderwijsbeweging vanuit de basis; dit was 10 jaar later al veel minder het geval. Na tien jaar Onderwijskrant bleek het al veel moeilijker om mensen te mobiliseren voor de onderwijszaak dan bij de start in 1977. Het werd steeds moeilijker om vrijwilligers en redactieleden te vinden die zich voor een langere periode en intensief wilden engageren. Het klimaat was in 1988 sterk veranderd en het aantal abonnees was ook gedaald.

        Goete  inzet voor (vak-)didactische aanpakken, optimalisering van pedagogische aanpak

    Bij de start van Onderwijskrant in 1977 schreven we dat we ook de instrumentalisering/materialisering van vernieuwingen belangrijk vonden – zoals het opstellen van doorwrochte methodieken en leerpakketten. We publiceerden veel (vak)didactische bijdragen; werkten mee aan de opstelling van eindtermen, leerplannen wiskunde e.a., systematische spellingmethodes, leerpakketten voor wereldoriëntatie e.d., verzorgden bijscholingen, adviseerden educatieve uitgeverijen, ...

    Naast gestoffeerde en onderbouwde bijdragen en analyses wilden we aanvankelijk ook veel praktijkverslagen publiceren. We namen de eerste jaren een aantal praktijkverslagen op, werkmateriaal voor thematische wereldoriëntatie e.d. We stelden echter vast dat een tijdschrift zich niet goed leent voor dergelijk materiaal en anderzijds dat praktijkmensen niet vlug in de pen kruipen. Voor het samenstellen en publiceren van lijvige ideeënbundels voor thematische wereldoriëntatie, geschiede[1]nis en natuurkennis richtten we in 1980 een apart (Projecten)fonds op. Dit fonds verspreidde in de periode 1980-1996 een 30.000 thematische ideeënbundels over heel Vlaanderen.

    Redactieleden publiceerden de voorbije decennia hun meer uitgebreide vakdidactische visies ook in de vorm van boeken over leren lezen, rekenen, werken met kinderboeken, e.d. Vier redactieleden engageerden zich gedurende vele jaren voor de Praktijkgids voor de basisschool (Kluwer, later Plantyn). Een van hen nam het initiatief. 45 jaar is een lange tijd, lang genoeg om te beseffen dat je om iets te bereiken in het onderwijs over een lange adem moet beschikken. Doorzetten is de kunst; het sorteert op termijn effect en leidt tot verdiend welbevinden.

                                   3   Stimuleren van open/tegensprekelijk debat

    Onderwijskrant stimuleert al 45 jaar een open debat over onderwijs; confrontatie van verschillende meningen stond en staat centraal. In zijn interview met Onderwijskrant in 1997 bestempelde Hein De Belder dat als een belangrijke en unieke bijdrage. Sinds 2013 maken we hierbij ook dagelijks gebruik van de sociale media: blog, facebook en twitter. Onderwijskrantmedewerkers deden hun best om hun stem in het onderwijsdebat te laten horen - ook via colloquia, de krant, TV, Radio, politiek lobbywerk, petities...

    Om debatten te lanceren en te stofferen organiseerden we ook geregeld campagnes en maakten we gebruik van petities. Zo betekende onze O-ZON-campagne begin 2007 de start van een belangrijk en nog steeds durend debat over kennisrelativisme, ontscholing, aantasting van de kwaliteit en niveau[1]daling, … Vier redactieleden waren overigens al sinds 1972 lid van de onderwijsstuurgroep van de Stichting Lodewijk de Raet en organiseerden mede de open en tegensprekelijke onderwijscolloquia in de periode 1972-1992. We organiseerden destijds ook mede de Nationale Onderwijsdagen, met 1100 deelnemers in 1981 in de Blandijnberg-Gent. Twee redactieleden , Raf Feys en Jef wellens  richtten in 1970 ook mede het politieke tijdschrift 'De Nieuwe Maand' op.  

    Zoals al gezegd stimuleren en stofferen we vanaf 2013 ook dagelijks het open debat via een eigen blog, facebook en twitter. Zo bereiken we veel mensen en kunnen we ook beter aansluiten bij de actualiteit. In Onderwijskrant verwezen/verwijzen we ook naar standpunten en publicaties van anderen, van leraren, van beleidsmakers, van onderwijsexperts, van andere tijdschriften. Met deze waarmee we het geenszins eens waren gingen we de open confrontatie aan; du choque des idées jaillit la lumière. De voorbije decennia was er voortdurend choque des idées, teveel choque en onenigheid zelfs, de onderwijsboot kwam in woelige wateren terecht. 

    Bij de start van Onderwijskrant in 1977 was er ook al veel discussie, maar we hadden nooit gedacht dat de daarop volgende decennia de onrust en onderwijsstrijd nog gevoelig zouden toenemen. Dankzij die woelige wateren en vele nieuwlichters/beeldenstormers, hadden we steeds voldoende stof/ inspiratie om Onderwijskrant te vullen. Ons Vlaamse onderwijs kent een sterke traditie, democratisering …en we weten al lang wat effectief onderwijs, een effectieve lerarenopleiding, … betekent. Door de ervaringen met het onderwijs in de moeilijke coronajaren beseffen we nu b.v. nog beter hoe belangrijk onderwijs als groepsgebeuren is voor de leerlingen en voor de leraren.

    Zuiloverstijgend karakter en stimulering zuiloverstijgende samenwerking

    Onderwijskrant drong de voorbije 45 jaar ook steeds aan op zuiloverstijgende samenwerking, ook bij het opstellen van leerplannen wiskunde e.d. In Onderwijskrant nummer 50 van augustus 1988 loofde de Leuvense prof. Jan Van Damme het open, onafhankelijk en zuiloverstijgend karakter van Onderwijskrant. Hij schreef: In Vlaanderen een onderwijstijdschrift met redactieleden uit de drie onderwijsnetten, is op zich al een uitzonderlijke en unieke prestatie. Herhaaldelijk werden ook bijdragen geleverd die groeiden in het kader van het pluralistisch onderwijsproject van de Stichting Lodewijk de Raet. Wie de samenstelling van de Stuurgroep van de Stichting en van de redactie van Onderwijskrant overloopt, zal vaststellen dat er zelfs van een personele unie gesproken kan worden. 

    Het blijven stimuleren van het open debat werd nog belangrijker toen vanaf de late jaren tachtig de open debatcultuur in sterke mate afnam. En ook in de pers was er inzake onderwijs vooral aandacht voor de visie van de machtshebbers. We stelden de voorbije 30 jaar inzake open debat jammer genoeg ook de abdicatie van veel onderwijskundigen vast.

    Met Onderwijskrant bleven we ons onafhankelijk opstellen en zo weinig mogelijk zelfcensuur opleggen. Bij de leraren en directies nam de zelfcensuur de voorbije decennia flink toe. In b.v. het debat over de herstructurering van het secundair onderwijs merkten we dat veel directeurs en leerkrachten slechts anoniem durfden getuigen, of achteraf vroegen om hun naam bij de ondertekenaars van onze petitie te schrappen. Veel onderwijsmensen zeggen ons dat ze b.v. ook onze standpunten op ons blog, facebook & twitter niet eens durven liken. 

    Opvallend was ook dat de voorbije 30 jaar verwijzingen naar standpunten en campagnes van Onderwijskrant en zelfs de naam ‘Onderwijskrant’ steeds meer taboe werden. Zo slaagde de koepel van het katholiek onderwijs erin om in september 2007 in Nova et Vetera 100 pagina’s te besteden aan reacties/weerleggingen van onze O-ZON-campagne 2007 zonder de namen O-ZON & Onderwijskrant te vermelden. Ook voor het overheidsblad Klasse was Onderwijskrant taboe. Analoge censuur stelden we vast in de kranten, in veel pedagogische tijdschriften, … Men vond het niet opportuun dat de leerkrachten/directies, de burgers … geconfronteerd zouden worden met de kritische analyses en campagnes van Onderwijskrant.

             4 Ongebonden tijdschrift en luis in de pels van brede onderwijsestablishment

    Onderwijskrant wou ook een ongebonden en netoverschrijdend/pluralistisch onderwijstijdschrift zijn - in Vlaanderen nog steeds een zeldzaam product. Onderwijskrant had/heeft geen opdrachtgever en geen binding met een of ander onderwijsnet, begeleiding, inspectie, politieke partij, expertisegroep, uitgeverij ... Er waren/zijn geen hoofdkwartieren die vertelden wat mocht en niet mocht. We wilden niet zomaar de spreekbuis zijn van een bepaalde onderwijskoepel, van de beleidsmakers, van expertisegroepen ... En zo konden we de voorbije decennia ook fungeren als de luis in de pels van de beleidsmakers, de onderwijsverantwoordelijken, de universitaire ondes]wijsexperts en het brede onderwijsestablishment. Het kritisch volgen van het beleid van de onderwijskoepels belette de redactielden niet om te participeren aan het opstellen van leerplannen van onderwijskoepels. 

    Het beïnvloeden en kritisch volgen van het onderwijsbeleid was van meet af aan een heel belangrijke doelstelling. Als tijdschrift dat een kritische waakhond- en klokkenluidersfunctie wou vervullen, lieten we telkens op tijd onze stem horen, meestal tijdig en niet achteraf als het kalf al verdronken is. Zo anticipeerden we in Onderwijskrant al vanaf 2002 op het debat over de hervorming van het secundair onderwijs. Op die wijze konden we het ook beter stofferen en beïnvloeden.

    Met Onderwijskrant voelden we ons de voorbije decennia genoodzaakt om geregeld afstand te nemen van visies en initiatieven van beleidsmakers, onderwijsexperts, onderwijskoepels, Dienst voor Onderwijsontwikkeling , inspectieleden, begeleiders … die o.i. een aantasting betekenden van de kwaliteit van het onderwijs. De vele onheilsprofeten-verlossers stellen al vanaf 1989 de sterke kanten van ons onderwijs voortdurend in vraag. Alleen copernicaanse hervormingen konden ons onderwijs nog verlossen uit de diepe ellende. In een opinie-bijdrage van september 1992 in de krant De Standaard trokken we al aan de alarmbel. We waarschuwden Georges Monard en de vele beleidsbepalers voor hun gevaarlijke vernieuwingsdrift & verlossingsideologie, voor hun negatie van de hoge kwaliteit van ons onderwijs, voor de door hen ontketende hetze tegen onze sterke eerste graad s.o., voor hun vervreemding van de praktijk.

    Ons optreden als luis in de pels van het ondewijsestablishment & als klokkenluider, werd uiter[1]aard niet in dank afgenomen. Onze massaal ondertekende petitie van mei-2012 tegen de structuurhervormingsplannen s.o. b.v. viel niet in goede aarde bij de beleidsmakers en grote onderwijskoepels. Mieke Van Hecke stelde op 28 juni 2014 als kop[1]stuk van het katholiek onderwijs dat het ‘afschieten van de hervorming s.o. misdadig was’ - in de krant Het Laatste Nieuws. Een gesprek met de koepel over de hervorming werd ook steeds afgewezen. Een ander voorbeeld. In 1982 werd vanuit de onderwijskoepel gesteld dat het niet kon dat een lerarenopleider met de campagne Moderne wiskunde: een vlag op een modderschuit’afstand nam van de visie en het leerplan van de eigen koepel.

      5 Optimaliseren sterke onderwijstraditie en belang van ervaringswijsheid

      5.1 Conserveren en optimaliseren sterke traditie

    We besteedden de voorbije 45 jaar heel veel aandacht aan het onderwijs- en vernieuwingsbeleid, maar evenzeer aan alles wat te maken heeft met de curricula, de pedagogische aanpak en de vakdidactieken. We gingen er hierbij vanuit dat het Vlaams onderwijs een vrij sterke traditie kent en dat we dus al heel lang weten welke de belangrijkste kenmerken van effectief onderwijs zijn. Veel redactieleden beseften ook dat zij als kind van de democratisering van het onderwijs, veel te danken hadden aan de hoge kwaliteit van het onderwijs dat ze zelf destijds genoten hadden. Met onze klassieke opgeleide onderwijzers en regenten behaalden we lange tijd wereldtopscores voor PISA en TIMSS. Mede dankzij onze grote bevolkingsdichtheid konden we in Vlaanderen sterke VTI-scholen & passend buitengewoon onderwijs uitbouwen.

    Tim Surma, hoofd expertisecentrum ExCELL stelde in de krant De Tijd van 23 oktober j.l. : Veel dingen in het onderwijs zijn vanzelfsprekend: een goede uitleg van wat een leerling te weten wil komen; veel vragen, veel herhaling, en veel activering van de voorkennis. Met een stuk of tien zo’n bouwstenen kan je een goede lessenreeks uitbouwen… Goed lesgeven hoeft niet ingewikkeld te zijn. Veel leraren doen het trouwens, soms ook onbewust. Met de nodige uitleg en demonstratie aan de hand van goede voorbeelden, de nodige herhaling en een doordachte evaluatie kom je al heel ver. Voor klassiek opgeleide leraren en voor klassieke lerarenopleiders waren/zijn die zaken inderdaad vanzelfsprekend - ook het jaarklassenprincipe & het meesterschap van de meester. Onze sterke onderwijstraditie is er op gebaseerd.

    Gelukkig hebben de meeste leraren, lerarenopleiders … in het verleden niet zomaar de vele academische publicaties en rapporten gevolgd - ook al werden ze veelal als wetenschappelijk voorgesteld: over constructivisme & competentiegerichte aanpak, globaal leren lezen & taalvaardigheidsonderwijs, contextueel en zelfontdekkend rekenen, opdoeken jaarklassen en zittenblijven, … De belangrijkste inzichten omtrent effectief leren lezen, rekenen, taalonderwijs, jaarklassensysteem, ... zijn niet gebaseerd op strikt wetenschappelijk onderzoek, maar op eeuwenlange praktijkervaringen - die doorgegeven moeten worden van generatie op generatie. Zelf stopten we veel energie in de studie en explicitering van de effectiviteit van die praktijkervaringen en aan observatie van effectieve aanpakken in de klaspraktijk. Onze directe systeemmethodiek voor het leren lezen is grotendeels gebaseerd op praktijkervaringen, op afkijken in klas bij ervaren leerkrachten en op grondige studie van leesmethodes van de voorbije 200 jaar. Onze methodiek sluit aan bij de wijze waarop we zelf lange tijd geleden leerden lezen.

    Een aantal cognitieve wetenschappers pakten de voorbije jaren gelukkig uit met theorieën en bevindingen die een bevestiging betekenen van al lang gekende en gepratikeerde praktijken. De relatief recente bevindingen b.v. van Sweller en co over de beperking van het werkgeheugen en het belang van het vastzetten van kennis, bevestigen oerdegelijke praktijken als de stapsgewijze aanpak, het belang van automatiseren & herhalen, enz. Recentere studies over het leren lezen bevestigen principes van onze directe systeemmethodiek. Maar er is ook nog een grote afstand tussen algemene leerprincipes en anderzijds het gecombineerd toepassen van principes binnen methodieken voor het leren lezen, rekenen…, principes die veelal ook onderling gecombineerd en afgewogen moeten worden.

    5.2 Degelijke & evidente klassieke aanpakken voortdurend in vraag gesteld voorbije eeuw

    Jammer genoeg werden onze sterke onderwijstraditie en veel evidente zaken de voorbije decennia voortdurend in vraag gesteld. Tim Surma, coördinator expertisecentrum EXCEL, getuigde onlangs nog: Ik herinner me b.v. een omzendbrief, midden jaren 2000, waarin ons leraren werd opgedragen om maximaal op Begeleid Zelfstandig Leren (BZL) in te zetten. Klassikale uitleg moest tot een minimum beperkt blijven, leerlingen moesten zo snel mogelijk aan de slag met werkbladen die aan het begin van de les werden uitgedeeld. Vanaf 1994 legden leerplanvoorzitters katholiek onderwijs taalrichtlijnen op waarin gesteld werd dat taalkennis niet zo belang[rijk was en dat er een strikt onderscheid was tussen taalvaardigheid en taalkennis. Enzovoort.

    In het rapport-Brinckman van de commissie onderwijs lezen we: “De onderwijsfocus is de voorbije decennia verschoven van kennisgericht naar (be)leefonderwijs en naar competentiedenken waarbij de klemtoon lag op vaardigheden en minder op kennisopbouw en attitudetraining. Deze evolutie is te ver doorgeschoten ten koste van aandacht en tijd voor basiskennis en -vaardigheden. Constructivistische methodes waarbij kinderen hun eigen leerpad kunnen kiezen, zijn meestal inefficiënt en vertrekken vanuit onrealistische aannames omtrent de voorkennis, metacognitie, zelfcontrole en het leervermogen van kinderen en jongeren. Ze zijn dan ook niet geschikt als dominante didactiek of algemeen onderwijsmodel. … In de onderwijspraktijk dient de neomanie waarbij steeds meer ‘nieuwe’ methodes uitgeprobeerd worden, te stoppen…. (Voldoende) directe instructie is de meest efficiënte vorm van onderwijs. Dit betekent geenszins dat enkel aan frontaal lesgeven wordt gedaan. Gelukkig hebben veel leerkrachten de opgelegde richtlijnen niet zomaar gevolgd en in de mate van het mogelijke lippendienst bewezen. In een getuige]nis van een onderwijzer met 40 jaar ervaring verderop in dit nummer, komt dit ook tot uiting. In inspectierapporten werd overigens betreurd dat de meeste leerkrachten niet zomaar de visie in b.v. de ‘Uitgangspunten van de eindtermen’ volgden.

    Jaarklassensysteem, spil van klassieke schoolgrammatica permanent in vraag gesteld

    Met Onderwijskrant voeren we al 45 jaar een continue strijd voor het behoud van het o.i. superieure jaarklassensysteem met de eraan verbonden gestructureerde leerplannen per leeftijdsgroep en de groepsinstructie, en tegen gepersonaliseerd onderwijs-op-maat van elk kind. Niet enkel veel onderwijskundigen als Roland Vandenberghe, Marc Depaepe ... maar ook de Freinet- en Jenaplanscholen hekelden het jaarklassenprincipe. Ook onderwijstijdschriften als IVO en Impuls hielden geregeld pleidooien voor het afschaffen ervan. IVO-redactielid Paul Raman schreef in 2009: De verderfelijke jaarklassen moeten dringend vervangen worden door leefgroepen met jongeren van verschil[1]lende leeftijd met verschillende vorderingen inzake leerprestaties. Men gaat vandaag op zoek naar ‘onderwijs- op-maat van elk kind. De leerling is diegene die steeds op zijn eigen wijze, op grond van wat hij belangrijk vindt, op grond van wat hij kan, zijn eigen leerproces stuurt en actief kennis opbouwt (IVO, nummer 114 - maart 2009, p. 71 e.v).

    Ook de voorbije jaren zetten we de strijd voor het behoud van het jaarklassenprincipe - gekoppeld aan groepsinstructie, leerplannen en methodes per leeftijdsgroep verder. Zowel in de ZILL-onderwijsvisie van het katholiek onderwijs als in de Poolstervisie van het GO! wordt gepleit voor onderwijs-op-maat van elk kind, zelfsturing, doorgedreven personalisering/individualisering van het leerproces. De voorbije decennia waarschuwden we voortdurend voor het kennis- en prestatierelativisme en het constructivisme, ... in het zelfontplooiingsmodel van prof. Ferre Laevers vanaf 1976, in de ‘Uitgangspunten bij de eindtermen’ van 1996, in de recente ZILL-onderwijsvisie en GO!-Poolstervisie, ...

    6    Inzet voor didactiek, methodiek leren lezen,  rekenen, spellen, wereldoriëntatie …

    Heel wat redactieleden waren de voorbije decennia ook in sterke mate begaan met het optimaliseren van de methodische aanpak van didactische werkvormen & klasmanagement, van het leren lezen, rekenen, begrijpend lezen, spellen (o.a. vereenvoudigde regels voor de werkwoordspelling), werken met kinderboeken, wereldoriëntatie, filosoferen met kinderen, milieu-educatie, vredesopvoeding ...

    Opvallend was onze grote inzet voor het taalonderwijs, voor het belang van het AN, en voor het invoeren van extra NT2-lessen vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs. We werkten lange tijd aan het opstellen van onze directe en fonetische systeemmethodiek voor het leren lezen, die momenteel in de meeste leesmethodes in Vlaanderen én Nederland wordt gevolgd. We toonden aan dat de lange tijd gehanteerde structuurmethodes à la Veilig leren lezen met hun globale-lezen-inslag in de startperiode geenszins veilig waren. Rond 2000 bestempelde VVL-hoofdauteur C. Mommers onze kritiek op zijn VLL-structuurmethode nog als pure onzin, maar in de recente KIM-versie van 2014 schakelden zijn opvolgers over op onze directe systeemmethodiek. We zorgden zo voor een grote consensus en zo kwam in het Nederlands taalgebied een einde aan de permanente leesoorlog van de voorbije eeuw.

    We waren ook intens begaan met het spelling- en grammatica-onderwijs, het werken met goede kin Al sinds 1993 voeren we ook acties tegen de uitholling van het taalonderwijs in de eindtermen en taal[leerplannen, tegen de relativering van het belang van de standaardtaal en de eenzijdige vaardigheidsgerichte & communicatieve taalvisie van het Leuvens taalcentrum van prof. Kris Van den Branden en van de Taalunie, en tegen de vele taalachterstandsrelativisten die zich al 25 jaar verzetten tegen de invoering van extra NT2-taallessen vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs, … We slaagden er na een lange kruistocht in het wiskundeonderwijs in Vlaanderen weer op het juiste spoor te krijgen; en zowel afstand te nemen van het extreem van de formalistische en hemelse/ zwevende ‘moderne wiskunde’, als van het andere extreem van de aardse wiskunde die blijft steken in ‘contextueel en constructivistisch rekenen.

    Onze visie op passend wiskundeonderwijs kon op veel instemming rekenen - ook Nederlandse wiskundigen en didactici verwezen er naar. Het leerplan wiskunde-1998 van het (katholiek) lager onderwijs dat redactielid Raf Feys mede opstelde kon ook op veel waardering rekenen vanwege de leerkrachten en de inspectie – en dat in tegenstelling met de leerplannen voor de taalvakken e.d. Voor wereldoriëntatie en de zaakvakken werkten we destijds een 40-tal leerpakketten uit en deze werden breed verspreid via ons Projectenfonds – met veel aandacht ook voor de zgn. educaties, milieueducatie e.d. Een van ons stimuleerde de opstelling van systematische en cursorische pakketten voor de zaakvakken – tegen de filosofie van de eindtermen en leerplannen in. Hij werkte mee aan de opstelling van Tijdwijzer en Ruimtewijzer (Uitgeverij Pelckmans).

     In Onderwijskrant nr. 197 formuleerden we onlangs nog 50 pagina’s met voorstellen voor de nieuwe eindtermen basisonderwijs, voor het wegwerken van de uitholling van het taalonderwijs, enz. We zijn dus best tevreden over het werk dat we in[1]zake stapsgewijze ‘vernieuwing/optimalisering in continuïteit’ gepresteerd hebben. Veel van die idee[1]en drongen ook door in de klaspraktijk. Vernieuwers in continuïteit en leerkrachten die veelal in stilte werken aan het optimaliseren en verspreiden van beproefde waarden en aan de aanvulling met nieuwe elementen, komen wel zelden of nooit in de schijnwerpers en kapen geen prijzen weg.

    8 Nieuwe wind & herscholing ontscholers ongelukkig

    8.1 Onderwijskrant bevorderde nieuwe (herscholings)wind 

    De voorbije jaren stelden we met genoegen vast dat de onderwijsvisie en de standpunten die we de voorbije decennia propageerden steeds breder en luider onderschreven werden, niet enkel door praktijkmensen, maar recentelijk b.v. ook in het regeerakkoord-2019, in het recente Brinckman-rapport van de commissie Beter Onderwijs, in publicaties van het nieuwe ExCEL- expertisecentrum voor effectief onderwijs, enz.

    We vonden de voorbije 45 jaar veel gehoor bij de praktijkmensen en konden zo toch heel wat nefaste hervormingen voorkomen, afzwakken of achteraf weer recht zetten – en zo ook ontmoediging bij de leraren afremmen. We slaagden er ook in om vroegere tegenstanders op andere ideeën te brengen.

    Dirk Van Damme (ex-OESO -kopstuk) geeft nu toe dat tal van beleidsmensen en universitaire onderwijsexperts zich in het verleden deerlijk hebben vergist; en hij sloeg zelf mea culpa.  Het onderwijstij wa/iss de voorbije jaren aan het keren. Ook veel beeldenstormers en ontscholers laten minder van zich horen. De kopstukken van de onderwijsnetten en van de inspectie erkenden eindelijk dat er sprake is van niveaudaling. De koepel van het katholiek onderwijs pakte ook niet langer uit met zijn eenzijdige en uithollende taalvisie.

    Sommige beeldenstormers wekken nu zelfs de indruk dat ze steeds een evenwichtige taalvisie gepropageerd hebben, dat ze geenszins problemen hadden met taalkennis, met expliciete instructie, enz. …. Nu huidige beleidsmakers afstand namen van tal van vormen van ontscholing en aantasting van de kwaliteit van het onderwijs, vinden sommigen het opportuun om vlug hun kar te keren en te vergeten wat ze in het verleden verkondigd hebben.

    Maar de strijd is wel nog lang niet gestreden (zie. 8.2). En door Corona zijn het onderwijsdebat en de aangekondigde bijsturingen van het M-decreet e.d. de voorbije 2 jaar wat stilgevallen.

     9  Onderwijskrant nu ook echte krant: eigen website, blog, facebook en twitter

    Onderwijskrant is een tijdschrift dat in zijn bestaan nog niet van het ‘eigenzinnig’ formaat - 265 x 195 veranderde en dat qua layout vrij sober oogt. Bij gebrek aan middelen kon Onderwijskrant zich ook geen flitsende layout leveren. Daarnaast voelden we ook weinig voor de blitse layout en de opper[1]vlakkige bijdragen van b.v. het overheidstijdschrift KLASSE. De inhoud vonden we steeds belangrijker dan de vorm.

    Onderwijskrant is sinds januari 2007 niet enkel een tijdschrift, maar ook een website waarmee we een veel groter lezerspubliek bereiken. Op www. onder[1]wijskrant.be plaatsen we ook gratis bijdragen en themanummers van vroegere jaargangen. Momenteel een 3.400 pagina’s vanaf nr. 133, een 600 bijdragen. Sinds januari 2007 werd de website al 640.000 keer bezocht. We moeten hierbij uiteraard rekening houden met het feit dat een aantal mensen toevallig op onze website belanden en/of er geen artikels lezen. Bij Onderwijskrant hebben we ook steeds afgezien van copyright en de lezers aan[1]gespoord om onze bijdragen en berichten te helpen verspreiden.

    Nieuwe initiatieven vanaf 2013 op de sociale media : website, blog, facebook, twitter

    Sinds Raf Feys als hoofdredacteur met pensioen ging en in 2013 ook stopte als coördinator-docent van een Hoger Instituut voor Opvoedkunde investeerde hij veel tijd en energie in een aantal nieuwe initiatieven in de sociale media: de facebook-pagina van Raf Feys, en tweets @FeysRaf (35.000), de blog ‘Onderwijskrant Vlaanderen’ (momenteel: Onderwijskrant2 Vlaanderen, https://www.bloggen.be/ onderwijskrant2/reageer.php?postID=3196792) .

    Vanaf 2013 werd Onderwijskrant dus ook een echte dagelijkse krant met dagelijks meerdere berichten en korte bijdragen over actuele onderwerpen. Via de sociale media kunnen we vlot inspelen op de actualiteit en de aandacht vestigen op evoluties en interessante onderwijsbijdragen uit Vlaanderen en de wijde wereld. Naast de 200 pagina’s die we jaarlijks in het tijdschrift publiceren, verspreidden we er de voorbije jaren enkele duizenden via de blog, facebook en twitter. Via blog, facebook en twitter leren we overigens zelf veel bij: onderwijsnieuws, standpunten, interessante bijdragen en boeken over het onderwijs, contacten met inspirerende onder[1]wijsmensen.

    Ook twitter als sociaal medium vinden we een belangrijk kanaal om ideeën te verspreiden en het onderwijsdebat te stofferen. Met zijn momenteel 35.000 tweets kon hoofdredacteur Raf Feys sinds mei 2013 heel veel mensen bereiken en informeren; het gaat niet enkel om eigen standpunten en verwijzingen naar Onderwijskrantpublicaties, maar nog meer om verwijzingen naar relevante stand[1]punten en publicaties van anderen. Het is ook een vorm van gratis bijscholing en maatschappelijke dienstverlening. Deze tweets bevatten ook veel links naar bijdragen in de internationale onderwijspers en andere onderwijstweeteraars.

    Met tweets kan je dagelijks veel mensen bereiken, soms maar een paar honderd, maar af en toe ook veel meer. Zo bereikten we in een paar dagen 68.000 'impressies' bij een tweet over de belangrijk[1]ste oorzaak van de aantasting van het lerarenambt. We hopen dat er op termijn nog een breder netwerk van onderwijstwitteraars, onderwijsblogs, facebookpagina’s, ... ontstaat. Jammer genoeg zijn de mogelijkheden om op het internet gestoffeerde Vlaamse onderwijsbijdragen te vinden nog te schaars. Veel onderwijskundigen en docenten pakken wel uit met de informatieve functie van het internet, maar verzaken zelf aan het stofferen ervan. Onderwijskrant probeert die leemte wat op te vullen en roept anderen op dit voorbeeld te volgen. We zouden ook kunnen samenwerken en een gezamenlijke onderwijswebsite, onderwijsblogpagina ... creëren. Kwalitatief hoogstaande internetpublicaties lijken ons heel belangrijk. Veel mensen publiceren artikels en boeken die weinig gelezen worden en/of enkel gelezen worden door gelijkgezinden. Vlaamse leerkrachten kruipen ook nog te weinig in de pen.

        Woord van dank en grote financiële problemen

    We blikken in dit themanummer met veel voldoening terug op de voorbije 200 nummers en maken een balans op. We zijn ervan overtuigd dat we de voorbije 45 jaar het denken over onderwijs en ook de onderwijspraktijk zelf positief hebben beïnvloed. We menen ook dat de vele mensen die in het verleden aan Onderwijskrant meewerkten in deze voldoening mogen delen en onze dank verdienen. 200 maal dank. We danken ook de trouwe abonnees. We danken ook al de mensen die interesse tonen voor de Onderwijskrant-website en voor onze bijdragen op de sociale media.

    45 jaar financiële zorgen

    Onderwijskrantnummer 1 dateert van oktober 1977. We ontvingen al die jaren geen subsidie. Door het dalend aantal abonnees kregen we al vlug financiële problemen. In de periode 1980- 1997 hielden we ons financieel recht door de opbrengst van de verkoop van de ideeënbundels thematische wereldoriëntatie van ons Projectenfonds.

    Enkele redactieleden investeerden veel geld in Onderwijskrant. We hebben destijds de onderwijsminister om wat financiële steun gevraagd; tevergeefs. We zorgden nochtans de voorbije 45 jaar wel voor werk voor de drukkerij Acco, de Post, … en gedurende een aantal jaren ook voor iemand die het typewerk en de layout verzorgde. Elk nummer dat we de voorbije jaren publiceerden was verlieslatend. Papier en verzending zijn ook duurder geworden.

    Zoals het er nu uitziet zullen we ons moeten beperken tot de elektronische uitgave. Alle abonnees ontvangen nog dit jubileumnummer en een afsluitend dubbelnummer. Daarna kan men gratis terecht op onze website & sociale media.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:200 Onderwijskranten
    21-02-2022, 15:03 geschreven door Raf Feys  
    Reacties (0)
    Archief per week
  • 04/03-10/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 29/01-04/02 2024
  • 15/01-21/01 2024
  • 11/12-17/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 31/07-06/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 17/07-23/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 22/05-28/05 2023
  • 15/05-21/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 30/01-05/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 26/12-01/01 2023
  • 19/12-25/12 2022
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 21/11-27/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 03/10-09/10 2022
  • 01/08-07/08 2022
  • 13/06-19/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 30/05-05/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 11/04-17/04 2022
  • 04/04-10/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 06/12-12/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 01/03-07/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 16/11-22/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 10/08-16/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 06/07-12/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 30/04-06/05 2018
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs