Ook omtrent de nieuwe eindtermen basisonderwijs laait het debat op. Lieven Boeve stelde al dat in de eerste ontwerpen voor de
nieuwe eindtermen basisonderwijs al te veel nieuwe eindtermen toegevoegd werden.
We vermoeden en hopen dat dit b.v. voor het taalonderwijs o.m. het terug invoeren zal zijn van grammaticale
basisbegrippen als lijdend en meewerkend voorwerp; voor wiskunde : *het opnieuw
invoeren zal zijn van de formules voor de berekening van oppervlakte, van de regel van 3, van het belang van het automatiseren/memoriseren
van de tafels van x, e.d. Enz. Vermoedelijk vreest Boeve vooral dat door de
toevoeging van dergelijke nieuwe eindtemen de ZILL-leerplannen aangepast zouden
moeten worden.
De opstelling van nieuwe eindtermen en leerplannen zou
moeten starten met een grondige analyse van de vigerende eindtermen en
leerplannen. Op 14 oktober 2010 plaatste
de ervaren leerkracht onderwijzer zon analyse in zijn opiniebijdrage Het lager onderwijs is het
noorden kwijt op de VRT-website. Hij vertolkte de algemene kritiek van de
meeste praktijkmensen op de eindtermen en leerplannen van eind de jaren 1990.
Hij verwoordde vanuit zijn ervaring pertinente kritieken op de eindtermen en tal van leerplannen, en op de
gepropageerde constructivistische aanpak in de Uitgangspunten bij de
eindtermen. Zijn kritieken stemmen vrij
goed overeen met die welke wij de voorbije decennia in Onderwijskrant en elders
publiceerden.
Kritische analyse van eindtermen en leerplannen door
onderwijzer Jef Boden in 2010. Hopelijk houden de nieuwe eindtermen en
leerplannen hier rekening mee.
1 Eindtermen: moeras der vaagheid
De eindtermen werden in 1998 goedgekeurd door het Vlaamse parlement; sommige
werden vorige jaar een beetje aangepast. De surrealistische eindtermenbundel toont aan dat de lat van het kwaliteitsniveau
of steeds lager gelegd wordt, of in een droomwereld schittert, of op
wereldvreemde veronderstellingen berust (Idem voor heel wat leerplanen lager
onderwijs).
Voor alle duidelijkheid: Eindtermen voor het lager onderwijs
zijn minimumdoelen die de overheid noodzakelijk en bereikbaar acht voor een
bepaalde leerlingenpopulatie. Het bereiken van de eindtermen zal worden afgewogen
tegenover de schoolcontext en de kenmerken van de schoolpopulatie.
Noodzakelijk en bereikbaar voor het leerlingenpubliek van iedere school
afzonderlijk.
Benieuwd wat het minimum zoal is en of het een beetje meer
mag zijn? Verlaat dan alle zekerheden en alle hoop op duidelijkheid. Of wat
dacht u van vage eindtermen van het genre De leerlingen voelen zich veilig in het
water en kunnen bewegen. Als dat geen nobel doel is! Wenst u het iets
concreter? De brochure vermeldt als voorbeeld hierbij: De leerlingen beheersen
een zwemslag. Veel eindtermen zijn van dit genre.
(Tussendoor: veel eindtermen zijn inderdaad al te vaag geformuleerd, en
deze van de taalvakken in het bijzonder. Het gaat ook om wat de leerlingen
eind lager onderwijs moeten beheersen, en niet om richtpunten in verband met de
lange weg erheen, om wat de leerlingen eind 2de of 4de leerjaar moeten beheersen.
In de nieuwe eindtermen is men nu wel van plan om ook eindtermen voor eind
vierde leerjaar te formuleren. Men zou ook einde vierde leerjaar toetsen in
welke mate de leerlingen die bereikt hebben.
2 Uitholling taalonderwijs in ET & leerplannen
Taalregister kiezen, maar niet bij zelfexpressie We bladeren
verder in de bundel eindtermen. In de inleiding van het Nederlands vinden we
volgende boeiende gedachte: Al heel vroeg is een kind bekwaam in een bepaalde
situatie een taalregister te kiezen. Dit is absoluut een positieve benadering.
De ervaring leert dat wat vandaag mondigheid wordt genoemd, heel vaak eenvoudige
ongemanierdheid is. Juist wegens het niet aangepaste taalregister.
Zowel voor Nederlands als voor Frans staat communicatie hoog
in het vaandel. Wat ontdekken we dan echter wanneer het over zelfexpressie
gaat? Bij het uiting geven aan gevoelens, verwachtingen, emoties enz. wordt
geen rekening gehouden met een publiek.
Zelfexpressie in taal is veeleer een kwestie van attitude
dan een kwestie van vaardigheid. Daarnaast lezen we evenwel dat elke tekst
voor een bepaald publiek bedoeld is. Op het laagste niveau staan de teksten
voor de jonge spreker zelf. Daarna volgen bekende en onbekende
leeftijdsgenoten, bekende volwassenen en als hoogste een onbekend publiek.
Waar het over taalexpressie gaat, is het laagste niveau dus
al voldoende. Volgt u nog? Taalbeschouwing: enkel onderwerp en persoonsvorm Iets
minder geurend, maar zeker niet helderder, is de taalbeschouwing. Het kan niet
de bedoeling zijn om kinderen lastig te vallen met de zinsontleding van de
onwaarschijnlijkste, kreupele en dubieuze zinnen. Of dat wil zeggen dat de
taalbeschouwelijke begrippen rond een zin moeten beperkt blijven tot de termen
zinsdeel, onderwerp, persoonsvorm en woordgroep? Dat lijkt opnieuw een erg
zuinig minimumdoel. Toch is dat zo voor het Nederlands . (Ook termen als
lijdend en meewerkend voorwerp sneuvelden).
Hilarisch, of om te huilen, is de situatie wanneer dezelfde
bundel vermeldt dat voor het vak Frans de leerlingen bezittelijke
voornaamwoorden functioneel kunnen hanteren. Mag men veronderstellen dat zelfs
zonder echte grammaticalessen (want zo goed als verboden) enige verklaring over
het gebruik van die bezittelijke voornaamwoorden als nuttig en leerrijk zal
worden ervaren? Probeer dat eens wanneer het begrip voornaamwoord voor het vak
Nederlands geschrapt is. Het veronderstelde onderwijs: verwaarlozing. (Ook geen
lijdend en meewerkend voorwerp meer. Hopelijk wordt een en ander terug
opgenomen in de nieuwe eindtemen.)
AN-woordenschat &
woordenschatonderwijs
(Noot vooraf van redactie: De eindtermen en taalleerplannen beklemtonen al te weinig het belang van de kennis van het AN. In volgende paragraaf stelt Jef
Boden dat men precies veronderstelt dat de leerlingen al het
Standaardnederlands voldoende kennen en dat men op school ook nog weinig
aandacht aan de uitspraak moet besteden ... Niets is volgens hem minder waar.
Volgens ex-leerplanvoorzitter Ides Callebaut is Standaardnederlands zelfs niet
eens belangrijk meer.)
In de inleiding van het domein Nederlands lezen we dat
kinderen, of ze nu thuis Standaardnederlands, tussentaal, dialect of een andere
taal dan Nederlands spreken, met de specifieke schooltaal moeten leren omgaan.
Dat is vlugger gesteld dan gerealiseerd. Bij een massa leerlingen, welke
variant van het Nederlands ze ook spreken, leeft een gevoel van reeds kennen: Wat
we dag in dag uit spreken, dat kennen we toch? Nederlands verwordt zo tot een
taalkundige valse vriend.
Nood aan systematisch woordenschatonderwijs
Van instructies in andere vakken tot specifieke
leesopdrachten voor het vak Nederlands gaat men er te algemeen van uit dat het
meegedeelde begrepen wordt. De resultaten van studies rond leerlingen met het
Nederlands als tweede taal tonen helaas dat wantrouwen met betrekking tot het
begrip de enige juiste houding is. Hoe vaak begrijpt een leerling een mededeling
niet omwille van de taal? Welke woorden of formuleringen - zelfs in de
leesmethodes - overstijgen het begrip? Wie daarvoor alert is, wordt constant
verrast door wat leerlingen vragen. Maar die leerlingen moeten eerst ervaren dat
wat ze niet vragen aan hen ter verklaring kan voorgelegd worden. Kinderen
moeten attitudes en strategieën ontwikkelen om goede taalgebruikers te worden,
stelt dezelfde inleiding. Het zou al een stap in de goede richting zijn als de
leerkrachten op die wantrouwende attitude zouden verder bouwen.
Achteruitgang spelling en schrijven
Een even vanzelfsprekende fantasie is de verwachting die
geschetst wordt rondom het omgaan met schrijven en spelling. Een minimumdoel
heet dat de leerlingen in hun geschreven teksten algemene regels als
werkwoordvorming toepassen en de bereidheid ontwikkelen om hun werk spontaan na
te lezen en bewust te reflecteren op hun taalgebruik.
Als dat een minimum is, ben
ik een tevreden mens! Ik ben er inderdaad van overtuigd dat de werkwoordvorming
niet zon lastig punt is in de taal. Een heikel punt omdat het om de houding
gaat. Vroeger waren foute werkwoordvormen onvergeeflijk.
Vandaag mag je van
geluk spreken als je op hoger onderwijsniveau foutloze lesvoorbereidingen
krijgt. Sinds alle studierichtingen steeds luider gelijkwaardig worden genoemd,
en men er niet meer bij durft stellen dat wat achtergrond betreft er toch een
verschil zou kunnen bestaan, lijkt men niet langer te durven eisen dat studenten
die een jaar later zelf die inhoud in de klas moeten onderwijzen, die
spellingregels kunnen toepassen.
Als dat niet kan binnen een moedertaal, hoe hilarisch klinkt
het dan dat het Vlaams Ministerie van Onderwijs verwacht dat leerlingen op het
einde van hun secundair onderwijs ten minste vlot en vloeiend twee vreemde talen
beheersen. Het zal bestaan in deze tijden waarin Franstaligen die Nederlands spreken
steeds meer moeite hebben met Vlamingen die het Standaardnederlands hebben
ingeruild voor een dialect of streektaal. Of valt het Nederlands reeds onder
die twee vreemde talen?
3 Wereldoriëntatie: vaag & weinig systematiek
Een ander voorbeeld van de laag- en vaagheid vindt men
binnen het W.O.- domein Tijd. W.O. staat voor wereldoriëntatie of
werkelijkheidsonderricht. Geschiedenis is immers uit het lager onderwijs
geschrapt. Wat moeten de leerlingen nog kennen van de historische tijd? De
leerlingen kennen de grote periodes uit de geschiedenis en ze kunnen duidelijke
historische elementen in hun omgeving en belangrijke historische figuren en
gebeurtenissen waarmee ze kennis maken, situeren in de juiste tijdsperiode aan
de hand van een tijdsband. Enkele bladzijden ervoor werd gesteld dat de
geschiedenisindeling beperkt blijft tot vier periodes: Prehistorie/ oudheid,
Middeleeuwen, Nieuwe Tijden en Onze Tijd.
Deze indeling laat volgens de brochure ruimte over voor
zowel nadere specificering als voor vergelijking met andere culturen en
tijdsrekeningen. Helaas heb je om verschillen te ontdekken een basis aan
zelfkennis, kennis van de eigen cultuur en geschiedenis nodig.
Als het onderwijs het niet tot haar taak rekent om deze
kennis en inzichten mee op te bouwen, waar halen de meeste kinderen dit dan
vandaan? Geen enkele ernstige burger is verbaasd dat er rondom ons cursussen
eigen cultuurgeschiedenis worden georganiseerd. Die noodzakelijke achtergrond
om
taal, beelden, gebeurtenissen, verhalen minimaal te kunnen
kaderen en duiden, worden hier niet tot de basis(school)inhoud gerekend. In die
vaagheid is het niet moeilijk om het noorden te verliezen.
4 Dolend in de mist: alles integreren? Totaliteitsonderwijs?
Levensechte aanpak?
Hoe is het onderwijs in zon erwtensoepdikke mist beland?
Een van de ontegensprekelijke oorzaken van de ondefinieerbare snert is de
actuele modieuze koorts van de geïntegreerde levensechte didactische aanpak. Themas
en onderwerpen mogen dan in een leuke eenheidsverpakking zitten, de inhoud is voor
de meeste leerlingen een catastrofe.
Topper van dit gebeuren is het leergebied wereldoriëntatie
(WO). Dit bevat zes domeinen - natuur, techniek, mens, maatschappij, tijd en
ruimte - die liefst niet beschouwd worden als zes leergebieden. Het magische
woord is multiperspectiviteit. Bekijk liever alles vanuit verschillende
invalshoeken en de leerlingen gaan ontdekken hoe alles in elkaar haakt, elkaar
beïnvloedt en hoe daarin brongebruik een essentiële vaardigheid is die weerom
op alle domeinen van toepassing is. Mooi, denk je dan. De sterkere leerlingen
zullen zon benadering appreciëren. Helaas gaat dit aan 75% van de kinderen
voorbij. Hoe zullen zij ooit wijzer worden in deze chaos? Ze hebben nooit een referentiekader
aangeleerd gekregen dat als kapstok voor die losse flodders informatie kan
dienen.
Ondertussen vermeldt de onderwijsbrochure met eindtermen,
visie en achtergrond dat binnen W.O. bronnen beoordelen een logische
vaardigheid wordt. Logisch? Zonder fundament dreigen de bronnen voor de meerderheid
een martelend doolhof te worden. Kennen, instuderen, geheugentraining: die activiteiten
ruiken te sterk naar kindonvriendelijke bezigheden.
5 Zelfstandig werk,
hoekenwerking, contractwerk en groepswerk
Een ander onderdeel in dit drijfzand is het verschijnsel
zelfstandig werk, contractwerk, groepswerk ,hoekenwerk in al haar varianten en
benamingen. Ach, zonder discussie is zelfstandig en in groep kunnen werken een
noodzakelijke sociale vaardigheid. Bedenkelijker als je ontdekt dat een
bepaalde wiskundemethode twee derde van de lessen klasseert onder zelfstandig
werk. Wat is het rendement van deze allicht goedbedoelde bezigheidstherapie als
je het aantal uren in overweging neemt?
Leer ons iets! Geef
les! Verleuken?
In de hoogste jaren middelbaar onderwijs weerklinkt de vraag
jaar na jaar duidelijker: Geef ons alstublieft les! Leer ons iets! We hebben
een schoolloopbaan en een buik vol van dat groepswerk, van het profitariaat van
de ene en het zweet van andere maar steeds dezelfde plichtsbewuste
slachtoffers.
En heel wat begeleidende ouders hebben daarbij voldoende
punten verdiend om een eigen rapport te krijgen. Als studie na studie bevestigt
dat de slaagkansen in de Vlaamse middelbare scholen zeer sterk afhangen van de
opleiding en omkadering van de ouders, dan vraag je je ongerust af wat de zorg voor
zwakkere leerlingen voorstelt. (NvdR: Jef Boden stelt dus terecht dat de
ontscholing vooral ook nadelig uitvalt voor de sociaal benadeelde kinderen.)
Leer ons iets! Waar is trouwens in dat zelfstandig werk
alle didactiek gebleven? Is men in dit onderwijs waar alles leuk moet zijn, vol
moetjes en magjes, waar het vooral niet te veel moeite mag kosten, niet vaak de
kernactiviteit uit het oog verloren?
6 Een basis waarop gebouwd kan worden!
Het basisonderwijs moet een basis leggen, zo stevig dat
gebouwd kan worden op de parate kennis, op het geoefende geheugen, op de
inzichten en op een gestart referentiekader. Mogen we dat nog van een gewoon basisonderwijs verwachten? Of is
het niet meer dan een veronderstelling?
Het basisonderwijs veronderstelt een basis te vormen waarop kan
worden gebouwd. Zou men dan niet beter ernstig nadenken wat de kernactiviteiten
zouden moeten zijn?
We lezen dat hoofdrekenen en schatten fundamentele
wiskundige basiscompetenties zijn. Onmiddellijk en correct de tafels van vermenigvuldiging
en deeltafels tot 10 hanteren. Het is geen grap: wie vandaag een klas aan het
einde van een lagere schoolcarrière stil wenst te krijgen, vraag gewoon hoeveel
7 maal 8 is. Automatisering en memoriseren passen niet echt in een onderwijs
waarin alles leuk moet zijn. Moeite is een vervelend verschijnsel. Wie heeft er
ooit durven veronderstellen dat de verleuking de basiskennis zou ten goede komen?
Denk bij die basiskennis niet alleen aan wiskunde maar eenvoudigweg aan alles
wat met parate kennis en referentiekader te maken heeft.
7 Inspectie: minimumdoelen zijn heilig
Geprezen zijn de vliegende inspecteursbrigades die in een
doorlichting de scholen op de ware kern van de eindtermen komen onderzoeken.
Vaak valt niet te discussiëren over de kernitems waarmee ze op pad gestuurd
zijn. Minimumdoelen zijn heilig: minimum is vaak geen argument om te beweren
dat een ruimer aanbod voor vele leerlingen uitdagend logisch lijkt.
Kunnen de geïntegreerde methodes of de W.O.- potpourri ter
discussie gesteld worden? Dat is afhankelijk van de inspecteur in kwestie.
Binnen de inspectie overleven hier en daar zelfstandige, kritische geesten.
Toegegeven: uiteindelijk probeert de onderwijsoverheid toch één onverbiddelijke
rechte lijn te trekken. Wanneer het resultaat van de doorlichting mee bepaald
wordt door de samenstelling van de teams, dan is het systeem helaas weer niet meer
dan van een veronderstelde objectiviteit.
(NvdR: leerkrachten die wat meer geven dan in de eindtermen
krijgen al te vaak kritiek bij doorlichting: b.v. Je mag voor Frans geen
woordjes meer dicteren, volgens de eindtermen volstaat het kopiëren van
woorden. Of: Volgens de eindtermen/leerplannen mag er geen cursorisch
geschiedenisonderwijs meer gegeven worden.)
8. Waarom is leren typen geen ICT-eindterm?
En nog dit. Vaardigheden op het vlak van ICT zullen minder moeite kosten
om te verwerven en zoals de brochure stelt vaker buiten de school verworven
worden. Het onderwijs moet die vaardigheden aanreiken die de lerende in staat
stellen om in de toekomst en buiten de school bepaalde taken op een effectieve,
vaardige en creatieve manier uit te voeren.
Opgemerkt wordt dat niet alle leerlingen in staat zijn dat
allemaal buiten de school te verwerven. Gelukkig. Een absolute basisvaardigheid
om vlot en vaardig te kunnen werken, lijkt mij kunnen typen. Geen woord daarover
binnen de eindtermen. Of veronderstelt men dat dezelfde kwetsbare groep lessen
typen op de vrije markt kan volgen? Dàt zal zeer snel boven heel wat
gezins-maximumfacturen vallen. Wil of durft men daar geen basispunt van maken?
9 Besluit: Eindtermen
en meeste leerplannen: het noorden kwijt
Hopelijk komen er zo snel mogelijk nieuwe
ontwikkelingsdoelen en eindtermen die de vaagheid, de mist en de veronderstellingen
overstijgen, en die basiskwaliteit van het onderwijs boven chronische modegrillen
en trends durven plaatsen. De kwaliteit van het Vlaamse onderwijs: laat ons
maar een poosje niet te hoog van de toren blazen.
----
Commentaar. Jef Boden verwoordt o.i. vrij goed de knelpunten
in de eindtermen en leerplannen lager onderwijs. In bijdragen op www.
onderwijskrant.be namen we tientallen analoge getuigenissen over de grote
knelpunten op. We schreven er zelf tientallen gestoffeerde analyses over. Al in
de Onderwijskrant van september 1993 plaatsten we tal van kritische vraagtekens
bij de ontwerpeindtermen. Wat wij zelf van de nieuwe eindtermen en leerplannen
en van het toekomstig basisonderwijs verwachten, maakten we voldoende duidelijk
ook in boeken over leren lezen, rekenen, wereldoriëntatie.
Het is
betreurenswaardig dat het nieuwe ZILL-leerplan en de onderwijsvisie van de
ZILL-tenoren hier geen rekening mee hielden. We hopen dat de nieuwe eindtermen
hier wel rekening zullen mee houden. Dat Lieven Boeve nu al verzet laat horen, wijst
er wellicht op dat voorlopige ontwerpen daar wel engszins rekening mee houden.
|