Merkwaardig interview met Paul Yperman, mede-architect en
vurige voorstander van
structuurhervormingsplannen s.o. (2004-2013) in De Standaard van 14 juni j.l., en vroegere ontkenner van de niveaudaling
Dirk Van Damme erkent als ex-kabinetschef van
minister Vandenbroucke dat zij zich destijds
hebben vergist inzake hervorming s.o., kwaliteit onderwijs e.d.. Paul Yperman
wast in recent interview de handen in onschuld.
Dirk Van Damme, geen N-VA-er, stelt dat het verdienste van minister Weyts nieuwe beleid is dat dat kwaliteit nu bovenaan op de politieke agenda staat, maar Yperman
bekampt eerder het nieuwe beleid.
Paul Yperman, gedurende 10 jaar mede-architect en vurige voorstander
van de structuur-hervormingsplannen s.o. wast
nu eigen handen in onschuld.
De
ex-beleidsman ( koepel katholiek onderwijs 2004-2009, commissie Monard 2008-2009 en minister Smet 2009-2013) neemt nu zelfs afstand van de uiteindelijke hervorming.
Hij wekt ook ten onrechte de indruk dat
hij tegenstander was van die aso-isering en een pleitbezorger was van het tso/bso. Hij neemt in tegensteling
met b.v. Dirk Van Damme - ook afstand
van het beleid van minister Weyts en vecht nu ook de eindtermen bij het
Grondwettelijk Hof aan.
In 2013 loochende Yperman ook nog de niveaudaling samen met de koepel van
het katholiek onderwijs. Yperman stelde:
Onze leerlingen vandaag kennen misschien
minder, maar kunnen meer. Welke kennis heeft een leerling nodig om
toepassingsgericht te kunnen werken. Kennis is alleen maar vruchtbaar als je ze
kan toepassen. en je kan pas iets toepassen als er kennis aanwezig is. Toen ik
aan de universiteit zat, zeiden de proffen: 'in vergelijking met jullie
voorgangers weten jullie niets meer'. Vandaag zeggen sommigen net hetzelfde.
Als dat echt waar zou zijn, dan weet iedereen minder dan niets.
Yperman omtrent de nefaste hervorming s.o.
Paul Yperman, destijds
een vurige propagandist voor - en medearchitect
van de structuur-hervormingsplannen voor
het s.o. wast nu eigen handen in
onschuld en gewaagt van onherkenbare
hervorming. Hij bekritiseert tegelijk minister Weyts en
diende ook klacht in omtrent de eindtermen bij het Grondwettelijk hof. Hij
ontkende in 2013 nog de niveaudaling.
Yperman, was destijds directeur van een Jezuïetencollege,
daarna adviseur van het verbond van het
katholiek secundair onderwijs - en ook
lid van de commissie onderwijs die hervormingsplan s.o.-2009 opstelde, en vanaf september 2009-2014 adviseur voor het secundair onderwijs
bij minister Pascal Smet. Hij was dus
nauw betrokken bij de opstelling van de hervormingsplannen voor het s.o. Hij steunt de klacht van Boeve en co bij het
Gondwettelijk Hof omtrent de nieuwe eindtermen.
De krant De Standaard stelde hem op 14 juni in een interview
de kritische vraag : U werkte zelf op het kabinet van minister Pascal Smet en
bent een van de architecten van de modernisering van het secundair onderwijs.
Het is nu bon ton te zeggen dat die is uitgedraaid op een flop. Spreekt u dus
uit ervaring?
Yperman: Op een bepaald moment vroegen we ons af ( kabinet van minister Smet?): is het nog de moeite waard?
Op het moment dat je terug naar de tekentafel wil, komt de politieke druk. Men is meer tevreden met een
slecht resultaat dan geen resultaat. In de politiek hoor je vaak: stuur een renpaard
(radicale hervormingsplan van de commissie Monard en dus ook van Yperman)
door de onderhandelingen en je mag al
blij zijn dat er een kameel uitkomt (ontleend overigens aan uitspraak van
Georges Monard).
Yperman voegt eraan
toe: Het trieste is dat de volgende minister van onderwijs, Hilde Crevits, nog eens die kameel erdoor gejaagd heeft. Wat
er finaal uit is gekomen, was onherkenbaar.
Yperman verzwijgt ook dat in de hervormingsvoorstellen waaraan hij meewerkte, ook gepleit werd voor het gelijk invoeren van de 'zachte didactiek', zelfsturing e.d., die haaks staat op de kwaliteit van het onderwijs.
Ook Yperman koos voor aso-isering van s.o.
Een van de belangrijkste kritieken op de hervormingsplannen
van het s.o. en de invoering van een meer gemeenschappelijke eerste graad is
precies dat dit leidt tot een aso-isering ten koste van het tso/bso, net zoals
destijds het geval was met het VSO. We
wezen er in tal van bijdragen vanaf 2002 ook op dat dit tot minder leerlingen voor tso zou leiden.
En nu stelt Yperman plots: Meer
leerlingen in het aso, dat is op zich geen goede zaak. Hij voegt eraan toe: De laatste vijf ministers van onderwijs hebben geprobeerd om het tso en
bso op te waarderen, door vooral van het aso af te blijven. Vanaf de invoering van het VSO 50 jaar geleden betekenden de comprehensieve structuurhervormingen steeds een aanslag op het tso/vso - en dus ook deze waarvan Yperman een mede-architect en vurige voorstander was.
Heeft Yperman nu plots ingezien dat de
structuurhervormingen s.o. vanaf het VSO van 1970 steeds een aso-isering en een
aderlating betekenden voor het tso/bso. Yperman was zelf lid van het Verbond van
het katholiek s.o. dat al in 2007 besloot om in 2009 gemeenschappelijke leerplannen algemene
vorming voor de eerste graad op te stellen in het vooruitzicht van de nabij geachte hervorming s.o. Die gemeenschappelijke leerplannen vielen te
moeilijk uit voor tal van leerlingen uit
tso/bso-opties en te gemakkelijk voor andere leerlingen. Dit is eveneens het geval met de nieuwe
gemeenschappelijke leerplannen en eindtermen voor de eerste graad, maar daar geeft Yperman
blijkbaar geen problemen mee.
Yperman verzet zich
tegen de nieuwe eindtermen 2de en 3de graad, maar niet
tegen leerplannen die nog meer de vrijheid van de leraar beperken, en vroegere
leerplannen die zelfs een didactische aanpak oplegden.
Yperman: Als we leraar geen vrijheid geven en
mede-eigenaars maken van het leerproces, ben ik ervan overtuigd dat we niet alleen
de motivatie, maar ook de kwaliteit zien afnemen.
DS: U verwijst hier naar de
eindtermen. Jullie stappen ook mee naar het grondwettelijk hof.
Yperman: Ja,
we hebben niet getwijfeld. Vanuit ons opvoedingsproject is zon uitgebreide set
eindtermen een bedreiging.
Yperman heeft blijkbaar geen bezwaar de vorige en
nieuwe leerplannen van het katholiek
onderwijs die nog meer leerdoelen opleggen, en dus volgens de logica van
Yperman nog meer de vrijheid van de leraars bedreigen. Yperman was destijds
medewerker van het verbond van het katholiek secundair onderwijs dat samen met
de leerplannen-2009 ook een didactische
aanpak oplegde, een constructivistische in het leerplan wiskunde e.a.
Yperman neemt afstand
van beleid van minister Weyts
DS: U hebt het over het gebrek aan staatsmanschap: is dat
ook directe of indirecte kritiek op het discours van minister Weyts? Yperman:
Het heeft volgens mij weinig zin om zoals Weyts cognitief psychologen (lees
Wim Van den Broeck, Wouter Duyck), uit te spelen tegen onderwijssociologen . Je
moet die mensen en hun inzichten samenbrengen.
(Red.: de 2 visies stonden haaks op elkaar, en Weyts en co namen inzake
kwaliteit nog meer afstand van de visie van
universitaire onderwijskundigen, onderwijskoepels, inspectie, begeleiders
.)
DS: Volgens OESO-topman Dirk Van Damme is het toch wel
de verdienste van minister Weyts dat kwaliteit nu bovenaan op de politieke agenda staat.
Terecht?
Yperman antwoordt: Ik wil daar gerust in meegaan
(red.: in 2013 loochende hij nog de
niveaudaling-zie bijlage), al ben ik nog nooit iemand tegengekomen die tegen
kwaliteit in het tonderwijs is. Mijn voornaamste probleem met dit discours is :
je kunt niet decreteren dan kinderen plots slimmer moeten zijn. Er komt een
taaltest bij kleuters, er komen centrale toetsen. Maar daarmee alleen verhogen
we de kwaliteit niet. Zo werkt het niet.
(Red.: Yperman reduceert hier ten onrechte de beleidsvoornemens tot die twee
toetsen.)
---------
jlage uit 2013: ontkenning van niveaudaling
'Je moet een evenwicht zoeken tussen kennen en kunnen'
De Morgen, 25 januari 2013,
Het onderzoek naar de algemene kennis van de leraren in
wording (DM 24/01), geeft volgens de Paul Yperman, adviseur van minister van
Onderwijs Pascal Smet (sp.a) een vertekend beeld. Dit waren echte
weetjesvragen, opgemaakt als een quiz.'
AT VOND U VAN DE RESULTATEN VAN HET RAPPORT?
Paul Yperman: Ze zeggen dat het gaat over algemene
kennis, maar het waren toch heel specifieke kenniselementen van geschiedenis en
aardrijkskunde. Ander onderzoek heeft al aangetoond dat onze leerlingen in het
secundair onderwijs daar niet goed op scoren. Het waren echte weetjesvragen,
opgemaakt als een quiz. Die vragen evalueren niet of de leerlingen van vandaag
al dan niet de eindtermen behalen.
WAAR CHINA OF RUSLAND LIGGEN, ZIJN DAT WEETJESVRAGEN?
Dat zouden ze moeten weten, dat klopt. Daar wil ik
niet over discussiëren. Maar je kunt je afvragen of ze de partijlogo's moeten
herkennen.
MOETEN MENSEN MET STEMPLICHT DE VERSCHILLENDE PARTIJEN NIET
KENNEN?
Kijk, ik wil het niet verbloemen, maar er werd steeds
naar een bepaald aspect gevraagd. Ze hadden ook algemene kennisvragen kunnen
stellen, inhoudelijke vragen. Hoe zit de Europese Unie in elkaar? Hoe werkt het
federaal systeem?
DAAR VERWACHT U BETERE ANTWOORDEN OP?
Nee, dat zeg ik niet. In die eindtermen staat niet
welke politieke partijen er zijn in België. Er staat wel: 'Ze moeten inzicht
hebben in het Belgisch staatsbestel'. Dat is heel erg algemeen geformuleerd.
Het zijn de netten en koepels die de leerplannen maken. Op basis van die
leerplannen geven ze een concrete invulling aan de eindtermen en daar gaan ze
mee aan de slag.
ER IS DUS GEEN CANON, GEEN OVERZICHT VAN WAT LEERLINGEN
PRECIES MOETEN KENNEN ALS ZE AFSTUDEREN?
Nee. Een student die zijn diploma haalt, heeft de
eindtermen gehaald, en dus ook de leerplandoelstellingen op basis van die
eindtermen. Het heeft geen zin om een bepaald onderwijsniveau de zwartepiet
door te spelen, want we zitten in een gesloten systeem. De lerarenopleidingen
moeten werken met de leerlingen die ze uit de secundaire scholen krijgen, en
die nieuwe leraren staan daar opnieuw voor de klas.
HOE DOORBREEK JE DAT?
We moeten onder andere kijken naar de
lerarenopleiding. Daar zijn we ook mee bezig. En we moeten ook nagaan wat we
precies verwachten van een algemene vorming. Wat is algemene kennis? Vinden we
het belangrijk dat een leerling de minister-president van Vlaanderen kent, of
niet? Dat moet niet alleen het onderwijs beslissen, maar de hele
samenleving.
IS DAT EEN OEFENING DIE JULLIE MAKEN?
Ja, je moet toch altijd een evenwicht zoeken tussen
kennis en kunnen. Onze leerlingen vandaag kennen misschien minder, maar kunnen
meer. Welke kennis heeft een leerling nodig om toepassingsgericht te kunnen
werken. Kennis is alleen maar vruchtbaar als je ze kan toepassen. en je kan pas
iets toepassen als er kennis aanwezig is.
Toen ik aan de universiteit zat, zeiden de
proffen: 'in vergelijking met jullie voorgangers weten jullie niets meer'.
Vandaag zeggen sommigen net hetzelfde. Als dat echt waar zou zijn, dan weet
iedereen minder dan niets. Dat is eigen aan alle generaties. Je moet dat
nuanceren
|