Reactie op uitspraak van Dirk Van Damme: We hadden destijds
meer naar je moeten luisteren, maar door je communicatiestijl (inclusief
overdrijvingen) werd er minder geluisterd. Bedankt voor het compliment. Maar: de praktijkmensen luisterden
wel. Uit bijdrage blijkt dat we beleid
Vandenbroucke-Van Damme grondig en zonder overdrijvingen becommentarieerden.
Dirk Van Damme twitterde een paar dagen geleden: Jij was
inderdaad een van de zeldzame kritische
stemmen, Raf Feys, en daar verdien je waardering voor. Je had het vaak bij het
rechte eind je had meer
luisterbereidheid verdiend. Maar DirkVan Damme voegde eraan toe: je communicatiestijl (inclusief
overdrijvingen) zorgde er voor dat weinig mensen naar je luisterden.
Ik erger me toch wel aan het feit dat Van Damme indirect vergoelijkt dat ook hij en Vandenbroucke te
weinig luisterden omwille van de communicatiestijl. Ik vind dit misprijzend en wil dit ook weerleggen. Vooreerst is
het zo dat heel veel praktijkmensen (ook rectoren van Universiteiten) naar mij
luisterden en mijn kritiek op kennisrelativisme, hervormingsplannen van
Vandenbroucke-Van Damme steunden. 1 voorbeeld: in een mum van tijd
ondertekenden 13.000 mensen onze Onderwijskrantpetitie 2012 tegen de
structuurhervormingsplannen s.o. Ex-rector André Oosterlinck belde me zelfs op
om zijn steun te bewijzen.
En ik slaagde er ook in om een invloedrijke tegenstander als Dirk Van Damme een bocht te laten maken van 180 graden inzake hervorming s.o. (waterval, brede eerste graad, sociale discriminatie e.d.), inclusief onderwijs, uitholling (taal)onderwijs, competentiegericht onderwijs e.d.
In deze bijdrage illustreer ik even hoe we onze kritiek op
de beleidsplannen van het duo Vandenbroucke-Van Damme destijds uitvoerig en zakelijk formuleerden, bv. in legendarisch en uitgebreid interview met minister
Vandenbroucke op 7 januari 2016 dat we hier afdrukken.
1.Woord vooraf en
situering van het interview
Bij het aantreden van minister Frank Vandenbroucke en van
zijn kabinetschef Dirk Van Damme in
september 2004 verwachtten we nog dat dit duo het nefaste doorhollingsbeleid
van het duo Van den Bossche-Monard en
van minister Marleen Vanderpoorten zou terugdraaien. In een uitvoerig
memorandum wezen we de nieuwe regering en toekomstige minister van onderwijs in
april 2004 op het manke beleid en de negatieve evoluties in ons Vlaams
onderwijs : de nivellerende eindtermen en leerplannen die tot kennisrelativisme
en tot een niveaudaling leidden met ook de steun van de inspectie, de onterechte kritiek op onze (sterke) eerste
graad s.o. die tot egalitaire structuurhervormingsvoorstellen van minister
Vanderpoorten en de Rondetafelconferentie van 2002 leidde, de gevaren van te
radicale inclusievoorstellen in het VLOR-advies 1998 & in de eerste
inclusievoorstellen van minister Vanderpoorten
, de nefaste gevolgen van de
flexibilisering in het hoger onderwijs, het tekort aan niveaubewaking, de grote
vervreemding van het beleid van de onderwijspraktijk, enz.
De beleidsverklaringen van Vdb van 2004-2005 betekenden voor
ons al een grote ontgoocheling. We zagen
dat duo Vdb-Van Damme de onderwijsanalyse en beleidsplannen van hun voorgangers
inzake de hervorming van het s.o., grootschalige scholengroepen, inclusief onderwijs, hervorming
lerarenopleidingen ... overnam. Ook
zij toonden al te weinig respect voor
onze sterke Vlaamse onderwijstraditie en pakten vanuit een egalitaire
visie uit met sociale discriminatie en
waterval in het s..., Ook zij bestempelden onze sterke eerste graad als
een kankerplek en pakten uit met grote structuurhervormingsvoorstellen voor het
s.o. en voor de invoering van inclusief onderwijs.
Een van de grootste ontgoochelingen was het feit dat minister Vandenbroucke begin 2007 afstand nam
van onze O-ZON-campagne. In januari 2007
pakten we met Onderwijskrant uit een grootscheepse & massaal onderschreven O-ZON-campagne
tegen het kennisrelativisme, de niveaudaling, de
hervormingsplannen van het duo
Vandenbroucke-Van Damme voor het s.o. en hun voorstellen voor inclusief
onderwijs
Minister Frank Vandenbroucke reageerde ontwijkend: Ik weiger mee te doen aan de hype als
zou het niveau van onze leerlingen
dalen. Het is modieus om te zeggen dat het vroeger beter was, om[1]dat
er vroeger in klas meer kennis werd doorgegeven. Maar ik doe daar niet aan mee
zoals ik aan geen enkele vorm van
nieuwlichterij wil meedoen. De toenmalige Spa.-onderwijsexpert Koen
Pelleriaux en Sp.a-volksvertegenwoordigers ergerden zich aan onze O-ZON-campagne en onze
kritiek op de hervormingsplannen s.o. e.d. Ze bestempelden O-ZON als een
eenmansactie & riepen de parlementsleden op om afstand te nemen van
O-ZON n het beleid te blijven steunen.
Revelerend interview met
onderwijsminister Frank Vandenbroucke 15 jaar geleden: : Bijdrage uit
Onderwijskrant nr. 137, april 2006
Teleurgesteld door de beleidsnota 2004-2009 e.d. namen we
ons in 2005 voor om dringend onze
kritiek voor te leggen in een interview met minister Vdbr. We hoopten heimelijk
dat we hem via het interview tot andere ideeën en bijsturing van zijn
beleidsvoornemens konden brengen. Het interview kam er uiteindelijk begin
januari 2006. Het werd geen klassiek interview, maar een
confrontatie van standpunten. Minister Vandenbroucke wist dat we al veel
kritiek op zijn hervormingsplannen geformuleerd hadden en vreesde blijkbaar het
interview. Veiligheidshalve eiste hij om vooraf al onze vragen op te sturen
zodat hij zijn antwoorden goed kon voorbereiden en het gesprek onder controle
kon houden.
We legden in plaats van (algemene) vragen onze kritische
Onderwijskrantstandpunten bij het beleid e ter
commentaar voor. Vandenbroucke kon dus moeilijk ontsnappen. Vdbr had het
gesprek grondig voorbereid vermoedelijk samen met kabinetschef Dirk Van
Damme. Het werd een boeiende
confrontatie met een wat wrevelige minister, diepgaander dan de interviews met
vorige ministers. Achteraf gezien merkten we dat onze tactiek loonde en dat
Vdb. dus toch wel kleur moest bekennen.
Thema 1: Herstructurering s.o., gemeenschappelijke eerste
graad en proeftuinen
O.Kr.: eerste graad s.o.
& onderwijsvormen s.o. als boosdoener? Eerste graad s.o. prima & geen
kankerplek
Vaak wordt gesteld, ook in uw beleidsverklaring van 2004-2005,
dat de differentiatie binnen de eerste graad s.o. en binnen de onderwijsvormen s.o. de grote
oorzaak zijn van sociale discriminatie.
Er wordt dan gepleit voor comprehensief onderwijs (gemeenschappelijke/brede
eerste graad/lagere cyclus, afschaffen onderwijsvormen e.d.) als
wondermiddel. Ook de door u gesubsidieerde proeftuinen in de eerste graad
s.o. spelen hier op in.
Onze lagere cyclus s.o. scoort o.i. echter prima en een exportproduct. Vanaf 1991 werd in het rapport 'Het educatief
bestel in België' echter de kwakkel
verspreid dat er 9 à 10 % zittenblijvers waren in het eerste jaar s.o. (i.p.v.
3%), en dat de zgn. waterval en sociale discriminatie nergens groter waren. In
Vlaanderen wordt al vele jaren aangestuurd op een meer gemeenschappelijke
eerste graad en het afschaffen van de onderwijsvormen, en voor radicaal heterogene klassen. Ook u
pleit hiervoor in uw beleidsverklaring. Terloops: in onze eerste graad zijn er
al 27 uur gemeenschappelijke basisvorming en amper 5 uur differentiatie/opties.
Volgens ons functioneert onze eerste graad s.o. heel goed :
effectiviteit wordt gecombineerd met ontwikkelingskansen - ook voor de zwakkere leerlingen (cf. PISA
& TIMMS). Vanaf het secundair
onderwijs zijn de verschillen al te
groot en moet je voldoende durven differentiëren, tegemoetkomend aan de
uiteenlopende talenten en loopbanen. Met onze gedifferentieerde leerwegen
behalen we overigens betere scores dan de meeste landen met minder of geen differentiatie. Toch blijft ook voor u het invoeren van een gemeenschappelijke
eerste graad en het willen wegwerken van
de 'schotten' tussen de onderwijsvormen een belangrijke beleidsprioriteit - met
rijkelijk gesubsidieerde proeftuinen
waarvan de doelstellingen niet echt duidelijk zijn.
Repliek van FVdb
Ik denk dat we over de structuur van het s.o. moeten
nadenken. Je moet je de vraag durven stellen of je vandaag onze jonge mensen
goed oriënteert.
De ingevoerde
proeftuinen in verband met het
doorbreken van de onderwijsschotten zijn volgens mij wel nuttig. Maar dan
zullen we daar binnen een 2 of 3 jaar ook conclusies moeten uit trekken. Ik
geloof wel in het belang van die proeftuinen. (NvDR: achteraf bleek dat de door
Onderwijskrant gecontesteerde dure proeftuinen weinig of niets hadden
opgeleverd.)
(Verder debat over deze thematiek in thema's 10 en 11)
Thema 2 : Ontscholing, kennisrelativisme en niveaudaling versus klassieke
volksverheffing
O.Kr.: aantasting van dé hefbomen voor onderwijskwaliteit en
van de democratisering in jaren 1950-1970:
degelijke instructie en volksverheffing
(Vooraf: met Onderwijskrant betreurden we dat minister
Vandenbroucke en Sp.a-mandatarissen nog afstand genomen hadden van onze
O-ZON-campagne tegen kennisrelativisme, ontscholing en niveaudaling).
De pedagogische praatjesmakers en ook tal van beleidsmakers hebben de voorbije decennia de klassieke pijlers van degelijk onderwijs en
volksverheffing in vraag geteld. De gezagsvolle leraar werd vervangen door de
leraar-coach. Kennis en basisvaardigheden werden minder belangrijk; vrij
initiatief, zelfstandig leren en constructivisme stonden centraal ook in de
eindtermen en leerplannen van eind de jaren negentig en bij de
doorlichting van de inspectie. Veel
beleidsadviseurs stelden de voorbije 15 jaar steeds meer het gestructureerd
onderwijsaanbod in vraag, en ook de basiskennis zit al lang in de verdomhoek.
De kritiek op het klassieke onderwijs klinkt totaal
overtrokken en ongenuanceerd. Vlaanderen
heeft gelukkig voorlopig meer effectieve aanpakken behouden dan Frankrijk (en
Wallonië) en presteert dan ook voor PISA en TIMSS stukken beter. Beleidsmensen,
onderwijsexperts en begeleiders, CEGO-Leuven (Centrum voor Ervaringsgericht
Onderwijs),
stellen al jaren de
belangrijkste onderwijspijlers en GOK-hefbomen in vraag, het
zelfontplooiingsdenken, het constructivisme, het zelfontdekkend leren, de
kennis- en gezagrelativeerders, de ontscholers
al lange tijd
in opmars.
Kinderen met
leerproblemen, kinderen uit kansarmere milieus en allochtone leerlingen zijn
hier nog het meest de dupe van; zij
hebben nog meer nood aan een gestructureerde en leerkrachtgestuurde aanpak.
Bent u het eens met het standpunt dat we inzake de kwaliteit en het realiseren
van optimale onderwijskansen in de eerste plaats de 'gewone' pijlers van
degelijk onderwijs moeten veilig stellen en verstevigen i.p.v. ze onderuit te
halen? Wat denkt u van onze analyse van
de ontscholingsdruk en nivaeudaling en
bent u van plan om hier iets aan te verhelpen, om het tij te keren?
FVdb: eigentijdse aanpak nodig
want de tijden zijn verandert
De huidige onderwijscontext verschilt in sterke mate met die
uit de jaren '50 en '60 en dit vergt ook een andere, een eigentijdse aanpak. In de jaren 50 waren de welvaart en
het comfort in en buiten de klas veel kleiner. Die school met weinig
leermiddelen situeerde zich in een samenleving met weinig leer- en
informatiekanalen. In de huidige samenleving heb je veel meer concurrerende informatiekanalen
en leermiddelen.
De relaties tussen de
mensen waren ook anders. De gezagsrelatie is totaal veranderd, ook binnen het
onderwijs. Wij zijn allemaal 'clever people' geworden
.
Wij hebben het moeilijker met relaties waarbij die dienstverlening ook een
zeker gezag veronderstelt.. In het onderwijs heb je een beetje hetzelfde; je
hebt een natuurlijke gezagsrelatie nodig. In de jaren 50
kwam die veel evidenter tot stand dan vandaag. En daarmee moeten we ook leren
leven. De klassieke gezagsrelatie is weggevallen en hier zijn allerlei redenen
voor.
Leerlingen komen op vandaag ook veel meer met persoonlijke
problemen naar de school. De situatie van vandaag is dus nogal verschillend van
die van vroeger. We moeten dus opletten dat we niet bevangen worden door een
soort van heimwee naar vroeger; de wereld van vandaag is echt veranderd.
FVdb: zelfstandig werken en 'leren leren' nu meer
nodig dan vroeger
Omtrent de vraag welke nu de beste aanpak is, pleit ik voor
nuancering. Ik denk dat we geen nood hebben aan extreme standpunten. Het is
m.i. zo dat je een goed evenwicht moet vinden tussen directe instructie en
zelfsturend leren, tussen structuur en vrij initiatief. Dat denk ik dus ook.
Maar 'leren leren' is vandaag belangrijker dan in de jaren 1950 en dus zal het
evenwicht anders liggen; en dat is normaal.
Repliek O.Kr: zelfstandig werk en 'leren leren' ook
in jaren vijftig
Ook binnen het instructiemodel was en is er ook veel ruimte
voor het zelfstandig werken. In de jaren vijftig-zestig moesten leerlingen ook
voldoende zelfstandig werken & dootzettingsvermogen : b.v. veel en
langdurig oefeningen maken, lange teksten analyseren, opstel en/of verhandeling
maken, veel boeken lezen
Binnen het instructiemodel is er veel ruimte
voor het zelfstandig werken. We waren als leerling ook sterk inzake het zgn.
'leren leren'; die vaardigheid leerden we vooral impliciet via de opdrachten,
taken en examens. We hadden daar zelfs weinig expliciete lessen voor nodig.
'Leren leren' is niet nieuw en is geen wondermiddel.
O.Krant
De 'Dienst voor Onderwijsontwikkeling' (DVO) mocht in de
'uitgangspunten' bij het decreet over de eindtermen het modieuze
constructivisme opdringen.Ook de GOK-steunpunten (CEGO, NT2-Leuven) wijzen het leerkrachtgestuurde leren af en pleiten
voor een constructivistische en eenzijdige vaardigheidsgerichte aanpak van het (taal)onderwijs;
dit leidt tot uitholling. Pleidooien voor een effectieve
(achterstands)didactiek blijven uit. We betreuren dat traditionele kwaliteits- en GOK-hefbomen en het optimaliseren ervan weinig of geen
steun krijgen en krijgen vanwege het beleid, maar wel de GOK-Steunpunten.
Zelf hebben we ok altijd gepleit voor een
gestructureerde aanpak waarvan de zwakkere en kansarme leerlingen maximaal
profiteren en dus ook voor het verder optimaliseren van de klassieke
GOK-hefbomen die al hun deugdelijkheid bewezen hebben. Precies daarom
ontwikkelden we als didactici passende methodieken voor lezen, rekenen en
spelling. We dringen ook aan op een meer gestructureerde aanpak van het
taalonderwijs dat momenteel een uitholling meemaakt.
FVdbr: We moeten ons inderdaad de vraag stellen of de
onderwijsmethoden die momenteel gepropageerd worden, inderdaad goed zijn voor
de sterken maar ook voldoende structuur bieden voor de taalzwakke leerlingen opdat ook zij zich maximaal zouden kunnen ontplooien. Jullie
- onderwijsdeskundigen - moeten daarop antwoorden. Dat veronderstelt inderdaad een
bezinning bv. over de verhouding tussen taalstructuur-bieden enerzijds, en
taalvaardigheidsonderwijs anderzijds. Ik denk dat het antwoord daarop
genuanceerd is..
Thema 3 : Uitholling taalonderwijs. Taalproblemen allochtonen
onderschat en aanpak ondermaats?.
OKrant: Er is o.i.
dringend nood aan een andere aanpak van het taalonderwijs, aan het terugdraaien van de
uitholling van de taalvakken.
De
eenzijdige constructivistische & communicatieve taalvaardigheidsaanpak van
Steunpunt NT2-Leuven, eindtermen en leerplannen leidt tot een uitholling van de
taalvakken.. Ook het GOK-Steunpunt
NT2-Leuven bekritiseerde al te vlug de leraargeleide interactie en het
modelleren en koos voor "de leerling die zelfstandig zijn kennis en
vaardigheden opbouwt, voor de leervraaggestuurde aanpak en voor de leerkracht
als coach".
Waarom vertrouwt de overheid
de ondersteuning van het taalonderwijs, van het OVB en GOK-beleid nog steeds toe aan GOK-
Steunpunten die een aanpak propageren die haaks staat op degelijk taal- en achterstandsbeleid en intensief
NT2-onderwijs? En
merkwaardig genoeg wijst het Leuvens Steunpunt NT2 extra en
specifieke NT2-lessen vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs
radicaal af.. Met die NT2-kleuters/leerlingen moet men veel meer uren met taal
bezig zijn en moet meer 'geleide' en
specifieke taalinteractie zijn dan voor de gewone leerlingen. De taalproblemen
worden nog steeds onderschat zelfs in
uw beleidsverklaring.
Repliek FVdb: 'Voorrangsbeleid Brussel' lijkt toch wel
effectief!???
Ik ga mijn
genuanceerde benadering opnieuw verduidelijken met een voorbeeld. Neem nu het
'Voorrangsbeleid Brussel'. Voor zover men in staat is resultaten in dat verband
te meten, denken we dat er daar inderdaad resultaten geboekt worden. Onder
leiding van Magda Deckers is een relatief groot team van mensen in Brussel
bezig met de ondersteuning van het taalvaardigheidsonderwijs. Ik denk dat zij
directe instructie voorstellen voor een aantal domeinen en
taalvaardigheidstechnieken aanbevelen voor een aantal andere. Als je naar de
feiten van het 'Voorrangsbeleid Brussel' kijkt
een combinatie van directe instructie en taalvaardigheidsonderwijs dan werkt dat wel.
Repliek
Onderwijskrant: volgens ons is het al 5 na twaalf en nog later in Brussel.
Thema 3: Leerzorg en
inclusief onderwijs
O.Kr.: (schijn)inclusie, ontwrichting buitengewoon én gewoon onderwijs
We willen ook even
ingaan op uw recente nota over leerzorg en inclusief onderwijs. Ook hier hebben
we de indruk dat u en uw
beleidsadviseurs weinig rekening houden met de ervaringswijsheid en de mening
van de praktijkmensen. Dit plan leidt
niet enkel de ontwrichting van het buitengewoon onderwijs, maar ook van het gewoon onderwijs. Moet en kan de
leerkracht straks voor elk inclusie-kind een apart potje koken? Leerkrachten
zijn geen duizendpoten. Of moeten we voor een aparte begeleider zorgen die b.v.
met PAB-geld (persoonlijk assistentiebudget) wordt betaald zoals nu veelal
het geval is bij de inclusie van type-2-en type-1leerlingen. Heeft de overheid
daar overigens het vele geld voor over?
We hebben ook veel
moeite met het feit dat ouders straks de
inclusie van type 2-, type 1- en type 8- kinderen kunnen afdwingen. De huidige
inclusie van type-2 kinderen, veelal kinderen met Down-syndroom, is
schijn-inclusie en leidt tot LAT-onderwijs: learning-apart-together.
Dat zal ook het geval zijn voor type-1 leerlingen waarvan sommigen slechts een
niveau 2de leerjaar voor rekenen of lezen halen. Inclusie van bijvoorbeeld
type-1-leerlingen leidt ertoe dat deze kinderen er voor spek en bonen
bijzitten. In Finland krijgen zo'n leerlingen aangepaste hulp in aparte
klassen. Ook in het beroepsonderwijs treffen we nu al type-1 leerlingen aan die
taken met eenvoudige meetopdrachten geenszins aankunnen. Zo'n inclusie zal net
als in Nederland de kwaliteit van het beroepsonderwijs sterk aantasten.
Er zijn ook type-8 leerlingen die voor rekenen of taal
slechts een niveau eind 3de leerjaar bereiken. Integratie van type-8 kinderen
is ook niet zo eenvoudig omdat deze kinderen vaak ook ernstige gedragsproblemen
vertonen die de integratie bemoeilijken. In de 'Leerzorg'nota staat terecht dat
veel inclusieleerlingen de eindtermen niet kunnen halen. Maar dit betekent tegelijk
dat dergelijke leerlingen al te weinig profijt kunnen halen uit het volgen van
de gewone lessen, uit de integratie in de gewone lessen. Onnodige doorstroming
naar type 8 kunnen we voorkomen door de kwaliteit van het gewoon onderwijs te
verbeteren. Daarom investeren we zelf veel energie in het uitwerken van betere
methodieken voor lezen, spelling, rekenen
Maar er zullen nog altijd kinderen zijn, die
ondanks de optimalisering van de methodieken nog te weinig profijt
zullen halen uit het volgen van de gewone lessen. In uw nota 'Leerzorg' wordt
ook jammer genoeg geen aandacht besteed aan het optimaliseren van het
B.O.-onderwijs, een o.i. belangrijk GOK-aangrijpingspunt.
FVdb: genuanceerde aanpak inclusie
Ook inzake inclusie is het antwoord genuanceerd. We stellen
nu b.v. dat voor bepaalde
inclusie-leerlingen de eindtermen niet gehaald moeten en kunnen worden.
Ouders die nu voor inclusie kiezen op een dergelijk zorgniveau, moeten er dus
zelf rekening mee houden dat hun kind de eindtermen niet zal halen. Dus zal dat
kind ook niet in aanmerking komen voor een diploma.
O.Kr.: schijninclusie neemt aldus toe
Precies door het loslaten van de eindtermen en van het plus-minus kunnen volgen van het gewone
curriculum, zal de schijn-inclusie
toenemen en wordt het lot en de begeleiding van de inclusieleerlingen
twijfelachtig. Ouders van type-2 en type-1 leerlingen verwachten geen
getuigschrift en zullen nog meer op inclusie aandringen dan ouders van type
8-leerlingen.
FVdb: voorstelling nota 'Leerzorg', maar ontwijking van
kritiek op schijn- of LAT-inclusie
Je moet je onderwijs opvatten vanuit de vraag: Hoe kan je
een aanbod tot stand brengen waarin elke leerling zijn plaats vindt en dat voor
iedereen maximale resultaten kan opleveren? We denken ook dat de voorgestelde opdeling in B.O.-types niet meer adequaat is,
omdat een aantal problematieken die vandaag meer prominent naar voren komen zoals autisme hun plaats
niet vinden in die types. Hier is een consensus over.
Dus moeten die types herbekeken worden. Als je kijkt naar de hergroepering van
de clusters dan komt die er bijvoorbeeld op neer dat je niet alleen blinden
maar ook doven in 1 cluster onderbrengt. We hebben een cluster functionele beperkingen,
een cluster leerstoornissen, een cluster problemen
in de interactie
Verder moet de precieze zorgbehoefte van een
kind of van een leerling fijner bepaald worden. Daarom stellen we voor voortaan
twee dimensies te hanteren om leerlingen de plaats te geven die ze nodig
hebben. Een eerste dimensie is een vereenvoudiging van die types door te werken
met 4 grote groepen of clusters. En een tweede dimensie is dat we binnen die
clusters op een meer fijnmazige manier de specifieke zorgbehoefte gaan
vaststellen.
Thema 4: Hoger
onderwijs: outputfinanciering en verdere flexibilisering hoger onderwijs leiden
tot niveaudaling en tot meer planlast
O.Kr: outputfinanciering
& doorgedreven flexibilisering
tast de kwaliteit aan.
Ook de invoering van outputfinanciering & meer flexibilisering in het hoger onderwijs, stelt u voor als een
keuze voor meer kwaliteit. De mensen uit het onderwijsveld beschouwen het
echter als een aantasting van de kwaliteit. Het bv<. enkel financieren van
de geslaagde studenten zal leiden tot het vlugger laten slagen; wat tot niveaudaling
zal leiden. En flexibilisering leidt tot uitstelgedrag bij studenten en
niveaudaling, en tot meer planlast.
FVdb: outputfinanciering is geen dogma
Voor mij is outputfinanciering geen dogma. Ik wil daarover
een debat. Maar ik wil toch verduidelijken waarom we die denkpiste lanceren.
Dat de helft van de studenten in het eerste jaar mislukt, is blijkbaar het
probleem niet van de universiteiten en hogescholen. Ik vind dat wij het recht
hebben om te zeggen: Wat gebeurt er nu met die jonge mensen? Waarom mislukken
die op grote schaal? Is dat eigenlijk niet een soort van verkwisting en leidt
dit niet tot frustratie? Outputfinanciering is een methode die we voorstellen
om de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor het slagen van studenten
scherper te stellen. Het is heel gemakkelijk om bij instellingen hoger
onderwijs een consensus te bereiken over financieringssystemen, waarbij scholen
gegarandeerd geld krijgen als een student zich inschrijft en die scholen zich
voor de rest niet veel moeten aantrekken van hun maatschappelijke
verantwoordelijkheid voor de studenten.
O.Kr.: kwaliteitscontrole verder bemoeilijkt
Outputfinanciering en flexibilisering ondermijnt hoe dan ook
de kwaliteitscontrole vanwege de lerarenopleiding. Onze belangrijkste
instrumenten voor kwaliteitsbewaking worden stelselmatig afgeschaft. Een paar
voorbeelden. Vroeger hadden we tijdens het eindexamen en de eindstage een
inspecteur als controleur naast ons. Ook de oefenscholen waar onze studenten
grondig werden begeleid en geëvalueerd werden afgeschaft. Later moesten we de
studenten laten slagen en vrijstellingen geven vanaf 50 %. Met de recente
flexibilisering en de eventuele outputfinanciering wordt de niveaubewaking nog
verder ondermijnd.
O.Kr: wat met malaise in hoger onderwijs & minder
gelijkvormigheid
O.kr. De malaise is ook vrij groot in het hoger onderwijs. Volgens een onderzoek
waren 80% van de docenten hoger onderwijs niet tevreden over de hervorming
Het hoger onderwijs was nog het meest de dupe van het
omwentelingsbeleid, de enveloppefinanciering e.d. Volgens velen leidde ook de recente
Bologna-operatie vooral tot veel chaos, bureaucratisering , ontmoediging en
onnodige studieduurverlening. Bologna
sorteerde eerder averechtse effecten: in
plaats van meer eenheid in het onderwijs, meer verscheidenheid tussen de
scholen, sterke toename van aantal specialisaties/richtingen i.p.v. rationalisering/logische samenwerking,
(b.v. ook tweemaal zoveel regentaten lichamelijke opvoeding
dan voorheen), meer bureaucratie
Minister
Luc Van den Bossche erkende wel dat de hervormingen tot bureaucratie binnen de hogescholen hebben
geleid, maar waste de handen in onschuld. Zowel bij de hervorming van het hoger onderwijs als bij de
Bologna-hervorming stonden de docenten jammer buiten spel.
FVdb: inschakeling in
Europees verhaal is heel positief
De Bologna-hervorming is eigenlijk opgestart in 1999. Vier
jaar later is er het decreet in Vlaanderen gekomen. Ik kan me inbeelden dat dit
een aantal mensen overvallen heeft. Ik denk echter dat de Bologna-hervorming in
essentie goed is. We hebben 4 jaar de tijd genomen om dat in Vlaanderen te
implementeren. Als het gaat over hoger onderwijs, moet je je toch inschakelen
in een Europees verhaal. Het Bologna-verhaal moet ons toelaten om zeer verschillende
talenten van mensen beter tot hun recht te laten komen. Maar wat we wel moeten vermijden, is dat er een soort academic drift ontstaat
waarbij iedereen denkt dat hij in een academische richting moet zitten.
Thema 5: Utopische
& egalitaire GOK-uitgangspunten van sociologen en beleidsmensen .
O.Krant: foute GOK-uitgangspunten aan basis herstructureringsplannen s.o.
Het is bekend dat we met Onderwijskrant absoluut niet
akkoord gaan met de 'officiële' uitgangspunten van het GOK-beleid waarop de
krasse (beleids)uitspraken over de sociale discriminatie en de voorstellen voor
een gemeenschappelijke eerste graad gebaseerd zijn.
Het gaat om foute uitgangspunten die ook door Ides Nicaise
(HIVA) en door het Steunpunt-GOK vooropgesteld worden:*De intellectuele aanleg
is evenredig verdeeld over alle bevolkingsgroepen. *Er is ook nog evenveel
'verborgen talent' aanwezig als in de jaren '50 het geval was. *Dus moeten we
evenredige vertegenwoordiging in aso e.d. nastreven en bereiken. *Er is
momenteel geen evenredige (afkomstloze) vertegenwoordiging in aso & hoger onderwijs. *Besluit: vooral dé sociale
afkomst bepaalt het onderwijsniveau, de sociale discriminatie is enorm: op het
vlak van de democratisering staan we nog nergens.In 1979 al schreef
Onderwijskrant (nr. 9)- dat deze uitgangspunten over de evenredige aanleg en
vertegenwoordiging foutief waren. De Nederlandse socioloog Wesselingh poneerde
onlangs zelfs dat geen enkele serieuze wetenschapper nog achter deze
uitgangspunten staat Toch blijven dat de uitgangspunten van het 'officiële'
GOK-debat en van de sp.a.-teksten over gelijke kansen, van de
beleidsverklaring, van de hervormingsplannen voor het s.o; ... Het nastreven
van de 'egalitaire' GOK-utopie leidt tot
het niet (h)erkennen en minachten van de klassieke GOK-hefbomen en van de
afgelegde weg en tot nefaste hervormingsvoorstellen als het doorbreken van de
schotten in het s.o. Vooral ook het tso/bso zal de dupe worden.
Repliek FVdb: akkoord: geen evenredige verdeling van aanleg,
maar invloed van omgeving blijft groot
U moet me niet overtuigen van de ongelijkheid van mensen. Ik
zal misschien nog pretentieuzer klinken als daarnet want ik zal opnieuw uit
eigen werk citeren. Ik ben niet een
socialist zoals sommige socialisten uit de 19de eeuw, zoals Robert Owen, die
geloofden dat mensen gelijk geboren zijn en dat de 'omgeving' het enige is wat
telt Ik ga er vanuit dat we erg verschillend geboren zijn, en nog erg
verschillend beïnvloed tijdens de eerste levensjaren. Dus, we zijn niet gelijk.
Dan zorg je toch voor maximale gelijke kansen op ontplooiing van die talenten,
in de wetenschap dat die talenten niet alleen verschillend zijn sommigen hebben talent voor techniek, anderen voor talen,
voor wetenschappen enz. maar dat sommige talenten tout
court ook veel moeilijker aan te boren zijn. Je moet mij daarvan niet
overtuigen.
Ik ga wel akkoord met
uw stelling dat de doorstroming als gevolg van de eerste democratiseringsgolf
ongetwijfeld geleid heeft tot een stuk afroming van mensen met cognitieve
talenten uit de arbeidersklasse. Dit is een van de redenen waarom een tweede
democratiseringsgolf inderdaad niet vergelijkbaar is met wat we in de jaren 50 aan doorstroming gerealiseerd hebben. Maar tegelijkertijd
onderlijnt onderzoek dat omgevingsfactoren in de eerste
levensjaren wèl heel bepalend kunnen zijn voor de kansen die dan geopend worden
of gesloten blijven. De opdracht waarvoor we vandaag staan is nieuw en anders,
en dat is ook de manier waarop ik het stel in mijn beleid. De belangrijkste
vraag luidt: wat doe je voor diegenen die - hetzij door erfelijke aanleg,
hetzij door hun eerste levensjaren - heel ver af staan van wat je in de school
moet leren? Wel, voor hen moet je meer doen. Als we het daarover eens zijn,
zijn we al heel ver.
Thema 6:
Wereldkampioen sociale discriminatie? Prestatiekloof-mythe
O.Kr.: meer i.p.v.
minder onderwijskansen in Vlaanderen
In deze context reageerden we de voorbije jaren ook op uw
(beleids)slogan dat Vlaanderen wereldkampioen 'sociale discriminatie' is en op uw slogan dat ons onderwijs enkel
sterk is voor de sterke leerlingen, maar zwak voor de zwakkere. De Gentse
PISA-onderzoeker Luc Van de Poele zei herhaaldelijk dat alle categorieën
leerlingen ook deze uit de 'laagste'
sociale milieus opmerkelijk beter scoren dan in
de meeste landen, maar dat men dit officieel niet graag hoort. En professor
Dirk Van Damme, uw eigen kabinetschef, schreef
samen met Jan Van Damme naar aanleiding van TIMSS '99
dat onze 2% zwakste leerlingen nog even goede resultaten behaalden als de groep
van de 25% zwaksten overal ter wereld.. Dan kan je toch moeilijk beweren dat
Vlaanderen hét land is waar de kinderen uit de
lagere sociale klassen het meest gediscrimineerd worden! Ook inzake gelijke
kansen zit Vlaanderen bij de top. We betreuren dat voorstanders van b.v. het
doorbreken van de schotten in het s.o. er steeds ten onrechte van uitgaan dat
de sociale discriminatie in onze lagere cyclus
s.o. groter is en dat dit dt het gevolg is van onze gedifferentieerde
structuur.
Repliek FVdb: Akkoord, kansarmen presteren wel beter, maar
grotere discriminatie anderstaligen
Jullie stellen dat de staart van minstpresterenden in
Vlaanderen het toch nog altijd beter doet dan de minstpresterenden elders. Die
stelling is juist en niet juist. Het is iets genuanceerder. De betere score
voor de zwakkere leerlingen in Vlaanderen gaat niet op voor een deel van die
groep, voor de minstpresterenden die thuis een
andere taal dan de instructietaal spreken.
O.Kr.: geen wereldkampioen 'sociale discriminatie'; ongenuanceerde
uitspraken over lot allochtone leerlingen
Tot nu toe is wel altijd gezegd dat de totale groep zwakkere
leerlingen en de groep leerlingen uit lagere milieus zwakker presteerden dan
elders. Nu gaat u akkoord met onze stelling dat dit niet het geval is, maar u
brengt tegelijk een nuance aan. Als je enkel de groep leerlingen bekijkt die
thuis geen Nederlands spreekt, dan kan er een nuance optreden. We hebben
overigens daarnet al gezegd dat ons taalbeleid voor die leerlingen sterk kan
verbeterd worden.
Vergelijkingen met andere landen zijn hier wel heel
moeilijk, omdat de uitdrukking 'leerlingen die thuis de instructiestaal niet
spreken' in de verschillende landen anders geïnterpreteerd wordt. Verder kan je
b.v. leerlingen in Vlaanderen die thuis Marokkaans spreken geenszins
vergelijken met anderstalige in Finland die b.v. thuis Zweeds spreken. De groep
allochtone leerlingen vertoont in de verschillende landen een uiteenlopend
profiel en is dan ook moeilijk vergelijkbaar. Maar als we het eens zijn over de
stelling dat het huidige taalbad voor anderstalige leerlingen in elk geval te
weinig intensief is, dan lijkt ons dat al heel belangrijk.
Samen met enkele allochtone politici vinden we tegelijk dat
de allochtonen door beleidsmensen e.d. al te eenzijdig in de slachtoffersrol
geduwd worden, met alle nefaste gevolgen vandien. Het is toch ook merkwaardig
dat de meisjes veel beter presteren dan de jongens. Het debat over de eventuele
discriminatie van allochtone leerlingen moet veel genuanceerder gevoerd worden.
O.Krant.: grote prestatiekloof = grotere discriminatie? Nee!
Onze beleidsmensen en
onderwijssocioolgen pakken o.i. ook
al te graag uit met de zgn. prestatiekloof tussen de sterkste en de
zwakste leerlingen. Dat lijkt ons opnieuw een foutief GOK-uitgangspunt:
kwaliteitsonderwijs leidt eerder tot het vermeerderen dan tot het verminderen
van de verschillen. In landen waarbij zowel de zwakkere als de sterkste
leerlingen lager scoren dan bij ons, zijn de verschillen tussen beide groepen
meestal kleiner, maar ook de onderwijskansen. Als je alle kleuters uit de klas
van Kim Clijsters destijds optimale tennislessen gegeven zou hebben, dan zouden
de leerlingen met weinig aanleg behoorlijke vorderingen gemaakt hebben, maar
het verschil in tennisvaardigheid met Kim zou toch steeds verder toegenomen
zijn.
Je mag je dus niet zomaar baseren op de grootte van de
verschillen zoals dit ook in uw
beleidsteksten het geval is. Je moet nagaan of de zwaksten en de middelmatigen
voldoende vorderen en of ook de sterksten maximaal presteren. We denken dat ons
onderwijs zelfs beter presteert dan het Finse, als we rekening houden met het
feit dat Finland minder (zwakkere) allochtone leerlingen kent, en er daar ook
veel kleinere sociale verschillen zijn en minder verpaupering in de steden.
We betreuren ten zeerste dat onderwijssociologen,
Steunpuntdirecteurs, beleidsmakers ... blijven beweren dat we wereldkampioen
sociale discriminatie zijn en uitpakken met de kloof-mythe
Repliek FVdb: Vlaamse allochtonen sterk gediscrimineerd
.Als je je baseert op een indicator thuis de instructietaal
niet spreken, dan doen we het in Vlaanderen echt niet goed. Wij zijn in staat
om in ons onderwijs vele Kim Clijsters te maken; wij slagen daar dus goed in.
Maar dan is het ethisch revolterend dat je er niet in slaagt om voor een ander
onderwijsprobleem, namelijk het probleem van de thuistaal die niet de
instructietaal is, het even goed te doen als het PISA-gemiddelde. Ik denk dat
we moeten opletten dat we niet zelfgenoegzaam zijn. In de jaren 50 hadden Vlamingen ambitie; ze wilden hogerop. Dat gold voor
de maatschappelijke elite die Vlaanderen wilde emanciperen, en dat gold ook
voor de arbeidersklasse.
Onderwijskrant: masochisme en stemmingmakerij
Samen met de Leuvense professor Kelchtermans betreuren we
precies de vele masochistische uitlatingen, de permanente stemmingmakerij.
Anderzijds delen we uw grote bezorgdheid voor de kinderen die thuis niet de
instructietaal spreken. En dit was/is precies ook onze grote kritiek t.a.v. het
GOK-taalbeleid van de overheid en t.a.v. de ondersteuners van OVB en GOK We hebben nog steeds geen intensief
NT2-onderwijs!
Thema 9: Egalitaire
GOK-uitgangspunten van sociologen en beleidsmensen en hervorming s.o.
O.Kr: foutieve
uitgangspunten van structuurhervormingsplannen s.o.
Het is bekend dat we absoluut niet akkoord gaan met de
'officiële' uitgangspunten van het GOK-beleid waarop de krasse
(beleids)uitspraken over de sociale discriminatie gebaseerd zijn. Het gaat om
uitgangspunten die ook door Ides Nicaise (HIVA) en door het Steunpunt-GOK
vooropgesteld worden:
- De intellectuele aanleg is
evenredig verdeeld over alle bevolkingsgroepen.
- Er is ook nog evenveel
'verborgen talent' aanwezig als in de jaren '50 het geval was.
- Dus moeten we evenredige
vertegenwoordiging in aso e.d. nastreven en bereiken.
- Er is momenteel geen evenredige
(afkomstloze) vertegenwoordiging.
- Besluit: enkel dé sociale
herkomst bepaalt het onderwijsniveau, de sociale discriminatie is enorm: op het
vlak van de democratisering staan we nog nergens.
In 1979 al schreef ons vroegere redactielid Luc Heyerick -
momenteel een van uw beleidsadviseurs - dat deze uitgangspunten over de
evenredige aanleg en vertegenwoordiging foutief waren. De Nederlandse socioloog
Wesselingh poneerde onlangs zelfs dat geen enkele serieuze wetenschapper nog
achter deze uitgangspunten staat. Ook uw Nederlandse socialistische collega's
hebben ze vaarwel gezegd. M. Young voorspelde al in 1958 de intellectuele
afroming van de arbeidersklasse als gevolg van de doorstromingskansen. Er zijn
ook weinig of geen sp.a-toppolitici meer die uit een handarbeidersgezin komen.
Toch blijven dat de uitgangspunten van het 'officiële' GOK-debat en van de
sp.a.-teksten over gelijke kansen, van de beleidsverklaring, van de
hervormingsplannen voor het s.o; ... Het nastreven van de 'evenredige'
GOK-utopie leidt tot het niet (h)erkennen en minachten van de klassieke
GOK-hefbomen en van de afgelegde weg en tot nefaste hervormingsvoorstellen als
het doorbreken van de schotten in het s.o.
FVdb: geen evenredige
verdeling van aanleg, maar invloed van omgeving blijft groot
U moet me niet overtuigen van de ongelijkheid van mensen. Ik
zal misschien nog pretentieuzer klinken als daarnet want ik zal opnieuw uit
eigen werk citeren. Ik ben een socialist. Niet een socialist zoals sommige
socialisten uit de 19de eeuw, zoals Robert Owen, die geloofden dat mensen
gelijk geboren zijn en dat de 'omgeving' het enige is wat telt. Integendeel. En
precies daarom ben ik socialist. Ik heb in 1989 een boekje geschreven, zonder veel
pretenties. Ik schrijf daar in: Eigen aan
een socialistische benadering van gelijkheid is dat ze rekening houdt met de
ongelijkheid die mensen nu eenmaal als mensen kenmerkt. Het zou wellicht heel
wat gemakkelijker zijn om sociale rechtvaardigheid te definiëren, wanneer het
menselijk ras een verzameling was van gelijkbegaafde mensen, met identieke
mogelijkheden en kansen. Maar dat is niet zo. Dat is wat het liberale denken in
feite tot een wereldvreemde ideologie maakt: mensen zijn niet gelijk, in de meest
authentieke betekenis van dit woord. Maar er is ongelijkheid waarvan we als
socialisten houden en er is ongelijkheid die we haten.
Dan citeer ik een heel mooi gedicht van Herman de Coninck, Mening, maar ik ga
dat nu niet voorlezen.
Ik ben socialist geworden omdat ik dacht dat ik een enorme
geluksvogel was. Ik ben geboren in een rijk stuk van de wereld. In vergelijking
met de ouders van de meeste kinderen, heb ik heel rijke ouders gehad, die
bovendien hoog opgeleid waren. En waarschijnlijk had ik nog zekere talenten.
Anderen hebben dat geluk gewoon niet. Ik ga er dus vanuit dat we erg
verschillend geboren zijn, en nog erg verschillend beïnvloed tijdens de eerste
levensjaren. Dus, we zijn niet gelijk. De vraag is: wat doe je nu daarmee als
samenleving? Dan zorg je toch voor maximale gelijke kansen op ontplooiing van
die talenten, in de wetenschap dat die talenten niet alleen verschillend zijn sommigen hebben talent voor techniek, anderen voor talen,
voor wetenschappen enz. maar dat sommige talenten tout
court ook veel moeilijker aan te boren zijn. Je moet mij daarvan niet
overtuigen.
Maar ik geef opnieuw een voorbeeld van de nuance waarvoor ik
pleit. De Nederlandse hoogleraar Boomsma heeft een uitgebreid onderzoek
verricht naar tweelingen. Zij ontving voor dat onderzoek trouwens de
Spinoza-premie. Jullie zouden dat onderzoek kunnen aanhalen als ondersteuning
van wat jullie zeggen, namelijk dat het verschil in erfelijke intelligentie
steeds meer de gemeten intelligentie bepaalt naarmate men ouder wordt. In de
allereerste levensjaren speelt dat veel minder. Wat je daaruit leert, is dat er
inderdaad een verschil is in erfelijke aanleg. Dat is ook mijn uitgangspunt als
socialist. Maar tegelijkertijd onderlijnt dat onderzoek mijns inziens dat
omgevingsfactoren in de eerste levensjaren wèl heel bepalend kunnen zijn voor
de kansen die dan geopend worden of gesloten blijven.
FVdb: akkoord met intellectuele afroming
handarbeidersklasse
Ik ga verder akkoord met uw stelling dat de doorstroming als
gevolg van de eerste democratiseringsgolf ongetwijfeld geleid heeft tot een
stuk afroming van mensen met cognitieve talenten uit de arbeidersklasse. Dit is
een van de redenen waarom een tweede democratiseringsgolf inderdaad niet
vergelijkbaar is met wat we in de jaren 50
aan doorstroming gerealiseerd hebben. De opdracht waarvoor we vandaag staan is
nieuw en anders, en dat is ook de manier waarop ik het stel in mijn beleid.
FVdb: extra
ondersteuning kansarme leerling
De belangrijkste vraag luidt: wat doe je voor diegenen die -
hetzij door erfelijke aanleg, hetzij door hun eerste levensjaren - heel ver af
staan van wat je in de school moet leren? Wel, voor hen moet je meer doen. Als
we het daarover eens zijn, zijn we al heel ver.
In het kleuter- en lager onderwijs heeft de omgeving die je
creëert blijkbaar een grote invloed op de kansen die je schept. Daarover gaat
het! We vinden dat we in het onderwijs moeten rekening houden met het
opleidingsniveau van de ouders en dat je wat meer moet doen voor scholen met
veel kinderen van laaggeschoolde ouders. Dan krijgt die school meer
ondersteuning, want die school moet zich voor die leerlingen meer inspannen. Ik
zeg dat niet omdat ik denk dat dat kind van die laagopgeleide ouders
statistisch gezien even intelligent is als een kind van hoogopgeleide ouders.
Ik zeg dat er gewoon meer moeite moet voor gedaan worden.
FVdb: grote verschillen
tussen klassen en scholen
Ik wil in verband met de GOK-uitgangspunten nog dit zeggen.
Ten eerste, we stellen toch vast dat de gemiddelde socio-economische
achtergrond van de leerlingen in een Vlaamse school een erg grote impact heeft
op de prestaties van die leerling. Het gaat dan niet alleen over zijn
individuele sociaal-economische achterstand maar ook over de gemiddelde
achterstand van de leerlingen met wie hij in de klas zit.
De opdracht is dus om die leerlingen en die scholen die zich
in de prestatiecurve onderaan situeren, om daar aan te werken en daar de lat
hoger te brengen. Ik heb zelf geen nood aan dogmas
rond de ideale methodieken maar wel een zeker dogma rond resultaten. Ik moet
resultaten zien.
O.Krant: het is wel een illusie te denken dat het onderwijs
zomaar de verschillen inschoolse en
culturele stimulering thuis weg te werken.
O.Kr. : O.Kr. als
pleitbezorger OVB & zorgverbreding
Ook wij negeren geenszins de invloed van het milieu. Zelf
waren we in Vlaanderen de eersten die pleitten voor een
onderwijsvoorrangsbeleid al op het VLO-startcolloquium
van 1 september 1973. In september 1991 beschreven we in een dubbelnummer van
Onderwijskrant de aanpak voor een effectief zorgverbredingsbeleid en dat bracht
een en ander op gang. We waren hierbij niet enkel ambitieus, maar tegelijk heel
realistisch. We streven geen utopische doelstellingen na en pakken niet uit met
slogans over sociale discriminatie. Er zijn nu al veel vormen van extra
ondersteuning voor kansarme leerlingen, maar ze zijn jammer genoeg niet altijd
even effectief.
Thema 10: Wereldkampioen
sociale discriminatie? O.Kr.: meer i.p.v. minder onderwijskansen
In deze context reageerden we de voorbije jaren ook op de
(beleids)slogan dat Vlaanderen wereldkampioen 'sociale discriminatie' is net zoals we vroeger reageerden op de stelling dat we
wereldkampioen 'zittenblijven' zijn. De Gentse PISA-onderzoeker Luc Van de
Poele zei herhaaldelijk dat alle categorieën leerlingen
ook deze uit de 'laagste' sociale milieus
opmerkelijk beter scoren dan in de meeste landen, maar dat men dit officieel
niet graag hoort. En professor Dirk Van Damme, uw eigen kabinetschef, schreef samen met Jan Van Damme naar aanleiding van TIMSS '99 nog dat onze 2% zwakste leerlingen nog even goede resultaten
behaalden als de groep van de 25% zwaksten overal ter wereld. Ook in TIMSS 95 was dat al zo, maar dat werd allemaal verzwegen. Dan kan je
toch moeilijk beweren dat Vlaanderen hét land is
waar de kinderen uit de lagere sociale klassen het meest gediscrimineerd
worden! Ook inzake gelijke kansen zit Vlaanderen bij de top. We betreuren dat
voorstanders van b.v. het doorbreken van de schotten in het s.o. er steeds ten onrechte
van uitgaan dat de sociale discriminatie in onze lagere cyclus s.o. groter is
en dat dit dit het gevolg is van onze gedifferentieerde structuur.
FVdb: kansarmen
presteren wel beter, maar grotere discriminatie anderstaligen
Jullie stellen dat de staart van minstpresterenden in
Vlaanderen het toch nog altijd beter doet dan de minstpresterenden elders. Die
stelling is juist en niet juist. Het is iets genuanceerder. De betere score
voor de zwakkere leerlingen in Vlaanderen gaat niet op voor een deel van die
groep, voor de minstpresterenden die thuis een
andere taal dan de instructietaal spreken.
O.Kr.: geen
wereldkampioen 'sociale discriminatie'
Tot nu toe is wel altijd gezegd dat de totale groep zwakkere
leerlingen en de groep leerlingen uit lagere milieus zwakker presteerden dan
elders. Nu gaat u akkoord met onze stelling dat dit niet het geval is, maar u
brengt tegelijk een nuance aan. Als je enkel de groep leerlingen bekijkt die
thuis geen Nederlands spreekt, dan kan er een nuance optreden. We hebben
overigens daarnet al gezegd dat ons taalbeleid voor die leerlingen sterk kan
verbeterd worden.
Vergelijkingen met andere landen zijn hier wel heel
moeilijk, omdat de uitdrukking 'leerlingen die thuis de instructiestaal niet
spreken' in de verschillende landen anders geïnterpreteerd wordt. Verder kan je
b.v. leerlingen in Vlaanderen die thuis Marokkaans spreken geenszins
vergelijken met anderstalige in Finland die b.v. thuis Zweeds spreken. De groep
allochtone leerlingen vertoont in de verschillende landen een uiteenlopend
profiel en is dan ook moeilijk vergelijkbaar. Maar als we het eens zijn over de
stelling dat het huidige taalbad voor anderstaligen in elk geval te weinig
intensief is, dan lijkt ons dat al heel belangrijk.
Samen met enkele allochtone politici vinden we tegelijk dat
de allochtonen door beleidsmensen e.d. al te eenzijdig in de slachtoffersrol
geduwd worden, met alle nefaste gevolgen vandien. Het is toch ook merkwaardig
dat de meisjes veel beter presteren dan de jongens. Het debat over de eventuele
discriminatie van allochtone leerlingen moet veel genuanceerder gevoerd worden.
(NvdR: ook de voorbije jaren werden de allochtonen al te vlug in de
slachtofferstrol geduwd.)
O.Kr.: grote
verschillen = grotere discriminatie? Nee! Prestatiekloofmythe
Onze onderwijssociologen en beleidsmensen pakken o.i. al te
graag uit met de zgn.(PISA)kloof tussen de sterkste en de zwakste leerlingen.
Prof. Geert Kelchtermans zei onlangs: "We zijn helaas zo masochistisch dat
als de OESO zegt dat Vlaanderen bij de beste onderwijslanden ter wereld
behoort, wij daar toch meteen kritische kanttekeningen bij maken." Toen in
PISA-2000 bleek dat er b.v. nog 72% 15-jarigen op leeftijd vorderden en dat de
leerlingen uit de zwakste milieus hier beter presteerden dan elders, waren veel
beleidsadviseurs ongelukkiger dan ooit. De masochisten zochten naar een nieuwe
stok om ons onderwijs te slaan. Ze poneerden nu dat de verschillen tussen de
zwakste en de sterkste leerlingen of tussen de leerlingen met een lage en hoge
sociaal-economische status hier groter zijn en dat in Vlaanderen dus de sociale
discriminatie groter is.
Dat lijkt ons opnieuw een foutief GOK-uitgangspunt:
kwaliteitsonderwijs leidt eerder tot het vermeerderen dan tot het verminderen
van de verschillen. In landen waarbij zowel de zwakkere als de sterkste
leerlingen lager scoren dan bij ons, zijn de verschillen tussen beide groepen
meestal kleiner, maar ook de onderwijskansen. Als je alle kleuters uit de klas
van Kim Clijsters destijds optimale tennislessen gegeven zou hebben, dan zouden
de leerlingen met weinig aanleg behoorlijke vorderingen gemaakt hebben, maar
het verschil in tennisvaardigheid met Kim zou toch steeds verder toegenomen
zijn.
Je mag je dus niet zomaar baseren op de grootte van de
verschillen zoals dit ook in beleidsteksten
het geval is. Je moet nagaan of de zwaksten en de middelmatigen voldoende
vorderen en of ook de sterksten maximaal presteren. We vermoeden dat ons
onderwijs zelfs beter presteert dan het Finse, als we rekening houden met het
feit dat Finland minder (zwakkere) allochtone leerlingen kent, en er daar ook
veel kleinere sociale verschillen zijn en minder verpaupering in de steden.
O.Kr.: kwakkels en
stemmingmakerij
We betreuren ten zeerste dat onderwijssociologen,
Steunpuntdirecteurs, beleidsmakers ... blijven beweren dat we wereldkampioen
sociale discriminatie zijn en dat beleidsmensen ; net zoals men vorig jaar op
een congres van het Steunpunt GOK nog beweerde dat we wereldkampioen
zittenblijven zijn. Uit de PISA-studies blijkt telkens opnieuw het tegendeel.
Onze lagere cyclus s.o. scoort prima en is een
exportproduct, maar vanaf 1991 werd in het rapport 'Het educatief bestel in
België' de kwakkel verspreid dat er 9 à 10 % zittenblijvers waren in het eerste
jaar s.o. en dat de zgn. waterval nergens groter was. In 1991 startte de
stemmingmakerij over de matige kwaliteit van ons onderwijs. De lagere cyclus
s.o., de regenten die er lesgeven en de regentaatsopleiding lagen het meest
onder vuur. Toen Jan Van Damme in 1994 in een onderzoek vaststelde dat er maar
3,4 % zittenblijvers waren in het eerste jaar s.o., waren topambtenaren en vele
anderen heel ongelukkig. Ze waren ook niet bereid de 'officiële' kwakkels recht
te zetten. Er kwam ook geen rechtzetting in de 'kwaliteitskranten'; vanaf 1 september
1991 orakelde Guy Tegenbos in 'De Standaard' dat het Vlaamse onderwijs van heel
matige kwaliteit was en die stemmingmakerij kwam sindsdien steeds in een of
andere vorm terug; zo stelt hij nu Vlaanderen voor als 'wereldkampioen sociale
discriminatie'.
FVdb: Vlaamse
allochtonen sterk gediscrimineerd
In verband met het thema 'discriminatie' kom ik nog eens
terug op wat ik daarnet al gezegd heb. Als je je baseert op een indicator die
demografisch en sociologisch steeds belangrijker wordt, namelijk: thuis de
instructietaal niet spreken, dan doen we het in Vlaanderen echt niet goed.
Wij zijn in staat om in ons onderwijs vele Kim Clijsters te
maken; wij slagen daar dus goed in. Maar dan is het ethisch revolterend dat je
er niet in slaagt om voor een ander onderwijsprobleem, namelijk het probleem
van de thuistaal die niet de instructietaal is, het even goed te doen als het
PISA-gemiddelde. Ik denk dat we moeten opletten dat we niet zelfgenoegzaam
zijn. In de jaren 50 hadden Vlamingen ambitie; ze
wilden hogerop. Dat gold voor de maatschappelijke elite die Vlaanderen wilde
emanciperen, en dat gold ook voor de arbeidersklasse. Men was zeker niet
zelfgenoegzaam. We moeten opletten dat we vandaag niet te zelfgenoegzaam zijn,
dat we niet teveel zeggen dat het allemaal goed is. We moeten ook het
omgekeerde niet doen. We moeten geen oefening doen in masochisme.
O.Kr.: masochisme en
stemmingmakerij
Samen met de Leuvense professor Kelchtermans betreuren we
precies de vele masochistische uitlatingen, de permanente stemmingmakerij.
Anderzijds delen we uw grote bezorgdheid voor de kinderen die thuis niet de
instructietaal spreken. En dit was/is precies ook onze grote kritiek t.a.v. het
GOK-taalbeleid van de overheid en t.a.v. de ondersteuners van OVB en GOK.
Thema 11: Doorhollingsbeleid:
viel weg bij gebrek aan tijd
O.Kr.: doorhollingsbeleid & stemmingmakerij
We willen het ook nog ook hebben over het zgn.
doorhollingsbeleid. Een beetje schematiserend kunnen we stellen dat er ongeveer
rond 1989 een kentering is gekomen in het beleid. Vóór 1990 was er veel meer
rust in het onderwijs, meer professionele inbreng vanwege de leerkrachten, meer
welbevinden bij de praktijkmensen.
Er zijn tal van oorzaken voor het doorhollingsbeleid en de
frustraties van leerkrachten. Destijds kenden we meer vernieuwing in
continuïteit. Leerplannen werden opgesteld door ervaren leerkrachten.
Belangrijke (structuur)hervormingen werden vooral uitgedokterd door de hoge
raad van een specifieke sector, door ervaren en wijze mensen die veelal nog
voor klas stonden en opteerden voor 'vernieuwing in continuïteit' met behoud
van oude waarden. De voorbije decennia kwam de beleidsadvisering vooral in
handen van allerhande verander-vrijgestelden: ambtenaren, DVO, VLOR,
universiteitsprofessoren, expertisecentra, vrijgestelden
De vele stuurlui-aan
wal zijn als het ware vrijgesteld voor de permanente revolutie en kunnen dus
niets anders dan uitpakken met vernieuwingen en aldus ook werk zoeken voor de
eigen winkel.
Sindsdien kennen we een permanente stemmingmakerij tegen het
onderwijs en een doorhollingsbeleid het meest in het hoger onderwijs. Sinds
1991 kampen we bijvoorbeeld in de lerarenopleidingen met oeverloze discussies
en met permanente hervormingen die telkens een aantasting betekenen van de
kwaliteit. Ook Rik Van Cauwelaert (KNACK) schreef onlangs dat de opeenvolgende
ministers veel schade toegebracht hebben aan het onderwijs door het voeren van
een doorhollingsbeleid. Volgens een enquête van 'De Standaard' (29 aug. 2003)
was 90 % van de leerkrachten secundair onderwijs absoluut niet tevreden over
dit beleid. We hopen nog steeds dat u erin zal slagen dit doorhollingsbeleid
een halt toe te roepen. Dat zou o.i. de belangrijkste beleidsprioriteit moeten
zijn. Ook voor andere onderwijsniveaus wordt voortdurend gepleit voor radicale
cultuuromslagen: zelfstandig leren, constructivisme, enz.
|