Legendarisch gesprek
met minister Frank Vandenbroucke jan. 2006 waarin we de aantasting van de
kwaliteit en de nefaste hervormingsplannen voor het s.o., inclusief onderwijs,
hoger onderwijs uitvoerig bediscussieerden. Ons overzicht 18 jaar geleden van de
belangrijkste onderwijsknelpunten die nu eindelijk breed (h)erkend worden.
Vooraf
Dirk Van Damme, ex-beleidsmedewerker en kabinetschef van
minister Frank Vandenbroucke (2004-2009) schreef dat Onderwijskrant tijdig had
gewaarschuwd voor de aantasting van de kwaliteit van het onderwijs en de
niveaudaling en voor tal van nefaste hervormingen. Hij sloeg in dit verband ook
mea culpa. In zijn recent boek schijft hij op pag. 33: De neergang van het
Vlaams onderwijs situeert zich wellicht in het begin van de jaren 1990. In die
periode werden in Vlaanderen vrij radicale beleidsmaatregelen doorgevoerd die
een impact hadden op het curriculum en de eindtermen, en op de didactiek,
geïnspireerd door een radicale variant van het constructivisme als pedagogische
theorie (+ ook egalitaire onderwijsdogma dat aanstuurde op een radicale
hervorming s.o. e.d.) Er heerste een
progressieve consensus dat het onderwijs inderdaad op de schop moest. Achteraf
bekeken is het merkwaardig dat die ommezwaai er zonder noemenswaardige kritiek
is gekomen. Enkel de eenzame stem van de Torhoutse pedagoog en lerarenopleider
Raaf Feys en zijn Onderwijskrantteam formuleerde vaak bijtende kritiek, die
door het onderwijsestablishment werd genegeerd en doodgezwegen.
Omdat we ons zorgen maakten over de beleidsverklaring en
beleidsplannen 2004 van het duo minister Vandenbroucke-kabinetschef Dirk Van Damme en al vlug merkten dat ook zij
weinig oog hadden voor de aantasting van de kwaliteit van het onderwijs en de
niveaudaling & uitpakten met nefaste
hervormingsplannen voor het secundair onderwijs, voor inclusief onderwijs drongen we eind 2005 aan op een onderhoud met
minister Vandenbroucke. We hadden verwacht dat bij duo Vandenbroucke-Van Damme meer gehoor zouden vinden voor onze kritische
analyse van het onderwijs, maar dit viel al bij al toch tegen.
Minister Vandenbroucke (+ kabinetschef Dirk van Damme) wou
zich goed voorbereiden op het interview en vroeg Onderwijskrant om vooraf onze vragen
op te sturen. Om diepgang in het interview te bekomen en om te voorkomen dat de
minister kon ontsnappen, stuurden we niet aan op een gewoon interview, maar op
een onderhoud over onze
Onderwijskrantstandpunten. We stuurden die naar minister Vandenbroucke op en we vroegen
hem wat hij hiervan dacht. We legden hem onze standpunten voor inzake
aantasting van de kwaliteit van het onderwijs, onze kritiek voor omtrent zijn beleidsplannen voor
de hervorming van het s.o., de invoering van inclusief onderwijs, de
flexibilisering en enveloppefinanciering in het hoger onderwijs, zijn
uitspraken over 'de kloof dichten tussen sterke en zwakke leerlingen', sociale
discriminatie, ...
Thema 1 : Aantasting
van de kwaliteit van het onderwijs en niveaudaling. Degelijke instructie en
volksverheffing in vraag gesteld
O.Kr.: Aantasting van de kwaliteit van het onderwijs en
niveaudaling. Degelijke instructie en volksverheffing in vraag gesteld
De democratisering van het onderwijs was en is een
belangrijke doelstelling van Onderwijskrant. Wij delen dan ook uw passie voor
gelijke/faire onderwijskansen Maar de onderwijskansen zijn de voorbije
decennia wel wat afgenomen omdat pedagogische praatjesmakers en beleidsmensen
de klassieke pijlers van degelijk/kwalitatief
onderwijs en volksverheffing in vraag stelden. De gezagsvolle leraar
werd vervangen door de leraar-coach. Kennis en basisvaardigheden werden minder
belangrijk; vrij initiatief, zelfstandig leren en constructivisme stonden
centraal
De kritiek op de klassieke aanpak, op onze sterke Vlaamse
onderwijstraditie klonk vanaf 1970 vernietigend. Vlaanderen heeft gelukkig meer effectieve
aanpakken behouden dan Frankrijk (en Wallonië) en presteert dan ook nog beter
ede dankzij het verzet regen de nieuwlichterij van veel leerkrachten. Maar ook
hier stellen veel beleidsmensen, onderwijsondersteuners, CEGO-Leuven ,
al jaren/decennia de belangrijkste
onderwijspijlers en GOK-hefbomen in vraag. Ook in Vlaanderen waren/zijn het zelfontplooiingsdenken, het
constructivisme, het zelfontdekkend leren, het steeds minder kennis
in opmars
eigenlijk al vanaf 1970, en nog toegenomen met de ontscholende en constructivistische
eindtermen en leerplannen van de jaren
1990.
Kinderen met leerproblemen, kinderen uit sociaal zwakkere milieus
en allochtone leerlingen zijn hier het meest de dupe van; zij hebben nog meer
nood aan een gestructureerde aanpak. Bent u het eens met het standpunt dat we
inzake onderwijskwaliteit en GOK in de
eerste plaats de 'gewone' pijlers van degelijk onderwijs moeten veilig stellen
en verstevigen i.p.v. ze onderuit te halen? Dat we vooral de aantasting van de
kwaliteit van het onderwijs en de niveaudaling moesten aanpakken.
FVdb: eigentijdse onderwijs- GOK-aanpak nodig want tijden
zijn veranderd
Maar de huidige onderwijscontext verschilt in sterke mate
met die uit de jaren 1950 en 1960 en dit vergt ook een eigentijdse GOK-aanpak. In
de jaren 1950 waren de welvaart en het comfort in en buiten de klas veel
kleiner. Die school met weinig leermiddelen situeerde zich in een samenleving
met weinig leer- en informatiekanalen. In de huidige samenleving heb je veel
meer concurrerende informatiekanalen en leermiddelen.
De relaties tussen de mensen waren ook anders. De
gezagsrelatie is totaal veranderd, ook binnen het onderwijs. Wij zijn allemaal clever people geworden
. Wij hebben het moeilijker met relaties waarbij die
dienstverlening ook een zeker gezag veronderstelt.. In het onderwijs heb je een
beetje hetzelfde; je hebt een natuurlijke gezagsrelatie nodig. In de jaren 1950
kwam die veel evidenter tot stand dan vandaag. En daarmee moeten we ook leren
leven. Het soort van gezagsrelatie dat je in onderwijs nodig hebt, is eigenlijk
weggevallen en hier zijn allerlei redenen voor.
Leerlingen komen op vandaag ook veel meer met persoonlijke
problemen naar de school. De situatie van vandaag is dus nogal verschillend van
die van de jaren 1950. We moeten dus opletten dat we niet bevangen worden door
een soort van heimwee naar vroeger; de wereld van vandaag is echt veranderd. Ook
omtrent de vraag welke nu de beste aanpak
is, pleit ik voor nuancering. Ik denk dat we geen nood hebben aan extreme
standpunten. Het is m.i. zo dat je een goed evenwicht moet vinden tussen
directe instructie en zelfsturend leren, tussen structuur en vrij initiatief.
Dat denk ik dus ook. Maar 'leren leren' is vandaag belangrijker dan in de jaren
1950 en dus zal het evenwicht anders liggen; en dat is normaal.
Repliek O.Kr: zelfstandig werk en leren leren ook al in jaren
vijftig/zestig
In de jaren vijftig moesten we wellicht meer zelfstandig
werken dan nu het geval is b.v. veel en langdurig oefeningen maken, lange
teksten analyseren, opstel en/of verhandeling maken, veel boeken lezen
Binnen
het instructiemodel is er veel ruimte voor het zelfstandig werken. We waren als
leerling ook sterk inzake het zgn. 'leren leren'; die vaardigheid leerden we
vooral impliciet via de opdrachten, taken en examens. We hadden daar zelfs
weinig expliciete lessen voor nodig. Leren leren is niet nieuw en is geen
wondermiddel.
Thema 2: Meer
structuur en expliciete instructie ,
geen constructivisme e.d.
Onderwijskrant: effectieve
(achterstands)didactiek in verdomhoek
Wij zelf pleiten in Onderwijskrant en in onze vakdidactische
publicaties over wiskunde, spelling, lezen, wereldoriëntatie
eveneens voor
een uitgebalanceerde en eclectische aanpak, voor vernieuwing in continuïteit.
Jammer genoeg vinden we dergelijke pleidooien veelal niet terug in
beleidsteksten en in publicaties van overheidsdiensten en beleidsadviseurs.
Waarom pleiten deze voortdurend voor cultuuromslagen, voor modieuze en
alleenzaligmakende aanpakken en tegen interactieve instructie, jaarklassen e.d.
De Dienst voor Onderwijsontwikkeling mocht in de uitgangspunten bij het decreet over de
eindtermen & bij het decreet over de basiscompetenties voor toekomstige
leraren het modieuze constructivisme en de competentiegerichte aanpak opdringen
- en aldus het instructiemodel en het belang van kennis in vraag stellen. Het
GOK-steunpunt-CEGO van prof. Laevers pleit al een kwarteeuw, sinds 1976, voor het zgn. ontplooiingsmodel. Ook het Steunpunt
NT2-Leuven wees het leerkrachtgestuurde leren af en pleit voor een
constructivistische aanpak, voor uitholling van het taalonderwijs. Pleidooien voor een effectieve
(achterstands)didactiek blijven uit. We betreuren dat traditionele GOK-hefbomen
en het optimaliseren ervan weinig of geen steun krijgen vanwege het beleid.
Volksverheffing staat niet langer
centraal.
Zelf waren we in Vlaanderen de eersten die pleitten voor een
onderwijsvoorrangsbeleid al op het VLO-startcolloquium van 1 september 1973.
In september 1991 beschreven we in een dubbelnummer van Onderwijskrant de
aanpak voor een effectief zorgverbredingsbeleid en dat bracht een en ander op
gang. We waren hierbij niet enkel ambitieus, maar tegelijk heel realistisch. We
streven geen utopische en egalitaire doelstellingen na en pakken niet uit met
slogans over sociale discriminatie. Er zijn nu al veel vormen van extra
ondersteuning voor kansarme leerlingen, maar ze zijn jammer genoeg niet altijd
even effectief
FVdb:structuur voor zwakkere leerlingen: akkoord
Als jullie stellen dat zwakkere leerlingen meer nood hebben
aan structuur, dan beantwoordt dat dus precies aan mijn visie. In die toespraak
over meertaligheid heb ik meermaals gezegd: we moeten ons de vraag stellen of
de onderwijsmethoden die momenteel gepropageerd worden, inderdaad goed zijn
voor de sterken maar ook voldoende structuur bieden voor de taalzwakke
leerlingen opdat ook zij zich maximaal zouden kunnen ontplooien. Jullie - onderwijsdeskundigen - moeten daarop antwoorden. Dat veronderstelt inderdaad
een bezinning over de verhouding tussen taalstructuur-bieden enerzijds, en
taalvaardigheidsonderwijs anderzijds. Ik denk dat het antwoord daarop
genuanceerd is.
Onderwijskrant: gestructureerde aanpak, leerkrachtgestuurd onderwijs ... momenteel in verdomhoek
Zo genuanceerd zelfs dat o.i. precies taalvaardigheid ook
veel gestructureerde aanpak en inoefening vereist zaken die ontbreken in de
modieuze vaardigheidsdidactiek van het Steunpunt NT2-Leuven. Veel beleidsadviseurs stellen het
gestructureerd onderwijsaanbod en leerproces in vraag. Het leerproces moet
vooral zelfontdekkend en constructivistisch verlopen en ook de (basis)kennis
zit in de verdomhoek. Zelf hebben we altijd gepleit voor een gestructureerde
aanpak waarvan de zwakkere en kansarme leerlingen maximaal profiteren en dus
ook voor het verder optimaliseren van de klassieke GOK-hefbomen die al hun
deugdelijkheid bewezen hebben. Precies daarom ontwikkelden we als didactici
passende methodieken voor lezen, rekenen en spelling. We dringen ook aan op een
meer gestructureerde aanpak van het taalonderwijs; in het bijzonder ook voor de
allochtonen. Momenteel maken we een uitholling van effectief taalonderwijs mee
en ook gepropageerd door onze GOK-steunpunten.
FVdb: zelfstandig werken en 'leren leren' nu meer nodig dan vroeger
Het is m.i. zo dat je een goed evenwicht moet vinden tussen
directe instructie en zelfsturend leren, tussen structuur en vrij initiatief.
Dat denk ik dus ook. Maar 'leren leren' is vandaag belangrijker dan in de jaren
1950 en dus zal het evenwicht anders liggen; en dat is normaal.
Onderwjskrant: zelfstandig werk en leren leren ook in jaren
vijftig/zestig
In de jaren vijftig moesten we wellicht meer zelfstandig
werken dan nu het geval is b.v. veel en langdurig oefeningen maken, lange
teksten analyseren, opstel en/of verhandeling maken, veel boeken lezen
Binnen
het instructiemodel is er veel ruimte voor het zelfstandig werken. We waren als
leerling ook sterk inzake het zgn. 'leren leren'; die vaardigheid leerden we
vooral impliciet via de opdrachten, taken en examens. We hadden daar zelfs
weinig expliciete lessen voor nodig. 'Leren leren' is niet nieuw en is geen wondermiddel.
Zelf waren we in
Vlaanderen de eersten die pleitten voor een onderwijsvoorrangsbeleid al op
het VLO-startcolloquium van 1 september 1973. In september 1991 beschreven we
in een dubbelnummer van Onderwijskrant de aanpak voor een effectief
zorgverbredingsbeleid en dat bracht een en ander op gang. We waren hierbij niet
enkel ambitieus, maar tegelijk heel realistisch. We streven geen utopische en
egalitaire doelstellingen na en pakken niet uit met slogans over sociale
discriminatie. Er zijn nu al veel vormen van extra ondersteuning voor kansarme
leerlingen, maar ze zijn jammer genoeg niet altijd even effectief
Thema 3: Thema 6: taalaanpak anderstalige leerlingen ondermaats!
Contraproductieve aanpak van GOK-Steunpunten die invoering
van NT2 bestrijden & ontdekkend leren propageren
Onderwijskkrant: Taalaanpak
faalt. nood aan intensief NT2-taalonderwijs & leraargeleide interactie. Onderschatting
taalproblemen.
Taalarme en anderstalige kinderen krijgen momenteel
onvoldoende taalinteractie met een leerkracht die de taal kan modelleren en hen
in een intensief taalbad kan onderdompelen. De taalproblemen zijn gigantisch.
Maar merkwaardig genoeg wijst het Leuvens Steunpunt NT2 ook intensief NT2-onderwijs vanaf de eerste dag
van het kleuteronderwijs radicaal af. NT2. Extra NT2-taallessen zijn volgens de
Steunpunten overbodig en zelfs nefast.
Het Steunpunt-NT2 van Kris Van den Branden heeft geen oog voor de specifieke aanpak van
NT2-leerlingen. Het taalaanbod voor
allochtone leerlingen moet veel intenser zijn. Met die NT2-kleuters/leerlingen
moet men veel meer uren met taal bezig zijn en moet er nog veel meer geleide taalinteractie zijn dan voor de gewone leerlingen- ook extra-NT2-lessen in
kleine groepjes.
De drie GOK-Steunpunten bekritiseren de leraargestuurde
interactie en gaan er te veel vanuit dat deelname aan de gewone lessen in het
kleuteronderwijs volstaat. Naarmate vrij initiatief en spel domineren zoals
in het ervaringsgericht onderwijs van het Steunpunt CEGO beluisteren en
spreken allochtone kinderen vooral hun eigen moeder aal of ze spreken te
eenzijdig met Vlaamse kleuters die vaak nog dialect praten. In de gewone lessen
in klassen met 20 of meer kinderen, krijgen de anderstalige leerlingen te
weinig spreekkansen om het Nederlands te oefenen.
FVdb: Voorrangsbeleid Brussel lijkt toch wel effectief!??
Ik ga mijn genuanceerde benadering opnieuw verduidelijken
met een voorbeeld. Neem nu het Voorrangsbeleid Brussel. Voor zover men in
staat is resultaten in dat verband te meten, denken we dat er daar inderdaad
resultaten geboekt worden. Onder leiding van Magda Deckers is een relatief
groot team van mensen in Brussel bezig met de ondersteuning van het
taalvaardigheidsonderwijs. Ik denk dat zij directe instructie voorstellen voor
een aantal domeinen en taalvaardigheidstechnieken aanbevelen voor een aantal
andere. Als je naar de feiten van het 'Voorrangsbeleid Brussel' kijkt een
combinatie van directe instructie en taalvaardigheid dan werkt dat wel.
Onderwijskrant: Ook in Brussel 5 na 12 inzake taalproblemen
We zullen de recente onderzoeksgegevens omtrent het Voorrangsbeleid Brussel nog eens aandachtig bekijken, maar volgens ons is het
in Vlaanderen en ook in Brussel al 5 na 12. Taalarme en anderstalige leerlingen
krijgen o.i. onvoldoende taalinteractie met een leerkracht die de taal kan
modelleren en hen in een intensief taalbad kan onderdompelen. Er is ook nood aan
extra-taallessen NT2 en aan een andere aanpak van het taalonderwijs en het
onderwijs in het algemeen, haals op constructivisme e.d.
De constructivistische taalvaardigheidsaanpak van Steunpunt
NT2-Leuven bekritiseerde al te vlug de leraargeleide interactie en het modelleren;
NT2-Leuven koos voor de leerling die zelfstandig zijn kennis en
vaardigheden opbouwt, voor de leervraaggestuurde aanpak en voor de leerkracht
als coach". NT2 -Leuven heeft ook geen oog voor de specifieke aanpak van
NT2-leerlingen. Waarom vertrouwt men de ondersteuning van het OVB en GOK-beleid nog steeds toe aan GOK-
Steunpunten die een aanpak propageren die haaks staat op degelijk onderwijs en
op intensief NT2-onderwijs vanaf de
eerste dag van het kleuteronderwijs afwijzen.
Thema 4: Stop doorhollingsbeleid
: pedagogische hypes en stemmingmakerij
Onderwijskrant:
doorhollingsbeleid & stemmingmakerij
In die context willen we het ook even hebben over het zgn.
doorhollingsbeleid. Een beetje schematiserend kunnen we stellen dat er ongeveer
rond 1989 een kentering is gekomen in het beleid. Vóór 1990 was er veel meer
rust in het onderwijs, meer professionele inbreng vanwege de leerkrachten, meer
welbevinden bij de praktijkmensen.
Er zijn tal van oorzaken voor het doorhollingsbeleid en de
frustraties van leerkrachten. Destijds kenden we meer vernieuwing in
continuïteit. Leerplannen werden opgesteld door ervaren leerkrachten.
Belangrijke structuurhervormingen werden vooral uitgedokterd door de hoge
raad van een specifieke sector, door ervaren en wijze mensen die veelal nog
voor klas stonden en opteerden voor 'vernieuwing in continuïteit' met behoud
van oude waarden. De voorbije decennia kwam de beleidsadvisering vooral in
handen van allerhande verandervrijgestelden: ambtenaren, DVO, VLOR,
universiteitsprofessoren, expertisecentra, vrijgestelden
De vele stuurlui aan wal zijn als het ware vrijgesteld voor
de permanente revolutie en kunnen dus niets anders dan uitpakken met
vernieuwingen en aldus ook werk zoeken voor de eigen winkel.
Er wordt al jaren gepleit voor radicale cultuuromslagen:
zelfstandig leren, constructivisme, competentiegericht onderwijs enz. De Nederlandse
beleidsadviseurs propageerden jaren geleden heel sterk het 'Studiehuis', het in
sterke mate zelfstandig leren in het s.o. en dit niettegenstaande onderzoekers
en leerkrachten wezen op het feit dat het studiehuis niet haalbaar en niet
wenselijk was. De Nederlandse minister grijpt nu in om het Studiehuis terug te
draaien en beklemtoont weer meer het belang van kennis. In Nederland is er ook
veel kritiek op de mastodontscholen(groepen).
Sinds 1991 kampen we ook in de lerarenopleidingen met
oeverloze discussies en met permanente hervormingen, competentiegerichte aanpak
e.d., die telkens een aantasting
betekenen van de kwaliteit. Ook Rik Van
Cauwelaert schreef onlangs in KNACK dat de opeenvolgende ministers veel schade
toegebracht hebben aan het onderwijs door het voeren van een
doorhollingsbeleid. Volgens een enquête van De Standaard - 29 aug. 2003 was
90% van de leerkrachten secundair onderwijs absoluut niet tevreden over dit
beleid. We hopen nog steeds dat u erin zal slagen dit doorhollingsbeleid een
halt toe te roepen. Dat zou o.i. de belangrijkste beleidsprioriteit moeten zij
Thema 5 Nefaste hervormingsplan s.o. & egalitaire
& foute GOK-uitgangspunten van beleidsmensen, sociologen,
Het is bekend dat we met Onderwijskrant absoluut niet
akkoord gaan de krasse beleidsuitspraken over de sociale discriminatie in het
s.o. die fungeren als de zgn. knelpunten die de invoering van een
gemeenschappelijke eerste graad en de afschaffing van de onderwijsvormen moeten
verantwoorden.
Het gaat om volgende
egalitaire uitgangspunten die ook door sociologen als Ides Nicaise
(HIVA)
, door kopstukken van de
GOK-Steunpunten, door beleidsverantwoordelijken vooropgesteld worden en die
gebaseerd zijn op egalitair dogmatisme:
*De intellectuele aanleg is evenredig verdeeld over alle
bevolkingsgroepen.. *Dus moeten we de evenredige vertegenwoordiging in het aso
en in het hoger onderwijs nastreven. *Dé sociale afkomst bepaalt het
onderwijsniveau, de sociale discriminatie is enorm: op het vlak van de
democratisering staan we nog nergens. *Er is nog evenveel 'verborgen talent'
aanwezig als in de jaren 1950 het geval was.
In 1979 al schreef Onderwijskrant nr. 9 dat deze
uitgangspunten over de evenredige aanleg in alle bevolkingslagen, het nastreven
van evenredige vertegenwoordiging in aso
fout was. De voorstanders van radicale
structuurhervormingen in het s.o. vertrekken van een foute egalitaire
onderwijsvisie. Het nastreven van de egalitaire' GOK-utopie leidt o.i. ook tot
het niet erkennen en minachten van de klassieke GOK-hefbomen en tot nefaste
hervormingsvoorstellen als het invoeren van een gemeenschappelijke eerste graad.
FVdb: akkoord: geen
evenredige verdeling van aanleg, maar invloed van omgeving blijft groot
U moet me niet overtuigen van de ongelijkheid van mensen. Ik
ben niet een socialist zoals sommige socialisten uit de 19de eeuw, zoals Robert
Owen, die geloofden dat mensen gelijk geboren zijn en dat de 'omgeving' het
enige is wat telt. Ik ga er vanuit dat we erg verschillend geboren zijn, en nog
erg verschillend beïnvloed tijdens de eerste levensjaren. Dus, we zijn niet
gelijk. Dan zorg je toch voor maximale gelijke kansen op ontplooiing van die
talenten, in de wetenschap dat die talenten niet alleen verschillend zijn
sommigen hebben talent voor techniek, anderen voor talen, voor wetenschappen
enz. maar dat sommige talenten tout court ook veel moeilijker aan te boren
zijn. Je moet mij daarvan niet overtuigen.
Ik ga zelfs akkoord met uw stelling dat de sociale
doorstroming als gevolg van de eerste democratiseringsgolf ongetwijfeld geleid
heeft tot een stuk afroming van mensen met cognitieve talenten uit de
arbeidersklasse. (Commentaar: voor sociologen
als Nicaise, Jacobs
klinkt dit als ketterij.) Dit is een van de redenen
waarom een tweede democratiseringsgolf inderdaad niet vergelijkbaar is met wat
we in de jaren 1950 aan doorstroming gerealiseerd hebben.
Maar tegelijkertijd onderlijnt onderzoek dat
omgevingsfactoren in de eerste levensjaren wèl heel bepalend kunnen zijn voor
de kansen die dan geopend worden of gesloten blijven. De opdracht waarvoor we
vandaag staan is nieuw en anders, en dat is ook de manier waarop ik het stel in
mijn beleid. De belangrijkste vraag luidt: wat doe je voor diegenen die -
hetzij door erfelijke aanleg, hetzij door hun eerste levensjaren - heel ver afstaan
van wat je in de school moet leren? Wel, voor hen moet je meer doen. Als we het
daarover eens zijn, zijn we al heel ver. Repliek Onderwijskrant : uiteraard; dit is ook
een van prioritaire doelstellingen van Onderwijskrant.
Thema 6 : Egalitaire onderwijsideologie. Wereldkampioen
sociale discriminatie s.o.? Slogan de kloof dempen prestatiekloof?
O.Kr.: meer i.p.v.
minder onderwijskansen/geen grotere sociale discriminatie
De voorbije jaren reageerden we kritisch op de egalitaire
onderwijsideologie van veel sociologen en onderwijsexperts, op beleidsslogans van minister Vanderpoorten, in
uw beleidsnota 2014-2019,
, op de stelling
dat Vlaanderen wereldkampioen sociale discriminatie is en op uw uitspraak dat ons onderwijs enkel sterk is voor de sterke leerlingen, maar zwak voor de
zwakkere.
De Gentse PISA-onderzoeker Luc Van de Poele zei
herhaaldelijk dat alle categorieën leerlingen ook deze uit de 'laagste'
sociale milieus opmerkelijk beter scoren dan in de meeste landen, maar dat
men dit officieel niet graag hoort. En professor Dirk Van Damme, uw eigen
kabinetschef, schreef samen met Jan Van Damme naar aanleiding van TIMSS 1999
dat onze 2% zwakste leerlingen nog even goede resultaten behaalden als de groep
van de 25% zwaksten overal ter wereld. Dan kan je toch moeilijk beweren dat
Vlaanderen hét land is waar de kinderen uit de lagere sociale klassen het meest
gediscrimineerd worden!
Ook inzake gelijke kansen zit Vlaanderen bij de top. We
betreuren dat voorstanders van b.v. het doorbreken van de schotten in het s.o.
er steeds ten onrechte van uitgaan dat de sociale discriminatie in onze lagere
cyclus s.o. groter is en dat dit het gevolg is van onze gedifferentieerde
structuur. Onze eerste graad s.o. is o.i. niet dé probleemcyclus, maar
presteert vrij goed inzake leerresultaten en ontwikkelingskansen. (In het
rapport Het educatief bestel in België-1991 werd onze sterke eerste graad ten
onrechte als een ware kankerpek voorgesteld en sindsdien werd aangestuurd p de
invoering van een gemeenschappelijke eerste graad e.d.)
OKrant.: foute slogande kloof dempen & grote
prestatiekloof = grotere discriminatie? Neen!
Uzelf, andere beleidsmensen en onderwijssociologen pakken
o.i. ook al te graag uit met de zgn. prestatiekloof tussen de sterkste en de
zwakste leerlingen cf. uw slogan de kloof dempen. Die prestatiekloopmythe lijkt ons opnieuw een
foutief GOK-uitgangspunt: kwaliteitsonderwijs leidt eerder tot het vermeerderen
dan tot het verminderen van de prestatieverschillen. Hetdempen van de kloof centraal
stellen leidt tot nivellering en niveaudaling. In landen waarbij zowel de zwakkere als de
sterkste leerlingen lager scoren dan bij ons, zijn de verschillen tussen beide
groepen meestal kleiner, maar ook de onderwijskansen. Als je alle kleuters uit
de klas van Kim Clijsters destijds optimale tennislessen gegeven zou hebben,
dan zouden de leerlingen met weinig aanleg behoorlijke vorderingen gemaakt
hebben, maar het verschil in tennisvaardigheid met Kim zou toch steeds verder
toegenomen zijn.
Je mag je dus niet zomaar baseren op de omvang van de
prestatieverschillen zoals dit ook in uw beleidsteksten het geval is. Je moet
nagaan of de zwaksten en de middelmatigen voldoende vorderen en of ook de
sterksten maximaal presteren. In Zweden is de prestatiekloof klein omdat de
beste leerlingen er voor PISA veel zwakker presteren dan de Vlaamse.
FVdb: kansarmen
presteren wel beter, maar grote discriminatie anderstaligen
Jullie stellen dat de staart van minstpresterenden in
Vlaanderen het toch nog altijd beter doet dan de minstpresterenden elders. Die
stelling is juist en niet juist. Het is iets genuanceerder. De betere score
voor de zwakkere leerlingen in Vlaanderen gaat niet op voor een deel van die
groep, voor de minstpresterenden die thuis een andere taal dan de
instructietaal spreken.
Onderwijskrant: dus geen wereldkampioen 'sociale discriminatie' &
ongenuanceerde uitspraken over lot allochtone leerlingen
Tot nu toe is wel altijd gezegd dat de totale groep zwakkere
leerlingen en de groep leerlingen uit lagere milieus zwakker presteerden dan
elders. Nu gaat u dus akkoord met onze stelling dat dit niet het geval is, maar
u brengt tegelijk een nuance aan. Als je enkel de groep leerlingen bekijkt die
thuis geen Nederlands spreekt, dan kan er een nuance optreden. We hebben
overigens daarnet al gezegd dat ons taalbeleid voor die leerlingen sterk kan
verbeterd worden.
Vergelijkingen met andere landen zijn hier wel heel moeilijk
en veelal fout, omdat de uitdrukking 'eerlingen die thuis de instructiestaal
niet spreken in de verschillende landen anders geïnterpreteerd wordt. Verder
kan je b.v. leerlingen in Vlaanderen die thuis Marokkaans spreken geenszins
vergelijken met anderstalige in Finland die b.v. thuis Zweeds spreken. De groep
allochtone leerlingen vertoont in de verschillende landen een uiteenlopend
profiel en is dan ook moeilijk vergelijkbaar-cf. professor Jaap Dronkers die
stelde dat Turkse en Marokkaanse leerlingen in alle landen zwak presteren.
Samen met enkele allochtone politici vinden we tegelijk dat
de allochtonen door beleidsmensen e.d. al te eenzijdig in de slachtofferrol
geduwd worden, met alle nefaste gevolgen van dien.
Het is toch ook merkwaardig dat de meisjes veel beter
presteren dan de jongens. Het debat over de eventuele discriminatie van
allochtone leerlingen moet veel genuanceerder gevoerd worden. Maar wat denkt u
van onze stelling dat het huidige taalbad voor anderstalige leerlingen in elk
geval te weinig intensief is en dat er nood is aan intensief NT2-taalonderwijs,
extra NT2-taallessen vanaf de eerste dag
van het kleuteronderwijs?
Thema 7:
Herstructurering s.o., gemeenschappelijke eerste graad en proeftuinen
Onderwijskrant: onderwijsvormen s.o. als boosdoener? Prima eerste
graad, geen kankerplek!
Sinds de Rondetafelconferentie 2002 van minister
Vanderpoorten stellen ook
beleidsverant-woordelijken, onderwijskoepels, sociologen dat de differentiatie binnen de eerste graad
s.o. en binnen de onderwijsvormen de
grote oorzaak zijn van sociale discriminatie. Er wordt dan gepleit voor
langdurig comprehensief onderwijs (gemeenschappelijke eerste graad e.d.) als
wondermiddel. De door u gesubsidieerde proeftuinen spelen hier op in.
De
Nederlandse onderwijsminister Van der Hoeven schrijft echter de goede
Nederlandse PISA-onderwijsscore toe aan het feit dat er in Nederland vanaf het
s.o. meer gedifferentieerde leerwegen zijn dan in veel andere landen. Die differentiatie
is in Vlaanderen ook het geval. Onze lagere cyclus s.o. scoort volgens velen
prima en is een exportproduct, en allesbehalve een kankerplek. Vanaf 1991 werd echter in het rapport 'Het
educatief bestel in België' door Monard en Co de kwakkel verspreid dat er 9 à
10% zittenblijvers waren in het eerste jaar s.o. en dat de zgn. waterval en
sociale discriminatie nergens groter waren. In Vlaanderen wordt dus al vele
jaren aangestuurd op het sterk verminderen van de differentiatie in de eerste
graad en het afschaffen van de onderwijsvormen, en voor radicaal heterogene
klassen.
Ook u pleit in uw beleidsverklaringen jammer genoeg voor het
wegwerken van de schotten in het s.o. Terloops: in onze eerste graad zijn er al
27 uur basisvorming en amper 5 uur differentiatie. Volgens ons functioneert
onze eerste graad s.o. heel goed : effectiviteit (cf. PISA- &
TIMSS-topscores) worden gecombineerd met ontwikkelingskansen ook voor de
zwakkere leerlingen.
Onze eerste graad was in het verleden en ook nu nog allesbehalve de grote probleem-cyclus, maar
een exportproduct. Vanaf het secundair
zijn de verschillen al te groot en moet je voldoende durven differentiëren,
tegemoetkomend aan de uiteenlopende talenten en loopbanen. Met onze
gedifferentieerde leerwegen behalen we overigens betere scores dan in landen
met minder differentiatie en minder mislukkingen (72% 15-jarigen nog op
leeftijd).
We kennen in Europa al veertig jaar comprehensief onderwijs
met een gemeenschappelijke lagere cyclus in Zweden, Engeland, Frankrijk e.d.; en we kennen
de nefaste afloop: sterke niveaudaling; geen extra bevordering van de sociale
mobiliteit. Ook het VSO destijds in
Vlaanderen en Wallonië was geen meevaller en de aso-isering een aderlating voor
tso/bso. Toch blijft ook voor het invoeren van een gemeenschappelijke eerste
graad en het willen wegwerken van de
'schotten' tussen de onderwijsvormen een belangrijke beleidsprioriteit - met
rijkelijk gesubsidieerde proeftuinen waarvan de doelstellingen niet echt
duidelijk zijn.
Repliek FVdb: Ik denk wel dat we over de structuur van het
s.o. moeten nadenken.
Je moet je de vraag durven stellen of je vandaag onze jonge
mensen goed oriënteert. Proeftuinen in verband met het doorbreken van de
schotten zijn volgens mij wel nuttig. Maar dan zullen we daar binnen een 2 of 3
jaar ook conclusies moeten uit trekken. Maar ik geloof wel in het belang van
die proeftuinen. (NvDR: achteraf bleek dat de door Onderwijskrant
gecontesteerde dure proeftuinen weinig of niets hadden opgeleverd.)
Om leerlingen goed te oriënteren, is het advies belangrijk.
Het advies komt van de school: de klassenraad, of de leerkracht, misschien het
CLB. De vraag is of we er in kunnen slagen om ouders te doen luisteren naar dat
advies. Dat is niet zo gemakkelijk. Het advies moet ook goed zijn. Het moet ook
objectief zijn. Oriëntering is dus heel belangrijk. De vraag is of onze
structuur toelaat om goed te oriënteren.
Thema 8: Leerzorg en
te radicaal inclusief onderwijs
Onderwijskrant: schijninclusie
en ontwrichting buitengewoon én gewoon onderwijs
We willen ook ingaan op uw recente nota over leerzorg en
inclusief onderwijs/leerzorg. Ook hier hebben we de indruk dat de
beleidsadviseurs weinig rekening houden met de ervaringswijsheid en de mening
van de praktijkmensen. In uw Leerzorg'nota staat terecht dat veel
inclusieleerlingen de eindtermen niet kunnen halen. Maar dit betekent tegelijk
dat dergelijke leerlingen al te weinig profijt kunnen halen uit het volgen van
de gewone lessen, uit de integratie. Inclusie voor leerlingen die de gewone
lessen niet kunnen volgen zal ook leiden tot een ontwrichting van het gewoon
onderwijs naast de ontwrichting van het buitengewoon onderwijs.
Moet en kan de leerkracht straks voor elk inclusie-kind een
apart potje koken? Leerkrachten zijn geen duizendpoten. Of moeten we voor een
aparte begeleider zorgen die b.v. met PAB-geld (persoonlijk assistentiebudget)
wordt betaald zoals nu soms het geval is bij de inclusie van
type-2-leerlingen.
We hebben ook veel moeite met het feit dat ouders straks de
inclusie van type 2-, type 1- en type 8- kinderen kunnen afdwingen.
De huidige inclusie van type-2 kinderen, veelal kinderen met
Down-syndroom, is schijn-inclusie en leidt tot LAT-onderwijs: learning-apart-together. Dat zal ook het geval zijn voor type-1 leerlingen
waarvan sommigen slechts een niveau 2de leerjaar voor rekenen of lezen halen.
Inclusie van bijvoorbeeld type-1-leerlingen leidt ertoe dat deze kinderen er
voor spek en bonen bijzitten. In Finland krijgen zo'n leerlingen aangepaste
hulp in aparte klassen. Ook in het beroepsonderwijs treffen we nu al type-1 leerlingen
aan die taken met eenvoudige meetopdrachten geenszins aankunnen.
Dergelijke inclusie zal net als in Nederland de kwaliteit van het
beroepsonderwijs sterk aantasten. Er zijn ook type-8 leerlingen die voor
rekenen of taal slechts een niveau eind 3de leerjaar bereiken. Integratie van
type-8 kinderen is ook niet zo eenvoudig omdat deze kinderen vaak ook ernstige
gedragsproblemen vertonen die de integratie bemoeilijken.
Onnodige doorstroming naar type 8 kunnen we voorkomen door
de kwaliteit van het gewoon onderwijs te verbeteren. Daarom investeren we zelf
veel energie in het uitwerken van betere methodieken voor leren lezen (onze
DSM), spelling, rekenen
Daarom hield Onderwijskrant gedurende 20 jaar een
kruistocht tegen de te abstracte eb formalistische moderne wiskunde. Maar er
zullen nog altijd kinderen zijn, die ondanks de optimalisering van de
methodieken nog te weinig profijt zullen halen uit het volgen van de gewone
lessen. In de nota Leerzorg wordt ook jammer genoeg geen aandacht besteed aan
het optimaliseren van het B.O.-onderwijs, een o.i. belangrijk
GOK-aangrijpingspunt..
FVdb:mijn visie inzake inclusief onderwijs
Ook inzake inclusie is het antwoord genuanceerd. We stellen
nu b.v. dat voor bepaalde inclusie-leerlingen de eindtermen niet gehaald moeten
en kunnen worden. Ouders die nu voor inclusie kiezen op een dergelijk
zorgniveau, moeten er dus zelf rekening mee houden dat hun kind de eindtermen
niet zal halen. Dus zal dat kind ook niet in aanmerking komen voor een diploma.
Onderwijskrant: schijninclusie neemt aldus toe
Precies door het loslaten van de eindtermen van het
plus-minus kunnen volgen van het gewone curriculum, zal de schijn-inclusie
toenemen en wordt het lot en de begeleiding van de inclusieleerlingen
twijfelachtig. Ouders van type-2 en type-1 leerlingen verwachten geen
getuigschrift en zullen nog meer op inclusie aandringen dan ouders van type
8-leerlingen.
FVdb: voorstelling nota Leerzorg
Je moet je onderwijs opvatten vanuit de vraag: Hoe kan je
een aanbod tot stand brengen waarin elke leerling zijn plaats vindt en dat voor
iedereen maximale resultaten kan opleveren? We denken vooreerst dat de opdeling
in B.O.-types niet meer adequaat is, omdat een aantal problematieken die
vandaag meer prominent naar voren komen zoals autisme hun plaats niet
vinden in die types. Hier is een consensus over. Er zijn verder ook
schemerzones en overlappingen
Dus moeten die types herbekeken worden. Als je
kijkt naar de hergroepering van de clusters dan komt die er bijvoorbeeld op
neer dat je niet alleen blinden maar ook doven in 1 cluster onderbrengt. We
hebben een cluster functionele beperkingen, een cluster leerstoornissen,
een cluster problemen in de interactie
Met andere woorden, het komt neer op
een hergroepering van types die met elkaar verwant zijn: we zetten 1 en 8
samen, en 4, 6 en 7 samen.
Verder moet de precieze zorgbehoefte van een kind of van een
leerling fijner bepaald worden. Daarom stellen we voor voortaan twee dimensies
te hanteren om leerlingen de plaats te geven die ze nodig hebben. Een eerste
dimensie is een vereenvoudiging van die types door te werken met 4 grote
groepen of clusters. En een tweede dimensie is dat we binnen die clusters op
een meer fijnmazige manier de specifieke zorgbehoefte gaan vaststellen.
Onderwijskrant: verruimen doelgroep van BO-scholen als type 8: niet
eenvoudig & verlies van identiteit & slagkracht
De nieuwe clustering gaat er van uit dat bepaalde
B.O.-scholen zich ruimer moeten openstellen voor bredere doelgroepen. Door het
samenbrengen van type 1 en type 8 krijg je een te heterogene populatie en
verliezen die types ook hun specifieke identiteit.
We maken even de volgende denkoefening voor West-Vlaanderen.
, Betekent dit voor Dominiek Savio, een type 4-school dat ze nu ook type
2-kinderen moet aantrekken; of zelfs type 6 en 7? Of omgekeerd: dat Spermalie
(nu type 6 en 7) ook zijn doelgroep moet verruimen? Is dit wenselijk en
haalbaar?
Type 1-scholen zouden dan ook andere types (8 e.d.) moeten
aanbieden? Ook de huidige b.o.-scholen b.v. type 8 - zouden door uw hervorming
veel van identiteit en hun slagkracht verliezen.
FVdb: meer specialismen binnen één B.O.-school
De scholen buitengewoon onderwijs moeten inderdaad meer verschillende
specialismen op een zelfde plaats aanbieden. En dat moet kunnen. Omdat ik denk
dat we op die manier een kader bieden dat coherenter is. Ik geef toe dat het
niet zo eenvoudig is. Het idee is: hergroepeer die types op een logische manier
en probeer binnen die gehergroepeerde types de zorgbehoefte op een meer
fijnmazige manier vast te stellen. Dat betekent dat je het inplantingslandschap
voor die scholen van het buitengewoon onderwijs eigenlijk wat eenvoudiger
maakt. Dat je bijvoorbeeld in Limburg een oplossing hebt voor een aantal types
die je daar nu niet hebt. We denken dat dit nuttig is en dat dit inderdaad
betekent dat de poorten van de scholen van het buitengewoon onderwijs wat
breder opengaan niet met de bedoeling om daar meer kinderen in te krijgen
maar om regionaal een betere spreiding te hebben. Dat is ook belangrijk voor
het vervoersprobleem wat toch een zeer groot probleem is.
Onderwijskrant: al teveel heil verwacht van ondersteuning door CLB en
begeleiding
Voor het in praktijk brengen van uw leerzorgplan en inclusie
verwacht u in de discussienota ook heel veel inbreng van de pedagogische
begeleiding en van het CLB. We zijn het met u eens dat het CLB voor de
attestering en doorverwijzing de beste sluis is. Maar om beter pedagogisch en
didactisch in te spelen op de noden van leerlingen is het zeer de vraag wie
daarvoor het best geschikt is. We rekenen hier meer op de gedeelde zorg in het
team: collegiale consultatie, meer zorg voor de gewone leraren, ondersteuning
door de zorgcoördinator en ondersteuning vanuit het buitengewoon onderwijs.
Thema 9: Hoger
onderwijs: outputfinanciering en flexibilisering hoger onderwijs leiden tot
niveaudaling en planlast
O.Kr:
outputfinanciering = aantasting kwaliteit
Ook outputfinanciering & de flexibilisering in het hoger
onderwijs, stel je voor als een keuze voor meer kwaliteit. De mensen uit het
onderwijsveld beschouwen het echter als een aantasting van de kwaliteit. Het
enkel financieren van de geslaagde studenten zal leiden tot het vlugger laten slagen;
wat tot niveaudaling zal leiden. En flexibilisering leidt tot uitstelgedrag bij
studenten en niveaudaling.
FVdb:
outputfinanciering is geen dogma
Voor mij is outputfinanciering geen dogma. Ik wil daarover
een debat. Maar ik wil toch verduidelijken waarom we die denkpiste lanceren.
Dat de helft van de studenten in het eerste jaar mislukt, is blijkbaar het
probleem niet van de universiteiten en hogescholen. Ik vind dat wij het recht
hebben om te zeggen: Wat gebeurt er nu met die jonge mensen? Waarom mislukken
die op grote schaal? Is dat eigenlijk niet een soort van verkwisting en leidt
dit niet tot frustratie? Outputfinanciering is een methode die we voorstellen
om de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor het slagen van studenten
scherper te stellen. Het is heel gemakkelijk om bij instellingen hoger
onderwijs een consensus te bereiken over financieringssystemen, waarbij scholen
gegarandeerd geld krijgen als een student zich inschrijft en die scholen zich
voor de rest niet veel moeten aantrekken van hun maatschappelijke
verantwoordelijkheid voor de studenten.
Onderwijskrant: kwaliteitscontrole verder bemoeilijkt
Outputfinanciering en flexibilisering ondermijnen hoe dan ook
de kwaliteitscontrole vanwege de lerarenopleiding. Onze belangrijkste
instrumenten voor kwaliteitsbewaking worden stelselmatig afgeschaft. Een paar
voorbeelden. Vroeger hadden we tijdens het eindexamen en de eindstage een
inspecteur als controleur naast ons. Ook de oefenscholen waar onze studenten
grondig werden begeleid en geëvalueerd werden afgeschaft. Later moesten we de
studenten laten slagen en vrijstellingen geven vanaf 50%. Met de recente
flexibilisering en de eventuele outputfinanciering wordt de niveaubewaking nog
verder ondermijnd.
Onderwijsk malaise in hoger onderwijs & minder gelijkvormigheid
De malaise is ook vrij groot in het hoger onderwijs.
Volgens een onderzoek waren 80% van de HOBU-docenten niet tevreden over de
HOBU-hervorming
Het hoger onderwijs was het meest de dupe van het
omwentelingsbeleid. Volgens de docenten, volgens de meeste rectoren en volgens
Marc Reynebeau leidde ook de ondoordachte Bologna-operatie vooral tot veel
chaos, bureaucratisering en ontmoediging. Bologna sorteerde ook averechtse
effecten: in plaats van meer eenheid in het onderwijs, meer verscheidenheid
tussen de scholen, sterke toename van aantal specialisaties/richtingen ipv
rationalisering,
(b.v. ook tweemaal zoveel regentaten lichamelijke opvoeding
dan voorheen.). Minister Luc Van den Bossche erkende dat de hervormingen ook
tot bureaucratie binnen de hogescholen hadden geleid, maar waste de handen in
onschuld. Zowel bij de HOBU- als bij de Bologna-hervorming stonden de docenten
buiten spel.
FVdb: inschakeling in Europees verhaal is heel positief
De Bologna-hervorming is eigenlijk opgestart in 1999. Vier
jaar later is er het decreet in Vlaanderen gekomen. Ik kan me inbeelden dat dit
een aantal mensen overvallen heeft. Maar dat waren dan toch mensen die
eigenlijk niet verder keken dan wat er gebeurde onder de kerktoren. Mensen die
mee waren met dat Bologna-verhaal, wisten dat er zoiets op komst was.
Ik denk dat de Bologna-hervorming in essentie goed is. We
hebben 4 jaar de tijd genomen om dat in Vlaanderen te implementeren. Die
invoering is inderdaad stresserend, dergeijk hervormingsprogramma leidt tot druk.
Maar ik denk dat het nodig was. Als het gaat over hoger onderwijs, moet je je
toch inschakelen in een Europees verhaal. En ja, dat is stresserend. Het moest
gebeuren. (NvdR: sinds het interview is de kritiek op het Bologna-verhaal en de
door de Van den Broucke vooropgezetrte hervormingen voor het hoger onderwijs
-outputfinanciering, flexibilisering ... heel sterk toegenomen.)
Onderwijskrant averechtse effecten van hervorming hoger onderwijs en
Bologna
U stelt dat die hervormingen noodzakelijk en doordacht waren.
Maar hoe komt het dan dat ze zo veelal tot averechtse effecten leidden? De autonomie van de scholen en docenten werd
in sterke mate ingeperkt. De lerarenopleidingen verloren hun identiteit binnen
de multisectorale hogescholen.
Een ander voorbeeld. Bij de hervormingen stond
o.a. de rationalisering van het aanbod centraal. Maar de HOBU-hervorming heeft
er voor gezorgd dat er nu b.v. twee keer zoveel regentaten lichamelijke
opvoeding zijn dan vóór de HOBU-hervorming
Hetzelfde geldt voor andere
afstudeerrichtingen. Aan de universiteiten heeft Bologna geleid tot een grote
chaos met al die nieuwe richtingen. U heeft dat zelf aangeklaagd! In een
Bologna-dossier in Onderwijskrant hebben we de verschillende nefaste gevolgen
van de hervormingen uitvoerig belicht, geïllustreerd met veel getuigenissen van
rectoren en docenten. We zitten met een grote malaise in het hoger onderwijs en
met een daling van het niveau, maar de beleidsmensen en politici sluiten de
ogen en oren.
|