3 aanvallen in 10
dagen (20 maart en 1 & 2 april) vanwege Leuvense 'pedagogen' (Simons,
Agirdag
) op hoger leggen van de onderwijslat, op hogere eindtermen-eisen, op centrale proeven e.d. Toeval?
1.1..Inleiding
Sinds de
beleidsverklaring-2019 van de Vlaamse regering waarin o.m. de klemtoon
werd gelegd op de bestrijding van de niveaudaling en op het verhogen van de onderwijslat,
enz., noteerden we opvallend veel afwijzende en smalende kritiek op de
beleidsplannen vanwege Leuvense pedagogen van de onderzoesksgroep Educatie en
maatschappij: Maarten Simons, Jan Masschelein,
Orhan Agirdag, Joris Vlieghe, Stefan Ramaekers, Wim Van Dooren, Eline
Vanassche,
In
september 2019 riepen medewerkers van die onderzoekgsgroep - Agirdag, Simons,
Masschelein e.a. - in een opiniebijdrage
hun collegas-professoren op om de
kritiek te weerleggen op de pedagogen, op het feit dat gesteld werd dat een groot aantal universitaire
onderwijsexperts mede verantwoordelijk zijn voor de aantasting van de kwaliteit
van het onderwijs en voor de niveaudaling. Orhan Agirdag maakt sinds een paar jaren deel uit van de onderzoeksgroep Educatie en maatschappij. Het is ook Agirdag
die het meest de pen vast houdt in reacties op de beleidsplannen van de
regering en van minister Weyts; die plannen waren overigens al vóór hun publicatie de kop van jut voor
Agirdag en co (zie ook punt 6 over Agirdag en zijn
ontkenning de voorbije jaren van de niveaudaling). Het was overigens ook Agirdag die het voortouw nam in de kritiek op de taaloproepen van de ministers Vandenbroucke, Smet en Crevits, en ontkende dat de lage score van anderstalige leerlingen mede veroorzaakt werd door hun taalproblemen. Agirdag is ook al lang een kampioen inzake stemmingmakerij tegen het Vlaams onderwijs: sociale discriminatie, discriminatie van allochtone leerlingen, e.d. Hij ontkende ook de niveaudaling (zie verder punt 6).
In de beleidsverklaring van de regering en van minister Ben
Weyts, in recente standpunten van bestrijders van de ontscholing en
niveaudaling wordt gepleit voor het hoger leggen van de lat, meer talentontwikkeling, herwaardering van basiskennis en
basisvaardigheden & van parate kennis en expliciete instructie; een
pleidooi ook voor het veel beter bewaken
van de kwaliteit van het onderwijs -
mede via meer eisende eindtermen en het
opstellen van centrale toetsen, voor een herwaardering van sterke Vlaamse
onderwijstraditie i p.v. de beeldenstormerij van de voorbije decennia. Dit is precies ook
de onderwijsstrijd tegen allerhande vormen
van ontscholing(sdruk) die we met Onderwijskrant al decennia voeren.
Dat de meeste kritiek op de nieuwe onderwijspolitiek uitgaat
van de onderzoeksgroep rond de pedagogen (filosofische pedagogiek) Jan
Masschelein en Maarten Simons, lijkt op een eerste gezicht eerder
verwonderlijk. In de kritiek aan het adres van de universitaire onderwijsexperts
die de voorbije decennia de ontscholing,
het constructivisme e.d. propageerden, kwamen de namen van Masschelein & Simons zelden of nooit
voor.
Maar al in 2007 werd ik ook al totaal verrast door
de kritiek van Masschelein en Simons op onze grootscheepse en succesvolle
O-ZON-camapgne-2007 tegen de aantasting van de kwaliteit van het onderwijs en op hun sympathie voor de antipedagoog, radicale constructivist en ontscholer J. Rançière.
Van Leuvense onderwijskundigen als Philp Dochy,
Ferre Laevers en co die de voorbije
decennia volop de ontscholende visie van het constructivisme propageerden,
hadden we uiteraard geen instemming verwacht, maar wel wat steun van pedagogen als
Masschelein en Simons. We waren nog
meer verrast dat ze in 2007 ook nog een sympathisierende vertaling uitbrachten van het boek De onwetende meestervan
Jacques Rançière, waarin de totale
ontscholing en zelfs de antipedagogiek gepropageerd wordt, en de rol van de (leer)meester
totaal ontluisterd wordt. Maschelein en Simons pakken geregeld uit met het belang van de zgn. pedagogische relatie,
maar precies Rançière maakt het intellectueel en moreel gezag van de leerkracht
met de grond gelijk; de meester mag geenszins een meester meer zijn, maar een
gelijke van de leerling. Masschelein en
Simons toonden ook nooit enige waardering voor onze sterke Vlaamse onderwijstraditie,
maar ze verheerlijkten wel de school in het Athene van vijf eeuwen voor
Christus.
2 Kritiek van Masschelein en Simons in 2007 op
onze O-ZON-campagne & aandacht voor leerresultaten, mede vanuit hun sympathie voor radicale ontscholer Jacques Rancière die leerresultaten, kennis- en cultuuroverdracht ... niet belangrijk vindt
8k was in 2007 ten zeerste verrast over hun kritiek op onze grootscheepse O-ZON-campagne-2007 met Onderwijskrant. We hadden op hun
medewerking gerekend, maar vingen bot. In 2007
vonden de wijsgerige pedagogen Masschelein en Simons zich geroepen om
expliciet afstand te nemen van de
O-ZON-campagne van Onderwijskrant, van onze oproep voor het bestrijden
van de ontscholingsdruk en de ermee verbonden niveaudaling, voor de herwaardering van basiskennis en basisvaardigheden, voor het beter bewaken van
de leerresultaten. Onze O-ZON-campagne werd massaal onderschreven door
praktijkmensen, door heel wat professoren ... maar Masschelein en Simons namen
er afstand van.
Masschelein en Simons beweerden dat wij (O-ZON/Onderwijskrant) ten onrechte veel belang hechtten aan
leerprestaties en vonden dit een uiting
van markdenken, van een neoliberale visie. Ook het debat over de herwaardering
van (basis)kennis die we op gang brachten bestempelden ze als 'misleidend'.
Vanuit
hun eigenzinnige & ontscholende Rancière-visie namen Masschelein en Simons
in 2007 dus ook al afstand van de brede
strijd tegen de ontscholing en voor het hoger leggen van de lat. M. & S. schreven in 2007: De zorg om
de benutting van talenten wordt ook door O-ZON nog sterk beklemtoond.
Zelfs Freinetscholen bewegen zich in dit opzicht binnen dezelfde horizon -
de horizon van het doorgeschoten
liberalisme en marktdenken (Ethische
Perspectieven 17 jg. 2007). Dus ook de alternatieve Feinetscholen moesten het ontgelden.
Op 28 augustus 2014
lanceerde Maarten Simons ook al een aanval op het werken met centrale toetsen
in een opiniebijdrage in de krant De Standaard in de opiniebijdrage Meten uit angst. Volgens Simons verschuilen we ons achter allerlei objectieve
tests, omdat we de verantwoordelijkheid niet meer durven op te nemen om te
beoordelen? We moeten volgens hem opnieuw
de pedagogische relatie centraal stellen. De centrale stelling van Simons luidde: Het centraal examen verschijnt als
een multifunctioneel wondermiddel
Alleen een meting is objectief, en wat telt
is wat men kan meten. Andere soorten aan
beoordelingen zijn per definitie verdacht. De pedagogische relatie moet opnieuw
centraal komen staan.
Simons beweerde dat door de invoering van
centrale toetsen de pedagogische relatie niet langer centraal zou staan en
dat centrale examens de leraars en de
school dreigden te ontslaan van hun pedagogische verantwoordelijkheid zelf te
moeten oordelen. Wat Simons precies met pedagogische
relatie bedoelde bleef wel duister. Maar Simons wekte de indruk dat het
nastreven van leerresultaten, van optimale leerkansen voor alle leerlingen,
niet tot de kern van het meesterschap en de pedagogische relatie behoorde. En in andere publicaties pleit
uitgerekend ook Simons voor de anti-pedagogische opstelling van de leraar zoals
beschreven door Rançière in het boek De onwetende meester waarin o.m. expliciete en interactieve instructie
bestempeld wordt als onderdrukking van de leerlingen.
4. Aanval van 20 maart
van Maarten Simons en Geert Kelchtermans op eindtermen en centrale toetsen
Op 20 maart j.l. was er de aanval op de eindtermen, centrale
proeven e.d. in een opiniebijdrage van de professoren Maarten Simons en Geert
Kelchtermans op de Knack-website.
Ze beweren dat de hogere eisen in de
eindtermen en de invoering van centrale toetsen niet zullen leiden tot een
verhoging van de kwaliteit, maar tot een afbraak ervan. Hun centrale gedachte luidt: De eindtermen worden meer en meer een tactisch beleidsinstrument voor de
Vlaamse overheid om aan kwaliteitsmanagement te doen. Gecombineerd met centrale
toetsen worden de eindtermen een middel om kwaliteitsverlies in het Vlaamse
onderwijs weg te werken en uiteindelijk om te buigen naar winst. De eindtermen
verwijzen niet langer naar de basiskwaliteit die men in alle scholen
gegarandeerd wil zien, maar worden een instrument om een permanente, door de
overheid aangestuurde, kwaliteitsverbetering te organiseren. Niet langer de
overheid als inspecteur maar de overheid als strategisch kwaliteitsmanager. Opnieuw werd de keuze voor die extra functies nauwelijks bediscussieerd.
Opnieuw zullen die functies de speelruimte voor de vrijheid van onderwijs
helemaal hertekenen.
Simons en Kelchtermans wekken de indruk dat de oude en nivellerende eindtermen de onderwijskwaliteit garandeerden. Niets is minder waar. Over het feit dat de eindtermen vanuit het recht op gelijke leerkansen van alle leerlingen en optimale ontwikkelingskansen -in welke klas of onderwijsnet ook - voor een grote gemeenschappelijkheid in het leeraanbod moeten zorgen, reppen ze met geen woord. Ook voor de vlotte de overgang naar een andere klas/school/schoolnet en naar het s.o. moeten de eindtermen en de leerplannen voor een voldoende gelijke beginsituatie zorgen. In het leerplan wiskunde lager onderwijs dat ik zelf mede opstelde legden we minutieus de doelstellingen per leerjaar vast en niemand had daar bezwaren tegen. De scholen en leerkrachten vonden dit geenszins een bedreiging van hun pedagogische vrijheid, maar wel een garantie voor de kwaliteit van het onderwijs.
4.Gisteren 1 april
was er op de VRT-website de nieuwe frontale aanval van 5 Leuvense
onderwijsexperts
De opstellers van de opiniebijdrage Orhan Agirdag, Joris Vlieghe, Stefan Ramaekers, Wim Van
Dooren, Eline Vanassche en Joris Vlieghe zijn allen professor in de pedagogische
wetenschappen, verbonden aan de KU Leuven.
... van de groep rond de professoren
Maarten Simons & Jan Masschelein..
In de bijlage
beschrijven we onze eerste commentaar bij die opiniebijdrage. We besteden er
later een uitgebreide analyse aan.
5. Vandaag 2 april 2021 is het prof. em. Marc
Depaepe die op de website van Thomas (faculteit theologie Leuven) van leer
trekt tegen de plannen om het niveau van het onderwijs weer te verhogen, om de
lat hoger te leggen. Op een luchtige manier weliswaar, maar toch
revelerend. Zo luidt zijn belangrijkste
kritiek op minister Weyts: Leren is in
onze competitieve kennis-is-macht-samenleving duidelijk tot hoogste goed
verheven."
Depaepe: Zou er, nu de retoriek van een mogelijk
onderwijsconflict over de eindtermen weer opwelt, al iemand een bijnaam hebben
bedacht voor de huidige onderwijsminister? Ik gok op: de lat. Wat niet enkel
zou kunnen verwijzen naar diens ranke taille, waarmee Ben Weyts trouwens zijn
ministerportefeuille voor sport alle eer aandoet, maar daarenboven ook naar het
permanente stokpaardje van de beleidsman: de lat hoger leggen. ...
.... Nu wordt volop de strijd aangeknoopt tegen de
zogenaamde leerachterstand die onder meer naar voren komt uit Vlaanderens
zwakke resultaten in internationaal vergelijkende peilingen en blijkbaar wordt
versterkt door bepaalde Corona-maatregelen, zoals het digitale
afstandsonderwijs. Leren is in onze competitieve kennis-is-macht-samenleving duidelijk tot hoogste goed verheven. Precies
alsof de school een hightech machine is waarbij een rechte (en dus ook met een
lat te meten) lijn loopt tussen de vooraf programmeerbare doelstellingen en de
reële effecten van het onderwijsleerproces. Merkwaardig, want historisch gezien
wortelt het respect voor het werk van de leerkrachten eerder in hun rol als
opvoeder dan als kennisleverancier.
Een humaan pleidooi tegen de pretpedagogie en voor meer
ontwikkelingskansen en leerresultaten voor alle leerlingen getuigt volgens
Depaepe en veel Leuvense collegas van
de onderzoeksgroep Educatie en maatschappij van Simons, Agirdag
blijkbaar van
een regelrecht marktdenken en van een streven naar een neoliberale maatschappij. Raar maar waar.
Depaepe: De op vandaag vaak verguisde pretpedagogie bracht
ongetwijfeld historisch noodzakelijke correcties aan op de normatieve,
autoritaire en disciplinaire opvoedingsmethoden van weleer; uitlopers van wat
in Duitsland de zwartepedagogiek werd genoemd, en waarbij de lat zeker niet
werd gespaard om leerlingen te slaan
Zelf heb ik het meegemaakt dat een
onderwijzer, die vroeger in de missiescholen van Congo actief was geweest en
daar als broeder met den ijzeren arm door het leven ging, een leerling uit de
klas haalde om hem in een belendend lokaal met de lat te keer te gaan
en dat
terwijl fysieke straffen in principe al van in 1897 waren verboden. Of die
jongen daar veel traumas heeft aan over gehouden weet ik niet. Wel dat hij
carrière heeft gemaakt bij de gerechtelijke politie
Depaepe spreekt zich nu positief uit over de
humanisering van de relaties tussen leerkrachten en leerlingen - al hangt hij tegelijk een karikatuur op van
die relaties tijdens zijn eigen schooljaren. Destijds negeerde Depaepe die
humanisering. Depaepe kwam in zijn boek
Orde in vooruitgang ten onrechte tot de conclusie
dat er de voorbije 150 jaar weinig positiefs veranderd is in de omgang met de
leerlingen en met de leerinhoud. Hij
schreef op pagina 15: De
vormingsprocessen in de schoolse ruimte worden nog steeds overwegend gekarakteriseerd door
disciplinaire interventies. Men constateert er allerlei machtsinterventies waarmee kinderen worden kleingehouden:
straf en beloning, dreiging, emotionele
chantage, kleineren, enzovoort. Depaepe had het over de inertie inzake vernieuwing/
optimalisering van het onderwijs. Hij beweerde
- in navolging van - en met een beroep op Foucault dat er zelfs sprake
was van toenemende disciplinering, verschoolsing en infantilisering, van opvoeden door kleinhouden. De invloed
van het gedachtegoed van Foucault - en
vooral van zijn disciplineringsdenken - was overduidelijk. Vandaag 2
april laat Depaepe zich plots heel positief uit over de verbetering van de
relaties leerkracht-leerling.
6. Medewerker Orhan
Agirdag nam/neemt voortouw in verzet tegen taaloproepen van ministers, en nu
ook tegen beleidsplannen van nieuwe regering
Orhan Agirdag maakt sinds een paar jaren deel uit van de
onderzoeksgroep Educatie en maatschappij. Het is ook Agirdag die het meest de pen vasthoudt in reacties op
de beleidsplannen van de regering en van minister Weyts; die plannen waren
overigens al voor hun publicatie de kop
van jut van Agirdag en co. Het is ook
dezelfde Agirdag die de voorbije jaren telkens het voortouw nam in de
taaloproepen van de ministers Vandenbroucke, Smet en Crevits. En het is
blijkbaar ook Agirdag die de pen vast hield in de opiniebijdrage van 1 april
j.l. op de VRT-website tegen de
eindtermen, centrale proeven ... (zie
verderop). Zoals bekend was/is
Agirdag de vele kritiek op de
niveaudaling niet genegen en nog minder de kritiek dat veel onderwijsexperts
hiervoor mede verantwoordelijk waren. In
VRT-programma Nachtwacht van 9 maart 2019
beweerde socioloog Agirdag ook al in een debat met Wouter Duyck: Het is totaal onterecht is om te beweren dat onze
scholen de lat te laag zouden leggen. De verwachtingen die we van scholen
hebben liggen net veel hoger dan pakweg 30 jaar geleden. We zien net dat de kennis en de inzichten van
onze kinderen er op veel niet-traditionele vlakken op vooruit gaan belangrijke
gebieden als burgerschap bijvoorbeeld. Samen met collegas van zijn
onderzoekseenheid Educatie en samenleving publiceerde Agirdag ook al een
opiniebijdrage in 2019 op de blog KULeuven waarin de verantwoordelijkheid van
universitaire onderwijsexperts (pedagogen in brede betekenis) straal ontkend
werd en veel kritiek geleverd werd op de nieuwe beleidskoers.
In deze bijdrage staan we enkel stil bij 3 recente aanvallen
op de wending in het recente onderwijsfilosofie en onderwijsplannen van de
regering en van minister Ben Weyts en op de steun hiervoor vanwege de
bestrijders van de ontscholing en niveaudaling die eveneens pleit(t)en voor het
hoger leggen van de lat ook in de nieuwe eindtermen
Bijlage: eerste commentaar bij opiniebijdrage 1 april op VRT.BE:
Exit vrijheid, exit
gelijkheid, exit kwaliteit: waarom de nieuwe eindtermen ons onderwijs in gevaar
brengen
Ik ben van plan om binnenkort een uitvoerige analyse te
maken van de opiniebijdrage van die Leuvense 'pedagogen: Orhan Agirdag, Joris
Vlieghe, Stefan Ramaekers, Wim Van Dooren, Eline Vanassche, Joris Vlieghe
Alvast een paar vaststellingen:
(1) de Leuvense pedagogen pleitten destijds in groep voor
het invoeren/opleggen van een gemeenschappelijke eerste graad s.o. (sommigen
zelfs ook 2de graad) - ook al wisten ze dat de overgrote meerderheid van de
leraren tegenstander waren. En het is precies de hervorming van het s.o. die
leidde tot de grote chaos - waarvan het eindtermprobleem maar een klein
onderdeel is. Dus: eigen schuld, dikke bult!
De Leuvense pedagogen stellen: "Bovendien zijn de
nieuwe eindtermen vooral op maat geschreven van ASO-leerlingen, terwijl TSO en
BSO-leerlingen grotendeels uit de boot vallen. Nochtans vormen de leerlingen in
TSO en BSO een meerderheid van de leerlingenpopulatie en hebben ook zij recht
op kwaliteitsvol technisch en beroepsgericht onderwijs. Ongekwalificeerde
uitstroom dreigt hiermee nog een groter probleem te worden dan het al het geval
is. Exit gelijkheid. "
De problemen in het bso/tso zijn precies het gevolg van het
aansturen - ook door de Leuvense pedaogen - op een bredere/ meer
gemeenschappelijke eerste graad. Een hervorming waarbij al te weinig rekening
wordt gehouden met de specificiteit van tso/bso. Ik heb ook de Leuvense pedagogen hiervoor
tijdig gewaarschuwd.
Net zoals in de tijd van het VSO is de hervorming inderdaad
op maat geschreven van het aso. Het invoeren van gemeenschappelijke leerplannen
wiskunde in 2009 door de koepel van het katholiek onderwijs, het afschaffen dus
van de A- & B-leerplannen van weleer, leidde tot analoge problemen: te
moeilijk voor de ene leerlingen, te gemakkelijk voor de andere.
(2)Orhan Agirdag en co pleiten voor maximale pedagogische
vrijheid van de scholen en leerkrachten. Uitgerekend Orhan Agirdag stelde in
een studie van 2014 vast dat niet enkel de Gentse leerkrachten (ook deze van
Turkse afkomst) maar ook de Turkse ouders verwachten dat de Turkse leerlingen
geen Turks, maar zoveel mogelijk Nederlands spreken in en buiten de lessen. De
reactie van Agirdag luidde: de leerkrachten en de ouders vergissen zich, ze
zijn geïndoctrineerd door de opvattingen van minister-president Geert Bourgeois
e.d. omtrent het belang van de kennis van het Nederlands voor de integratie.
Het is ook geen toeval dat Agirdag telkens het voortouw nam in de kritiek op de
taaloproepen van de ministers Vandenbroucke, Smet en Crevits.
(3) De pedagogen schrijven:
Zo bestaat er bij voorbeeld
ook een onoverkomelijke spanning
tussen de visie van de Steinerpedagogiek op het ontwikkelen van een zin voor
het historische, waarbij in elk leerjaar van het secundair onderwijs de hele
geschiedenis opnieuw wordt bekeken, en de door de overheid opgelegde fasering
van te behandelen tijdvakken, dit in chronologische volgorde. Met de nieuwe
eindtermen bepaalt de overheid zo niet alleen "wat" er geleerd moet worden
(wat haar recht is), maar ook het "hoe". Exit vrijheid.
De pedagogen beschouwen de vrijheid van scholen blijkbaar
als een absoluut recht. Maar de overheid moet ook kwaliteit garanderen en moet
ook zorgen voor gelijke en optimale onderwijskansen voor alle leerlingen. Dit
betekent ook dat er voldoende gemeenschappelijkheid moet zijn in het leeraanbod
op de verschillende scholen. Dit is ook belangrijk gezien het feit dat
leerlingen ook wel eens van school veranderen,
en van het feit dat de beginsituatie van de leerlingen bij de overgang
naar het s.o., een nieuwe graad, het hoger onderwijs ... niet al te sterk mag
verschillen.
-----
Alvast ook 1 rechtzetting: de passage 'Pro merorie' getuigt
precies van een tekort aan memorie.
Pro memorie: toen het Vlaams onderwijs nog wereldtop was, en
dat is niet zo lang geleden, was er nog geen sprake van eindtermen. We hebben
heel goede redenen om aan te nemen dat de correlatie tussen steeds preciezere
eindtermen en de dalende kwaliteit niet berust op louter toeval. Wetenschappelijke studies laten immers heel
duidelijk zien dat wanneer onderwijsdoelen meer centraal worden bepaald en
leraren minder autonomie hebben, de gemiddelde leerprestaties van de leerlingen
achteruitgaan. De poging om dalende onderwijskwaliteit op te krikken via
centrale onderwijsdoelen (en bijvoorbeeld niet via professionalisering) is een
futiele én contraproductieve poging."
Rechtzetting
Zolang de onderwijsminister ook de chef was van het
Rijksonderwijs werden er op initiatief
van de minister leerplannen opgesteld voor het Rijksonderwijs die tegelijk ook
richtinggevend waren voor het katholiek onderwijs - ze werden vaak door inspecteurs opgestgeld .
Dit leidde tot een grote mate van gemeenschappelijkheid in de leerplannen, en
ook b.v. tot de leerinhouden in een bepaald leerjaar. Zo konden vaak ook
dezelfde methodes/handboeken gebruikt worden in de verschillende
onderwijsnetten. Dit garandeerde ook het recht op gelijke en optimale
ontwikkelingskansen voor alle leerlingen.
Niettegenstaande de leerplannen van de minister nog veel
meer richtinggevend waren dan de eindtermen, kwam daar weinig of geen verzet
tegen. Nooit trok men naar het grondwettelijk hof. In vermoedelijk de meeste
landen werkt men overigens met gemeenschappelijke
leerplannen voor alle scholen.
De eindtermen werden ingevoerd omdat het Rijksonderwijs autonoom werd en de
minister niet langer de chef was van het Rijksonderwijs. De wijze waarop
eindtermen opgesteld moeten worden is een vrij complexe zaak die nog
onvoldoende uitgeklaard is.
P.S. 1.Zelf stel ik al 50 jaar voor om samen met alle
onderwijsverstrekkers leerplannen voor wiskunde e.d. (profane vakken) op te stellen. En dan zijn we verlost van het
ET-gedoe.
P.S.2 Zelf ben ik mede-opsteller van het
leerplan-wiskunde-1998 van het katholiek lager onderwijs waarin per leerjaar de
leerdoelen nauwkeurig opgesomd worden. Er kwam bij min weten geen enkele klacht
van scholen/leerkrachten omtrent de beknotting van de pedagogische vrijheid.
Het leerplan werd ook vrij goed onthaald. Ook de Leuvense pedagoog en
wiskunde-expert Lieven Verschaffel liet er zich in 2019 nog vrij lovend over
uit.
Het is uiteraard wel zo dat de inhoud van een leerplan en
van de eindtermen ook sterk afhankelijk is van de aard van het vak, de leeftijd
van de leerlingen e.d.
|