Ik waarschuwde 25 jaar geleden in interview in De Standaard voor de aantasting van de (sterke) kwaliteit van het Vlaams onderwijs
Passage over aantasting van de kwaliteit van het onderwijs uit Interview van 25 j geleden in de krant DS over de toestand van het onderwijs
Raf Feys, gedreven
criticus Vlaams onderwijs: vernieuwen is niet hetzelfde als vernielen Interview van Hein De Belder op 8 december 1997 in De
Standaard
Hein De Belder: Wat moet er eerst van uw lever
Het Vlaams onderwijs kent een sterke traditie en sterke
leerkrachten; het is geenszins hopeloos verouderd. Toenemende stemmingmakerij
en neomanie tast(t)en wel de kwaliteit aan.
Feys: Ik wil vooreerst stellen dat ons Vlaams onderwijs
niet hopeloos verouderd is. In tegenstelling met de stemmingmakerij van topambtenaar Georges
Monard en vele anderen die beweren dat het slecht gesteld is met ons onderwijs
en dat enkel copernicaanse hervormingen nog soelaas kunnen brengen, vind ik
dat ons onderwijs een heel sterke
traditie kent en dat klassieke aanpakken niet zomaar voorbijgestreefd
zijn.
Ook internationaal gezien scoort ons onderwijs nog vrij goed -
b.v. zelfs de wereldtopscore wiskunde voor TIMSS-1995; maar topambtenaren
als Monard en co bleven ook dan verder
mekkeren dat b.v. onze eerste graad s.o. en de leraren-regenten slecht
presteerden; onze eerste graad was volgens hen een echte kankerplek en de
lerarenopleiding deugde niet.
Feys: We hadden anno 1997 echter al veel verder kunnen staan. Dat we te weinig vooruitgang boekten en er
zelfs op achteruit gaan, komt omdat
beleidsmakers en veel zgn. onderwijsexperts altijd opnieuw denken dat klassieke
aanpakken niet deugen, dat ze het bestaande moeten wegvegen, dat ze dringend de
school van vele kwalen moeten verlossen. Ons onderwijs heeft de voorbije
vijfentwintig jaar op bepaalde vlakken
ook wel vooruitgang geboekt; ik denk
aan de humanisering van de relaties met
leerlingen en de relaties leerkrachten-directies. Het is ook inhoudelijk wat
levensnabijer geworden. Maar we gingen
er de voorbije jaren jammer genoeg op tal van vlakken op achteruit i.p.v.
vooruit ook inzake onderwijskansen voor kansarmere leerlingen.
We kregen de voorbije jaren te maken met al te veel modes en
rages, met al te veel verlossers uit de ellende. Efficiënte didactische
aanpakken recht op het doel af - die hun deugdelijkheid al bewezen hadden, werden al te vlug in vraag gesteld. Het kan
toch niet dat het klassiek onderwijs dat we vroeger zelf genoten, zo slecht
was. Mensen die veraf staan van de alledaagse onderwijspraktijk, worden al te
vlug gecharmeerd door nieuwe visies en rages - mede omdat ze zich zo menen te
moeten waarmaken, en/of omdat ze als
vrijgestelden voor de permanente vernieuwing werk zoeken voor de eigen winkel.
Veel zgn. onderwijsexperts en beleidsmakers participeerden aan die
beeldenstormerij.
(Commentaar: Door overdrijvingen en eenzijdigheden in tal
van richtingen, hebben we ook de
voorbije 25 jaar nog meer achteruitgang
op tal van vlakken gekend. Onze
sterke eerste graad s.o. werd b.v. vanaf
1991 door topambtenaar Georges Monard en co zelfs als een kankerplek
bestempeld. Er was ook de nivellerende eindtermen- en leerplannenoperatie van
de jaren negentig. In de Uitgangspunten bij de eindtermen van 1996 stuurden
Roger Standaert en zijn DVO aan op een
pedagogische revolutie, constructivistische aanpak e.d. Vanaf 1993 waarschuwen
we ook al in Onderwijskrant voor de
uitholling van het taalonderwijs zoals toen al bleek uit de ontwerpeindtermen
Nederlands. )
Aantasting pedagogische aanpak & meesterschap van de
meester & verlossingsideologie
Feys: De aantasting van de pedagogische aanpak startte
eigenlijk al in de jaren zeventig. In de ministeriële brochure over het VSO van
1971 stond ook al het kennisrelativisme centraal, en het klassieke lesgeven was zogezegd
voorbijgestreefd en onderdrukkend. Denk
ook maar aan de opkomst van het
zelfontplooiingsmodel in die tijd; cf. b.v. het
ervaringsgericht onderwijs van prof. Ferre Laevers en zijn Leuvens CEGO.
Volgens die visie kunnen en moeten kinderen zich vanuit zichzelf kunnen
ontplooien. Denk ook aan de opvatting dat in de klas het welbevinden/de
intrinsieke motivatie vooraf moet gaan aan het verwerven van kennis en
vaardigheden.
Afwijzing van jaarklassen: ook in decreet 1997, te doorgedreven individualisering en zelfsturing
Feys: Een andere grote dwaalweg is b.v. de afwijzing vanaf
de jaren zeventig van het klassikaal onderwijs en de jaarklassen (met hun
activerende directe instructie & klassikale interactie); gepaard met het promoten van doorgedreven individualisering
en zelfsturing. Nu heeft ook de overheid onlangs het jaarklassenprincipe in
vraag gesteld en meteen ook afgeschaft in het recente decreet basisonderwijs
van 1997. Maar ik hoop en vermoed dat de scholen en leerkrachten die visie niet
zullen volgen; het jaarklassensysteem
met de eraan verbonden leerplannen per leeftijdsgroep is nu eenmaal het beste
en meest efficiënte en eenvoudige systeem.
Kritiek op
universitaire steunpunten voor onderwijsvoorrang, GOK, NT2 en zorgverbreding
Feys: Als pleitbezorger vanaf de jaren tachtig van de
zorgverbreding voor kansarmere
leerlingen betreur ik ook dat die zorgverbreding vanaf 1991 grotendeels
uitbesteed werd aan universitaire steunpunten als CEGO-Leuven, Steunpunt
NT2-Leuven en Steunpunt ICO-Gent die een visie propageren die haaks staat op
een effectieve aanpak. Het Leuvens Steunpunt NT2 vond na een paar jaar zelfs
extra NT2-lessen voor anderstalige leerlinge overbodig, en mag nu volop
zijn eenzijdige communicatieve en
vaardigheidsgerichte taalvisie propageren/opleggen.
Onhaalbare
differentiatie, onderwijs op maat van
elk kind , therapeutisering, overbevraging
Feys: Het nieuwe leren en de zorgverbreding ging ook al te vlug
de kant op van leerlinggestuurd leren en van differentiatie en personalisering van het
leerproces. Men tast zo de klassikale
instructie en interactie in groep aan en gooit de leerlingen, ook de zwakkere,
meer op zichzelf terug. Onderwijs is vooral interactie met de leraar, en niet
van de leerling met zichzelf; leren in groepsverband is heel belangrijk. De
leerkracht zou alle leerlingen meer
individueel moeten aanpakken en daarnaast ook de zwakkere leerlingen
individueel moeten helpen. En velen
vragen tevens dat de leerkracht ook nog als een soort therapeut optreedt, zoals
prof. Ferre Laevers en zijn CEGO. Zon verregaande individualisering kan een leerkracht
ook gewoon niet aan.
Dit zijn enkele van de toenemende vormen van overbevraging
van het onderwijs. En er zijn nog tal van andere situaties waarin men
onrealistische verwachtingen stelt aan de leraar. In zon situaties gaan/moeten
leerkrachten maar hun plan trekken, se
débrouiller zoals men in Congo zou zeggen. Maar dit alles tast het meesterschap
en het gezag van de leerkrachten aan en maakt alles veel te gecompliceerd. En
zo wordt het lerarenberoep tegelijk ook
minder aantrekkelijk.
(Commentaar: sinds dit interview in 1997 namen de werkdruk
en de ontscholingsdruk bij de leerkrachten en directies nog verder toe en zo werd ook het lerarenberoep
minder aantrekkelijk.)
Inzet voor het
wiskundeonderwijs: noch moderne wiskunde, noch constructivistische
De Belder: U was destijds tegen de invoering van de Moderne
wiskunde, nu wordt de Moderne Wiskunde in de eindtermen ook afgeschaft,
maar nu lees ik in een recente
Onderwijskrant, dat u nu weer uitpakt met nieuwe waarschuwingen.
Feys: Velen opteren nu als alternatief voor de formalistische
moderne wiskunde voor een andere extreme aanpak, het contextueel en constructivistisch rekenen zoals het
Nederlandse Freudenthal Instituut dat propageert. Een leerling zou nu zelf zijn
wiskundekennis, b.v. zijn specifieke
berekeningswijze van 72-28,
moeten construeren; en het moet nu doing mathematics zijn i.p.v.
knowing. Bij het opstellen van de
eindtermen was die strekking volop aanwezig. Ik deed de voorbije twee jaar
mijn best om het zgn. constructivistisch en contextueel rekenen buiten
het leerplan lager onderwijs te houden. Ik publiceer binnenkort ook een boek
over de didactiek van het wiskundeonderwijs - met veel aandacht ook voor de
zwakkere rekenaars.
Kritiek op onderwijsbeleid van de overheid, & acties i.v.m. hervorming lerarenopleidingen
Vervreemding van
onderwijspraktijk, overrompelingsbeleid en al te weinig inspraak praktijkmensen.
De Belder: Je bent blijkbaar ook ontevreden over het
onderwijsbeleid en over veel hervormingen.
Feys: Veel grote hervormingen en projecten van de overheid
zoals het VSO (Vernieuwd secundair onderwijs), het VLO (Vernieuwd lager onderwijs), de invoering
van de Moderne wiskunde, het zorgverbredings- en GOK-beleid
waarin veel geld wordt geïnvesteerd, zijn grotendeels mislukt, of aan het
mislukken
De Belder: In een opiniebijdrage in september 1992 in de
krant De Standaard en in Onderwijskrant betreurde u dat beleidsmensen,
beleidsadviseurs en ondersteuners te sterk vervreemd zijn van de klaspraktijk
en al te weinig rekening houden met de visie van de praktijkmensen.
Feys: Ik betreurde in september 1992 dat het beleid het
monopolie dreigde te worden van een
beperkt aantal mensen die elkaar in
Brusselse cenakels/ivoren torens frequenteren. Een beperkt aantal mensen
maken uiteindelijk de dienst uit. Binnen die Brusselse cenakels worden radicale
hervormingen bedisseld zonder voldoende rekening te houden met de visie van de
praktijkmensen. Bovendien hanteren beleidsmakers de tactiek van de
overrompeling: als ze een hervorming hebben uitgedacht, willen ze die er zo
vlug mogelijk doorjagen.
Feys: Een te beperkt aantal beleidsmakers speelden de
voorbije jaren een hoofdrol in de beleidsbepaling maar aan het opdringen
van de DVO-Uitgangspunten bij de
eindtermen die een controversiële pedagogische aanpak, constructivisme e.d. opdringen.
Het wordt gevaarlijk als een beperkt aantal mensen te lang
ononderbroken aan de top blijven en samen
het beleid in sterke mate mogen bepalen. Als ik zoals Georges Monard
meer dan vijftien jaar aan de top alles zou mogen regelen, dan zou ik wellicht
ook zelfgenoegzaam worden en het debat met de praktijkmensen niet zo belangrijk
vinden.
Tegelijk merk ik dat de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) niet
genoeg een tegengewicht vormt en onvoldoende rekening houdt met de visie van de
praktijkmensen. Ik betreur ook dat de vroegere specifieke onderwijsraden als
b.v. de Hoge raad voor het PHO, voor de
lerarenopleidingen werden afgeschaft. Binnen de (algemene) VLOR-raad hoger
onderwijs moesten mensen die de lerarenopleidingen geenszins kennen de vorige
jaren hun advies geven over de hervorming van de lerarenopleidingen.
In ons O-ZON-manifest van jan.2007 wezen we met Onderwijskrant op de belangrijkste oorzaken van de aantasting van de kwaliteit van het onderwijs, van de ontscholing en niveaudaling
Onderwijskrant-analyse van de belangrijkste oorzaken van de aantasting van de kwaliteit van het onderwijs, van onze sterke Vlaamse onderwijstraditie in ons O-ZON-manifest van januari 2007
Voorstelling O-ZON-manifest (Onderwijs Zonder Ontscholing) op O-ZON-symposium - 5 mei 2007 in Blandijnberg-Gent : Raf Feys
1.Inleiding en situering van O-ZON-campagne 2007
Beste mensen, met Onderwijskrant maken we ons al lange tijd veel zorgen over de niveaudaling en aantasting van de kwaliteit van het onderwijs. De oorzaken van de progessieve aantasting van de kwaliteit van het onderwijs zijn velerlei.
Daarom hebben we met Onderwijskrant begin 2007 de actiegroep O-ZON opgericht en voeren we een O-ZON-campagne die de voorbije maanden al veel respons en instemming kreeg.
Vanaf 1989 kon Vlaanderen een zelfstandig beleid voeren. De topambtenaren dachten wat we zelf doen, dat doen we beter en kwamen in actie. Vanaf 1989 lazen we in hun rapporten, van Monard en co, dat niets deugde aan ons Vlaams onderwijs: duur, matige kwaliteit, saai, wereldkampioen zittenblijven, onze sterke lagere cyclus secundair was in het rapport 'Het educatief bestgel in België van 1991 plots een probleemcyclus, een kankergezwel - en dit was zogezegd mede de schuld van de manke opleiding van de regenten. Schaalvergroting en enveloppenfinanciering werden voorgesteld als wondermiddelen. In de tekst 'Uitgangspunten van de eindtermen' van 1996 werd gepleit voor copernicaanse hervorming van het onderwijs, constructiisme, kennisrelativisme, enz. De eindtermen en leerplannnen van de jaren 90 leidden tot een inhoudelijke nivellering, uitholling van de taalvakken, enz.
Wij vonden/vinden dat deze nefaste ontwikkelingen een bedreigingvormen van de ozon-laag rond het onderwijs, van onze sterke Vlaamse onderwijstraditie.. Wij waarschuwden repliceerden in 1991 al: Vlaanderen heeft een sterke traditie, en nog steeds een koppositie, -onder meer dankzij het feit dat we meer belang hechten aan instructie, basiskennis, basisvaardigheden, inspanning en discipline. In het eerste jaar secundair zitten niet 9 à 10% zittenblijvers zoalq Monard en co beweren, maar slechts 3,3 ; de lagere cyclus secundair presteert vrij sterk en is allesbehalde een kankerplek. Enzovoort.
We hadden/hebben geen omwentelingen nodig, maar vernieuwing/optimalisering met behoud van de sterke kanten, geen totaal nieuw leren, geen afschaffing van het jaarklassensysteem, geen gemeenschappelijke lagere cyclus secundair,geen matodontscholen, geen enveloppenfinanciering, geen academisering van de lerarenopleiding. Enzovoort.
Ook de DVO-overheidsdienst -Dienst voor Onderwijsontwikkeling van Roger Standaert- wou een omwenteling en gebruikte daarvoor de eindtermen: basiskennis was niet zo belangrijk meer, lln. moeten zelf hun kennis construeren. De eindtermen en leerplannen Nederlands, Frans ... kozen voor een breuk met het verleden. Ze krijgen momenteel heel veel kritiek. Enz. Enz.
Door de grotere weerstand tegen ontscholing, is er in Vlaanderen gelukkig nog steed een grotere afstand tussen de ontscholingsdruk en de feitelijke ontscholing dan in tal van andere landen. O-ZON wil die weerstand ondersteunen wil de sterke kanten van onze Vlaamse onderwijstraditie behouden en vernieuwen in continuïteit.
Actiepunt 1: respect voor de meester, voor het meesterschap van de meester
Een professional heeft ruimte nodig. Ons motto luidt: Meester, je mag weer. Je mag weer lesgeven zonder gedirigeerd te worden door:
- experts aan de zijlijn,
-leerlingen die gepamperd moeten worden,
- besturen die zich commercieel en bureaucratisch opstellen
We pleiten in dit verband ook voor het het herstel van het gezag van de leraar en van de maatschappelijke opdracht van de school.
Punt 2: herwaardering basiskennis, basisvaardigheden, vakdisciplines
Die zaken zijn jammer genoeg niet meer zo belangrijk, volgens de DVO-uitgangspunten bij de eindtermen, volgens de reacties op O-ZON vanwege inspecteurs en taaldidactici...
*rekenen is niet meer zo belangrijk, de kassa berekent de prijs
* kennis van gisteren is morgen verouderd, en verdampt vlug
*Een slechte spelling maakt een tekst niet slechter,als de boodschap maar overkomt; grammatica is toch overbodig, leerlingen gebruiken normaal het woord 'soupape' , woorden zoals ventiel zijn dus niet normaal-functioneel, Prof. Taeldeman bestgempelde de eindtermen Nederlands misdadig.
O-ZON verzet zich tegen de cultus van de stupiditeit . Leren lezen en rekenen, de wet van Newton, dat is geen kennis die veroudert, dat is geen kennis die vlug verdampt.
Punt 3: herwaardering instructie, contacturen, inspanning en discipline & bewaken van de effectieve leertijd
Er wordt te veel lesgegeven; de leerlingen onthouden maar 10%, aldus inspecteurs op basis van de vermeende leerpiramide. In de nieuwe lerarenopleiding zal geen les meer gegeven worden, aldus twee departementshoofden.
Wij stellen: leerprocessen die sterk geleid worden, die renderen het meest. Dit was ook de conclusie op het leerpsychologisch congres van de AERA. Landen die hoog scoren op PISA en TIMSS Vlaanderen, Finland, Japan b.v.- besteden veel aandacht aan directe instructie en aan het leren oplossen van problemen vanuit uitgewerkte voorbeelden.
Ook prof. Bieke De Fraine stelde in haar onderzoek vast dat leerlingen beter presteren in prestatiegerichte scholen, en zich ook beter voelen. Volgens haar is het klimaat jammer genoeg prestatievijandig. De knuffelpedagogie van haar collega Laevers is ook nefast voor het doorzettingsvermogen en voor de ondernemingszin.
Ook het bewalen van de effectieve leertijd is in dit verband belangrijk. Momenteel is er te weinig effectieve leertijd voor de basisvakken.
Punt 4: Geen individualisering & personalisering van het leerproces, geen radicaal inclusief onderwijs
Praktisch alle leerkrachten zijn voorstander van het eenvoudige jaarklassensysteem: de indeling van de leerstof per leerjaar, die klassikale instructie mogelijk maakt en het samen leren en optrekken van de leerlingen.
Voor de nieuwlichters is het jaarklassensysteem de meest verderfelijke, de oorzaak van alle kwalen. Zij willen onderwijs op maat van elk kind, personalisering, vrij initiatief, de leerling als een soort zelfstandige ondernemer, radicale individualisatie - een utopische en nefaste onderneming. Dit leidde ook tot de afschaffing van het jaarklassen- principe in het decreet basisonderwijs van 1997, dit leidde tot de keuze voor te radicaal inclusief onderwijs: leerlingen die jaren achterop zijn zullen LAT-onderwijs krijgen learning apart together - exclusie binnen de klas. Meer dan 90% van de onderwijsmensen zijn daar tegen. Dit stelden we ook vast in de O-ZON-petitie tegen radicale inclusie.
Vijfde en zesde hefboom : verhoging van het niveau; meer niveaubewaking
Vragen omtrent het niveau zijn taboe; zelfs minister Vandenbroucke bestempelse ze als een hype, tegelijk pakte hij echter uit met een noodplan voor Brussel. Een aantal universitaire 'onderwijsexperts, kopsteukken van onderwijskoepels ... ontkenden de voorbije maanden nog dat er sprake is van aantasting van de kwaliteit van het onderwijs en van niveaudaling. Geert Deloof leidde uit de CLB-proeven af dat het niveau voor spelling en rekenen gedaald is; hij werd het zwijgen opgelegd. Hij kreeg wel gelijk van de leerplanvoorzitter: het leerplan 1ste graad secundair wordt vereenvoudigd omdat de leerlingen die starten in het s.o. minder goed zijn voor rekenen en vraagstukken.
Er is veel kritiek op het niveau van de taalkennis en taalvaardigheid, de kennis van geschiedenis, enz. , ook op het niveau van de lerarenopleiding en van de universiteit.
Als directies, als leerkrachten moeten we het niveau beter bewaken, we mogen geen nepdiploma's uitreiken.
De inspectie moet haar kernopdracht uitvoeren: de productcontrole. De doorlichters doen geen uitspraken over het niveau; maar ze leggen wel de dubieuze uitgangspunten van de eindtermen omtent het leerproces op, zeggen me wel dat er te weinig hoekenwerk is - of dat de leerkrachten meer dan 40% van de punten aan taalkennis besteden. Volgens het decreet moeten inspecteurs zich inlaten met de resultaten, en niet met de werkvormen. Merkwaardig is ook dat de kopstukken van de inspectie als een reactie op onze O-ZON-campagne de niveaudaling ontkennen; zij beweren tegelijk dat veel leerkrachten lippendienst bewijzen aan de dubieuze 'uitgangpunten van de eindtermen, de competentiegerichte en constructivistische aanpak, de eenzijdige vaardigheidsgerichte aanpak van het taalonderwijs, enz. De inspectie bevorderde de voorbije jaren de niveuadeling.
De belangrijke instrumenten voor de niveaubewaking in de lerarenopleiding werden stelselmatig afgeschaft door de opeenvolgende ministers . Bij de nieuwe visitatie keek men niet naar het niveau van de opleiding, maar veel meer naar modieuze zaken als IKZ, competentiegericht leren, zelfstudie. Ook de belangrijke oefenscholen werden door het duo Coens-Monard in 1985 afgeschaft.
7. De actiepunten 1 tot en met 6, zijn dè hefbomen voor het maximaal benutten van de talenten, het waren ook de hefbomen van de democratisering in de jaren 50,60,70.
Deze hefbomen worden jammer genoeg in vraag gesteld door beleidsadviseurs en -ondersteuners. Het beleid inzake gelijke kansen en zorgverbreding is dan ook vaak contra-productief.
In de jaren vijftig en zestig stroomden veel arbeiderskinderen door naar het aso. Als handarbeiderskind hadden we geen zorgverbreding nodig, enkel degelijk onderwijs. We lieten het niveau zakken, en merken dat veel leerlingen onderpresteren.
Zwakke leerlingen hebben meer instructie en structuur nodig , de universitaire GOK- Steunpunten (CEGO van FerreLaevers, NT2-Leuven, ..) pleiten voor minder instructie.
Anderstalige kleuters hebben nood aan taalstimulering van 's morgens tot s' avonds en dus ook extra NT2-lessen vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs; het Steunpunt CEGO propageert vooral het vrij initiatief. NT2-Leuven van prof. Kris Van den Branden stelt ten onrechte dat de NT2- aanpak dezelfde is de NT1. Het taalprobleem wordt onderschat. De toename van het aantal leerlingen dat het Nederlands onvoldoende beheerst leidt tot lagere leerprestaties en is ook nadelig voor de medeleerlingen.
Nefate egalitaire onderwijsvisie en brede eerste graad/middenschool
Beter benutten van de talenten betekent ook rekening houden met het feit dat niet alle leerlingen dezelfde talenten hebben en met het feit dat de intellectuele aanleg niet evenredig verdeeld is over de verschillende bevolkingslagen.
Pleitbezorgers van gelijke kansen en van een egalitaire onderwijsvisie, Accent op talent, prof. Nicaise & andere egalitaire onderwijsideologen... negeren dit, ze pleiten voor een middenschool/brede eerste graad tot 14 -15 jaar; dit leidt tot nivellering en demotivatie en tot een aso-isering waarvan het tso/bso het meest de dupe zou zijn.
Te radicaal inclusief onderwijs is nadelig voor alle leerlingen en zal tot ontwrichting leiden van het buitengewoon en gewoon onderwijs, vooral ook van het beroepsonderwijs
Bij radicaal inclusief onderwijs houdt men nog minder rekening met die verschillen; zo'n inclusie zal ook het beroepsonderwijs in sterke mate ontwrichten. Dit alles in naam van het politiek correcte denken over gelijke kansen.
Ook het per se willen nivelleren van de kloof tussen de beste en de zwakste leerlingen is eveneens nefast. Het Vlaams onderwijs is beter dan elders, ook de zwakste leerlingen presteren beter, maar beter onderwijs betekent ook dat de beste leerlingen nog meer vooruitgang boeken en dat de kloof groot wordt. Die kloof betekent niet dat de zwakkere leerlingen hier meer gediscrimineerd worden- zoals minister Vandenbroucke en PISA-kopman Schleicher beweren. Een verkeerde diagnose, leidt tot een verkeerde aanpak.
Punt 8: Vernieuwing/optimalisering, maar dan wel in continuïteit
Een groot aantal beleidsambtenaren werd vrijgesteld voor de permanente revolutie van het onderwijs. De beleidsadvisering werd het monopolie van de vrijgestelden. Dit bevordert de experimenteerdrift en de vervreemding van de praktijk.
In 1992 in Nieuwpoort hoorden we de topambtenaren verkondigen dat er niets deugde aan ons onderwijs, dat zijzelf het beleid in eigen handen zouden nemen. Ik heb in Nieuwpoort mijn vrees uitgedrukt voor die revolutionaire bevlogenheid en voor het willen imiteren van het doorhollingsbeleid in Nederland.
Punt 9: De vernieuwingsdruk is ook het gevolg van de sterke toename en invloed van het aantal experts en vrijgestelden en van de ontsporing van de onderwjskunde
Er kwamen veel vrijgestelden bij in de ondersteuning en begeleiding; ze zoeken werk voor de eigen winkel, ze oefenen een vernieuwingsdruk uit. Enkele paar boorbeelden.
*Het aantal universitaire onderwijsexperts nam niet enkel gevoelig toe, en kreeg een te grote greep op de onderwijsadvisering, de VLOR-rapporten, enz. En jammer genoeg propageerden veel van die onderwijsexperts de voorbije decennia modieuze refreintjes, constructivisme, enz.
*De DVO o.l.v. Roger Sgtandaert greep de eindtermen aan om een revolutie op gang te brengen en dit met de zegen van Georges Monard. De DVO mocht ook samen met CEGO-Leuven de nieuwe inspectiecriteria vastleggen.
*Het Centrum voor ErvaringsGericht Onderwijs beweert al dertig jaar dat we enkel trucjes aanleren en de leerlingen onder de knoet houden. Vorig jaar stelde Laevers nog dat ons s.o. voor de bijl moest.
* Binnen de VLOR zijn er te weinig vertegenwoordigers van het onderwijsveld, en ze kunnen niet optornen tegen het gewicht van de VLOR-ambtenaren en de vertegenwoordigers van Gezinsbond, ACW, KOOGO, ROGO, VSK, VVS, VOKA, UNIZO, Minderhedencentrum. In het VLOR-advies van 15 februari over leerzorg kwam dit weer pijnlijk tot uiting.
*Beleidsondersteunend onderzoek : hier praten de experts veelal de overheid naar de mond , anders verliezen ze hun centen.
*Er is ook nog KLASSE die jaarlijks met zijn 20 miljoen boekjes het doorhollingsbeleid mag uitdragen
10. Laatste actiepunt: afremmen grootschaligheid en bureaucratisering
Onze beleidsmensen sturen aan op schaalvergroting en enveloppenfinanciering.
Schaalvergroting betekent: grote regionale koepels, veel bestuurslagen, managers, staffuncties, centrale diensten, overhead. Eindeloos onderhandelen en vergaderen, stroomlijning, planlast en dit ten koste van het lesgeven en de inbreng en betrokkenheid van de leerkrachten.
Een goede organisatie van een school is eenvoudig en transparant.
Ook GO!-Poolster-onderwijsvisie bevordert aantasting van de kwaliteit en niveaudaling : hypewoordenpedagogiek.
Ook GO!-Poolster-onderwijsvisie
bevordert aantasting van de kwaliteit en niveaudaling : hypewoordenpedagogiek.
1 Poolster-visie: het noorden kwijt
Op 4 maart 2021 lazen we in De Tijd: Schoolmuren letterlijk
afbreken, iedereen een gepersonaliseerd leertraject op de laptop en niet langer
één juf of meester, maar een heel team voor de klas. Dat is hoe het
gemeenschapsonderwijs GO! de toekomst ziet.
We stemmen leeromgevingen af op individuele verschillen en ondersteunen elk leerproces op maat. We leren
leerlingen om (geleidelijk aan) zélf de regie over eigen leerproces te nemen.
De Poolster-visie is
voor ons geen verrassing. Een paar jaar
geleden poneerde de pedagogische GO!-hoofdadviseur al dat lesgeven totaal
voorbijgestreefd was. We vonden dit een heel krasse uitspraak, en wisten dan
ook al dat het GO! een groot project aan het uitwerken was. Ook al in b.v. het leerplan wiskunde basisonderwijs van 1998 lazen we dat elk kind voortaan zijn eigen wiskundekennis moest construeren. De voorbije twee jaar liet ook Dirk Van Damme (OESO & ex-voorzitter ARGO) al een paar keer
weten dat hij zich zorgen maakte over de pedagogische richting die het GO! al
was ingeslagen.
In 2015-2016 koos ook al de koepel van het katholiek
onderwijs in zijn ZILL-visie voor een cultuuromslag. ZILL pleitte evenals de
Poolstervisie voor gepersonaliseerd leren, geïndividualiseerd leren gericht op
de allerpersoonlijkste ontwikkeling van elke leerling. In Onderwijskrant nr.
176 en nr. 188 besteedden we kritische bijdragen aan die visie. Wanneer je
het noorden kwijt bent, vind je die makkelijk terug met de
Poolster. Poolster is een vast oriëntatiepunt. Toch vrees ik dat nu ook het
GO! met de Poolstervisie nog meer het noorden kwijt is, net als katholiek
onderwijs met zijn ZILL-visie.
Nieuwlichters pakken graag uit met een ronkend concept, en
plakken een wervend en polariserend
etiket op hun hervorming of methode. Zon wervend etiket wekt de indruk van een
totale & beloftevolle hervorming. De
koepel van het katholiek onderwijs pakte in 2016 uit met Zin in leren! Zin in leven en beloofde de
leerlingen dat ze door dit nieuwe
leerplan eindelijk zin in leren zouden
krijgen. Lieven Boeve schreef: Zin
in leren! Zin in leven! maakt de
lerarenteams opnieuw eigenaar van het leren op school. Geïntegreerd over
vakken en leergebieden heen, kunnen
leraren creatief vorm geven aan hun
onderwijs, rekening houdend met de specifieke leerlingen in de klas en context
van de school. Volgens Boeve zou die visie later ook doorgetrokken worden in
de nieuwe leerplannen voor het secundair
onderwijs. De school moest ook in de eerste plaats een leefschool worden.
2. Gepersonaliseerd
leren op maat van elke leerling &
zelfsturing!??
De Poolstervisie wekt de indruk dat het gaat om evidente
voorstellen; de opstellers
doen alsof hun voorstellen als gepersonaliseerd leren wetenschappelijk
verantwoord zijn: Zelfregulerend leren is een van de meest wetenschappelijk
onderbouwde praktijken. Precies de
basiskeuze voor gepersonaliseerd
onderwijs met de eraan verbonden individualisering op
maat van elke leerling (& UDL -Universal Design for Learning) en zelfsturing, zijn o.i. heel controversieel.
Volgens velen staat dit precies haaks op effectief onderwijs. Zon keuze betekent
ook dat het jaarklassensysteem wordt doorbroken.
In een commentaar van Pedro De Bruyckere bij het
interview met Raymonda Verdyck in
De Tijd over de revolutionaire Poolsterhervorming lazen we: Het is wel gevaarlijk om b.v. gepersonaliseerd leren via digitale
tools als een wondermiddel voor te stellen. Internationaal heb je een heus
kerkhof aan gelijkaardige projecten die mislukt zijn, naast enkele succesvolle
voorbeelden.
Prof. Wim Van den Broeck bestempelde gepersonaliseerd leren op maat van elke
leerling als een stoplap en als een nefaste onderneming. Hij twitterde op 22 juli 2018: Onderwijs op maat
van het kind is zowat de grootst mogelijke stoplap in onderwijsland. *
Het bestaat nergens echt en is dus utopisch,
* het komt in de praktijk vaak neer op onderwijs onder de maat, en * het ondergraaft de essentie van onderwijs,
nl. het idee van vorming. En toch wordt onderwijs op maat meer dan ooit
gepromoot door de grote onderwijskoepels.
Van den Broeck stelde
op 3 december 2019 in de krant De Morgen: De individualisering van het
onderwijs is doorgeslagen en werkt de niveaudaling in de hand. De visie die
sinds de jaren 90 steeds meer dominant werd is het constructivisme, met als
kenmerken: nadruk op zelf-ontdekkend leren, op welbevinden als voorwaarde voor
leren, op zogenaamde 21ste eeuwse vaardigheden, het relativeren van kennis, en
vooral het onder onderwijskundigen nog erg populaire idee dat onderwijs zoveel
mogelijk geïndividualiseerd moet worden. Er is nochtans wetenschappelijk
ondubbelzinnige evidentie dat het precies leerkrachten zijn die deze visie
koesteren en in de praktijk brengen, die ook zwakkere leerresultaten boeken bij
hun leerlingen. Dit is niet zo verwonderlijk: als differentiatie verder gaat
dan ervoor zorgen dat zoveel mogelijk leerlingen de gemeenschappelijke doelen
halen, wordt onderwijs op maat algauw onderwijs onder de maat. Dan is de
neiging immers sterk om ook de doelen te gaan afstemmen op (de zwakte van) de
leerling. Een meer ingrijpende verandering heeft er zich sinds decennia in het
onderwijs niet voorgedaan, en waarschijnlijk met desastreuze gevolgen. Dit si ook de visie die we al lang tijd in Onderwijskrant verkondigen.
Greg Ashman schrijft over UDL: UDL is a complicated way to
teach. It involves giving multiple representations of the same information to
students which they then choose from. Students also choose to work
collaboratively or individually. And they decide how to demonstrate their
learning through written work, a video, a poster or some other means.UDL
vertoont veel gelijkenis met het inspelen op individuele leerstijlen,
controversieel tot en met.
3.1 Kritische profs Larry Cuban & Justin Reich over beloftes digitaal
leren
Het GO! schrijft in
de Poolstervisie euforisch en zelfzeker: Het GO!
begon samen met het Britse bedrijf Century Tech in 2017 met de
ontwikkeling van een eigen digitaal leerplatform, GO! IXZO. Daar zetten
leerkrachten hun leerstof op, bijvoorbeeld met instructiefilmpjes en oefenmodules
op verschillende niveaus.
Prof. Larry Cuban is behoorlijk kritisch over de
opkomst van de industrie vangepersonaliseerd leren. Volgens Cuban is de
bewijslast voor de effectiviteit van personalized learning in termen van
studiesucces dun. Er zijn volgens hem weinig onafhankelijke studies naar
adaptieve programmas beschikbaar. (Research Counts for Little When It Comes to
Adopting Personalized Learning)
Beleidmakers zijn enthousiast, investeren fors in nieuwe
technologie en proberen leraren te overtuigen om the new technological fad
binnen het onderwijs toe te passen. Ben Herold schreef in Education Week,
October 18, 2016: The pushers of computer-based instruction want districts to buy products and then see if the product works. Students and teachers are being used for marketing research, unreimbursed research. Districts are spending money based on hype and tests of the educational efficacy of an extremely narrow range of products as if this is a reasonable way to proceed in this era of extreme cuts in budget. Beslissingen worden genomen op basis van onderzoek van
producenten/leveranciers. Onderwijsmensen kijken vaak naar effectiviteit in de
zin van testscores. Onderzoek naar de effectiviteit van die nieuwe aanpakken
wijzen echter niet op hogere leerresultaten. Dit heeft veel scholen echter niet ervan weerhouden om
fors te investeren in laptops, tablets en programmas.
Justin Reich wijst ook in A Failure to Disrupt: Why
Technology Alone Cant Transform Education (9 oktober 2020) op een aantal dilemmas. We vermelden er
twee. The second dilemma is the EdTech Matthew Effect (Mattheus-effect): As we have seen in tragic ways throughout the
pandemic, learning technologies tend to be most useful for affluent students
with the financial, social, and technical resources to take advantage of new
innovations. New technologies typically widen educational disparities rather
than closing them.
A third issue is that learning requires feedback, but
technology designers are only good at evaluating human performance in domains
where correct answers are highly structured. Computers can identify the correct
answer to a math problem or even a correctly-pronounced word, but they cannot
identify whether an essay shows a student effectively reasoning from
evidence.The Trap of Routine Assess-ment
observes that many education technologies rely on automated assessments, but
computers cant assess many of the most important things that our students
learning.
3.2 Enthousiast
parlementslid Jo Brouns
Leren op maat van elk kind, is het leren van de toekomst,
schrijft Vlaams parlementslid Jo Brouns (CD&V) in Knack van 20 januari
202; Gepersonaliseerd leren moet de
basis van de digisprong in het onderwijs zijn.
Brouns: Gedigitaliseerd, gepersonaliseerd leren is het
aanbieden en gebruik maken van computersoftware die waardevolle data over
leerlingen verzamelt tijdens het maken van oefeningen en aan de hand van die
verzamelde data de juiste vervolgopdrachten aan elke leerling aanbiedt.
Leerkrachten kennen en passen dit proces van differentiëren al langer toe onder
de noemers verbreding en verdieping, wat tevens ook een belangrijk onderdeel
van de onderwijshervormingen vormt. Maar als computeralgoritmes de leerkracht
hierin kunnen ondersteunen, kan er een individueel leertraject voor elk kind
opgezet worden en bieden we de leerkrachten ongelooflijk waardevolle inzichten
in het leerproces van leerlingen. Zo kunnen leerlingen met extra noden ook
extra ondersteund worden, maar tegelijkertijd ook slimmere leerlingen een extra
uitdaging krijgen.
Een programma kan bijvoorbeeld aan de leerkracht laten weten
hoe lang de leerling over elke oefening deed, waar de leerling fouten maakte,
tot zelfs hoe lang de leerling twijfelde bij specifieke opdrachten. Het is
haast onmogelijk voor de leerkracht om al deze data klassikaal in het oog te
houden van elke individuele leerling. Software die dat automatisch doet en
vervolgens deze informatie in een overzicht aan de leerkracht aanbiedt, helpt
niet enkel de leerlingen, maar geeft ook weer tijd en ruimte aan de leerkracht
in de les om zich met andere taken bezig te houden. Na de les heeft hij of zij
dan ook weer een goed overzicht van de vooruitgang die elke leerling gemaakt
heeft.
Iemand merkte hierbij op: Toch is het in elk geval zo dat
gepersonaliseerde instructie zich nog in het kiemstadium van ontwikkeling
bevindt, dus de fans en promotors moeten
er rekening mee houden dat er nog veel verbeteringen nodig zijn om correct
te kunnen functioneren.
4 Kernideeën van Poolster-visie-2030
Onderwijs van de
toekomst : de samenleving evolueert
immers continu
De samenleving evolueert continu. Een school is immers niet
langer alleen dat stenen gebouw, waarbinnen via vaste tijdskaders wordt
lesgegeven. In de visie van het GO! is ze in de eerste plaats een dynamische leer- en leefgemeenschap, met een
open blik op de wereld. Bij het GO!
maken we ons nu al klaar voor het onderwijs van de toekomst. In het strategisch
plan GO! 2030 stellen we daarom onze
poolstervisie centraal. We vormen de favoriete leergemeenschap, voor iedereen
gepersonaliseerd, spiegel en bouwsteen
van de samenleving.
Leerproces op maat van elke leerling
Met onze poolstervisie willen we als GO! een antwoord bieden
op een almaar toenemende maatschappelijke diversiteit en werken we aan onderwijskwaliteit voor elke
lerende. We stemmen leeromgevingen af op individuele verschillen en
ondersteunen elk leerproces op maat. We leren leerlingen en cursisten om
(geleidelijk aan) zélf de regie over eigen én
gezamenlijke leerprocessen te nemen.
Gepersonaliseerd betekent
dat leerlingen voldoende zelfregulerende vaardigheden ontwikkelen, om
hun leerproces en het samen leren
richting te geven. Zo worden ze de influencers van hun leren!
De ondersteuning van zelfregulerend leren blijkt een van de
meest wetenschappelijk onderbouwde praktijken (?) om leerwinst te verhogen. De
lerende neemt in dit proces een heel actieve rol op. Hij of zij is verantwoordelijk
voor het deelnemen aan de lesactiviteiten,
ervaringen en kansen, en bepaalt stap voor stap mee het leerproces.
Zelfregulering verwijst naar een reeks
specifieke vaardigheden die leerlingen
steeds beter toelaten een eigen traject vorm te geven.. Hij of zij is
verantwoordelijk voor het deelnemen aan de lesactiviteiten, ervaringen en
kansen, en bepaalt stap voor stap mee het leerproces.
Flexibele
leertrajecten en leertijden
Vanuit een duidelijke behoefte bij de lerende, evolueren we
naar flexibele leertrajecten. In het basisonderwijs bijvoorbeeld, zien we dat
sommige scholen al experimenteren met
multileeftijdsklassen, waarbij leerlingen in graadklassen samenzitten en
ondersteuning op maat krijgen. Andere
scholen werken met flexibele niveaugroepen voor bepaalde ontwikkelingsdomeinen,
zoals rekenen en taal. Daarbij worden
vergaande vormen van binnenklasdifferentiatie, teamteaching en de principes van
Universal Design for Learning (UDL)
toegepast.
In de Tijd van 3 maart j.l. lezen we i.v.m. deze nieuwe werkwijze :In het Technisch
Atheneum Halle van directeur Maggy Vankeerberghen wordt dit als dé toekomst
gezien. Haar eerste graad werkt in een klasgroep van 80 leerlingen. Ze zitten
samen in één klaslokaal met verschillende zones voor verschillende werkvormen.
Schoolboeken hebben ze niet meer, wel een laptop. Ook de opdeling in lesuren is
grotendeels geschrapt: een week lang wordt rond een thema of project gewerkt,
gekoppeld aan opdrachten die de leerlingen in hun eigen tempo afwerken. Ze
combineren algemene vakken als Frans, Nederlands, geschiedenis en wiskunde.
Teamonderwijs, klas-
en schooloverstijgend
De kernteams werken samen - in dynamische werkvormen zoals
co-teaching, vaak ook over de leerjaren en vakken heen. De teams zijn
leerlinggeoriënteerd. Gecostuurd en sociaal gestuurd leren houden in dat
verband in dat lerenden hun kennis construeren
samen met anderen en met de onderwijsprofessionals. Ze werken trouwens
niet enkel in de klas en op school met elkaar
samen, maar ook schooloverstijgend.
Leren langs digitale
weg
Het GO! zet maximaal in op blended learning: een
combinatie van online en offline leren. Om dergelijke innovatie te
ondersteunen, begon GO! samen met het Britse bedrijf Century Tech in 2017 met
de ontwikkeling van een eigen digitaal leerplatform, GO! IXZO. Daar zetten
leerkrachten hun leerstof op, bijvoorbeeld met instructiefilmpjes en oefenmodules
op verschillende niveaus
Andere infrastructuur
We staan voor een ruimtelijke transformatie. Zo denken
scholengroepen en onderwijsinstellingen
na over aanpassingen aan interieur en indeling, herbestemmingen en innovatieve
gebouwen, ruimtes waar je op
verschillende manieren kan leren.
Onderwijsprofessionals
coachen het leren
Het curriculum blijft de context waarbinnen we
gepersonaliseerd samen leren waarmaken. Leraren vertalen daarbij de eindtermen naar specifieke en meetbare leerdoelen
op het niveau van de lerenden. Pas wanneer lerenden zich bewust zijn van specifieke leerdoelen, kan hun
zelfregulering vorm krijgen. GO! onderwijsprofessionals zijn curriculum-experts
met diepgaande kennis van de doelen en
de vakkennis die daarvoor nodig zijn. Ze zijn ook pedagogisch-didactische
experten met diepgaande kennis over het
leren en de ontwikkeling van de lerende.
Commentaar
Elke school mag eigen
koers bepalen!??
Het GO! opteert duidelijk voor een revolutionair
schoolproject, een ware cultuuromslag. Het verbaast ons wel dat het GO!
tegelijk stelt dat elke school zelf zijn eigen karakter en evolutie moet
bepalen. We lezen: Het GO! schuift trouwens niet één specifiek
schoolmodel naar voren, maar ziet de traditionele en de toekomstgerichte benadering van school als uitersten op een
continuüm, een innovatief spectrum. Daarbinnen kunnen scholen zichzelf positioneren en continu verder evolueren. De
bedoeling is om zelf richting te geven aan hoe je hier als school kan in evolueren.
Het GO! dringt naar
eigen zeggen geen pedagogische aanpak op, maar stelt tegelijk dat de scholen
moeten evolueren in de richting van de Poolstervisie; veel keuze hebben de
scholen blijkbaar niet. Het doet ons denken aan de opstelling van de koepel van
het katholiek onderwijs die ook voortdurend uitpakt met de vrijheid en
autonomie van de scholen en leerkrachten, maar ook nog met het recent
ZILL-project een perspectiefwisseling,
een pedagogische aanpak oplegde.
Ontscholingsdruk neemt nog toe
De voorbije decennia werd
ons onderwijs voortdurend geconfronteerd met tal van rages en hypes die
ver afstonden van de onderwijspraktijk, van de vaste grammatica van schools
onderwijs, en van de visie van de
praktijkmensen. Telkens werd gepleit
voor perspectiefwisselingen/cultuuromslagen. Ze leidden tot een aantasting van
onze sterke Vlaamse onderwijstraditie.
De ontwerpers van allerhande modes en nieuwlichterij werken veelal met simpele en halve waarheden
die als wondermiddel, als makkelijk
toepasbaar en veel belovend voorgesteld worden. Veel van die rages hanteerden een simplistisch en tegelijk
gecompliceerd vakjargon, en trokken zo rookgordijnen op die de afstand tussen spreken en doen, tussen
theorie en klaspraktijk deden toenemen.
Veel onderwijshypes
bleken achteraf geen praktijktheorieën te zijn,
omdat ze niet vertrokken van de complexe realiteit en de basisgrammatica
van schools onderwijs. Denk maar aan
constructivisme, onderwijs op maat van elk kind, inclusief onderwijs, competentiegericht onderwijs, leerlandschap,
leerstijlen, totaliteitsonderwijs ... Die hypes lokten veel lippendienst en
verzet uit vanwege de praktijkmensen, en bleken overigens ook moeilijk
realiseerbaar.
In de context van het debat over de nieuwe
leerplannen/eindtermen laaide in 2014-2016 de neomanie in Vlaanderen weer op.
In de aanloop van de nieuwe eindtermen verschenen in de periode 2014-2016 een
zevental rapporten als De nieuwe school in 2030 van 2014, het
VLOR-advies-2015, het rapport over het populistische eindtermendebat Vanlerensbelang -2016,die alle aanstuurden op
een pers-pectiefwisseling, een cultuuromslag.
In de Poolstervisie en in ZILL treffen we veel van die ideeën aan.
In de publicatie De Nieuwe school in 2030, Hoe maken we leren en werken aantrekkelijk? een
gezamenlijk project van kopstukken van het Departement Onderwijs, VLOR & KBS, werd uitvoerig geschetst hoe een school er in de toekomst als een
learning park moet uitzien. We lazen o.a.: Het leer- en ontwerplab schetst een ander toekomstbeeld.
Echt aansluiten bij de diversiteit van
kinderen en jongeren kan maar als ze ook
zelf de regie kunnen voeren en stuurlui
kunnen zijn van hun eigen leren.In een Learning Park
zullen de kinderen gecoacht worden om hun
eigen leertraject aan te sturen in de richting van de competentieniveaus die ze nodig hebben en
willen halen. Op een gewone dag kunnen leerlingen
gedurende enkele uren in een vaste
leergroep bijvoorbeeld talen en wiskunde leren, maar het grootste deel van de
dag zijn ze bezig met projecten waarin ze hun
competenties actief ontwikkelen. Enzovoort.
Het GO! begon samen
met het Britse bedrijf Century Tech in 2017 met de ontwikkeling van een eigen
digitaal leerplatform, GO! IXZO. Het GO! verwacht hier o.i. al te veel heil
van. In punt 3 plaatsten we een aantal kritische bedenkingen. n het verleden
verwachtte men veel heil van nieuwe technische middelen en van het gebruik van
ICT in het bijzonder. Tot nog toe vielen
die verwachtingen tegen. Sommigen stellen zelfs dat daardoor het onderwijsniveau eerder is gedaald.
We vrezen dat ook van het Century
Tech-project al te veel heil wordt verwacht.
1 Perspectiefwisseling: ontscholing als in oude reformpedagogiek & nieuwe leren
Net als het revolutionair leerplan en de reformpedagogische onderwijsvisie van 1936 pretenderen de architecten van het ZILL-leerplan 2018 dat ze een perspectiefwisseling/revolutie willen realiseren. Ze stellen: De perspectiefwissel met ZILL bestaat in een klemtoon op het ontwikkeling-gerichte karakter van einddoelen, maar ook in een optie voor een ontwikkelingsgerichte didactische aanpak: aandacht voor actief leren, verantwoordelijkheid geven aan jongeren voor eigen leerproces, contextueel leren,..
Leerplanarchitect De Ruysscher belooft verder: Het streefdoel is om leerlingen intrinsiekte motiveren tot leren en leven, hen te laten zoeken naar betekenis en de zin van de dingen, Het leerplan houdt een pleidooi in voor werkelijkheidsnabij en wereldoriënterend onderwijs dat vertrekt vanuit betekenisvolle situaties. Zin in leren! Zin in leven! gaat uit van een sterk geloof in de groei- en ontwikkelkracht van kinderen (De Ruysscher, K. (2016). ZIN IN LEREN! ZIN IN LEVEN! Opstap voor een verander(en)de onderwijspraktijk. In Dialoog,1(1), 36-42.) (Terloops: is de overeenstemming met de ontscholende onderwijsvisie van prof. Luc Stevens in zijn boek Zin in leren toeval?).
Reformpedagoog Ovide Decoly pakte een eeuw geleden uit met de wervende en polariserende slogan pour la vie, par la vie- die afstand suggereerde van het oude levensvreemd onderwijs. Volgens Decroly was het leren op de klassieke school niet afgestemd op wat leerlingen zinvol vonden en kwam wat onmiddellijk nuttig was in het dagelijks leven in die tijd al te weinig aan bod (zie vorige bijdrage).
ZILL pakt nu uit met een analoge slogan en perspectiefwissel: Zin in leren, zin in leven. Dit wervend etiket suggereert dat de leerlingen het leren tot nog toe te weinig zinvol ervoeren en dat de leerlingen ook te weinig zelf naar de zin van het leven mochten zoeken. Nieuwlichters plakken meestal een wervend etiket op hun visie; dit geeft de indruk dat het om een totale en radicale hervorming gaat.
Zon nieuw kernconcept/reclameslogan wil indruk wekken bij de praktijkmensen. De introductie van het nieuw leerplan gaat verder ook gepaard met barnumreclame, peptalk en veelkleurige plaatjes.
De ZILL-slogan slaat op zaken als ontwikkelend, actief, intrinsiek, leerlinggestuurd & werkelijkheids-nabij leren, de leerlingen zelf leren zoeken naar de zin van het leven, geloof in groeikracht/zelfontplooiing van de leerling, totaliteitsonderwijs, leefschool, Dit zijn allemaal beladen termen die behoren tot het jargon van de reformpedagogiek, het naïeve progressivisme, het kindvolgend onderwijs,het child-developmentmodel, ...
De ZILL-architecten verwijzen overigens als model naar het ontwikkelingsplan van het kleuteronderwijs. Een centrale gedachte in het plan luidt: Kinderen tot 7 jaar ontwikkelen zich eerder op een incidentele en speelse, minder gerichte wijze en we moeten ook inspelen op de individuele noden en rijpheid van elk kind. Dus ook geen klassikale les tellen e.d. omdat niet elke kleuter daar op hetzelfde moment rijp voor is. Zo kreeg een van onze Brugse kleuterleidsters kritiek van een inspecteur omdat ze een klassikaal lesje tellen gaf.
De koepelverantwoordelijken voor het nieuwe ZILL-leerplan voor het katholiek onderwijs vervallen in dezelfde eenzijdigheden, bombarie en valse beloftes als de opstellers en propagandisten van het leerplan van 1936 en van reformpedagogen als Decroly, de propagandisten van het nieuwe leren en van het constructivisme, Verderop wordt duidelijk dat de ZILL-architecten afstand nemen van de o.i. sterke kanten van de Vlaamse onderwijstraditie: expliciete instructie, motiveren van leerlingen voor zaken die niet onmiddellijk tot hun leefwereld behoren, belang van vakdisciplines/ gestructureerde en oordeelkundig gekozen leerinhouden & ermee verbonden leer-methodes, jaarklasprincipes In de eerste bijdrage in dit nummer formuleerden wij en anderen al heel wat kritiek op het naïef pedagogisch progressivisme.
2.Overbeklemtoning leefschool & affectiev vorming - ten koste van leerschool
Net als bij de meeste reformpedagogen moet de school volgens ZILL in de eerste plaats een leef-school zijn. Lieven Boeve, directeur-generaal katholiek onderwijs, poneerde op 29 september 2017: Op de eerste plaats in het nieuwe leerplan komt nu de persoonsgebonden ontwikkeling van kinderen zoals bijvoorbeeld de emotionele ontwikkeling en de ontwikkeling van initiatief en verantwoordelijkheid.
Niet minder dan drie van de tien leergebieden worden besteed aan persoonsontwikkeling: socio-emotionele ontwikkeling als welbevinden, ontwikkeling van een intern kompas en ontwikkeling van autonomie. Kris De Ruysscher schrijft in dit verband: De leerkracht zal bij rapporten niet alleen meer zeggen: hoe het staat met wiskunde, wereldoriëntatie. Maar ook: hoe is het gesteld met het regulerend vermogen, inlevend vermogen, veerkracht van die of die leerling? De leerkracht krijgt ook de rol van psycholoog die om de zoveel maanden verslag uitbrengt over de psychische toestand van de leerling/patiënt. Dus straks op het rapport: Uw zoon/dochter vertoont een veerkracht 1, 2, 3, 4 ; situeert zich inzake verantwoordelijkheid, initiatief nemen, zelfbesef, welbevinden op het niveau x; hij/zij is schuchter,
De school blijft o.i. in de eerste plaats een onderwijsinstelling en niet een opvoedingsinstelling of een total institution. Attitudes als doorzettingsvermogen, ondernemingszin, zelfvertrouwen, weerbaar-heid, verdiend welbevinden, ... zaten steeds op de rug van de klassieke leeractiviteiten en eisen die aan de leerlingen werden gesteld. Ze vergden geen aparte leerplannen en weinig expliciete lessen. Het is b.v. vooral via de ervaring van het verworven hebben van kennis en vaardigheden via inspanning dat een leerling zelfvertrouwen, zelfrespect, ver-diend welbevinden & arbeidsvreugde ... verwerft. Veel van die klassieke attitudes krijgen met de ZILL-propaganda voor ontwikkelend leren en zachte didactiek precies minder kansen.
Bij ZILL gaat het dus al te zeer om een soort opvoedings- of leefschool - en veelal ook om zaken waar de school relatief weinig vat op heeft. Volgens de klassieke onderwijsvisie horen bepaalde aspecten van persoonsvorming of life skills wél thuis op school, maar dan als onderdeel van haar pedagogische opdracht. Deze aspecten zijn nadrukkelijk begrensd. En mede daarom worden mogelijke activiteiten daarrond niet los, als vak of leerlijn aangeboden, maar geïntegreerd, gekoppeld aan zaken en taken', aan het gewone leerproces.
De drie persoonsvormende leerplannen zijn veel te ambiteus en te omvangrijk. Die leerplannen veronderstellen dat de school op die domeinen bijna almachtig is en aan die doelen ook veel tijd en energie kan en moet besteden. De ZILL-architecten veronderstellen ook ten onrechte dat het beoordelen van die attitudes een makkelijke & heilzame zaak is. Geregeld objectief verslag uitbrengen van de psychische toestand van een leerling is niet enkel een hachelijke opdracht, maar veelal ook een delicate en risicovolle zaak voor alle betrokkenen. Het zal vaak tot conflicten & andere nefaste gevolgen leiden - net als de openhartigheidscultus in de sensitivity-trainingen van weleer.
Prof.-sociologe Nathalie Bulle stelde terecht: de intellectuele en culturele vorming moet primeren, maar komt in het gedrang door de overmatige aandacht voor de affectieve persoonsvorming en voor allerlei maatschappelijke problemen. Dit is bij ZILL overduidelijk het geval.
3 Zin in welk leren? Intrinsiek leren? Leerlingen zelf zin van leven laten zoeken?Welk soort wereldgerichtheid/leven?
Zinvolle leerstof is volgens de klassieke visie vooral wat leerlingen via de confrontatie met cultuur-produvten - en met hun neerslag in vakdisciplines - nodig hebben om zich als actieve burgers te emanciperen en te kunnen bijdragen in het behoud en verder uitbouwen van de cultuur en maatschappij. De school zet zich in om die ruime betrokkenheid bij de leerlingen te stimuleren en hun blik naar buiten toe te richten - op het meer universele; en zo ook los te komen van de meest persoonlijke impulsen en de beperkte leefwereld. Niet de spontane interesse van de leerling staat centraal; maar wat de school als instituut op termijn van belang -intérêt - vindt voor de leerlingen. Dat is heel iets anders dan het intrinsiek leren vanuit de eigen verlangens en spontane belangstelling, en dan de leerlingen zelf de zin van het leven te laten zoeken.
4 ZILL: haaks op huidige verzet tegen (verdere) ontscholing & pleidooien voor herscholing
De ZILL-architecten wekken de indruk dat er een grote consensus bestaat over de door hen gepropageerde ideeën ook binnen de onderwijskunde en leerpsychologie. Niets is minder waar. In de NRC-krant van 8.01. 2018 lazen we: Momenteel is er op veel Nederlandse scholen sprake van een terugkeer naar vormen van klassikale instructie i.p.v. onderzoekend leren. Wetenschappelijk onderzoek stuurt deze trend, enz. Ook in Engeland en Frankrijk maken we momenteel zon terugkeer mee.
Uit onze O-ZON-campagne-2007 tegen ontscholing e.d. bleek dat volgens de meeste leerkrachten en professoren de ontscholing nu al te ver is doorgedrongen en tot niveaudaling leidde. De voorbije jaren en maanden waren er ook opvallend veel onderzoekers die voor herscholing i.p.v. ontscholing pleitten. Denk b.v. maar aan de professoren-psychologie Wim Van den Broeck en Wouter Duyck, de Nederlandse onderwijskundigen Paul Kirschner & Dirk-Jan Imelman, Dirk Van Damme (OESO) en vele anderen. We noteerden de voorbije maanden in de kranten opvallend veel opiniestukken tegen de ontscholing en niveaudaling, constructivisme, ontdekkend en intrinsiek leren, uitholing van de taalvakken .Ook de beleidsverantwoordelijken in Engeland en Frankrijk proberen momenteel de ontscholing uit het verleden terug te dringen. Ze propageren een visie die haaks staat op de ZILL-onderwijsvisie die destijds al te sterk in hun land was doorgedrongen en er tot niveaudaling leidde.
5 Voorbijgestreefde nieuwe inzichten als constructivisme & reformpedagogische refreintjes
Als verantwoording voor de ZILL- perspectiefwissel lezen we: Nieuwe inzichten vanuit wetenschap-pelijke hoek over didactiek & leren bij kinderen werden nog niet in het (oude) leerplanconcept 1998 geïntegreerd. De nieuwe wetenschappelijke inzic-ten als het constructivisme, ontwikkelend & ontdekkend leren waarnaar ZILL verwijst zijn al een tijdje oud en de meeste treffen we al aan in de reformpedagogiek van 100 jaar geleden, en in het leerplan van1936. Ze klinken even ongeloofwaardig als deze van 1936 die achteraf ook ongeloofwaardig bleken. Het zijn overigens ook die zoge-zegde nieuwe inzichten die al gepropageerd werden in de tekst Uitgangspunten bij de eindtermen van 1996 en die mede verantwoordelijk zijn voor de niveaudaling. Zelf namen we al in 1989 expliciet afstand van het constructivisme, de constructivistische aanpak van het wiskunde- en taalonderwijs Ook op AERA-congressen wordt al meer dan 10 jaar expliciet afstand genomen van de constructivistische leerpsychologie. Uit PISA-2015 bleek eens te meer dat leerkrachten met meer directe/expliciete instructie hogere PISA-resultaten bereikten dan leraren die de leerlingen veel meer zelfstandig berekeningswijzen of fysische wetmati-heden lieten ontdekken. In het recente rapport Taal en rekenen aan het einde van de basisschool schrijft de Nederlandse onderwijsinspectie dat frontale klassikale instructie een belangrijke succesfactor is.
Ook verderop zal blijken dat de ZILL-verantwoordelijken net als de reformpedagogen van 100 jaar geleden pleiten voor verregaande ontscholing op tal van gebieden. Zo nemen ze ook radicaal afstand van de zgn. jaarklasprincipes: indeling in jaarklassen, leerplannen met leerdoelen per leerjaar en ermee verbonden leermethodes, voldoende klassikale instructie Ook de jaarklas - de o.i. belang-rijkste hervorming ooit - moet het dus ontgelden.
Het ideeëngoed en de overmoed van de ZILL-architecten vertonen opvallend veel gelijkenis met deze van de reformpedagogen een eeuw geleden. Lhistoire se répète. Straks wordt nog duidelijker dat ouderwetse reformrefreintjes weer bovengehaald worden. Het gecontesteerde leerplan-1936 beriep zich ook op zogezegd nieuwe wetenschappelijke inzichten als reformpedagogiek à la Decroly, Ge-stalt- en ontwikkelingspsychologie, recapitulatietheorie, totaliteitsonderwijs Het leerplan legde de in die tijd ook de gecontesteerde globale leesmethodiek van Decroly op - totaal tegen de visie in van de praktijkmensen. De hype rond dit leerplan was vrij groot - en kreeg ook de steun van veel inspecteurs en van een aantal onderwijskundigen.
Ouderwets totaliteitsonderwijs
Kris De Ruysscher en de nieuwe pedagogisch directeur Machteld Verhelst schrijven verder dat het nieuwe leerplan afstand doet van de opdeling in de klassieke vakken: Ons nieuwe leerplanconcept verlaat de gangbare indeling op basis van leergebieden. In plaats daarvan gaat het, in de geest van het ontwikkelingsplan voor de kleuterschool, uit van een indeling op basis van persoonsgebonden en cultuurgebonden ontwikkelvelden met onderliggende ontwikkelthemas (Forum, januari 2015). Leerplannen zullen niet langer verwijzen naar vak-domeinen en hun klassieke rubrieken, maar naar brede ontwikkelvelden
Net zoals reformpedagoog Ovide Decroly en het leerplan van 1936 opteert ZILL voor een soort totaliteitsonderwijs. Volgens Kris De Ruysscher gaat het om een totaal geïntegreerd curriculum, een soort totaliteitsonderwijs: Als het b.v. gaat om een les over de tafels van vermenigvuldiging, dan moet men daar ook alle andere leergebieden en leerdoelen op betrekken. Het doel moet zijn om de verschillende ontwikkelvelden (vroeger leergebieden) samen in één les aan te pakken. In een les WO bijvoorbeeld, kan je ook het wiskundig denken oefenen en werken aan de onderzoekscompetentie van de leerlingen. Enz.
De Ruysscher illustreert de totaliteitsgedachte met een les over kippen: Een leerkracht die werkt volgens ZILL, zal niet starten met een uiteenzetting over kippen. Hij zal eerst focussen op het formuleren van onderzoeksvragen en de vraag stellen: Wat weten we al over kippen? Wat weten we er nog niet over? En wat zou jij daarover willen weten? En dus ook: Wat weten we al over breuken en wat niet (Leerrijk, september 2017). De Ruysscher: Zo leren de kinderen bijvoorbeeld dat Zijn er veel kippen in België geen goede leervraag is omdat het een gesloten leervraag is. En dat Hoeveel kippen zijn er in België? wel een goede leervraag is aangezien het een open vraag is. Een inzicht dat ze ook op andere onderwerpen en lessen kunnen toepassen. Volgens de ZILL-filosofie moet de les over kippen, breuken ... ook nog gekoppeld worden aan de vele persoonsgebonden doelen als veerkracht, zelfbesef e.d.
7 Open raamleerplan en dagelijks schoolwerkplannen met het team
ZILL pleit ook voor veel vrijheid inzake keuze van de leerinhouden en voor open leerplannen: Wij geloven sterk in het idee dat het leerplan de puzzelstukken levert waarmee scholen en leer-krachten schooleigen puzzels kunnen leggen. De leerkrachten moeten telkens de leerinhouden bepa- len die inspelen op de specifieke ontwikkeling van elke leerling. Gesneden brood kan en zal het nieuwe leerplan echt niet geven. Daarvoor is de schoolpopulatie ook te divers geworden. Er zijn dus voor b.v. wiskunde geen leerdoelen meer per leerjaar. Waar de tafels van x in het oude leerplan in het tweede leerjaar thuishoorden, stelt men nu dat men best de tafels kan presenteren aan de knapste leerlingen van het eerste leerjaar, aan de middenmoters in het tweede leerjaar en aan de zwakste in het derde leerjaar. Maar als er geen leerdoelen meer zijn per leerjaar dan kan men ook moeilijk leerboeken/methodes opstellen.
De keuze voor open raamleerplannen gaat dan noodzakelijk gepaard met het promoten van het werken met een uitgebreid schoolwerkplan per school, van elke dag schoolwerkplannen voor het schoolteam. De titel van de bijdrage Elke dag schoolwerkplannen liegt er niet om. In school+ visie van december 2015 poneren de leerplanverantwoordelijken Ria De Sadeleer en Ludo Guelinx dat elke school een specifiek en uitgebreid schoolwerkplan moet opstellen: We willen schoolwerk-planning herwaarderen als instrument voor de schoolontwikkeling en onderwijsvernieuwing. Het decreet op het basisonderwijs (1997) stelde overigens al dat elk schoolbestuur voor elk van zijn scholen een schoolwerkplan moet opmaken. Dat betekent meteen dat geen twee scholen hetzelfde schoolwerkplan kunnen voorleggen.
Het opmaken van een eigen en specifiek schoolwerkplan was ook het speerpunt van het VLO- Vernieuwd lager onderwijs, maar er kwam weinig of niets van terecht. Het werken met open raamleer-plannen en het doorbreken van de koppeling aan de vakdisciplines en methodes, hebben als gevolg dat de school en de leerkrachten dan veel meer zelf de leerinhouden en lesuitwerking moeten zoeken en ook onderling veel moeten afspreken. De scholen en leerkrachten moeten volgens de koepel met de aangeboden puzzelstukken schooleigen puzzels leggen. Indien ZILL zo ingevoerd wordt, dan zou dit ook tot veel extra werkbelasting leiden.
De al vele decennia en in praktisch alle landen toegepaste onderwijsgrammatica kenmerkt zich vooreerst door een totale curriculum-samenhang binnen een context van jaarklassen. Die samen-hang komt tot uiting in (1)de gemeenschappelijke curriculumkaders in de leerplannen met leerstofpunten veelal per jaarklas én die aansluiten bij de vakdisciplines, (2) de hierbij aansluitende boeken/methodes (3) een klaspraktijk die de curricu-lumsamenhang & de gezamenlijke normen doortrekt tot op het niveau van de klas. Daarnaast kenmerkt die grammatica zich ook door voldoende expliciete en klassikale instructie. ZILL neemt dus afstand van de klassieke schoolgrammatica.
Ontwikkelingsgericht ZILL-leren betekent tegelijk ook gepersonaliseerd leren - gericht op de aller-persoonlijkste ontwikkeling van elke leerling. In BASIS (COV-blad, eind oktober 2017) lezen we volgende illustratie van gepersonaliseerd leren: Je kan uiteraard geen cijferen geven als leerlingen niet tot tien kunnen tellen. Maar dat hoeft niet per se op 9 jaar, dat kan ook op 10 jaar of 8 jaar. We kijken nu meer: wat heeft dat kind nodig? De leerkracht moet dus telkens voor elke les leerstof zoeken die past bij de ontwikkeling van elk kind: de leerkracht 2de leerjaar zou ook al een aantal leerlingen moeten leren cijferen; de leerkracht 3de mag geen klassikale les cijferen meer geven: geen cijferen meer voor zwakkere leerlingen; en voor hen die al leerden cijferen in het tweede leerjaar kan hij niet meer starten met cijferend optellen. De leerkracht van het 4de moet de zwakkere leerlingen nog apart de start van het cijferen aanleren. Er is ook veel overleg tussen de leerkrachten nodig.
Ria De Sadeleer e.a. schrijven expliciet dat de jaarklasprincipes in strijd zijn met de nieuwe richting in het leerplanconcept: Zin in leren! gaat uit van een ontwikkelingsgerichte benadering van leren. Dat houdt in dat we zo nauw mogelijk willen aansluiten bij de individuele ontwikkelingsbehoeften van elke leerling. De verwachting van het jaar-klassenprincipe dat kinderen op dezelfde leeftijd en in dezelfde tijdspanne dezelfde leerstof verwerven, toont de enge visie op onderwijs en doet onrecht aan de verschillen tussen de leerlingen (Bijdrage in school+visie -april-mei 2016).
Een leerkracht moet dus ook elke dag zelf gepersonaliseerde lessen opstellen en geven, werk bladen maken, enz., en voortdurend ove-leggen en afspraken maken met de andere leerkrachten. Commentaar van COV (Isabelle Rots): VerZill!verd basisonderwijs vraagt tijd om te leren van en met elkaar. Dus: minder kindgebonden lesuren in de opdracht van de leerkracht, meer kindgericht overleg en samenwerking. Daar dringt het COV op aan.
De Sadeleer poneert verder expliciet: Ook het jaar-klassenprincipe moet doorbroken worden: heterogene leergroepen, graadklassen, niveaugroepen ... zijn aangewezen. Onderzoek wijst uit dat, wat leerprestaties betreft, graadklassen niet meer of minder effectief zijn. (NvdR: recent onderzoek wees precies op het tegenovergestelde.)
Met het argument van de toegenomen diversiteit stelt ZILL dat enkel nog sterk persoonsgebonden onderwijs mogelijk en verantwoord is. In tal van studies wordt echter aangetoond dat dit niet wenselijk en ook niet haalbaar is. Wijzelf en vele anderen beschouwen de invoering rond 1850 van de jaarklasprincipes in het onderwijs voor de gewone volkskinderen als de belangrijkste hervorming ooit (zie vele bijdragen op www.onderwijskrant. be). Ook op vandaag is de organisatie van het onderwijs praktisch alle landen nog gebaseerd op de jaarklasprincipes en de ermee verbonden jaarleerplannen, groepsinstructie, leermethodes e.d. Al meer dan een eeuw bestempelen nieuwlichters de jaarklas als de kop van jut, als de oorzaak van alle mogelijke kwalen, maar ze heeft de orkaan van kritiek met succes doorstaan.
9 Geen klassieke leermethodes meer = veel extra werklast en niveaudaling
In samenhang met voorgaande bekritiseren de ZILL-architecten eveneens het gebruik van klassieke methodes voor taal, rekenen, spelling die leerkrachten lager onderwijs momenteel frequent hanteren net zoals ook de architecten van het leerplan-1936 en Decroly dit destijds deden. Aangezien er ook geen leerdoelen per leerjaar meer zijn, kunnen -de uitgeverijen in principe ook geen leerboeken/methodes per leerjaar meer ontwerpen.
We lezen nu: We moeten ook evolueren van (leer)methodes naar databanken met inspiratiebronnen. Wat wij van de uitgeverijen verwachten is anders dan in het verleden. Wij verwachten van de uitgevers dat zij enkel inspiratiemateriaal aanmaken dat gekoppeld wordt aan de persoonsgebonden en aan de cultuurgebonden ontwikkelvelden. Wij verwachten dus dat de uitgeverijen een toegankelijke tool ontwikkelen die kan aangesloten worden op de centrale rooter die ontwikkeld wordt door de koepel en die gratis ter beschikking wordt gesteld aan al onze scholen. Niemand weet precies wat dan van de uitgeverijen verwacht wordt. Dit lijkt ook niet eens realiseerbaar.
In de sterk presterende Aziatische landen en in Finland maken de leerkrachten veel gebruik van methodes. Het ontwikkelen van degelijke methodes is ook een speerpunt in het Engels onderwijsbeleid van minister Nick Gibb. Ook wij zijn ervan overtuigd dat minister Crevits en andere beleidsverantwoordelijken hier meer geld en energie zouden moeten in investeren, maar de ZILL-verantwoordelijken willen een totaal andere richting uit.
Kritiek op degelijk leerplan wiskunde, niet op uitholling taalonderwijs, warrige W.O.
De voorbije jaren en maanden beluisterden we veel kritiek op de uitholling van de taalvakken als gevolg van de eenzijdige eindtermen en leerplannen. In dit nummer nemen we nog een bijdrage over die uitholling op. Jammer genoeg hebben de ZILL-verantwoordelijken hier geen oren naar. De huidige pedagogische directeur Machteld Verhelst was lange tijd medewerker van het Leuvens taalcentrum van Kris Van den Branden. Haar voorganger Jan Saveyn poneerde in 2007 nog dat dit taalcentrum mede verantwoordelijk was voor de uitholling.
Dezelfde Jan Saveyn prees destijds het volgens hem evenwichtige en goed doordachte leerplan wis-kunde waarvan we 1 van de 3 opstellers waren. Ook volgens de leerkrachten, inspecteurs en methode-ontwerpers, Nederlandse vakdidactici was dit een modelleerplan met duidelijk afgebaken-de leerdoelen per leerjaar. We betreuren dat de ZILL-verantwoordelijken in een bijdrage over wis-kunde-onderwijs pleiten voor eenzijdig ontdekkend en contextueel rekenen à la Freudenthal Instituut. (zie bijdrage hierover in Onderwijskrant nr. 176).
We wilden destijds ook als leerplanontwerper voorkomen dat het extreem van de formalistische & hemelse moderne wiskunde vervangen werd door het andere extreem van de contextuele, aardse & constructivistische wiskunde van het Freudenthal Instituut die in Nederland destijds werd ingevoerd. Zon alledaagse wiskunde toont weinig respect voor de (klassieke) basiskennis en -vaardigheden en verwacht al te veel van de leerling die zijn wiskundekennis zelf construeert/herontdekt. In Nederland en elders heeft men vastgesteld dat zon aanpak niet enkel nefast is, maar ook moeilijk realiseerbaar is. We namen destijds dus expliciet afstand van de visie die de koepel momenteel propageert & Jan Saveyn vond dit een grote verdienste.
Inzake wereldoriëntatie namen we ook tijdig afstand van het zgn. totaliteitsonderwijs à la Decroly & Freinet, van het eenzijdig werken met een thematische aanpak. Jammer genoeg besteden ook de leerplannen van 1998 en het recente ZILL al te weinig aandacht aan het belang van voldoende cursorische aanpak voor de zaakvakken natuurkennis, geschiedenis en aardrijkskunde in de hogere leerjaren. Uit de evaluatie van de eindtermen en uit TIMSS bleek nochtans dat we b.v. inzake natuurkennis er sterk op achteruit gingen. In de vorige Onderwijskrant besteedden we al een bijdrage aan de o.i. te eenzijdige aanpak voor wereldoriëntatie. In ons boek Wereldoriëntatie op nieuwe wegen (Plantyn, 2000) beschreven we uitvoerig het samenspel tussen enerzijds rijke themas en anderzijds de cursorische aanpak.
11 ZILL beroept zich enkel op edu-kwakzalvers Valcke en Van den Branden
Waar het leerplan van 1936 de koerswijziging legitimeerde met een beroep op het gezag van Decroly en andere reformpedagogen, deden de ZILL-verantwoordelijken voor de inspiratie over het nieuw leerplanconcept naar eigen zeggen een beroep op de Gentse onderwijskundige Martin Valcke en de Leuvense neerlandicus Kris Van den Branden, o.i. twee edukwakzalvers.
Volgens het verslag van de studiedag pleitte Valcke uitdrukkelijk voor het radicaal loskomen van de klassieke leerplannen en handleidingen (methodes) Hij pleitte eens te meer ook voor het afstappen van het jaarklassensysteem. Valcke is iemand die graag uitpakt met fantasierijke voorstellen. Hij is een pleitbezorger van een radicaal competentiegerichte en contextuele aanpak en manifesteert zich als een vurige tegenstander van klassiek onderwijs. De ZILL leerplanverantwoordelijken namen ook die ideeën in hun voorstellen over. Het zijn o.i. allemaal zaken die haaks staan op de visie van ervaren praktijkmensen, en die veelal niet realiseerbaar zijn en tot een sterke niveaudaling zouden leiden.
Ook volgens inspirator Kris Van den Branden is het huidige onderwijs hopeloos verouderd en is het werken vanuit vakken voorbijgestreefd. Ook hij is een fervent voorstander van de constructivistische aanpak. Valcke en Van den Branden hoor je ook nooit pleiten voor voldoende directe instructie en de ZILL-leerplanverantwoordelijken evenmin; integendeel! ZILL liet zich dus enkel inspireren door twee zgn. edukwakzalvers.