Kris Van den Branden
en Taalunie willen nog eens de nieuwe eindtermen/leerplannen Nederlands uithollen
Raf Feys
Nefast taalonderwijsadvies van Taalunie en Kris Van
den Branden & negatie van Taalunie- Taalpeilonderzoek van 2007
Het klassiek dictee
is zo passé, lezen we in De Standaard van 26
januari , een bijdrage over het recent
verschenen taalonderwijsadvies van de Nederlandse Taalunie. Deze titel
verbaasde ons niet. In de maand december vernamen we al dat de nieuwe Taalunie-directeur,
Hans Bennis, spelling niet interessant vond ( De Morgen van 18 december, Knack
website van 9.12) . " Ik vind spelling oninteressant.
Als taalkundige zou ik zelfs durven stellen
dat het niet slecht zou zijn om spellingregels gewoon af te schaffen." We
moeten volgens hem in elk geval veel toleranter omgaan met de
spellingregels vooral ook voor de spelling van de werkwoordsvormen. Waar gaat het taalonderwijs volgens Bennis dan
wel over: "Het Nederlands is voor mensen het eerste uitdrukkingsmiddel. De
Nederlandse taal gaat om zaken als plezier, taalvaardigheid en creativiteit.. Daarmee kenden we al in december de
toonzetting van het onlangs uitgebrachte taaalonderwijs-advies van de Taalunie.
De Leuvense neerlandicus Kris Van den Branden, een van de
mede-opstellers van het advies, pakt in
DS van 26 januari uit met enkele standpunten uit het advies. Van den Branden
mag al een paar jaar overal uitbazuinen dat
ons Vlaams onderwijs en ons taalonderwijs hopeloos verouderd zijn- ook de
VLOR-startdag van 2015. Dat is ook de teneur van het taaladvies -. In de DS-tekst luidt het: Het traditioneel onderwijs moet volgens de Taalunie een radicale
omslag maken.
De muren die nu bestaan
tussen de lessen lezen, grammatica,
spelling en literatuur moeten weg en de
leerlingen moeten voortaan zelf aan de slag. Zelfstandig zaken opzoeken,
samen met andere leerlingen werken aan zgn. totale taken
Het gaat hier om de
zgn. whole-language-aanpak en om zgn. normaal-functioneel taalonderwijs. Van den
Branden en zijn Leuvens CTO hanteren meestal de term taakgerichte aanpak. De muren
weghalen betekent concreet: geen systematische lessen meer begrijpend lezen, woordenschat, spelling, grammatica & literatuur; en dit
vanaf het eerste leerjaar lager onderwijs. Zo schreef Van den Branden in 2004 dat systematisch onderwijs van woordenschat,
spelling, regels voor woordvorming, grammatica
niet effectief is
(Taalverwerven op school, Acco, 2004, p. 17). Ook grammatica mocht maar sporadisch
aan bod komen, enkel in de context van de
bespreking b.v. van de correctie van de globale taaltaken. Systematisch taalonderwijs is overbodig en
veel woorden zijn niet normaal-functioneel: De leerlingen moetgen het woord
ventiel niet kennen want bij de fietsenmaker gebruiken ze toch over soupape.
Soupape=normaal-functioneel.
De visie in het recente taaladvies is de visie die de Leuvense neerlandici en de
Taamunie al vanaf 1990 verkondigen. Ook
toen al stelden ze dat het taalonderwijs radicaal anders moest. De Leuvense
neerlandici opteren al 25 jaar voor een toepassing van de taakgerichte whole-language-aanpak, waarbij
de leerlingen vrij zelfstandig mogen werken vanuit zgn. authentieke taken en
waarbij geen systematische lessen begrijpend lezen, grammatica, spelling
meer
gegeven worden. In de bijdrage in DS luidt het : de leerlingen zelf aan de
slag. Dit recente taaladvies is dus niet nieuw, maar sluit aan bij de visie die
de Leuvense neerlandici en de Taalunie
als sinds 1990 verkondigen. Het feit dat de Leuvense neerlandicus Koen Jaspaert
in de jaren negentig jarenlang directeur was van de Taalunie, verklaart mede de
grote overeenstemming tussen de visie van de Taalunie en deze van de Leuvense
neerlandici.
Vanaf de jaren negentig vertellen Van den Branden, Jaspaert
en Co al dat ons taalonderwijs hopeloos verouderd is. Het was overigens ook hun
visie die in de jaren negentig leidde tot de uitholling van de eindtermen en leerplannen Nederlands. Van
den Branden en Jaspaert zij niet alleen mede verantwoordelijk zijn voor de uitholling
van ons taalonderwijs, maar hebben er als Steunpunt NT2 (1880-2010)
tevens voor gezorgd dat er GEEN NT2-onderwijs werd ingevoerd in het
kleuter- en lager onderwijs.
Het VLOR-secretariaat nodigde Kris Van den Branden uit om zijn visie uit te schrijven in het
VLOR-rapport Taalvaardigheidsonderwijs. Wat ze zelf doen, doen ze beter!
van 2005 . Met dit rapport wilden de VLOR-vrijgestelden de stand
van zaken binnen de taaldidactiek opmaken en het taalonderwijs bijsturen. De
kerngedachte uit het VLOR-rapport luidt: De effectieve manier om de
schooltaalvaardigheid van de leerlingen te bevorderen is de taakgerichte
aanpak. Die neemt de spontane taalverwerving in een natuurlijke
(niet-schoolse) omgeving als model. Terwijl je de taken van het dagelijkse
leven uitvoert, leer je taal al doende, met het nodige vallen en opstaan,
missen en treffen. En niet dankzij uiteenzettingen over hoe het systeem van de
taal in kwestie in elkaar zit. Bij de meeste leerders, kinderen zowel als
volwassenen, verloopt dat niet-gestuurde proces van zelfontdekking heel
succesvol. Parallel met de situatie in het natuurlijke leven wordt bij de
taakgerichte aanpak in klas uitgegaan van het principe dat je taal leert via
zelfontdekking, door taal te gebruiken in functie van een bepaald (niet-talig)
doel dat moet worden bereikt: een voorwerp moet worden gemaakt, een handeling
uitgevoerd, een probleem opgelost..... Ze leren taal door taken uit te voeren,
en niet door onderwezen te worden over taal.
In dit rapport lezen beweren Van den Branden en co eens te
meer dat systematisch onderwijs in woordenschat, NT2, spelling, grammatica uit
den boze is: Expliciete aandacht voor de betekenis van een woord of voor een
grammatica- of spellingregel heeft binnen taakgericht taalvaardigheidsonderwijs
enkel een plaats binnen de 'taakcontext' en (bij voorkeur) als de leerlingen
vastlopen op het taalelement in kwestie terwijl dat binnen de taak een
essentiële rol heeft, bijvoorbeeld de woorden oorzaak en gevolg als de
leerlingen een tekst te lezen krijgen over bedreigde diersoorten, of de vorming
van de superlatief als ze een informatiefolder moeten schrijven over
'buitengewone' gebouwen in een (fictieve) stad. Kris van den Branden en
zijn Leuvens Taalsteunpunt hebben destijds zelf een alternatieve
taalmethode opgesteld, hun Toren van Ba(b)bel werd een flop.
De schade die hun ideeën berokkenden werd enkel beperkt door
het feit dat in de praktijk een mate van lippendienst bewezen werd aan die
whole-language-aanpak. Zo drongen we er b.v. zelf bij de uitgeverijen op aan om
tegen de geest van de eindtermen/leerplannen in toch aparte leerpakketten voor
systematisch spellingonderwijs op te stellen
In de meeste scholen worden die ook gebruikt met grote tevredenheid
vanwege de leerkrachten en de ouders. Zo
bestreden we ook met succes hun pleidooi voor een globale leesmethodiek (=whole
language) voor het aanvankelijk lezen. De gepropageerde constructivistische aanpak
was overigens in de praktijk ook niet realiseerbaar mede wegens de beperkte leertijd e.d.
De vroegere pedagogisch coördinator van de Guimardstraat,
Jan Saveyn, gaf in 2007 (in: Tijdschrijft
Nova et Vetera) grif toe dat veel praktijkmensen terecht met veel vragen
zitten omtrent het vak Nederlands. De misnoegdheid was volgens hem onder
meer het gevolg van de nefaste invloed van de eenzijdige taalvisie van het
Leuvens Taalsteunpunt van Van den Branden e.a. Saveyn stelde: Het
Leuvens Taalsteunpunt opteerde voor
radicaal vaardigheidsonderwijs. Woordenschatrijtjes, zinsontleding, aanleren
van grammaticale en spellingregels
waren uit den boze. De leerling moest
volgens de analytische taalverwervingsmethode al doende leren vanuit globale
taaltaken (brief schrijven, telefoongesprek. ..) en zelfontdekkend hun eigen
taal analyseren. Vanuit de constructivistische leertheorie moesten de
leerlingen enkel geconfronteerd worden met realistische en uitdagende
taaltaken. De leraar was vooral coach van het leerproces.
Saveyn concludeerde terecht : Veel praktijkmensen
nemen aanstoot aan de exclusieve keuze voor inhouden vanuit een louter
functioneel oogpunt, evenals aan de stelling dat men onderwijsleerprocessen
altijd aan realistische, authentieke contexten moet zien te koppelen, aan het
ontbreken van banden met de traditie van het systematisch moedertaalonderwijs,
aan het geen aandacht schenken aan de verwachtingen van het secundair onderwijs
ten aanzien van de basisschool
Ook prof. Wim Van den Broeck
betreurde het overbeklemtonen van het
normaal-functioneel taalgebruik, van de
uiteindelijke functionaliteit in het normale leven (b.v. een tekst begrijpend
kunnen lezen in een zinvolle context) en
niet van de lange weg erheen. Die taalaanpak sloot volgens hem goed aan bij de huidige tendens van het
ervaringsgerichte, zelfontdekkend leren (constructivisme)" dat ook in de
uitgangspunten bij de eindtermen e.d. centraal staat. " (Taal verwerven op
school, Acco 2004, p. 131-153)
In de periode
1990-2010 ontvingen Van den Branden, Jaspaert
een 500 miljoen BFr als Steunpunt NT2 , voor de ondersteuning van
NT2-onderwijs in het kleuter en lager onderwijs. Al na een paar jaar stelden ze
dat systematisch en intensief NT2-onderwijs vanaf de eerste dag van het
kleuteronderwijs totaal overbodig was. Het waren onlangs ook nog mensen als Van
den Branden die protesteerden tegen het feit dat minister Crevits uit
TIMSS-2015 en PISA-2015 afleidde dat er nood was aan echt NT2 en dat dit nog
iets anders betekende dan de gewone taallessen volgen. Zij misbruikten de
Steunpunt-NT2-centen om hun taakgerichte aanpak van het taalonderwijs te
propageren.
Onderwijskrant
besteedde de voorbije 25 jaar honderden paginas aan de analyse van de
uitholling van de taalvakken (zie www.onderwijskrant.be). Vanaf 1993 besteedden we er veel bijdragen en
een paar themanummers aan . De kritiek op de uitholling en de identiteit van het klassiek en systematisch taalonderwijs stond
ook centraal binnen onze O-ZON-campagne van begin 2007. Het leverde heel veel
instemmende reacties van leraren en docenten op. Er verschenen ook tal van
bijdragen over in de kranten.
In een interview bestempelde prof. em. Johan Taeldeman de taalfilosofie van de
eindtermen/leerplannen als 'misdadig'
(in: Over Taal, december 2005) Volgens
hem luidt de kernboodschap in de eindtermen e.d.: "Als we ons maar vlotjes
kunnen uitdrukken! De vorm doet er niet
toe. Taeldeman stelde dat het volgens
de geest van de eindtermen en volgens de visie van een aantal taalkundigen plus
minus volstaat dat de betekenis van een geschreven of gesproken 'boodschap' ondubbelzinnig
gedecodeerd (begrepen) kan worden.
Vanuit een 'normaal-functioneel' vertrekpunt maakt men zich inderdaad
weinig zorgen over het gebruik van de algemeen-Nederlandse termen, de correcte
uitspraak, de juiste spelling en grammatica
Taeldeman tilde ook zwaar aan eindtermen-formuleringen als
"de leerkrachten moeten ernaar streven dat de leerlingen 'het gepaste'
taalregister gebruiken". Volgens hem "verwart men hier een hoge
tolerantie ten aanzien van taalvariatie met een doe-maar-aan-mentaliteit die
het belang van de vorm van de taal en de invloed van de vorm op de communicatie
minimaliseert. Het steekt allemaal niet zo nauw. Communicatieve competentie, assertiviteit en
zo, allemaal goed maar dat mag de talige inaccuraatheid niet verdoezelen.
In het Taalunie- Taalpeilonderzoek 2007 werden honderden leraren, leerlingen en volwassenen
bevraagd over hun mening over het vak
Nederlands. De resultaten van de peiling bevestigen de stellingen in het
Onderwijskrant-taaldossier. Leerkrachten, leerlingen en burgers vroegen veel
meer aandacht voor spelling en grammatica en in iets mindere mate ook voor het
schrijven van teksten en begrijpend lezen van (moeilijke) teksten. Ook de
leerlingen eisen meer spelling en grammatica en vinden die onderdelen heel
nuttig. Er werd tevens meer aandacht gevraagd voor literatuur die door de
instrumentele competentie-benadering van het taalonderwijs buiten de prijzen
viel. ...
Een taalleerkracht s.o.
formuleerde in een reactie op het Taalpeilonderzoek scherpe kritiek aan
het adres van de eindtermen leerplannen Nederlands, op de officiële
taalvisie. Hij schreef: In mijn vak
hoef ik volgens de officiële taalvisie echt geen basiskennis te geven, als de
leerlingen maar een briefje, een formulier, of een verslagje kunnen schrijven.
Ze moeten 'alleen maar' een instructie goed kunnen lezen of de
garantievoorwaarden kunnen interpreteren. Daarnaast moeten ze alleen maar
begrijpelijk kunnen spreken en luisteren. Doorsneeleerkrachten gaan er echter
vooreerst vanuit dat de klassieke doelstellingen voor lezen en schrijven veel
verder reiken dan een instructie kunnen lezen of een simpel verslagje kunnen
schrijven, dan wat normaal-functioneel is. Daarnaast menen we dat een leerling
de gevraagde taalcompetenties ook niet kan bereiken als hij: - veel te weinig
woordenschat en algemene ontwikkeling heeft - niet weet aan welke eisen een
fatsoenlijke zin moet voldoen - de basisregels van de spellingen grammatica
niet kent - in zijn hele leven nog geen één boek uit heeft gelezen geen
oefening kreeg in het onderscheiden van hoofd- en bijzaken - geen ervaring
heeft in het logisch formuleren, argumentatie - zelden in een 'beschaafd'
milieu verkeert, zodat helemaal niet duidelijk wordt wat sociaal acceptabel is.
Begrijpend lezen, schrijven, spreken, luisteren in een toepassingscontext kun
je pas als je de basiskennis én de basisvaardigheden in de vingers hebt. En
aangezien we verondersteld worden te werken met geïntegreerde doe-taken krijgen
we ook nog kritiek als we woordenschat, zinsontleding, spelling
systematisch
aanbieden.
Onderwijskrant besteedde de voorbije jaren honderden
paginas aan de analyse van de uitholling van de taalvakken (zie
www.onderwijskrant.be). Vanaf 1993 besteedden we er veel bijdragen en een
paar themanummers aan . De kritiek op de uitholling en de identiteit van
het klassiek en systematisch taalonderwijs stond ook centraal binnen onze
O-ZON-campagne van begin 2007. Het leverde heel veel instemmende reacties van
leraren en docenten op. Er verschenen ook tal van bijdragen over in de kranten.
Binnen het bestek van deze bijdrage kunnen we maar enkele kritieken en
problemen vermelden.
In een interview bestempelde prof. em. Johan Taeldeman
de taalfilosofie van de eindtermen/leerplannen als 'misdadig' (in: Over
Taal, december 2005) Volgens hem luidt de kernboodschap in de eindtermen
e.d.: "Als we ons maar vlotjes kunnen uitdrukken! De vorm doet er
niet toe. Taeldeman stelde dat het volgens de geest van de eindtermen
en volgens de visie van een aantal taalkundigen plus minus volstaat dat de
betekenis van een geschreven of gesproken 'boodschap' ondubbelzinnig
gedecodeerd (begrepen) kan worden. Vanuit een 'normaal-functioneel'
vertrekpunt maakt men zich inderdaad weinig zorgen over het gebruik van de
algemeen-Nederlandse termen, de correcte uitspraak, de juiste spelling en
grammatica
Taeldeman tilde ook zwaar aan eindtermen-formuleringen als
"de leerkrachten moeten ernaar streven dat de leerlingen 'het gepaste'
taalregister gebruiken". Volgens hem "verwart men hier een hoge
tolerantie ten aanzien van taalvariatie met een doe-maar-aan-mentaliteit die
het belang van de vorm van de taal en de invloed van de vorm op de communicatie
minimaliseert. Het steekt allemaal niet zo nauw. Communicatieve
competentie, assertiviteit en zo, allemaal goed maar dat mag de talige
inaccuraatheid niet verdoezelen. Zo schreven de neerlandici Kris Van den
Branden (CTO-Leuven) en Frans Daems (UA) die de eindtermen en leerplanen
sterk beïnvloedden, in 2004 nog dat systematisch onderwijs van woordenschat,
spelling, regels voor woordvorming, grammatica
niet effectief is
(Taalverwerven op school, Acco, 2004, p. 17).
5 Taalpeilonderzoek Taalunie onderschrijft kritiek
Onze O-ZON-campagne van januari 2007 inspireerde de
Nederlandse Taalunie om in
het Taalpeilonderzoek 2007 honderden leraren, leerlingen en
volwassenen te bevragen naar hun
mening over het vak Nederlands. De resultaten van de peiling
bevestigen de stellingen in ons taaldossier. Leerkrachten, leerlingen en
burgers vroegen veel meer aandacht voor spelling en grammatica en in iets
mindere mate ook voor het schrijven van teksten en begrijpend lezen van
(moeilijke) teksten. Ook de leerlingen eisen meer spelling en grammatica en
vinden die onderdelen heel nuttig. Er werd tevens meer aandacht gevraagd voor
literatuur die door de instrumentele competentie-benadering van het
taalonderwijs buiten de prijzen viel. ...
Een taalleerkracht s.o. formuleerde in een reactie op
het Taalpeilonderzoek scherpe kritiek aan het adres van de eindtermen
leerplannen Nederlands, op de officiële taalvisie. Hij schreef: In
mijn vak hoef ik volgens de officiële taalvisie echt geen basiskennis te geven,
als de leerlingen maar een briefje, een formulier, of een verslagje kunnen
schrijven. Ze moeten 'alleen maar' een instructie goed kunnen lezen of de
garantievoorwaarden kunnen interpreteren. Daarnaast moeten ze alleen maar
begrijpelijk kunnen spreken en luisteren. Doorsneeleerkrachten gaan er echter
vooreerst vanuit dat de klassieke doelstellingen voor lezen en schrijven veel verder
reiken dan een instructie kunnen lezen of een simpel verslagje kunnen
schrijven, dan wat normaalfunctioneel is. Daarnaast menen we dat een leerling
de gevraagde taalcompetenties ook niet kan bereiken als hij: - veel te weinig
woordenschat en algemene ontwikkeling heeft - niet weet aan welke eisen een
fatsoenlijke zin moet voldoen - de basisregels van de spellingen grammatica
niet kent - in zijn hele leven nog geen één boek uit heeft gelezen geen
oefening kreeg in het onderscheiden van hoofd- en bijzaken - geen ervaring
heeft in het logisch formuleren, argumentatie - zelden in een 'beschaafd'
milieu verkeert, zodat helemaal niet duidelijk wordt wat sociaal acceptabel is.
Begrijpend lezen, schrijven, spreken, luisteren in een toepassingscontext kun
je pas als je de basiskennis én de basisvaardigheden in de vingers hebt. En
aangezien we verondersteld worden te werken met geïntegreerde doe-taken krijgen
we ook nog kritiek als we woordenschat, zinsontleding, spelling
systematisch
aanbieden.
|