1+1=2, of toch niet? Laait (onnodig) debat over wiskundeonderwijs op lagere school
weer op?
1 Strijd tegen extreme opvattingen
1+1=2 zou je denken,
maar merkwaardig genoeg stond de aanpak van het reken- en
wiskundeonderwijs de voorbije 50 jaar
geregeld ter discussie ook voor het lager onderwijs. Tot ongeveer 1970 was er
weinig discussie over het reken- en wiskundeonderwijs in het lager onderwijs.
Er was een brede consensus, zowel bij de praktijkmensen als bij de
vakdidactici. De visie van de praktijkmensen is overigens steeds ongeveer
dezelfde gebleven.
Sinds ongeveer 1970
worden er echter wereldwijd wiskunde-oorlogen uitgevochten zelfs in het lager
onderwijs. Ook in buurland Nederland lokte
de constructivistische en contextuele wiskunde van het Freudenthal Instituut
een wiskunde-oorlog uit die nog steeds blijft duren.
Zelf besteedden we sinds
1970 enorm veel tijd aan de bestrijding
van twee extreme visies die een bedreiging vormden voor de klassieke
rekenkennis en vaardigheden: de Moderne en hemelse wiskunde en de Constructivistische
, contextuele en aardse wiskunde . De hemelse wiskunde zweeft te veel (zie
punt 2) en het andere extreem, de constructivistische, komt niet van de grond
(zie punt 3).
We deden begin de jaren
zeventig ons uiterste best om de verantwoordelijken van de onderwijskoepels
ervan te overtuigen dat we de moderne
wiskunde niet mochten invoeren in het
lager onderwijs. Jammer genoeg tevergeefs. We konden niet optornen tegen de New
Math-hype ook al toonden we aan dat de New Math weer al uit de mode was in
Japan, de VS... en overal veel kritiek uitlokte. Dit was het begin van een
lange kruistocht tegen de Moderne wiskunde (1970-1982).
Als mede-opsteller van
het leerplan wiskunde (katholiek) lager onderwijs van1998
zorgden we ervoor dat beide extreme opvattingen, de hemelse en de aardse
wiskunde, geen ingang vonden in het
leerplan. En zo kwam het Vlaams wiskundeonderwijs in rustig vaarwater
terecht. Maar in december j.l. pleitten nieuwe verantwoordelijken binnen de katholieke onderwijskoepel in Zin in
wiskunde plots voor een evolutie in de
richting van de constructivistische en contextuele wiskunde.(school+visie,
december 2015). Enkele jaren geleden
prezen nog koepelverantwoordelijken het
wiskundeleerplan en het Vlaams wiskundeonderwijs (zie punt 4), en plots stellen nieuwe koepelverantwoordelijken het
volledig in vraag. Een nieuwe wiskundeoorlog kunnen we missen als kiespijn.
2 Kruistocht tegen Moderne Wiskunde (1970-1982)
We namen vanaf 1970
afstand van de formalistische, abstracte, hemelse Moderne Wiskunde. We
stelden voor om dat soort wiskunde niet in te voeren in het lager onderwijs. We hielden nog een vurig pleidooi op het
VLO-startcolloquium van 1973. Jammer genoeg werd de New Ma(d)th toch opgelegd door de onderwijskoepels tegen de
visie van de praktijkmensen in. In Nederland was dit niet het geval. Met de
publicatie van Moderne wiskunde: een vlag op een modderschuit samen
met de Onderwijskrant-campagne, konden
we in 1982 het wiskunde-tij keren. Sindsdien verschenen geen bijdragen meer
over de vele zegeningen van de Moderne Wiskunde. Dat soort wiskunde verdween
ook uit het leerplan van 1998.
Enkele van onze
kritieken op de Moderne wiskunde
*Vroegtijdige abstractie
en formalisatie, te formalistisch, hemelse (zwevende) wiskunde
*Veel verbale dikdoenerij en verbale ballast
*Achteruitgang van de klassieke componenten van rekenvaardigheid
(memoriseren, automatiseren
)
*Ten koste van het toepassingsaspect van de wiskunde (vraagstukken e.d. )
*Onhaalbaar voor veel leerlingen (en leerkrachten!). *In
het hoger onderwijs stelden we vast dat al te weinig van dit soort
wiskundeonderwijs was bijgebleven. *Meetkunde
in keurslijf van formele logica (Driehoek= verzameling van punten op
omtreklijn; Evenwijdige als transitieve,
symmetrische ... relatie, enz. hoe meer pijlen, hoe meer lust). *Veel ouders kunnen kinderen niet
meer begeleiden.

3 Kritiek op
constructivistische en contextuele wiskunde
van Freudenthal Instituut en Co (vanaf 1985)
Vanaf ongeveer 1985 kregen we te maken met de
constructivistische, aardse en
situationele (contextuele) en zogezegd
realistische wiskunde van het Nederlandse Freudenthal Instituut en vanuit de
VS (Standards)
Enkele van onze kritieken op de constructivistische
wiskunde
*Te veel voor-wiskunde,
rekenen met instap-contexten, en te weinig decontextualiseren (loskomen van
specifieke context als Ik moet met de auto 82 km ver, ik heb al 27 km
afgelegd, hoeveel moet ik nog afleggen?) *Te
veel respect voor eigen(zinnige) constructies an elke leerling, bemoeilijkt begeleiding en automatisatie;
geen aandacht voor belang van
standaardrekenprocedures
*Te veel constructie van individuele leerlingen, te weinig wiskunde als
cultuurproduct *
Watertoren-wiskunde van Freudenthal
en Co houdt geen rekening met beperkteleertijd
*Te weinig sturing vanwege de leerkracht; te weinig structurering en stapsgewijze aanbreng *Te
weinig aandacht voor gevarieerde
leerarrangementen: b.v. verwaarlozing van mechanistische aspecten:
automatisering en memorisering *Fixatie
aan aanschouwelijke ondersteuning (modellen) zoals getallenlijn
*Zwakke, maar ook betere leerlingen de dupe; *Kloof
tussen realistische theorie en wat realiseerbaar/werkbaar is in de praktijk
4 Verantwoordelijken
onderwijskoepel spraken zich heel lovend
uit over leerplan (1998). Ook heel veel lof vanuit Nederland.
4.1 Lof in 2007/2010
vanuit Guimardstraat
De overgrote meerderheid van de praktijkmensen is best tevreden met het
leerplan wiskunde voor het (katholiek) lager onderwijs. Sinds het verschijnen
van het leerplan in 1998 vingen we enkel positieve geluiden op ook vanwege
begeleiders Jan Saveyn en Marleen Duerloo van de (katholieke)
onderwijs-koepel.
Jan Saveyn, hoofdbegeleider
van het (katholiek) lager onderwijs, prees in 2007 nog enthousiast ons leerplan wiskunde. Hij prees het feit
dat er in dit leerplan gekozen werd voor een evenwicht in het inhoudelijk aanbod en voor eclectisme inzake
werkvormen en dus niet voor het
eenzijdige wiskunde-onderwijs van het
Freudenthal Instituut. Saveyn schreef verder: In de realiteit van
onderwijs-leerprocessen en volgens het leerplan is er vooral veel complementariteit
van verschillende soorten doelen en
verschillende soorten leren. Het praktijkverhaal is er een van en
en
en niet van of
of. Dat is ook zo voor de aanpak. Die is én sturend én
zelfsturend, met meer of minder leerlingen-initiatief,
altijd afhankelijk van
het doelenpakket dat op een bepaald moment aan de orde is, en van de wijze
waarop de leerlingen leren.
|