Doemdenker en verlosser Mieke
Van Hecke op Knaaal-Z (10 juni) :Afwijzen hervorming s.o. is
moordend! Reactie van Raf Feys.
1 Mieke Van Hecke: doemdenker en verlosser
Op 7 juni werd Mieke Van Hecke, directeur-generaal katholieke
onderwijskoepel (VSKO), geïnterviewd op Kanaal-Z. De hervorming van het
s.o. kwam uitvoerig ter sprake. Vooral de vraag of de hervorming niet ten koste
zou zijn van de kwaliteit van het s.o. en van de sterkere leerlingen, gaf
aanleiding tot een furieuze en bitsige verdediging van de hervorming en een
frontale aanval op de (vele) tegenstanders van de strctuurhervormingen. Op het
einde van het interview bestempelde Van Hecke
zelfs het afschieten van de
hervorming als moordend voor het onderwijs. Zon uitspraak wekt de indruk
dat ons s.o. momenteel de ondergang nabij is en dat de hervorming de verlossing
uit al die ellende moet en zal brengen. Maar tegelijk gaf verlosser Van Hecke paradoxaal genoeg toe dat ons secundair onderwijs voor 90% goed
was. Een grote onderscheiding dus ondanks
de (nefaste) structuur van ons onderwijs, ondanks het feit dat ons onderwijs
gered moet worden van de ondergang.
Volgens Van Hecke
beogen de vele critici van de hervorming enkel maar stilstand en ze zouden nooit alternatieven geformuleerd
hebben.Van Hecke manifesteerde zich
in dit interview als dé onderwijsexperte
bij uitstek en alsvurige pleitbezorger van de evidente hervorming.Ze haalde ongemeen hard uit naar de vele tegenstanders
van de hervorming, maar verzweeg dat ze in het verleden zelf de hervorming
afschoot.Zo poneerde ze b.v. in 2005: Het uitstellen in de eerste graad van de
keuze van leerlingen met uitgesproken technische vaardigheden en ze nog twee
jaar samen nemen in een intellectuele studie, is absoluut geen goede keuze (10
uren voor de democratische school van
OVDS op 19.11.2005). Ze reageerde vele jaren samen met ons tegen de
afbraak van onze gedifferentieerde eerste graad e.d., maar stelt nu zelfs
dathet behoud ervanmoordend is voor ons
onderwijs. Van Hecke toont niet
het minste respect voor de overgrote meerderheid van de praktijkmensen die niet
willen dat de hervormers precies de sterke kanten van de structuur van ons s.o.
zouden afbrekenen die andere knelpunten en prioritaire hervormingen
voorstellen.Als criticus van de hervorming voelen we ons aangesproken om te
reageren op de vele merkwaardige en krasse uitspraken van Van Hecke.
2 Geen brede
consensus, enkel vage en uiteenlopende voorstellen
2.1 Enkel vage
en uiteenlopende voorstellen
Van Hecke wekte
in het Kanaal-Z-interview de indruk dat
er een heel grote consensus over de volgens haar vanzelfsprekende en
verlossende hervorming bestaat en dat zij en de hervormers precies weten hoe
die hervorming er in de praktijk zal
uitzien. Niets is minder waar. Tijdens de verkiezingsdebatten is het opnieuw
sterk opgevallen dat iedereen een vage en uiteenlopende invulling gaf aan b.v.
de idee van een brede eerste graad.
Volgens de N-VA zou er weinig of niets veranderen, volgens de Sp.a zou er veel
veranderen. Volgens een CD&V-er zouden de leerlingen toch nog altijd vanaf
12 jaar kunnen kiezen voor Latijn en andere leerlingen zouden dan naast het
basispakket bijgewerkt worden voor taal en wiskunde. Straks zal blijken dat ook
Van Hecke een heel eigenzinnige
invulling geeft aan de vooropgestelde knelpunten en aan de
hervormingsvoorstellen. Waar de
hervormers aansturen op meer heterogene klassen, opteert Van Hecke nu plots
voor meer homogene. Dit staat ook haaks op wat haar collega van het
Gemeenschapsonderwijs RaymondaVerdyck
steeds propageert. Van Hecke draaide
zelfs de meest bekende slogan van de hervorming - ons onderwijs is sterk voor de sterke leerlingen, maar zwak voor de
zwakkere, gewoon om. Nu stelde ze zelfs dat onze eerste graad wel een
passende differentiatie voor de zwakkere
leerlingen heeft, maar niet voor de betere.
In het interview
verzweeg Van Heckedat ook de
katholieke onderwijskoepel er de voorbije jaren niet in slaagde om de vage hervormingsvoorstellen
concreet en geloofwaardig in te vullen. In het verslag van mei-vergadering van
CODIS (= vertegenwoordigers van directies s.o.) lezen we dat het VVKSO grif
toegeeft dat zijn plan voor de eerste graad nog steeds veel te vaag is; het beperkt
zich overigens tot de invulling van de
optie-uren. Een eerste voorstel voor de invulling van de optie-uren in de
eerste graad lokte veel kritiek uit bij de (Codis-)directies en werd achteraf blijkbaar nog niet
bijgewerkt (zie Onderwijskrant nr. 167).Er staat verder nog niets concreets op
papier in verband met de invulling van de tweede graad. Qua concretisering van
de idee van domeinscholen staan we ook nog geen stap verder dan de vage omschrijving in het Masterplan.Van Hecke weet maar al te best dat men er niet in
slaagt om de mooi klinkende principes concreet te vertalen naar de
klaspraktijk, maar wekt de indruk dat de er al een conrete invulling van b.v.
de brede eerste graad bestaat en dat er hier een grote consensus over
bestaat. We hebben steeds voorspeld dat
de concrete invulling van de mooi klinkende en vaak intern tegenstrijdige
principes een hachelijke en onmogelijke zaak zou worden en dat de problemen
vooral zouden blijken bij de concrete invulling van de mooie principes. Op de Rondetafelconferentie van 2002 werden
die mooie principes al goedgekeurd, maar sindsdien staan we inzake de conrete
invulling ervan nog niet veel verder.
2.2 Zelfs geen
consensus binnen Guimardstraat
Van Hecke verzweeg dat er ook
geen consensus bestaat binnen haar eigen koepelorganisatie. In mei j.l.
publiceerde desecretaris-generaal van het Vlaams Verbond Katholiek Hoger
OnderwijsWilfried Van Rompaey, nog
een vrij kritische bijdrage over de hervormingsplannen s.o.: Onderwijsonderzoek en de
hervorming secundair onderwijs (Hogelijn). Tijdens
Codis-vergaderingen met vertegenwoordigers van de directies blijkt ook steeds
dat heel wat directies zich nog steeds kritisch opstellen.
Van Rompaey neemt in zijn
recente bijdrage eens te meer afstand van de door de hervormers vooropgestelde
knelpunten in de eerste graad s.o. en van de invoering van een
gemeenschappelijke eerste graad (zie aparte bijdrage). In een bijdrage van
september 2009 nam de secretaris-generaal (verbond hoger onderwijs) ook al
afstand van het hervormingsplan van Monard. Van Rompaey schreef o.a.:Het
naïeve geloof in de remediërende kracht van het puur afschaffen van de termen
aso, tso, bso en kso stoort mij al langer. Ziet men dan niet dat
studierichtingen altijd een naam zullen hebben en dat die naam altijd bepaalde
kenmerken van moeilijker of gemakkelijker zal hebben, van eerder
theoretisch georiënteerd, dan wel eerder praktisch (of een of andere
combinatie van de beide oriëntaties). Hiermee is trouwens niets mis (Enkele
reflecties bij het plan Monard, Hogelijn, september 2009).
Van Rompaey verwees in zijn
bijdrage van 2009 ook naar een stellingname van Mieke Van Hecke (eind augustus 2009), waarin deze eveneens stelde
dat ze weinig heil verwachtte van een structuurhervorming s.o. en als
alternatief vurig pleitte voor het prioritair wegwerken van (taal)achterstanden
in het kleuter- en lager onderwijs. Pas in 2011 zagen we dat Mieke Van Hecke
plots een bocht maakte van 180 graden en voortaan zomaar de visie van enkele
kopstukken van het verbond van het secundair onderwijs overnam.In Onderwijskrant nr. 167 (november 2013)
schreven we al een bijdrage over de evolutie van Mieke Van Hecke van
tegenstander (2004-2011) naar fervent voorstander van de structuurhervorming
van het s.o. In de inleiding van deze bijdrage schreven we: Mieke Van
Hecke is in de periode 2004-2011 nooit vragende partij geweest voor
een prioritaire en comprehensieve structuurhervorming van het s.o. Ze bleek
zelfs een tegenstander te zijn.
3 Tegenstanders
lieten zich misleiden of zijn oerconservatief!?
Interviewster
Goossens van Kanaal-Z wees er Van Hecke op dat de hervorming sterk
gepolariseerd is. De (vele) tegenstanders van de voorgestelde structuurhervormingen
zijn volgens Van Hecke ofwel onwetend,
ofwel oerconservatief. Ze beseffen niet dat hun afwijzing moordend is voor het onderwijs. In een interview van 2004 met als titel 'Met onderwijs experimenteer
je niet' - poneerde Van Hecke nochtans zelf: "Ik wil niet te veel
schotten afbreken. Moeten we de studiekeuze uitstellen? Roepen we dan geen
nieuwe frustraties op bij jongeren die al perfect weten wat ze willen studeren?
Creëren we dan geen nieuwe schoolmoeheid?" (Knack 25.08.04). Ze
formuleerde net dezelfde argumenten als deze van de tegenstanders waarover ze
zich nu kleinerend uitspreekt.
Tijdens het interview weet Van Hecke
nog steeds het massaal afwijzen van de hervorming door de meeste praktijkmensen
aan het feit dat deze misleid werden door de vele oneliners in de media. Van Hecke: Ik heb minstens een kwartier nodig om 1 oneliner te weerleggen. Op
6 november op de boekenbeurs drukte ze
het zo uit: Zowel de leerkrachten als
wijzelf waren van plan om de leerkrachten nog te informeren over de knelpunten
en over de hervormingsvoorstellen. We zouden daarna vragen of de leerkrachten
zich daarin konden vinden. Maar men heeft ons in het publieke debat deze
mogelijkheid ontzegd. Op basis van oneliners in de pers zijn de leerkrachten
verontwaardigd met ons in gesprek gegaan. Om te zeggen dat deze hervormingen
niet door beugel konden. Van Hecke gaat ervan uit dat de koepel een
mandaat kreeg/bezat om zelfstandig een standpunt te bepalen. Het kwam er volgens haar enkel op
aan om achteraf de basis te overtuigen van dit standpunt.Van Hecke beseft te
weinig dat de koepel de scholen vertegenwoordigt er er ook door betaald wordt.
Van Hecke wekt de indruk dat
vooral de verdedigers van de huidige eerste graad vaak aanbod kwamen in de
pers. Niets is minder waar. Kritiek op de hervorming werd veelal angstvallig
doodgezwegen in de media, in Klasse, in de tijdschriften van de
onderwijskoepels ... Andersdenkenden werden zelden of nooit nooit uitgenodigd
voor een debat. Zo wordt uiteraard ook
de recente studie van prof. Wim Van den
Broeck - waarin de uitgangspunten
van het Masterplan weerlegd worden,
doodgezwegen door VH en door het VVKSO. Van Hecke zelf ging de voorbije jaren ook nooit in op de vele
kritiek en analyses van de andersdenkenden. Niettegenstaande we zelf deel
uitmaken van het bestuur van een aantal secundaire scholen, weigerden de
VVKSO-kopstukken elk gesprek omtrent de hervorming. Van Hecke slaagde er
naar eigen zeggen gemakkelijk in om in gesprekken de kritische
leraars te overtuigen van hun ongelijk. Niets is minder waar. Zelf stelden we
vast dat er bij leraars een grote nood is aan juiste informatie over zaken als
PISA, de (beperktere) schooluitval, het juiste aantal zittenblijvers in de
eerste graad, de situatie en problemen in landen met een gemeenschappelijke
eerste graad ...
3 Merkwaardige
uitspraken over knelpunten
3.1 Van Hecke:
eensgezindheid over knelpunten!?
VH stelde in het
interview zonder verpinken dat zelfs de tegenstanders de uitgangspunten van de
hervorming, de grote knelpunten, onderschrijven. Ze poneerde tegelijk dat de
tegenstanders geen alternatieven voor de
hervormingsplannen voorstellen. De hervormers bestempelden onze gedifferentieerde eerste graad steeds als
dé grote probleemcyclus en als de oorzaak van alle mogelijke kwalen. Niets is
minder waar. Wij en vele anderen met ons hebben steeds gesteld dat b.v. onze
sterke en gedifferentieerde eerste graad ten onrechte en sinds 1991 als dé
probleemcyclus werd voorgesteld en dit op basis van kwakkels over overzitten
e.d., dat het vroegtijdig aanbieden van technische opties een zegen is voor die
leerlingen en er voor zorgt dat ze minder vlug afhaakten, dat de zwakke en
kansarme leerlingen niet minder, maar beter presteren dan elders, dat de vlotte heroriëntatie een goede zaak
betekende en geen dramatische waterval... De critici verzetten zich tegen de
afbraak van de sterke kanten van onze onderwijsstructuur en hielden pleidooien
voor andere prioritaire hervormingen. Ook in landen met een gemeenschappelijke
eerste graad is er in de hogere leerjaren steeds een opsplitsing tussen
algemeen vormende richtingen en meer speciefe/beroepsgerichte. Nergens wordt
gewerkt met domeinscholen.
3.2 Geen
kampioen schooluitval, sociale discriminatie,...
Mieke Van Hecke
en de hervormersbeweren ook dat Vlaanderen kampioen schooluitval is en dat dit vooral het gevolg is van de te vroege
differentiatie in de eerste graad. Wij
poneerdendat er niet meer, maar minder schooluitval
is en dit mede dankzij de vroege differentiatie. Eurostat
bevestigde onlangs nog dat er in 2013 slechts 7,5% uitval (= 24-jarigen zonder
einddiploma) was voor Vlaanderen minder dan in landen met een
gemeenschappelijke lagere cyclus.In De
Sociale Staat van Vlaanderen (december 2013) schreven ook de professoren
Jan Van Damme, Bieke De Fraine, Ides Nicaise ... dat er minder schooluitval is
- als gevolg van onze differentiatie (opties) in de eerste graad en van het
feit dat we vroegtijdig technische opties aanbieden. Precies door dit laatste
geraken minder theorie-gerichte leerlingen minder vlug gemotiveerd en haken ze
minder af dan in landen met een gemeenschappelijke lagere cyclus die steeds
sterk theoriegericht is. Ook Mieke Van
Hecke stelde in 2005 nog dat het
afschaffen van technische opties heel nadelig zou zijn voor die leerlingen. We
vinden dus dat de differentiatie in de eerste graad belangrijk is voor een
tijdige oriëntatie en heroriëntatie. In tegenstelling met de hervormers willen
we ook de B-attesten behouden. Waar Van Hecke vroeger nog bezwaren maakte tegen
de tendentieuze term waterval, ging ze die term jammer genoeg de voorbije 2
jaar ook frequent gebruiken. We stelden ook dat ons tso en bso een heel sterke
traditie kent en nog steeds beter functioneert dan in veruit de meeste landen.
Op basis van kwakkels in het tendentieuze rapport Het onderwijsbestel in België (1991) van
Monard en co, spande Onderwijskrant zich
al meer dan 20 jaar in om ook duidelijk te maken dat onze eerste graad weinig
zitenblijvers telt en veel kansen biedt aan kansarme leerlingen zelfs meer
dan in landen met een gemeenschappelijke lagere cyclus. Uit PISA-2012 bleek overigens dat onze 15-jarigen
een topscore voor resilience behaalden, dat meer kansarme leerlingen een hogere
score behalen. Dit wijst op de sociale doorstroming. Wat we de voorbije jaren
poneerden werd onlangs nog eens bevestigd in de recente PISA-studie van prof. Wim Van den Broeck (februari
2014).
3.3 Sterk voor
de sterke leerlingen, zwak voor de zwakkere, of omgekeerd?
In Onderwijskrant stellen we sinds 2009 dat
de hervormers zich blindstaren op grotendeels vermeende knelpunten en precies
sterke punten van ons s.o. als grote
knelpunten voorstellen. We voegden er ook steeds aan toe dat ze anderzijds
blind zijn voor de echte knelpunten als b.v. de grote taalproblemen, de gestage
niveaudaling en nivellering van de voorbije 25 jaar ...
We hebben de
voorbije jaren steeds dé hervormingsslogan ons onderwijs is sterk voor de
sterke leerlingen, maar zwak voor de zwakke en de mythe van de prestatiekloof
bestreden. Ook Mieke Van Hecke stelde
nog op 1 september 2012 in De Tijd
dat vooral de kloof tussen de sterkste en de zwakste leerlingen veel te groot
was. Dit is ook nog de stelling die sociologen in hun in mei gepubliceerde Het
Onderwijsdebat (Epo) onderschreven. We hebben in Onderwijskrant steeds de
kloof-mythe bestreden. Degelijk onderwijs en met een hoog GOK-gehalte zorgt
ervoor dat alle leerlingen hun
talenten maximaal kunnen ontplooien,
voor een hoge score voor zowel de betere als de zwakkere leerlingen. Dat
daardoor de prestatiekloof eerder groter
dan kleiner wordt, is nogal evident.
In Onderwijskrant stellen we ook al 20 jaar dat er wel sprake is
van een gestage niveaudaling, nivellering, ontscholing, ... We schreven ook dat
onze sterkere leerlingen zowel in het lager onderwijs als in de eerste graad
s.o. te weinig werden uitgedaagd. Toen we begin 2007 met Onderwijskrant de O-ZON-campagne tegen ontscholing,
nivellering, uitholling van de taalleerplannen ... lanceerden, werd dit nog
door de onderwijsverantwoordelijken (beleidsmakers, onderwijskoepels als VVKSO
...) ten stelligste ontkend. Het VVKSO besteedde in september 2007zelfs een themanummer van Nova et Vetera aan de bestrijding van de OZON-campagne, de
aangeklaagde niveaudaling en nivellering ... Toen 2 jaar geleden uit enquêtes
van Het Nieuwsblad en De Standaard bleek dat 75% van de
leraars en docenten gewaagde van niveaudaling en nivellering werd dit nog ten stelligste ontkend door Chris
Smits, secretaris-generaal VVKSO).
In het
Kanaal-Z-interview beweerdeVan Hecke
precies het omgekeerde van wat haar VVKSO-koepel samen en de hervormers- steeds
poneerden. Nu stelde ze dat de huidige
eerste graad vooral nefast is voor de sterke leerlingen en de middenmoot en dat
beide te weinig in relatief homogene
klassen terecht komen. Er is
volgens haar vooral voor die leerlingen te weinig differentiatie in
vergelijking met de differentiatie die er wel is voor de zwakkere leerlingen.
Vooral de sterkere leerlingen worden te weinig uitgedaagd en dit leidt ertoe
dat sommigen op het einde van het s.o.
een diploma verwerven, maar grif toegeven dat ze er niets moesten voor doen. Voor die sterkere leerlingen moeten we
volgens haar hun interessegebied, b.v.
Latijn-Grieks, sterk uitdiepen. We zijn
volgens haar de voorbije jaren teveel vergeten de sterke leerlingen uit te
dagen en dit leidt tot nivellering.
Het zijn precies
de critici van de hervorming die al lange tijd wijzen op de niveaudaling en
nivellering en dit als gevolg van een aantal hervormingen (b.v. invoering van
nivellerende eindtermen en leerplannen, en modieuze leeraanpakken als
zelfstandig en constructivistisch& competentiegericht leren. De critici poneren dat precies de grotere
gemeenschappelijkheid in de brede eerste graad tot een nog grotere niveaudaling
en nivellering zou leiden. Zelf stelden we dat er nu al te veel
gemeenschappelijkheid en te weinig differentiatie was in de eerste graad. We
pleitten voor meer differentiatie binnen de grote groep leerlingen die
momenteel de optieModerne wetenschappen kiezen, een extra sterke optie (b.v.
intens Engels).We hebben ons ook verzet tegen het feit dat het VVKSO vanaf 2009
begon met de invoering van nivellerendegemeenschappelijke leerplannen ter
vervanging van de niveaugedifferentieerde A- en B-leerplannen. We bestreden ook
de competentiegerichte en constructivistische aanpak zoals die gepropageerd
werd door de commissie-Monard en door de onderwijskoepels.
Na jarenlange
negatie van de niveaudaling en nivellering en van de echte knelpunten, pakt Van
Hecke nu plots uit met de stelling van de critici dat we vooral ook de nivellering moeten
bestrijden en eerder meer dan minder moeten differentiëren. Op 1 september 2012
verkondigde ze in de tijd nog een totaal andere visie.
3.4 Te weinig
aandacht voor techniek& wetenschappen, maar technische opties afgeschaft!
Naast te vroege
schoolkeuze, te veel schooluitval ... vermeldde Van Hecke ook nog als knelpunt de onvoldoende aandacht voor
wetenschappen en techniek. Wat techniek
betreft is het vooreerst zo dat er in onze eerste graad momenteel veel meer
aandacht is voor techniek dan in andere landen met een gemeenschappelijke
lagere cyclus. De hervorming zou precies leiden tot het afschaffen van de
belangrijke technische opties, tot een aderlating van tso/bso.
Een recent
OESO-rapport betreurt dat er in de OESO-landen in de lagere cyclus amper 0,3%
van de tijd besteed wordt aan techniek. In Vlaanderen is er voor alle
leerlingen twee uur (algemene) technologie per week en daarnaast zijn er voor
een groot deel van de leerlingen nog minstens 5 uur technische opties. Ook Roger Standaert, prof. comparatieve
pedagogiek, getuigt dat Vlaanderen
inzake tso/bso een voorbeeld is voor de andere landen. Merkwaardig is wel dat Van Hecke vindt dat er te weinig
aandacht is voor techniek, maar dat ze anderzijds de technische opties in de
eerste graad wil schrappen. De weerstand
destijds tegen het VSO ging het meest uit van de technische scholen omdat het
VSO ervaren werd als een aanslag op het tso. Gelukkig voerde minister Herman De
Croo vanaf 1976 weer de technische opties in, tot 10 uur per week in het tweede
jaar.
Inzake de
aandacht voor wetenschappen hebben wij steeds betreurd dat voor het
basisonderwijs de opstellers van de eindtermen en leerplannen wereldoriëntatie het zaakvak
natuurkennis zomaar schrapten in de hogere leerjaren van het lager
onderwijs. Sindsdien komt natuurkennis nog enkel aan bod in verwaterde vorm. De
vroegere degelijke lessen over hefbomen, eigenschappen van de lucht, water
...werden overigens opgebouwd vanuit technische toepassingen in het dagelijks
leven. Het zijn de onderwijsverantwoordelijken die jammer genoeg het vak
natuurkennis opgedoekt hebben die nu klagen over te weinig aandacht voor
wetenschappen en technische toepassingen.
We betreurden ook dat de onderwijsverantwoordelijken in de eerste graad
s.o. de vakken fysica en biologie afschaften en integreerden binnen het brede
domein wetenschappen. Ook dit leidde tot uitholling van de wetenschappen, tot
meer oppervlakkigheid. Het nieuwe vak wordt gegeven door leraars-regenten die
vaak zelf geen opleiding voor biologie of fysica hebben genoten. In de
hervormingsplannen van het VVKSO was overigens ook geregeld sprake van het
veralgemeend werken met brede leerdomeinen in de eerste graad. Laat ons alvast
maar hervormingen waardoor wetenschappen en techniek in het gedrang kwamen
terugdraaien en verzet aantekenen tegen het afschaffen van de technische opties
in de eerste graad.
4 Eerste
graad: zelfde schoolpoort, maar vier
verschillende niveaus
4.1 Zelfde schoolpoort als wondermiddel?
In het recente Kanaal
Z-interview kwam het er volgens Van Hecke vooral op aan dat de leerlingen allemaal
via dezelfde schoolpoort naar school komen. We hebben zelf gedurende 40 jaar van nabij het leven op een
campusschool meegemaakt waarbij alle leerlingen door een zelfde groene poort
naar binnen kwamen, maar dit betekende geenszins dat er veel contacten waren tussen
de leerlingen van de verschillende onderwijsvormen.
Momenteel is het
volgens haar zo dat een leerling die via een tso/bso-deur een school binnenkomt
als een echte loser wordt beschouwd; wie via een andere poort de school binnnenkomt
is iemand met kwaliteit. Dergelijke radicale en domme uitspraken getuigen onder meer van
een sterke onderwaardering van onstso/bso.
4.2 Meer
homogene klassen : vier niveaus
Van Hecke
verwacht veel heil van door dezelfde
schoolpoort, ook al betekent dat
volgens haar geenszins door dezelfde klasdeur .Eenmaal binnen
de schoolmoeten volgens haar die leerlingen niet samen zitten in dezelfde, heterogene klas, maar met leerlingen van dezelfde talenten en
interesses. Volgens het plan-Monard, de meeste hervormers, de sociologen
... betekent een gemeenschappelijke eerste graad, niet enkel nog meer gemeenschappelijke
leerinhouden, maar ook meer gemeenschappelijke, heterogene klassen.
Van Hecke gaat hier dus regelrecht in tegen het
gangbare hervormingsdiscours en hoopt wellicht zo de kritiek van de
tegenstanders te kunnen counteren. Nu stelde ze zelfs dat er in onze eerste
graad wel een passende differentiatie is voor de zwakkere leerlingen, maar niet voor de
betere. In de brede eerste graad zullen de leerlingen volgens haar dus
ingedeeld worden in relatief homogene groepen:leerlingen die talent hebben om abstract te denken brengen we samen,
ook leerlingen die meer aanleg hebben voor meer concreet denken en tussen die
tweegroepen nog tweetussenniveaus. Er zal en moet meer gedifferentieerd gewerkt
worden.Van Hecke wil een meer algemene
graad, maar tegelijk meer differentiatie en nog meer homogene groepen
van bij de start.En ze gaat er ook vanuit dat we ook kunnen uitmaken wie meer
aanleg heeft voor abstract, respectievelijk concreet denken. Dat alles staat haaks op wat de meeste hervormers
steeds gesteld hebben in v erband met gemeenschappelijkheid en uitstellen van
keuzes e.d. Het zijn precies de critici
die gepleit hebben voor het behoud en verder nog versterken van de bestaande
differentiatie in de eerste graad. Vanuit Onderwijskrant hebben we steeds
gepleit tegen de gemeenschappelijke leerplannen en gesteld dat er te weinig
differentiatie was voor de grote groep leerlingen, bijna 50%, die de optie
Moderne wetenschappen kiezen. We stelden een bijkomende sterke optie voor.
De tegenstanders
hebben steeds het gemeenschappelijk karakter van de nieuwe eerste graad
bestreden, en gepleit voor nog iets meer
differentiatie dan op vandaag het geval is.
Als Van Hecke er mee akkoord
gaat dat de 12-jarigen al sterk verschillen qua talent en interesse dan zou ze
er ook akkoord moeten meegaan dat de leerinhoud mag verschillen en dat het dom
is dat haar VVKSO al gemeenschappelijke leerplannen invoerde.
5 Besluiten
Van Hecke stelde tijdens het
interview dat de hervormingen hoogdringend waren en lamenteerde dat het
afschieten ervan moordend was voor het
onderwijs. Anderzijds gaf ze tussendoor schoorvoetend toe dat ons
onderwijs wel voor 90% goed bezig was. Wie hervormingen voorstelt moet vooraf een lijst opmaken van de sterke punten die
geconserveerd moeten worden. Als zowel
onze sterke als zwakkere leerlingen Europese topscores behalen en vooral ook
opvallend beter presteren dan in landen met een gemeenschappelijke lagere
cyclus, als we meer kansarme leerlingen hebben die een topscore behalen (= hoge
resilience score = hogere sociale doorstroming)
en als we ook een Europese topscore behalen voor schooluitval (= minder
leerlingen zonder einddiploma) ... dan is dit mede een gevolg van het feit dat
de structuur van onze lagere cyclus beter ( i.p.v. slecht) functioneert dan
b.v. in landen met een gemeenschappelijke/brede eerste graad waar de leerlingen
opvallend lagere scores behalen en waar de schooluitval groter is. Het is geen toeval dat in landen
als Zweden, Noorwegen, Frankrijk ... die zwak presteerden voor PISA-2012
precies de gemeenschappelijke lagere cyclus in vraag wordt gesteld.
In tegenstelling
met wat Mieke Van Hecke beweerde, is
er nooit sprake geweest van eensgezindheid omtrent de knelpunten tussen
hervormers en tegenstanders en bestaat er ook bij de hervormers geen
eensgezindheid omtrent de concrete invulling van b.v. een brede eerste graad.
Als tegenstanders streden we terecht voor het behoud van de sterke kanten van
ons onderwijs. De critici zijn er van overtuigd dat onze gedifferentieerde
eerste graad beter presteert dan in landen met een gemeenschappelijke lagere
cyclus. Daarnaast wezen we ook op het
feit dat de hervormers blind waren voor de echte en prioritaire knelpunten: taalproblemen,
niveaudaling, nivellering, ontscholing, uitholling van de taalvakken, modieuze
constructivistische en competentiegericht onderwijs, aantasting van gezag ...
mmm
|