Is goed taalonderwijs mogelijk zonder standaardtaal?
Geert Joris (Taalunie) stelde vandaag (7 nov) in De Standaard:
We moeten blijven inzetten op standaardtaal. Een leerplanvoorzitter
(neerlandicus) schreef nog enkele jaren geleden: 'Ook zonder standaardtaal is
goed taalonderwijs mogelijk. Over de banalisering van het belang van de standaardtaal
schreven we in Onderwijskrant de voorbije jaren een aantal bijdragen. We
illustreren dit even met een bijdrage uit ons Witboek moedertaalonderwijs
(Onderwijskrant 153, mei 2010).
Ex-leerplanvoorzitter Callebaut banaliseert
Standaardnederlands & klassiek taalonderwijs én pakt uit met post-AN
taalparadijs
Raf Feys & Noël Gybels
1 Inhoud en
doel bijdrage
De taalproblematiek en de taalcontroverses zijn actueler dan
ooit. In de bijdragen in dit nummer van Onderwijskrant (nr. 153) komt dit
overduidelijk tot uiting. In deze bijdrage beluisteren we de standpunten van
Ides Callebaut in zijn artikel Wat doen we met ons taalonderwijs als er geen
standaardtaal meer is? (School- en klaspraktijk, nr. 199, 2009; ingekorte
versie in VONK, dec. 2009). Callebaut was gedurende vele jaren dé begeleider
Nederlands binnen de katholieke koepel en heeft zo zijn opvattingen via de
leerplannen en andere begeleidingskanalen kunnen verspreiden. Dit alles zet ons
aan om uitvoerig stil te staan bij de recente stellingen van Callebaut over het
vak Nederlands in het poststandaardtaaltijdperk. Callebaut gaat er prat op dat
zijn visie aansluit bij deze van prof. Van der Horst in Het einde van de
standaardtaal en van de leerplanmakers en de taaldidactici die volgens hem
al lang het poststandaardtaal-Nederlands propageren. In de tweede bijdrage in
dit themanummer werd duidelijk dat veel bekende taalkundigen afstand nemen van
Van der Horst en poneren dat het Standaardnederlands belangrijker is dan ooit;
ze formuleren ook scherpe kritiek aan
het adres van de eindtermen en leerplannen van taalgoeroes als Callebaut en co.
Callebaut verzwijgt de vele kritiek en poneert zelfs dat de meeste taalkundigen
zijn visie onderschrijven.
De bijdrage van Callebaut kenmerkt zich niet enkel door de
banalisering van het Standaardnederlands maar ook van belangrijke deeldomeinen
en klassieke aanpakken. De ex-leerplanvoorzitter schetst een vaag en idyllisch
alternatief. Via de bijdrage van Callebaut krijgen we tegelijk meer zicht op de
visie achter de eindtermen en leerplannen. Hij is overigens één van de weinigen
is die openlijk het taaldebat durft aangaan en dat siert hem. Het wederzijds
respect belet ons niet om elkaars visie kritisch te becommentariëren. We
nodigden onze opponenten steeds uit om in debat te gaan en te reageren op onze
taaldossiers. Enkel Callebaut deed dit en we namen zijn bijdrage integraal op
in Onderwijskrant 142. De meeste taalrelativisten pleiten wel voor communicatief
onderwijs, maar vermijden alle debat en verzwijgen liever onze taaldossiers. We
zijn het geenszins eens met de radicale visie van Callebaut. Voor de kritiek op
zijn standpunten verwijzen we vooral naar de voorafgaande bijdragen.
2 Banalisering
AN en post-AN taalparadijs
Volgens Callebaut is
er ook zonder standaardtaal goed taalonderwijs mogelijk. Hij beschrijft het
poststandaardtaaltijdperk als volgt: Leerlingen hoeven geen taal meer te leren
als een voorwerp (AN) dat ze moeten leren beheersen. Er is ook niet zoiets als
een superieure taalcompetentie in absolute zin. In het echte leven moeten
leerlingen allerlei situaties met alle daarbij meespelende factoren leren
aanpakken en beheersen. Binnen de taalgroep zullen veel variaties en accenten
mogelijk zijn. Wat nu nog de standaardvariant is, zal men waarschijnlijk nog
onderwijzen, maar als een vaak heel nuttige taalvariant, niet meer als de
taal. Er is dus niet één geprivilegieerde norm meer voor alle soorten van
schrijven. En dat is waar het einde van de standaardtaal op neerkomt (Van der
Horst ). We zullen dus minder taalunie hebben tussen Nederland en
Nederlandstalig België en tussen Vlamingen, Brabanders en Limburgers binnen
Nederlandstalig België. ... Er zullen waarschijnlijk nog mensen zijn die het
zuivere Standaardnederlands willen blijven gebruiken, maar de meeste mensen
zullen doen wat ze nu al doen: een tussentaal gebruiken. Het zal niet gaan om
één tussentaal, maar om één van de vele tussentalen, naargelang van de spreker,
het onderwerp, de luisteraar, de situatie
Je zult er gemakkelijker uit kunnen
afleiden vanwaar de spreker komt, wat zijn opleiding is geweest enzovoort.
Callebaut schrijft verder: Als er geen standaardtaal meer
is, kunnen we ook geen taalfouten tegen die standaardtaal maken. Taalleraren en
taalpuristen zullen niet meer van zuiver Nederlands kunnen spreken. ... Het
ideaal van een Standaardtaal leeft nog altijd bij zeer veel mensen. Maar
daarnaast hebben steeds meer hedendaagse denkers een hekel aan de uniformiteit
die heel de wereld aan het veroveren is en dus ook aan taaluniformiteit. Ze
zien daarin juist een vreselijke armoede. De vorige eeuw hebben we
niet-standaardtalen wel willen uitroeien, omdat de mensen die het voor het
zeggen hadden, een uniforme, vaste standaardtaal wilden .... Wanneer de
standaard verdwenen is, zullen we weer onze eigen taal gebruiken. Callebaut
schreef ook al relativerend in Onderwijskrant 142: Ben je een bevlogen spreker
omdat je foutloos AN spreekt? Ben je echt een goede schrijver omdat je op
school altijd foutloze dictees maakte?
Verderop zal blijken dat kennis van AN, AN-uitspraak,
schrijven in AN, kunnen lezen en begrijpen van moeilijke AN-teksten,
AN-spelling, AN-grammatica, AN-taalzuivering ... blijkbaar in het post-AN-tijdvak niet meer
zo belangrijk zijn. Volgens Callebaut en
Van der Horst staan in poststandaard-taallessen niet langer de geschreven maar
de gesproken taal centraal, de babbel-les. We vragen ons hierbij ook af welke
taalvarianten in klas gestimuleerd moeten worden en hoe, of we de leerlingen
ook in hun eigen dialect moeten leren schrijven en lezen ... Hierover schrijft Callebaut heel vaag en
utopisch: De leerlingen leren die varianten en registers die ze nodig zullen
hebben. ... Ze zullen zich vooral moeten leren aanpassen aan verschillende
situaties en daarbij de gepaste strategieën moeten leren gebruiken. ... En
vaardigheden en kennisaspecten die nu nog altijd in hoog aanzien staan, zullen
niet nuttig meer gevonden worden. ...
Callebaut schetst vervolgens een idyllisch en fantasierijk
post-AN-paradijs: We zullen onze (taal)wortels niet meer willen ontkennen en
tegelijk zullen we meer wereldburgers willen zijn .... Taal zal weer het middel
zijn om in woorden onze eigen wereld op te bouwen en om met anderen te
communiceren. Als er geen standaardtaal meer is, krijgen we onze taal dus terug
zoals die al die jaren van de mensheid geweest is, uitgezonderd de enkele
eeuwen van de artificiële standaardtalen. We zullen taal dan ook gebruiken om
banden met andere mensen nauwer aan te halen in plaats van om ons in de eerste
plaats van hen te willen onderscheiden .... Van de kunstmatige standaardtaal
heeft men geleidelijk de goede taal en later zelfs de echte taal gemaakt,
ook al werd die bijna nooit in het echt gesproken. Dat was een fatale
omkering. Zo ontstond de taalfout. Degenen die de standaardtalen gepromoot
hebben, waren bang van variaties. Maar waarom zouden we niet blij zijn om de
rijkdom aan variaties.
Als we de logica van Callebaut volgen, dan moeten we de
leerlingen wellicht in de taallessen vooral dialect laten en leren spreken en
eventueel ook in het dialect leren schrijven. Opvallens is ook dat Callebaut
net als Van der Horst geen onderscheid maakt tusssen de gevolgen voor het
gesproken Nederlands en deze voor de geschreven taal. Callebaut hangt hier ook
een karikatuur op van het klassieke (taal)onderwijs en van het universele
streven naar een standaardtaal. Hij veronderstelt dat leerkrachten en
taalkundigen destijds de niet-standaardtalen wilden uitroeien. De Gentse
professor Fr. Baur getuigde in 1934 dat de rijke taal die de meeste leerlingen
van huis uit al bezaten op school geapprecieerd werd en tegelijk als
belangrijke voedingsbodem diende voor de taalopleiding op school, voor het spreken,
voor de woordenschat, enz. Zo werd bij het aanbrengen van de AN-woordenschat
vaak teruggegrepen op het dialect (Fr. Baur, Moedertaal, in: V. DEspaller
-ed., Nieuwe banen in het onderwijs, Brussel, Standaard, 1934). Het zijn vaak
ook taalkundigen die zich toeleggen op de studie en het behoud van de
taalvarianten die tegelijk het centraal stellen van de standaardtaal binnen het
vak Nederlands willen behouden.
3 AN:
(anti)democratisch en discriminerend?
Een uniforme standaardtaal is volgens de relativisten geen
noodzakelijke hefboom voor emancipatie en sociale promotie, maar een middel tot
discriminatie en onderdrukking. Ook Callebaut beweert: De standaardtaal was
enkel een middel ter verdrukking: Wie die ene standaardtaal niet beheerst,
wordt immers om die reden als minderwaardig beschouwd. Of zoals Blommaert en
Van Avermaet het zeggen in hun ook heel interessant boek: Wanneer gelijkheid
vertaald wordt als uniformiteit, dan zijn degenen die al te verschillend zijn
de klos. ... Nu worden leerlingen vaak
naar lagere onderwijstypen georiënteerd op grond van hun vermeende
taalarmoede, zeggen Blommaert en Van Avermaet ... Als er geen standaardtaal
meer bestaat, zullen we toch al niet meer kunnen zeggen: Je bent slecht in
taal omdat iemand geen perfect AN spreekt of Je taal is slecht omdat het
geen zuiver AN is. In de huidige samenleving is het niet meer zo dat je het AN
perfect moet beheersen. Luister maar naar het taalgebruik van de BVs. En het
is nog minder zo dat je de grammatica van de standaardtaal moet kennen en de
canon van de literatuur. Meer en meer zijn andere factoren doorslaggevend voor
succes. Hoe kun je nu beweren dat je iets voor de sociale ontvoogding van
mensen doet als je hen een kunstmatig obstakel als de standaardtaal oplegt en
hen zegt dat hun taal niet goed is en dat ze jouw taal moeten leren? ... In het
poststandaardtijdperk zal de goede taalbeheersing geen paspoort meer zijn voor
sociale vooruitgang. Als arbeiderskinderen hebben de confrontatie met de
standaardtaal op school nooit als een vorm van verdrukking ervaren.
Integendeel: we waren meer dan wie ook gemotiveerd om AN te leren en beseften
dat dit ook belangrijk was voor onze toekomst. Voor kritiek op deze stelling
van Callebaut vanwege bekende taalkundigen verwijzen we naar pagina 9.
4 Somber
beeld van (klassiek) taalonderwijs
Taal(onderwijs)relativisten als Van Avermaet, Blommaert,
Jaspaert, Van den Branden, Van Gorp, Rymenans, TSas, Daems, Rymenans, Jaspaert,
Callebaut, ... hangen al te graag een karikatuur op van het
klassieke taalonderwijs dat ze totaal achterhaald vinden. Callebaut schrijft
vernietigend en zonder schroom: We dragen nog de last van eeuwen schools
(taal)onderwijs. ... Hoe is het toch
mogelijk dat het onderwijs er toch maar niet in slaagt de nieuwe visie toe te
passen? ... Wil je een gemakkelijke les
geven? Geef dan maar taalzuivering, woordenschat, spelling en grammatica van
het AN. Je kunt een oneindig aantal oefeningen uit je mouw schudden en je
leerlingen daarmee aan het werk zetten. En de kennis van die taalaspecten
evalueren is ook een fluitje van een cent. ... Het is eigenlijk heel treurig om
te zien hoe weinig taalleraren vroeger (en soms nu nog) belang hechtten aan
helder, boeiend, interessant, overtuigend, samenhangend schrijven. De
leerlingen moesten over om het even wat kunnen schrijven als ze maar correct
schreven ...
Callebaut stelt in zijn recentste bijdrage nog duidelijker
dan voorheen dat de klassieke vakdidactiek Nederlands grotendeels de helling op
moe(s)t. Dit komt ook tot uiting in stellingen als: *gesproken taal is
belangrijker binnen taallessen dan geschreven taal
*als er geen standaardtaal meer is, kunnen we ook geen taalfouten tegen
die standaardtaal maken,
*grammatica
is overbodig
*geen afzonderlijke werkwoordspelling meer, maar werkwoorden als vaste woordbeelden
*geen klassiek en stapgsgewijs schrijfonderwijs meer
*systematisch
onderwijs in AN-woordenschat, AN-uitspraak ... komt niet meer ter sprake.
De ex-leerplanvoorzitter ijvert al 40 jaar voor het afleggen
van de oude taalgewaden; wij ijverden al die tijd voor 'vernieuwing in continuïteit,
met behoud van de beproefde waarden. In de volgende bijdrage beschrijven we de
eigen inzet voor het taalonderwijs. In tegenstellling met Callebaut zijn we er
steeds van uitgegaan dat Vlaanderen kan bogen op een rijke traditie inzake
(taal)onderwijs.
5 Gesproken
taal belangrijker dan geschreven taal!?
Callebaut citeert instemmend Van der Horst: Als gesproken
taal niet langer secundair is ten opzichte van geschreven taal, maar
evenwaardig of zelfs belangrijker, dan moet ook in het onderwijs de aandacht
verlegd worden. Dan moeten grammatica en vertalen en lezen en spelling plaats
inruimen voor luisteroefeningen, voor mondelinge presentatie, voor
discussietechnieken enzovoort ... De didactiek van het talenonderwijs is in de
laatste decennia meer veranderd dan in de 500 jaar ervoor. We zijn het absoluut niet eens met de
stelling dat er tijdens de lessen Nederlands meer tijd besteed moet worden aan
de gesproken dan aan de geschreven taal.
Bij doorlichtingen krijgen leerkrachten sinds de nieuwe eindtermen
voortdurend de kritiek dat ze tijdens de taalles te weinig aandacht besteden
aan luisteren, spreken, discussiëren ...
Callebaut maakt ook geen onderscheid tussen de gevolgen van
zijn standaardtaalrelativering voor het gesproken en geschreven woord en beseft
onvoldoende dat lezen en schrijven in sterke mate gebaseerd zijn op de kennis
van het AN en niet van dialect of tussentaal. In het klassieke taalonderwijs
werd/wordt veruit de meeste tijd geïnvesteerd in lezen en schrijven in het AN
en aan zaken als technisch lezen, spelling, grammatica, schrijfstijl, zuiver
uitspraak ... die hier verband mee houden.
6 Relativering
AN: bedreiging technisch & begrijpend lezen, luisteren & schrijven ...
Wie het AN relativeert, relativeert ook het belang van het
geschreven taalgebruik dat gebaseerd is op de kennis van de standaardtaal en
haar conventies. Het onderwijzen van de standaardtaal heeft niet enkel te maken
met het bevorderen van de orale communicatie, maar nog meer met het mogelijk
maken van de schriftelijke communicatie, met het fenomeen van de geschreven
taal, die ook taal is van de wetenschap, de vakdisciplines, de cultuur ... Lezen, schrijven ... en leren van AN zijn twee kanten van dezelfde taalmedaille.
Wie over te weinig AN-woordenschat beschikt heeft ook problemen met begrijpend
lezen, schrijven e.d. Vroeger ging men er steeds van uit dat men binnen het
beperkt aantal uren Nederlands vooral aandacht moest schenken aan alles wat te
maken heeft met de geschreven (standaard)taal. Buiten de school en in de meeste
lessen is er immers al veel aandacht
voor het leren spreken, luisteren, discussiëren, debatteren ... en voor
taalvarianten en dit vanaf de geboorte.
De aandacht voor
AN-woordenschat en -uitspraak, spelling en grammatica ... stond ook altijd in functie van het leren van
vaardigheden die steunen op het kennen van de Standaardtaal: technisch lezen,
begrijpend lezen en luisteren en schrijven in het AN. Kinderen die minder
AN-woorden kennen, hebben bijvoorbeeld meer problemen bij het leren lezen,
schrijven, spellen ... Callebaut is zich blijkbaar niet bewust van het feit dat
door de banalisering van het AN ook de meeste taalvaardigheden in het gedrang
komen. Hij schrijft simplistisch: Er is dus niet één geprivilegieerde norm
meer voor alle soorten van schrijven, maar vergeet de nefaste gevolgen van het
relativeren van AN voor het lezen en schrijven. Minder aandacht besteden aan
AN-woordenschat leidt ook tot zwakkere resultaten voor begrijpend
luisteren. Kinderen gaan o.i. vooral
naar de les Nederlands om zich de scribale vorming en codes te laten opleggen.
7
Grammatica en spelling werkwoorden: overbodig
Callebaut vindt grammatica overbodig en schrijft: We kunnen
toch moeilijk stellen dat al die miljarden mensen die nooit iets van spraakkunst
geleerd hebben, daarom slechter spraken of schreven. Heb je trouwens iemand al
een interessanter, boeiender, leuker spreker of schrijver gevonden omdat hij
het verschil kende tussen bijvoorbeeld een voegwoord en een voorzetsel? Hij
schreef in Onderwijskrant 142: Ik las dat sommigen weer het lijdend en het
meewerkend voorwerp in de lagere school zouden willen invoeren. Ik heb er ook
nog nooit een zinnige motivering gehoord voor het weer invoeren van het lijdend
en meerwerkend voorwerp. Als we de logica van Callebaut volgen dan moet een
leerling nooit (kunnen) uitmaken of hij respectieve of respectievelijke moet
schrijven, of het al dan niet ik geef hun/hen een boek is of je lui donne un livre, enzovoort.
In het leerplan Nederlands VVKBaO van Callebaut en co lezen
we uitspraken als: Spellingafspraken raken de essentie van een taal niet. Een
slechte spelling maakt een taal niet slechter, en een goede spelling maakt een
taal niet beter. De recente uitspraken van Callebaut tonen nog duidelijker aan
vanuit welke ingesteldheid dergelijke uitspraken destijds in het leerplan
terecht kwamen. Op 22 oktober 2009 schreef Ides Callebaut op de DS-website:
Zoals prof. Van der Horst voorspelt, zal de huidige werkwoordspelling heel
waarschijnlijk verdwijnen. De speciale regels voor de werkwoordspelling zijn
overbodig: in de gesproken taal hoor je het verschil niet tussen 'antwoord' en
'antwoordt', tussen 'antwoorden' en 'antwoordden' en tussen 'heten' en
'heetten'. Dat brengt nooit verwarring mee als de spreker zich duidelijk
uitdrukt. Daarenboven kan de spellingcontrole van je pc dt-fouten niet
detecteren. De werkwoordspelling vereenvoudigen is helemaal niet moeilijk: pas
ook bij werkwoorden de normale spellingregels toe. Schrijf dus altijd
'antwoord' zoals we altijd 'brood' schrijven. In zijn recente bijdrage
schrijft Callebaut: De kans bestaat ook dat de taalgebruikers sommige regels
van de overheid niet meer zo strikt zullen volgen. ... Nu zijn de regels
opgesteld door geletterden, die vaak gekozen hebben op basis van een
persoonlijke, elitaire voorkeur. In tegenstelling tot normale mensen die liever
schrijven zoals ze het horen, vonden ze grammaticale logica soms belangrijker.
Vandaar onze werkwoordspelling. Of vonden ze dat je de oorsprong van woorden in
hun schrijfwijze moest kunnen herkennen. Vandaar de etymologie zoals in het
woord etymologie.
Gerd Daniels reageerde op de recente internetuitspraken van
Callebaut als volgt: Callebaut wil terug naar de middeleeuwen. Toen bestond er
ook geen vaste spelling, en kon men binnen dezelfde tekst gerust drie
verschillende spellingen aantreffen voor een en hetzelfde woord. En ieder
schreef zoals hij sprak, d.w.z., in het eigen dialect. Sommige West-Vlamingen
zullen dus in de toekomst weer 'visch' schrijven, de Mechelaars 'vies' en de
Hasselaren 'ves'. Van der Horsts 'Einde van de standaardtaal' wordt het
voorspel voor 'Het einde van het Nederlands'.
Paul Hermans, getuigt op de website van 'Taalschrift' als reactie op een
'spelling-relativerende' visie van Frans Daems, Callebaut ...: "Ik ben
onderwijzer en sta al 32 jaar in het basisonderwijs. Als ik al die jaren in
ogenschouw neem, dan wordt duidelijk dat de huidige generatie veel meer
spellingsfouten schrijft dan vroeger. Vroeger werden meer regels ingeoefend.
Spraakkunstlessen zijn verder een afgietsel van vroeger geworden;er schiet niet
veel meer van over in de 'eindtermen basisonderwijs'. Ook de leerplanmakers
hebben te veel met het badwater weggegooid...
8 Vrij
schrijven, geen taalzuiverheid
De belangrijkste klachten met betrekking tot de
achteruitgang van het taalonderwijs betreffen het kunnen schrijven van
allerhande soorten teksten en van rapporten. Het schrijven verloopt gebrekkig
en de studenten hoger onderwijs kennen te weinig woorden. Veel docenten en
leerkrachten wijten dit aan de verwaarlozing van de standaardtaal en
AN-woordenschat en van een aantal oerdegelijke aanpakken voor het
schrijfonderwijs. Het schrijven (stellen) in het poststandaardtijdvak wordt nog
moeilijker aangezien de leerlingen nog minder AN-woorden & -uitdrukkingen
en hun uitspraak zullen kennen.
Callebaut fantaseert dat het schrijven veel makkelijker
wordt eens de leerlingen bevrijd zijn van de standaardtaal en de klassieke
taalzuiverheidsnormen. De algemene klacht luidt precies dat de nieuwe aanpak
ertoe geleid heeft dat zelfs universiteitsstudenten veel moeite hebben met het
schrijven van een tekst of een rapport. Callebaut drukt zijn misprijzen voor de
klassieke stapsgewijze en geleide aanpak van het leren schrijven zo uit: Het
is heel treurig om te zien hoe weinig
taalleraren vroeger (en soms nu nog) belang hechtten aan helder, boeiend,
interessant, overtuigend, samenhangend schrijven. Van de visuele aspecten zoals
lettertypes, lay-out en illustratiemateriaal hadden ze al helemaal geen
verstand. Hun leerlingen moesten over om het even wat kunnen schrijven als ze
maar correct schreven, voldoende beeldende bijvoeglijke naamwoorden en
uitdrukkingen gebruikten en de conventies van de tekstsoort volgden. De
producten die leerlingen afleverden, waren dan ook meestal buitengewoon saai om
te lezen en te corrigeren. Hoe kan iemand nu boeiend schrijven over een
onderwerp dat hem niet interesseert voor een lezer die daar eigenlijk ook niet
in geïnteresseerd is? ... Taalzuiverheid zullen de leerkrachten niet meer
kunnen vragen, maar eindelijk zullen ze misschien eisen stellen die er in het
echte leven wel toe doen: rekening leren houden met al de factoren die bij
communicatie meespelen, weten welk register ze in welke situatie beter
gebruiken, je helder en precies uitdrukken enzovoort.
Ook inzake alternatief schrijven klinkt Callebauts
alternatief simpel en utopisch: leve het vrij of creatief schrijven.
Callebaut gaat er vanuit dat alle kinderen - of toch de meeste - supercreatief
zijn en dus ook op eigen kracht leren schrijven e.d. als ze maar voldoende
vrijheid krijgen. Zo poneerde hij bijvoorbeeld: Een hele gemeenschap zeer goed
geschoolde taalkundigen is na jaren van bewust onderzoek en onderlinge
informatie-uitwisseling niet in staat gebleken de prestaties te evenaren die
een kind rond zijn tiende onbewust en zonder hulp leert leveren (Taal
verwerven op school, Acco 2004, p. 248). Volgens Callebaut worden
taalvaardigheden en taalkennis vooral op eigen kracht geleerd. De methodiek is
heel eenvoudig; eersteklassertjes tonen bijvoorbeeld interesse voor de eerste
sneeuw en we laten ze hierover vrij een opstelletje schrijven. Leraar Anton
Claessen schreef op de website van Taalschrift over creatief schrijven in het
s.o.: In lessen creatief schrijven geloof ik niet meer. Vroeger wel, in de
jaren zeventig en tachtig. Bij een veel te groot aantal leerlingen heb ik
overigens gemerkt dat ze creatieve schrijfopdrachten heel vervelend vonden.
Enthousiaste inspanningen in die richting hadden te vaak een averechts effect.
Het vak Nederlands op school ben ik na een langdurige 'creatieve' periode weer
meer 'ouderwets' gaan geven. Ik leerde jongelui van twaalf tot achttien
spelling, grammatica en poëtica; ik liet ze veel schrijven: samenvattingen,
brieven, beschouwingen, betogen, boekbesprekingen. Schrijven leer je door het
te doen, maar het is een heel complexe vaardigheid die je pas geleidelijk aan
in al z'n aspecten kunt leren beheersen: je moet iets te zeggen hebben, maar
verder ook letten op woordkeus, zinsbouw, spelling, interpunctie en compositie.
Ik las als leraar ook veel voor... ook
columns uit de krant. Iedereen die de school met een diploma verliet, beheerste
het vak redelijk tot goed.
9 Besluit
We betreuren dat Callebaut als dé taalexpert en
ex-leerplanvoorzitter van het katholiek onderwijs steeds meer extremere
standpunten formuleert en niet in het minst rekening houdt met de afwijzing van
zijn visie door de praktijkmensen en door de meeste burgers en taalkundigen.
Zijn sterke relativering van het belang van de standaardtaal binnen de lessen
Nederlands is voor ons de spreekwoordelijke klap op de vuurpijl.
|