Ze is één van de velen. Ze hoort er beslist wel bij, maar heel soms, heeft ze behoefte aan haar eigen wereld. Erg jong nog, maar haar fantasie moet ook z'n weg kunnen vinden in het labyrint van drukte om haar heen. Dus, is het soms nodig een rustig plaatske te zoeken, vinden en behouden. Dat laatste staat voor karakter hebben, want zonder dat, wordt je rustige plaatske al snel ingenomen door een ander die het ook wel ziet zitten. Of, die jou plaatske niet meer als rustig wil bestempelen en er snel wel es wat aan zou veranderen.
Ze zijn met velen onder één dak. Nou, velen... Als ze vergelijkt met haar klasgenootjes, wél. Daarom creëert ze soms de stilte om haar heen. Deze rustige plaatskes zijn dus veranderlijk van dag tot dag, mits enkele uitzonderingen, die ook voor de anderen, een oase van rust schenken, vanwege de nodige privacy die een mens zowiezo krijgt op zo'n moment. Zoals daar is, de w.c. Eens je daar kan gaan zitten, ben je verzekerd van enige geruststelling in privacy. Alhoewel... met maar één toilet voor 10 mensen, is er soms ook sprake van een spitsuur. Voor de jongsten, die niet lang kunnen ophouden heeft moeder wel een 'pot' voorzien, waarop ze hun behoeften kunnen doen, wanneer het ophouden een probleem wordt. Toch, die anderen komen regelmatig kloppen, zoniet, bonken op de deur om je aan te moedigen in snelheid. Eigenaardig toch, dat ze't nooit bedacht hebben. Een wedstrijdje snelkakken...
Enfin, wanneer het niet zo is, geniet ze van de rust op de w.c. Zij zingt graag en haast altijd. Soms bedenkt ze zelf wel liedjes op die w.c. Nooit heeft ze geweten of zich de vraag gesteld, wat de anderen denken wanneer ze daar zo zit de kwelen. Nooit spreekt iemand van de anderen haar er op aan. Niettegenstaande zijn sommige broers en zussen helemaal niet schaars met kritiek. Blijkbaar is het gewoon... achteraf bekeken.
Er is ook de schommel. Hoewel die in de tuin staat en dus een openbare plaats is waar je makkelijk met meerderen kan vertoeven -wat ook meestal zo wel is- is die schommel een plaats waar zij in zichzelve kan keren, wat ze ook met regelmaat doet. Ze kan uren zitten schommelen, zingend, want het ritme van het piepende zitje, daar zit muziek in. Zo simpel als wat. Het moet gewoon. Ook weer achteraf bekeken, is moeder misschien steeds erg blij, wanneer kleintje op die schommel zit te zingen. Zo weet ze ten eerste waar dochterlief uithangt, en ten tweede weet ze dat alles goed is, waarom zou ze anders zingen? Zingen is immers een uiting van tevredenheid, van blijheid. Wanneer je zingt, hoor je meestal ook de gemoedsgesteldheid van die persoon. Een makkie voor moeder dus. Broers en zussen hebben zo zeker ook geen last van kleintje, die kunnen ook rustig hun gangetje blijven gaan, zonder haar bemoeienissen.
En af en toe, is dat privéplaatske ook de trapzaal. Vader heeft de muren mooi in de lak gezet. Een knap staaltje schilderwerk, want de muur lijkt marmer. Vader kan er dan ook enorm goed mee overweg, met die verf. Ze vindt die trapzaal zo knap, met haar vijf jaren, dat ze nu, haast vijftig jaar later, haar ogen sluit en die trapzaal meteen voor de geest kan roepen. Ze ziet de kleuren, de patronen en ze hoort vooral de acoustiek.
Daar genoot ze zo van hé. Ze zette zich halverwege de trap en begon te zingen. Ook toen heeft nooit iemand van het gezinnetje haar gezegd het te laten. Dààr, zong ze vooral liedjes met langere noten, het mocht niet te frivool zijn, want dat kwam de klank niet ten goede. Er zat een kleine echo, ze zat dus als het ware in de mixtafel van een studio, als je't zo bekijkt... Zij bekeek het toen zeker niet zo, daarvoor was te jong, te onwetend. Het enige dat zij op die momenten deed, was genieten.
Ze is jong, pakweg een jaar of vier, vijf. Haar zus, een jaartje ouder is kwik en lenig, zij... is eerder plomp. Groter dan haar oudere zus en navenant gebouwd, niet dat ze dik is, maar z' is een stevige brok. Zus kan rolschaatsen, hoe ze't leerde mag joost weten. Feit is, dat zij het ook wil kunnen. Samen met zus in de tuin. Zus, eeuwig geduld tonende zus, wil het voordoen. Nou ja, eerst moeten die dingen nog stevig aan je voet zitten, da's de basis van het kunnen. Toch, niet zo eenvoudig als kleuter die net leerde veters te knopen. Velcro? Moet nog uitgevonden worden vrees is, het speelt zich af in een lang vervlogen velcroloze tijd. Veters dus, goed gerijgd, goed geknoopt, want als ze lossen, zou ze wel eens een gangetje kunnen gaan, dat ze niet te snel zou vergeten. Grote zus helpt haar. Zij heeft een geduld met die snotneus, dat grenst aan het oneindige. Zo lijkt het althans, en kleine zus vindt het maar normaal, die... weet gewoonweg niet beter. Kleine vingertjes veteren prutsend de rolschaats vooraan. Met het puntje van de tong tussen de lippen geknepen, snoeren ze de gesp zo straf mogelijk toe, rond de enkel. Mama, is binnen, poetsen, wassen, koken, kleine broer verzorgen en nog kleinere babyzus verschonen. Werk genoeg dus, om niet alles op te merken in de tuin. Spijtig mama, je mist wat hier. Namelijk, één van de mooiste dingen ter wereld, kids loving and taking care of each other...
Het lukt, alles zit zowat waar het moet zitten en, vast, rond die voeten. Eerst moet ze dus rechtop komen te staan. Ze schat het niet juist in, ze vergeet, of gaf er eerder nog nooit aandacht aan, dat alles wat rond is, wel degelijk rolt. Ze wil rechtstaan, maar haar voeten blijven gelijk niet ter plaatse, die rollen gewoon mee. Whaaaa... een kreetje helpt misschien om geen evenwicht te verliezen... Ze zit sneller weer op de grond dan ze recht kwam. Grote zus maant jongste aan zich vast te houden bij het rechtkomen. Zij is zelf nog te klein om haar zus tegen te houden bij het rechttrekken. Ze vallen allebei, wanneer ze't probeert. 't Lijkt zo'n beetje op het cliché van de ruiter die voor de eerste keer op de rug van een paard springt, en er los over tuimelt. Ze doen zich niet pijn, maar vinden vallen nu ook weer niet zo leuk dat ze't dikwijls willen herhalen. Jongste zoekt iets om zich aan op te trekken. Zus staat recht met een gemak waar jongste jaloers van wordt. Na enkele malen proberen wordt het volhouden beloond, ze geraakt eindelijk op die twee oncontroleerbare rolvoeten.
Stokstijf staat ze daar, haar evenwicht proberen te behouden. Ze durft haast niet te bewegen om niet weg te rollen. De haag, liguster is gelukkig stevig, alhoewel enkele blaadjes toch sneuvelen onder het anti-kindervalpartijgeweld. Dankzij die liguster houdt ze haar evenwicht en lukt het haar te stappen. Zus toont nu hoe je rolt, naar waar je wil. Hmmm... 't lijkt simpel. Stappen is makkelijker, ze besluit het bij stappen te houden. Zus is niet akkoord, daarvoor heeft ze die hele rompslomp met die veters niet doorgemarteld. Kijk nou, zooooooo!!!! Ze kijkt nog eens goed naar zus... hoe doet ze't toch? Maar na lang volhouden durft ze die heg los te laten en wel degelijk te rollen. Na nog even kennis te hebben gemaakt met de zwaartekracht en gevolgen vandien, durft ze wel degelijk het tuinpad achter zus af te rollebollen en knotst dan tegen de paal waar de wasdraad is bevestigd.
Eerste snelheidsoverwinning... eerste kennis met vaststaand voorwerp op haar weg...
Hij had het wel beloofd, maar we kennen hem maar al te goed. Zulke beloftes maakt hij echt wel met de beste bedoelingen, maar de brave man is immer met iets bezig waardoor zo'n belofte in de vergeethoek geraakt. Of, hij heeft een buitenissig excuus voor de reden waarom het niet zou kunnen doorgegaan zijn, wanneer hij naderhand z'n verontschuldigingen aanbiedt. Nee, druk maken we'r ons niet om, hij is wie hij is. Helemaal niet verplicht beloftes te maken, we vragen er helemaal niet om, wil hij mensen tegemoet komen, hen iets geven, en dat loopt dan in't honderd, da's al. Anders bekeken, nemen wij dus die beloftes helemaal niet serieus en zijn de volgende dag meestal al helemaal vergeten dat we't ergens over hadden, dat ons enig voordeel zou kunnen opleveren.
Totaal onverwacht krijgen we dus een telefoontje van hem, met de uitleg dat we vandaag nog naar het festival kunnen, hij heeft een vrijkaart. Gelukkig ben ik vrij. Nog gelukkiger hebben we onze planning voor vandaag veranderd, zodat we thuis zijn ipv op de Kalmthoutse hei. In dàt geval zouden we niks geweten hebben, want hij kent m'n gsm-nummer niet, hij belt naar de huistelefoon. We kunnen direct vertrekken, laat hij weten, want de boel begint... nù.
Nee, zo zitten we ook weer niet in mekaar. We zijn nog maar net thuis van een boekenuitverkoop die de moeite was en willen eerst rustig iets eten en ons gepast kleden voor het jazz-festival. Niet dat we de gewoonte hebben ons voor alles en nog wat om te kleden, maar naar zo'n festival ga ik in makkelijke kledij en het mag vandaag best luchtig want het is prachtig weer. Eens we verzadigd zijn, de boel is opgeruimd en we lijken op onszelve in festivalversie, springen we de auto in. Toch wel, de auto haalt hier de bovenhand. We weten nog niet hoe laat we naar huis zullen komen en moeten straks misschien veel te lang wachten op de bus om daarna nog een wandeling van de bushalte naar huis te maken. De luxe wint het dus, ook vinden we aan het park niet persé een parkeerplaats voor de hoofdingang, thuis parkeren we zowiezo wél voor de deur.
Er is heel wat beweging in het park. Onze vriend komt ons tegemoet aan de ingang. Ik heb m'n ticket ondertussen al gekocht, voor 32. 'k Had het echt wel wat veel gevonden om deze prijs met tweetjes te betalen, maar in dit geval kunnen we aan de helft van de prijs. Met het gratis ticket, krijgen we van vriendlief ook nog een frisdrankje cadeau, zo moeten we al niet direct gaan aanschuiven om iets te drinken te halen. Na het knuffelen en het howdoyoudo, gaat vriend zijn weg en wij de onze. Hij helpt mee in een bar, vandaar die vrijgeleide voor één persoon. In de bar hebben wij momenteel helemaal niks te zoeken, wij gaan naar het optreden kijken. Alternatief... zeker niet slecht, maar soms is het er voor mij wat over. Ik hou meer van melodie, een muziekpatroon, maar ik geniet van het samenspel, en vooral, bij jazz, het respect voor de instrumenten onderling. Elk instrument komt op zijn beurt aan bod, dat is één van die fijne trekjes van jazz.
Wanneer we in afwachting voor Big Toots wat rondwaren over het eigenlijk toch wat te kleine terrein, zetten we ons op een bank om naar het geheel te kijken. Mensen picnikken, niemand lijkt dronken, het gaat er o, zo rustig aan toe, vergeleken met andere festivals. De stand van Gazet Van Antwerpen is leutig met de hangmatten waar je de gazet kan lezen. Nooit is er een hangmat vrij, wat dacht je anders...
Dan komt het moment suprème. Toots Tielemans, komt met kleine pasjes, aan de arm van de drummer het podium op. Een oud, schriel ogend mannetje, lijkt hij. Zo frèle als hij er op het eerste moment uit ziet, zo groots is hij eens de eerste noot gespeeld word. Hij is de master, de dirigent, de regisseur, er is maar één weg en die is zeer duidelijk. Hij straalt een enorme sympathie uit. De manier waarop hij door de micro zijn uitleg geeft. De manier waarop hij tegen de muzikanten, die op het laatste nippertje zijn opgetrommeld omdat de geplande muzikant met z'n combo, ziek is, praat, communiceert en aangeeft, is vriendelijk en respectvol. Toots, blaast in z'n harmonica precies of hij er twintig is. Het is uitermate warm, maar de oude man heeft er tijdens het musiceren geen last van zo lijkt het. Z'n ademhaling, zeer belangrijk om zijn instrument goed te bespelen, doet het wonderwel. Hij gaat duels aan met z'n medemuzikanten, hij begeleidt ze en laat zich begeleiden door hen, hij daagt ze uit en vraagt ze uit. Het is gewoonweg prachtig het niet enkel te horen, maar het ook te zien. Lichaamstaal tijdens het optreden, aangeven van instructies met ogen, handen of ellebogen, het maakt er een subliem geheel van. Heel stilletjes denk ik; deze man kan communiceren zoals niemand anders. Bij De Lijn zouden ze aan deze vorm van communicatie een puntje kunnen zuigen, bij wijze van vergelijking. Iedere werknemer zal begrijpen wat ik hiermee bedoel, waarschijnlijk elke passagier die al ooit in een probleemsituatie kwam tijdens z'n ritje, ook. Z'n muziek is af, beter beschrijven gaat niet, subliem af, zo simpel is dat, alsof het simpel is... Tussendoor introduceert hij het komende nummer, zonder al te veel poespas maar -zo lijkt het althans- recht vanuit het hart, zonder tevoren teksten te hebben ingestudeerd. Hij zegt het gewoon, net alsof hij 't tegen z'n buurman of vriend zou vertellen. Wanneer iemand uit het publiek hem wat toeroept, antwoordt hij, zonder zich in de war te laten brengen. Hij toont z'n liefde voor z'n vrouw bij wijze van muzikaal eerbetoon, het is tenslotte gevierd moederdag in Antwerpen. Wanneer het afgelopen zou moeten zijn, is het dat niet natuurlijk, hoe zou het kunnen...? Een staande ovatie laat de hoogbejaarde man niet onberoerd, ook het publiek is onder de indruk van zo'n massaal tonen van bewondering en niemand wil onderdoen voor de andere. Er wordt geroepen, gefloten, geklapt zonder ophouden. Toots moet meer tonen... wat hij ook doet, hij tovert een gevoelig melodie, prachtig bewerkt uit z'n mouw en hij geniet er nog even veel, zoniet, nog meer van dan van de vorige. Ook dit nummer is prachtig, denk ik, terwijl ik voor mezelf uitmaak, dat de man gelijk heeft, nu dit weemoedig nummer te spelen, zodat het publiek niet nog meer opgepept geraakt. De arme man gaat anders echt niet huiswaarts kunnen keren vannacht. Nog een tweede bisnummer wordt toch gevraagd, maar dan weet eenieder, genoeg is genoeg. De man staat -enfin, zit- anderhalf uur op het podium, zonder ophouden, zonder break, en dat met zijn respectabele leeftijd. Er zijn wereldberoemde artiesten, een pak jonger, die het na 20 minuten al voor bekeken willen houden, is het niet, Britney?
Een duiveltje doet me overwegen, dat ik waarschijnlijk de kans van m'n leven heb gehad, deze man live te mogen meemaken. Hoe lang kan hij dit nog volhouden? Hoe dikwijls zal hij nog optreden?
Ik heb dé kans van m'n leven gehad, gekregen van een vriend. Als ik volle pot had moeten betalen, was ik niet gekomen. Ik ben niet de enige, ik ken heus nog mensen die niet naar jazz Middelheim komen omdat het te duur is. Met dit besef, aangevuld met de euforische emotie die z'n muziek bij me teweeg bracht, keer ik, keuvelend met m'n allerbeste vriend, man, huiswaarts. Het is een mooie avond, zwoel, zalig om dat kleine wandelingetje naar de wagen te maken, en na te kaarten.
Eens thuis moet dit bezegeld met een glaasje wijn, hoe kàn het anders...
Een weekje geleden gingen ze samen, met mama en papa minigolven. Nee, niet -golven... maar -golven, net als wolven, kolven, dolven, zolven. Wat die laatste twee zijn, weet ik ook niet, maar zij vindt dat het wel klinkt. Kolven kent ze ook niet, maar ze is taalvaardig en vermoedt blijkbaar enig bestaan van het woord, of, misschien is het gewoon een toevallig toeval, dat ze dit woord mee opsomde. Toegeven is wat anders, 't is iets waar ze minder vaardig mee is. Toegeven is verliezen in haar denkwereldje. Verliezen is 'nee'-gevoel, dat wil ze niet, zij wil altijd en eeuwig enkel en alleen 'ja'-gevoel. In mijn ogen is het kind dus eno-orm positief ingesteld, met alle bijhorende negatieve facetten ten spijt. Minigolf is één, maar minigolven is wat ze deed, niet meer, niet minder, én... 't was verdomd leuk! Nu jij...!
Het wàs echt wel leuk, vertellen haar ouders enthousiast. Met een uitermate grensloos mondiaal -wat zeg ik? universeel eerder, want daar het grensloos is- geduld, haalt ze het uiterste uit haar driejarig ziel en lijfke, om dat kleine golfballetje in zo'n holletje te krijgen. De moeilijke toestanden terzijde gelaten natuurlijk. Papa wil hier wel pronken en effectief door z'n lief kind bewonderd worden, want papa is de beste hé. Toch, daar het onmogelijke niet mag verwacht worden van een driejarige, haast zij zich naar het ronde witte projectiel der vadersbluf, neemt het ding in de snelle kleine kinderhand en floept het tussen papa's benen glippend in het gaatje... 'Gewonnen!!!!'... of zoiets, pronkt ze, gesterkt door mama's prettige overwinningskreet luidkeels gelachen. Dit is duidelijk; vrouwen tegen mannen... Ze spannen samen, dé enige manier om papa -nu broer nog klein is- nog even te domineren, wat hij dan weer helemaal niet zo opneemt, hij houdt immers erg veel van ze. Hij is te trots om gedomineerd te worden, of beter, zich te laten onderdrukken, maar helemaal niet te trots om hen een pretje te gunnen. Zijn twee gelukkige vrouwen. Later zal hij de truukjes nog wel doorgeven aan zoonlief...
Ze vertellen me het hele verhaal tot in de kleinste détails, waardoor ik niet de minste moeite heb, het me levendig voor te stellen, wat mij dan weer waarschijnlijk een lieflijke glimlach op m'n gezicht doet toveren. Kleine broer, vertelt niks, daarvoor is hij nog te klein. Maar nu doet hij ijverig mee. Mama kocht immers een minigol'v'setje voor de kinderen. Het golfterrein in de living nodigt hen vriendelijk en beleefd beidjes uit, hun vaardigheden nog een beetje bij te schaven, hun geduld te oefenen, vooral niet te verliezen en, de fijnere motoriek te trainen wat allicht nooit kwaad kan. Little brother... doet haar na, wat niet altijd lukt, maar hij is anders wel aardig op weg in de goede richting. Hij weet wat waar en hoe moet. De stick is nog wel wat te groot, want groter dan hem. Niettegenstaande, heeft hij hem halverwege stevig in het grote babyhandje, want hij mag dan wel kleine broer zijn, hij is een uit de kluiten gewassen bijna-éénjarige, die leken doet vermoeden een bijna-twee-jarige te zijn. Hij loopt al langer dan een maand het huis rond en staat dus al heel stevig op de flinke beentjes, is groot van bouw en roept ondertussen, zwierend met de houten stick in de rondte 'papa baba'. Ophouden zal hij ooit wel eens, maar nog niet het eerste kwartier, oohhhh, wat is zijn leven toch mooi! Het balletje moet naar het ronde ding daar, en het wordt wel degelijk die richting uitgestuurd, maar verlang nu ook weer niet teveel van een ukkie als hij hé, m'n beste.
Ik bestudeer hem met m'n allerliefste grootmoedersogen, genietend van het gelukkige kleintje. Zusje helpt hem. Taterend en kwetterend met lieflijke frivole toontjes hoe het wél moet, doet ze't hem voor. Ook nu gaat het balletje beslist de goede richting uit. Wanneer het net wat te hard wordt weggekieperd, laat ze een gilletje van spanning ontsnappen, wanneer het ronde spul over het gaatje rolt. Een licht teleurstellend toontje is dé oppepper bij uitstek om niet op te geven. 't Is eerder het aangeven van 'Ik Wil Nog Een Keer'.
Gohhhh... wat is ze toch blij dat Joseph Nicéphore Niépce deed wat ie deed. Het was 1826 toen hij vastlegde, bewaarde op papier. De brave man besefte wellicht niet half hoeveel mensen maar al te graag gebruik maken van zijn uitvinding. Zij, trekt het zich niet aan hoor. Daarbij staat ze in het minst stil. Wat ze wél doet, is ervan genieten, net als die vele anderen.
Ze herinnert zich, dat jaren geleden, wanneer ze op vakantie gingen, ze beslist herinneringen wilde hebben aan die vakanties. Kiekjes nemen dus, in alle maten en gewichten. Mét en zonder licht, met en zonder zon, mét en zonder flash. Velen mislukten, want ze kende er geen snars van. Ze was telkens weer teleurgesteld wanneer ze -eens thuis- haar filmrolletjes liet ontwikkelen. Bleken diegene waarvan ze hoopte dat ze mooi zouden zijn (zowat alle foto's dus), steeds te licht of te donker of bewogen of van te ver genomen te zijn. Het was telkens wel weer wat. Soms dacht ze de muren op te lopen, want ze zou absoluut niet alle beelden in haar geheugen kunnen vastleggen zoals het fotoaparaat dat wél zou kunnen.
Toen kwam de digitale fotografie. Heus... Joseph Nicéphore Niépce zou ervan genoten hebben met volle teugen. Daarvan is ook zij overtuigd. Ze trekt naar de natuur. Ze trekt naar de stad. Ze trekt naar het museum. Ze trekt naar haar familie. Ze loopt over straat en kijkt. Ze neemt foto's waar het maar kan, wanneer het maar kan. Velen mislukken. Ze leert bij, want wil het heus wel beter. Ze slaat op, delete en probeert fouten te verbeteren. Maar het is veel makkelijker, daar geen filmpjes meer moeten worden ontwikkeld. Wat wél moet ontwikkeld is haar kunde, is haar oog, haar gevoel. En ze geniet in hoge mate van de geringe evolutie.
Haar vakanties worden kleurrijk vastgelegd op het scherm. Wanneer ze naderhand alles herbekijkt, beleeft ze de vakantie keer op keer weer. Althans, zo is het toch haast... in haar brein. Ze schreef alle dagen een verslag over wat ze zagen, deden, aten, vaststelden. Bij dat verslag worden digitale foto's gevoegd. Het wordt hààr ding, hààr digitale boek. Haar herinnering gedigitaliseerd.
Ze geniet meermaals van één en dezelfde vakantie. Eerst is er het voorspel, het voorgerecht als het ware. Het uitkijken naar, het min of meer plannen, het wachten tot het zover is. Dan is er die vakantie op zich, het meemaken, het doen, het vakantieën dus. Het hoofdmenu met alles erop en er aan. En dan is er het naspel, en dàt kan lang duren. Het maken van het geheel. Hoe meer foto's hoe meer werk. Eén voor één kijkt ze ze na, selecteert, verbetert, ordent. Dan wordt het verslag overgetypt, met bijvoegen van geselecteerde foto's. Ze heeft er handenvol werk aan, wat ze maar met beetjes kan volbrengen. Maar hoe lang het ook duurt, genieten doet ze tot in de toppen van haar tenen. En daarna... wanneer Kees klaar is, blijft het af en toe doorlezen, kijken en herinneren, zalig gewoon. Een desert van jewelste, waar ze van smult tot in het oneindige, daar het heerlijk calorieloos is.
Moeder is jarig. Ze is sinds vorig jaar een halve eeuw, wat helemaal niet oud is, dezer dagen. Maar, een verjaardag is niet meer wat het was, jaren geleden. Ze verjaarde steevast in haar vakantieperiode. Mooi, goed gemikt in de grote vakantie toen ze nog school liep en later, was ze met haar gezinnetje ook meestal wel in vakantie op die dag. Toen werd er uitbundig gevanallest. Er kwam een cadeautje aan te pas, want het is wel degelijk zo, kinderen geven graag cadeautjes. Kinderen zijn verheugd als ze dat blije gezicht van moeder of vader zien. De laatste jaren echter, wordt er over cadeautjes niet echt meer gepraat. De kinderen zijn volwassen en vragen wel eens op voorhand wat ze graag zou krijgen voor haar verjaardag. Dat kaatst ze altijd af. Ze vindt het vervelend een geschenk te vragen, dat heeft ze altijd vervelend gevonden. Ook voor haar tweede huwelijk, liet ze opzettelijk niemand iets weten, om maar niemand te verplichten iets te kopen. Ze had immers alles wat ze nodig heeft, of zou hebben. Het schoonste geschenk kreeg ze van haar nieuwe man, hemzelf namelijk. Toch werd dit niet persé in dank afgenomen door sommigen onder de broers en zussen. Maar da's al lang weer vergeten en bijgelegd, of beter, goed uitgepraat.
Elk jaar komt ie weer, die verjaardag. Ondertussen zwijgt ze in alle talen over die datum, tenzij men het echt vraagt. Een lach, een kus, een omhelzing, een knuffel, 't is heel leuk om te krijgen, maar het moet gemeend zijn, vindt ze. En die verjaardag is eigenlijk niet anders dan een gewone dag. Feitelijk heeft een moeder meer gevoel bij zo'n verjaardag van één van haar kinderen, ook al zijn ze volwassen. Een moeder mijmert op zo'n dag. Ze vindt dat de tijd snel is gegaan. Ze haalt mooie herinneringen op. De verjaardag van haar kinderen is haar veel meer waard dan hààr dag. Niettegenstaande... dat ene woordje 'Gefeliciteerd!' uitgesproken met liefde, recht vanuit het hart, doet haar zo goed. Hij weet dat en wacht daarom rustig hét moment af. Het moment om dat woordje enkel en alleen tegen haar te zeggen. Die extra getinte kus, zijn lieve knuffel, het maakt een mooi geheel. Daar gaat het om, het geeft haar een fantastisch gevoel.
Oudste zoon is vrij vandaag. Hij komt met z'n gezinnetje langs. Ze passeerden eerst de winkel en brengen lekkers mee. En dat terwijl ze zelf al langer dan een uur heeft bezig geweest in de keuken... pannenkoeken bakken... Iets wat ze vroeger met regelmaat deed voor haar zonen. Ze aten er steeds gretig van. 'Nu' had ze gedacht, 'kunnen de kleinkinderen een pannenkoekje eten. Zoon en schoondochterke zullen het ook nog wel lusten'. Er is dus niks dan zoetigheid in huis. Dat wordt een snoepdag van jewelste... Kleindochtertje is in de wolken want mag een cadeau afgeven. Ze springt van opwinding terwijl ze het papier verwijdert voor Moeke. Het is een woordspel, dat komt altijd goed van pas. 'Je zal wel zien', zegt Moeke, 'dit gaan we samen nog spelen, als jij groot bent, lieve schat'. Onverwacht toch weer een cadeau... het wàs niet nodig, heel écht niet. Maar het is zooooo lief dat jullie toch wel dit hebben meegebracht. Ze zal ervan genieten, en telkens ze de doos uit haalt zal ze aan hen denken. Zo gaat dat. Het samenzijn is gezellig, ze hebben tijd, nog zo'n mooi geschenk, tijd voor mekaar. Zeldzaam... Ze vertelt aan schoondochter en zoon, dat jongste zoon al heel vroeg een smske had gestuurd met de beste wensen. Dat ie er zo vroeg in de morgen al aan dacht, toch wel speciaal. Jonge gasten van 22 jaar staan toch niet op met als eerste gedachte, 'o, mijn moeder is jarig vandaag.' Maar hij was er alleszins toch vroeg bij, denkt moederlief verrast.
Wat later is iedereen weg. Stilletjes zit ze samen met manlief in huis. Ze praten, zitten, keuvelen en genieten van het mooie weer vandaag. Het spel wordt uitgetest, de hersenen eventjes getraind, wat wel mag, eens een gezegende leeftijd niet meer uit de weg kan gegaan worden. Daarna wat ontspanning, de tour de France gevolgd, languit in de zetel, heerlijk naast mekaar. Plots gaat de bel. Ze opent de deur en daar staat hij dan. De jongste zoon, met een bloementuil van jewelste. Hij komt recht van z'n werk, gauw, via de bloemenzaak om haar te feliciteren. Sprakeloos is ze... Zooo lief toch!!!
Haar dag kan helemaal niet stuk. Tranen van geluk in de ogen. Gauw, gauw weggeveegd, al dat zout water. Er wordt iets uitgeschonken, geknabbeld, en vooral, gezellig gepraat.
Beslist... het is de mooiste verjaardag sinds lang!
Moeder en vader wilden ook wel eens wat met hun kroostrijk gezin. Er op uit trekken was heus niet zo eenvoudig. Nog niet lang geleden hadden ze zich een tweedehandse auto aangeschaft. Eigenlijk te klein om met zo velen door het land te trekken. Maar ach, in die tijd waren er nog niet zo'n strenge veiligheidsregels. Het verkeer was nog helemaal niet wat het nu is. Vader reed ook voorzichtig. Ze konden zich dus permitteren met een hoop op mekaar in die wagen geprest te zitten. De kinderen vonden dat niet zo leuk, maar wisten het onaangename aan het aangename te koppelen. Ze hadden het er heus wel voor over om een half uur of langer, tegen mekaar geprangt te zitten in die wagen voor een uitstap, want het was nieuw. Nieuw is altijd een uitdaging, dus daar gingen ze voor.
Stilstaand voor het rode licht, zagen ze de automobilisten van de voertuigen naast, of achter hen, tellen. Mensen vonden hen een freekyshow waarschijnlijk. Tja, ze zaten dan ook met z'n tienen in zo'n Renault 4, het was het tellen waard. Toch, met deze wagen hebben ze niet zo lang gereden. De ouders beseften wel dat deze opgroeiende kinderen nu nog wel effe als sardientjes in een kleine wagen konden geperst worden, maar eens ze wat groter zouden worden, zou dit niet kunnen blijven duren. Wat later stond er dus een andere en ietwat grotere wagen voor de deur. Ook tweedehands, want doe het maar... Alle monden vullen, kleren worden wel afgedragen en aan de kleineren doorgegeven, maar die groteren kunnen niet in hun blootje lopen. Kledij aanschaffen is een snee in je portomonnee. Om dan nog te zwijgen over doktersbezoeken en eventuele medicatie, want er gebeurt uiteraard altijd wel wat met zo'n kroost.
Deze nieuwe aanschaf werd het ruimere model van Renault 4. Wat hoger, wat ruimer. Vader was een handige harry, die op zeer eenvoudige wijze plaats wist bij te toveren in deze auto. Kofferruimte is belangrijk, maar op de wielkassen legde hij in deze open kofferruimte een stevige afgesliste plank. Die plank diende als achterste zetel. Extra zitruimte en een bovenstebeste luxe dus, voor het kleine grut. Wanneer er inkopen moesten worden gedaan, nam pa gewoon de plank weg, en koffer werd weer koffer. Geen kijf, noch kommer en kwel nog, tijdens de uitstappen. Er werden geen ellebogen meer in ribbenkassen of ogen geduwd, én op die plank zat je een ietsje hoger dan op de zetel, je kon dus goed naar buiten kijken. Zo reden ze naar 'de buiten', daar waar hun grootouders woonden in zeeën van ruimte en groen. 't Is ook daar dat een stuk grond werd gekocht door ma en pa. Daar zouden ze in de toekomst hun zomers doorbrengen. De kinderen zouden kunnen ravotten en vader zou evengoed van daaruit naar z'n werk kunnen trekken, met deze prachtwagen.
Er werd dus uitgekeken naar een caravan ofzo. Maar caravans voor 10 personen zijn wel erg duur. Er werd dus weer creatief nagedacht en zo bleek dat men bij de MIVA oude afgedankte bussen verkocht voor een appel en een ei. Met een zo handige vader kon het geen probleem zijn, zo'n ouwe bus om te toveren in caravan. Zetels en palen werden uitgebroken en de bus werd op handige wijze herschapen in z'n nieuwe uiterlijk. Een keuken werd er niet geïnstalleerd, die kwam in een tent naast de bus. Daarnaast kregen de 3 jongens ook een tent. Jongens horen niet in dezelfde ruimte als meisjes te slapen, dachten de ouders wellicht. Maar, het doet er niet toe. Iedereen was tevreden zo. De broers konden lekker stoer doen. In tenten slapen is niks voor meisjes, die gillen bij het minste dat ze horen of voelen. Zij beslist niet, al deden ze in hun broek van schrik, hier werd niet gegild! De meisjes lieten die broers in hun vet gaar stoven, dik tevreden met hun plaatske in de bus. Moeder en vader sliepen er ook, maar wisten zich een beetje af te zonderen, bij wijze van gordijntjes, een kleurrijk gehangen grens. Privé domein...
Sind die zomer, werd er heel wat pret beleefd in en rond De Bus. Ons Bus. Hun Bus. De Bus. Ze werd naar deze lap grond getakeld, terwijl vader met de wagen volgeladen met kids en gerief er achteraan kwam gereden. Een wagen vol met opgewonden kinderen, die regelmatig moesten aangemaand worden, rustig te zijn. De 2 grote broers, konden mee met de takelwagen, zo was er meer ruimte in de auto voor de talrijke schatten die mee moesten, zoals potten, kledij, verzorgingsgerief en vooral, speelgoed.
Het zou er eindelijk van komen... Ze zouden in een groter huis gaan wonen. Een opwindende gebeurtenis voor een elfjarige, net niet geboren, maar beslist getogen in de huidige woonst. Ze was 6 maanden toen haar ouders hier in trokken. Haar geboortehuis was te klein geworden voor een gezinnetje met vier kinderen. Nee, ze herinnert zich niks, natuurlijk. Haar moeder vertelde het haar, op één van haar gezellige-naast-mekaar-zit-momenten. En nou, gaat het niet lang meer duren. Eerst moet ze de examens nog goed door komen, maar dàt is eigenlijk geen probleem. Er staat haar in de nabije toekomst wel heel wat te wachten. Een ander huis, een andere school... Het zal beslist een opwindende grote vakantie worden.
Die examens gaat ze door zonder zich te pijnigen, in tegenstelling tot haar zus, die hard moet werken om de boel door te worstelen. Hoe dat komt, weet ze niet. Ze is te jong om daarbij stil te staan. Zus slaagt evenzeer, dus waarom je hoofd breken. De vakantie staat voor de boeg en ze moeten helpen alle spullen in te pakken. Het gezin is ondertussen immers uitgebreid tot acht telgen. Ze slapen in de huidige slaapkamer met vier, de drie broers slapen ook op één kamer. Het jongste zusje, nog geen drie, heeft een kamertje voor zich en moeder en vader hebben uiteraard slaapkamer nr vier voor zich. Met z'n vieren op één kamer, wil wel eens voor wat ellende zorgen. De jongste van de vier, durft bij het dromen wel eens in bed plassen. In dat grote, opklapbed, dat alle dagen wordt opgeklapt, vooral met slecht weer. Zo kunnen de kinderen in deze kamer spelen met regenweer. Moeder wordt haast zenuwziek als de kinderen de living op stelten zetten. De legoblokken worden met plezier door de kamer gekeild. Het is namelijk veel plezieriger oorlogje te spelen en de legoblokken als kanonkogels te gebruiken, tegen de broers, dan saaie huisjes te bouwen. De jongens kogelen die blokjes keihard terug en zo wordt de hoop blokjes alsmaar kleiner en de wanorde alsmaar groter. Ze moeten natuurlijk ook opruimen, maar dat doen ze heel snel om maar vlug van die rotkarwei verlost te zijn, en dus niet zoals het hoort.
Verhuizen dus... een nodige zaak. Het nieuwe huis zal zes slaapkamers hebben. Oudste broer zal een kamer voor zich krijgen. Een luxe die hij verdient heeft volgens moeder en vader, daar hij het langst van ons op de aardbol vertoeft en recht moet krijgen op enige privacy. De twee jongere jongens zullen nog samen slapen. De meisjes worden verdeeld, twee, drie. Ze vinden dit een heuse luxe en kijken er enorm naar uit. De vijfde kamer is voor de ouders en de zesde kamer, wordt studeerkamer gedoopt. Niemand klaagt, want het is voor iedereen een verbetering. Een badkamer met toilet en apart ook nog een w.c., zo moet er niet meer aangeschoven worden, wat soms voor kleine drama's zorgde. De living zal ook ruimer zijn, met een aparte eetplaats, waar plaats genoeg is voor de grote tafel. De keuken zal ook ruim genoeg zijn en toch niet teveel plaats van het huis innemen. En toch... en toch, blijft zij met wrange gevoelens achter. Ze heeft het moeilijk haar verleden, haar korte verleden achter te laten. Nieuwe mensen zullen de ruimtes inademen, die steeds de hare waren geweest. Nieuwe mensen zullen haar buren te buur krijgen. Nieuwe mensen zullen op haar gras trappen, de appelen plukken van haar boom. Die appelen, die zij nooit wilde eten, ook al moest ze van moeder. Die appelen waardoor ze altijd een scène ten beste gaf, in de strijd tegen moederdwang. Die andere, nieuwe mensen, zullen... noem maar op, ze zullen haar verleden verademen.
Het nieuwe huis, is echt een nieuw huis. Daar hebben eerder geen mensen gewoond. Zij zijn de eerste bewoners. Het ademt naar niks. Het ruikt... het stinkt... naar beton, naar bezetting, naar verf, naar nieuw. Het heeft niks, geen verleden, helemaal niks. Het is gevoelloos, het vertelt je niks. Het is wennen, voor iemand die van haar dingen mét omgeving houdt. Langs de andere kant, nodigt het nieuwe haar uit. Ze is nieuwsgierig. De grotere ruimten geven haar een gevoel te kunnen groeien, te kunnen ademen en leven met meer vrijheid. Ze zal wat meer privacy krijgen. Privacy die ze in het oude huis haast enkel op toilet kon vinden. Nu kan ze haar jongere zussen de kamer uit sturen, of doen alsof ze moet studeren om wat privacy te hebben.
Nieuwe buren... vormen niet echt een probleem. Nou, langs de ene kant dan. Aan de andere kant woont een raar gezinnetje. Een mevrouw die enkel maar vertelt over wat ze heeft en wat ze zal kopen en vergelijkt met anderen. Ze heeft nooit iets interessants te vertellen, die ene buurvrouw. Haar dochters zijn ook rare wezens. Ze praten enkel over dingen die haar niet interesseren. Die andere buren, zijn toffer. Daar kan je mee lachen, vertellen, met de kinderen spelen, wat aardig snel lukt. Er is een meisje die maar één jaartje jonger is dan zij. Leuk!!! Dat meisje houdt zo'n beetje van dezelfde dingen, is sympathiek en geen snoever. Leuk!!! Haar broer gaat mee naar de tekenschool. Ze brengen samen uren door in de tuin of bij mekaar. Een hechte vriendschap wordt geboren.
Het oude huis? Ach, na enkele maanden is het leed geleden en wil ze er niet meer van weten. Alhoewel ze de hele vriendelijke buurvrouw mist. Die is ondertussen ver weg gaan wonen, dichter bij haar dochter, aan de andere kant van de wereld. Da's spijtig... geen enkele van de nieuwe buren kan hààr vervangen, maar die ene, lieve buurvrouw mag er toch ook best wezen.
Onbewust gaat haar leventje voort. Weken, maanden, jaren, jaaa-aaren... Lang, lang na dàt verhuisjaar, denkt ze er aan terug. Wat gepaste nostalgie, hoort bij het mijmeren. Maar haar oude vriendschap, toen zo nieuw, is en blijft een niet-verwaarloosd gegeven. Nog steeds geniet ze ervan en deelt ze heel wat leuke herinneringen met vriendin, oud-buurmeisje... mèt een lach.
Ze is nog klein. Ze is al groot. Ze is -al- bijna drie. Nog twee maanden en het is zo ver. Ze gaat al naar school, sinds kort. Sinds nog korter blijft ze er de hele dag. Wanneer mama haar komt halen, vertelt ze honderduit, voor zover haar hoofdje en mondje het aan kan. In't begin, die eerste dagen, waren tegelijk leuk, maar ook beangstigend. Ze wilde zo graag spelen met de andere kinderen, maar ze wilde toch nog iets liever bij mama blijven. Helemaal niet gewend haar moeder niet te zien, bleef ze enkele dagen na mekaar beteuterd of wenend achter in school, onder de hoede van juf.
Maar meestal was het leed redelijk snel geleden, eens mama een tijdje uit het zicht verdwenen was. Af en toe, kwam er dan een weenbevlieging en ook af en toe, bleef deze tranenbui hangen. Maar nu is ze groot. Ze weet nu dat mama haar telkens weer komt halen. Ze doet mee, ze speelt, knutselt, praat, lacht... Toch, soms is er een goede reden om 'niet te doen'. Nee, nee en nog eens nee, ze doet niet, hoor je, NIET mee.
Mama komt kleine meid halen, zoals altijd, mooi op tijd. Ze laat haar kleintje niet wachten, ze wil er steevast tijdig zijn. Juf vertelt dat kleintje de hele middag niet gespeeld heeft. Ze wilde niks, helemaal niks mee doen. Mama is erg verwonderd naar de reden. Kleintje is in mama's ogen nog klein, maar uit zich goed. Ze antwoordt op elke vraag die gesteld wordt. Zo komt mama én juf er achter, dat kleintje een goede reden had om niet mee te doen. Ze is helemaal niet dwars, verre van. Ze is lieftallig, een hartendiefje. Ze doet mama én juf smelten, maar ze beseft het niet.
Ah ja... de reden? Ze had een bloempje gezien, 's middags, toen ze buiten speelden. Ze plukte het, 's middags, toen ze buiten speelden. Zij, stopte met spelen, voor het bloempje, voor mama. Een bloem voor mama... Ze wilde er zorg voor dragen. Het bloempje mocht niet stuk, moest mooi blijven. En... het lukte, hier... mama... een bloem voor jou! Juf wist het natuurlijk al, maar wilde kleintje zelf haar verhaaltje laten doen. Mama wist het niet en is heel aangenaam verrast.
Het bloempje zit nu geplet in een boek van mama. Fier toont ze het. Haar eerste, echte fysiek geschenk, geschonken vanuit het diepste van het kleintjeshartje. Een bloempje, geplukt, met en voor liefde. Kleintje heeft niet door dat bloempje dood is. Nee hoor, in haar hartje is het één grote bloempjesweide!
Ze was op weg naar... altijd onderweg naar... Ze hield van reizen. Grenzen overschrijden, kijken, leren van anderen. Culturen vergelijken en landschappen 'be'leven. Dus, reisde ze wanneer het ook maar kon, waar ze ook maar kon, zolang het veilig was.
Ze had er een lange tocht op zitten en stond nog voor een lang stuk. Ze trok met rugzak de wildernis in. Het landschap was fenomenaal prachtig. Toeristen waren er met hopen, maar zij had daar geen last van. Zij deed niet wat toeristen deden. Ze liep niet waar toeristen liepen, tenzij deze toeristen dezelfde ingesteldheid hadden als zij. Integer omgaan met alles en iedereen die je tegenkomt, is één van de belangrijkste regels waar ze zich maar al te graag aan houdt. Ze had zich ook geoefend om die lange tochten aan te kunnen. Het klimaat was immers niet zoals zij gewend is. Als je je onbezonnen aan zo'n tocht waagt, zou je wel eens van een koude douche kunnen thuis komen. Haar niet gezien. Genieten van een reis en zo'n tocht, wil dus vooral zeggen, niet enkel je hart, maar ook je verstand laten spreken.
Het was zo ver. Ze begon er aan, na ook de nodige formaliteiten voor de veiligheid en volgens de wet in orde gebracht te hebben, want ook dàt was nodig. Met kloppend hart, keek ze rond. Ze ging alleen naar het ontmoetingspunt, waar ze de nacht zou doorbrengen. Haar slaapzak had ze op haar zo licht mogelijke rugzak gebonden. Tent was niet voorzien. Daar begon ze niet aan, ze zou in open lucht overnachten. Om het slaappunt te bereiken, zou ze alles bij mekaar zo'n 6 uren moeten stappen, klimmend en dalend over allerhande obstakels, waaronder een berg, die ze letterlijk en figuurlijk zou moeten verzetten. Nou, echt verzetten niet, maar haar voeten wel, over die berg.
Het weer was heerlijk, maar zou al snel warm worden, wist ze. Het was dus zeer belangrijk om zich van voldoende water te voorzien, want vochtverlies is met zo'n tochten onvermijdelijk en water dus onontbeerlijk. Modern als wij mensen zijn, kon ze op uitzonderlijke plaatsen wel terecht op zo luxueus mogelijk geïnstalleerde toiletten. Klein, maar zeer hygiënisch. Eén van de weinige luxes die ze zich toch graag veroorloofde.
Na enkele uren stappen, ze dacht halverwege te zijn, werd de nood aan zo'n toilet een redelijk belangrijk item, vond ze. Ze begon er naar uit te kijken. Op haar plan, moest het niet te veraf zijn. Het aanzicht van het plaatske, niet verstopt, maar toch als natuurlijk geheel met de omgeving geplaatst, tussen bomen en struiken, met zandkleurig dak, gaf haar voldoening. Nog nooit had ze zo'n schoon w.c. gezien. Ze voelde ze zich zelfs al wat opgelucht alvorens het in gebruik te nemen. 't Idee alleen al... Ze ging binnen en deed wat ze moest doen. Water was er niet aanwezig, het was een sceptische put, die heel regelmatig geleegd wordt. Handen wassen kon niet, door het tekort aan water, maar er hing van die ontsmettende gel om je handen in te wrijven. Ook goed, geen probleem. Ze wreef haar handen goed door met de verfrissende gel, die snel opdroogde. Eigenlijk vond ze dat haar billen ook zo'n beurt nodig hadden. Ze kreeg het lumineuse idee, haar billen ook in te smeren met die gel. Zo zou de boel wel echt goed proper zijn, want ze zou zich toch twee dagen niet kunnen wassen.
Ze nam een maat gel op een blaadje toiletpapier en begon te smeren. Toch, dat duurde niet lang, want gelijk begon de gel, z'n ontsmettende werking. Blijkbaar had ze piepkleine wondjes, want ze dacht dat ze in brand stond. De boel brandde alsof ze met haar achterste in het vuur was gevallen. Ze begon direct te blazen, springen en dansen om de boel te laten afkoelen. Na zo'n tiental minuten zwaaien en zwieren met blote billen om zoveel mogelijk frisse lucht te laten passeren, (en ook een beetje als normale reactie op de achterstevenbrand) stilde het vuur, het pikken, het branden. Ze had het willen uitroepen, maar bedacht zich, dat zij niet alleen rondtrok. Als iemand haar zou horen en misschien wel ter hulp zou snellen, denkende dat ze in gevaar is... Hoe zou ze dàt dan moeten uitleggen? Zelfbeheersing troef dus, en vooral, aan niemand vertellen.
Toen ze naderhand het luxueuse toilet buiten kwam, broek opgetrokken, zoals het hoort, kwamen er net twee mensen aan, ook trekkers. Ze kwamen ook van de luxe gebruik maken. Nee, ze was dus helemaal niet alleen, ook al leek het er soms wat op. Ze wilde hen graag waarschuwen om niet de domme fout te maken, die zij net had gemaakt, maar daarvoor was te beschaamd. Ze zweeg, knikte met een lachje de luxeverbruikers toe en zette haar tocht verder. De benen net iets wijder open bij het stappen dan voorheen.
Blazen deed ze tijdens de tocht ook nog af en toe, maar dat had niks meer met haar billen te maken...
Natuurlijk heeft hij een naam. Iedereen heeft er een, wel, dat zou toch moeten, ook al bekeek ik op tv -een tijd geleden- een documentaire over naamloze kinderen. De wrede wereld die wij, volwassenen creëren... zorgt hier en daar voor schrijnende toestanden. Maar ik kan me inbeelden dat kinderen zonder naam, ook een herkenningsnaam hebben. Laat het me voorlopig een nick noemen, om het een Engelse term te geven, wat op zich ook weer een naam is natuurlijk.
Ik noem hém alleszins ook bij een nick. Hij verdient hem, het straalt van hem af. Voor mij heet hij Leeuw. Vanaf het eerste moment dat ik hem -na vele jaren- terugzag, niet herkende maar toch direct wist wie hij was, zag ik dat hij Leeuw is. Hij had het altijd al in zich, maar nu, nu hij senior is, is hij een Leeuw met status. Patriarchische uitstraling, wellicht niet beseffend... niet met de sierlijke leeuwenmanen -en maar goed ook, 't zou teveel van het mooie zijn- maar toch met de wilde zilveren haardos zo glad mogelijk gekamd. Schouders die de wereld wel zouden kunnen dragen, zo lijkt het. Groot, rechtop kolossaal krachtig. Ja beslist, die naam moet het zijn!
Leeuw rouwt om zijn broeder. Zijn 'kleine' broeder kon niet verder leven. De strijd was lang, pijnlijk, werd ondraaglijk, maar hij bleef moedig vechten, hopen, anderen proberen te ontzien van zijn lijden. Waarschijnlijk had 'kleine broeder' toch wat van diezelfde genen als Leeuw. Er is veel volk gekomen om een laatste officiële groet te brengen, om 'kleine broeder' zijn naasten hun steun te betuigen, waarbij ook Leeuw hoort natuurlijk. Iedereen houdt zich flink, zoals wij in het westen menen dat het hoort. 'Hier Weent Men Niet' draagt men in het hart, ziel, hoofd. Kleindochter komt een zelfgeschreven brief voorlezen, hopende dat haar grootvader het hoort, moest hij het nog niet weten. Ze mist hem zo, ze herinnert hem. Eén iemand heeft het lef om na het voorlezen van die brief heel eventjes in de handen te klappen. 'Fijn zo' denk ik, terwijl ik niet meedoe, maar het wel erg apprecieer. Ik besluit ter plekke een scenario uit te werken voor m'n eigen begrafenis, die als het wat meezit nog wel op zich zal laten wachten voor lange tijd. Ik wil dat men grappige opmerkingen maakt, nu ook weer niet à-la-stand-up-comedian, want daar hou ik niet zo van. Maar asjeblieft, laat er swingende luide muziek klinken, laat er gedanst worden, laat er genoten worden. Want, het leven is te kort om triest te zijn.
'Kleine broeder' is in mijn ogen verlost, veel te jong moeten gaan, maar hij had zo'n pijn. Ik hou het voor mezelf, ik kan niet tegen anderen zeggen wat ze moeten voelen. Er wordt gegroet... Iedereen passeert rustig de urn, de asse, de bloemen, het overschot van 'kleine broeder'. Leeuw is niet de eerste, die eer is voor de weduwe, de kinderen. Leeuw groet, pokerface, terecht aangedaan door het verlies. Bekeken vanuit je eigen standpunt, is het altijd te vroeg iemand uit te zwaaien op deze manier. Leeuw, moet net als de weduwe en de kinderen naar de uitgang. Hij weet niet goed raad met deze gevoelens van onmacht, waar dit een moment is dat hij liever alleen zou zijn. Niemand hoeft hem zo te zien. Kwaad klopt ie de ene hand gebald in de palm van de andere, terwijl hij een voet tegen de grond stampt. Snel herpakt Leeuw zich, het hoort niet, niet hier...
Onder de verpakking van Leeuw, zit dons, een hart van goud, een gevoelensmens... Maar ik... vertel het heus niet verder...
Het is weer zover... Iets vroeger dan ik gewend ben, maar door omstandigheden, moet het maar eens wat vroeger. Eén keer, elke twee maanden, is de normaliteit, hoewel tegen m'n zin. Maar een mens die zichzelf een beetje respecteert, doet het. Alhoewel ik niet persé wil beweren, dat zij, die om religieuze of welke redenen dan ook, besluiten hun haren nooit te laten knippen, zichzelf niet zouden respecteren.
Als kind, toen ik lang haar had, herinner ik me m'n eerste kapperbezoek. Dat was een belevenis. M'n haren waren lang, erg lang... waarschijnlijk tot irritatie van m'n moeder, wanneer ze het na het wassen moest ontwarren. Toen waren er nog die after- en balsemmmmdingessss nog niet. Genoodzaakt op m'n knieën op de grond, tussen moeders benen geklemd, begon de marteling. Ik had toen ook al de nodige decibels ergens diep in longen en keelcombinatie verstopt. Eens moeder wat haastig begon te kammen, kwamen die decibels vrij. Moeder liet zich dan steeds maar weer ontvallen: "Wil je mooi zijn?" Ja zegggg... wie wil dat nu niet, dus deze vraag was een val, waar ik met m'n ogen toe in liep. Dus, ging ze vastbesloten verder: "Wie mooi wil zijn, moet afzien!" Kort en bondig, geen discusie mogelijk. Afgedaan, eind, amen! Zij kon het wel hoor, me de mond snoeren.
Waarschijnlijk werd ze het moe. Dus als ik het bekijk op langere termijn, heb ik toch een slag thuis gehaald. Het moest er af. Kort! Even kort als bondig... Het mocht nog net over m'n oren, maar het mocht zelfs niet meer tot op de schouders. Het moest echt een jongeskoppeke zijn. Ik had... géén inspraak. Moeder besloot, moeder betaalde, moeder was baas. Vader... was lange dagen uit werken, hij bemoeide zich er dus niet mee. Kort, was voor hem even goed als lang, het maakte hem niet uit. Hij zag me nog even graag, na als voor.
Het ontbrak moeder nochtans aan tijd en mogelijkheid. Ze had nog kleinere kinders en dus zag ze de mogelijkheid niet om met mij en m'n zus, die steeds hetzelfde lot onderging als ik, naar de kapper te gaan. Maar de buurvrouw, onze lieve, allerliefste buurvrouw, bood soelaas. Zij zou dit varkentje wel wassen. Zij was een schat, een bejaarde dame, die geen kleinkinderen had, voor zover ik weet. Haar dochter woonde aan de andere kant van de wereld, in de Kempen dus. Met de bus was je toch al gauw twee uren onderweg. Dus zag ze haar dochter beslist niet alle weken en dat gemis recupereerde ze door ons bij te staan. Ze deed dat heel goed! We hielden van haar, zij was onze beschermengel. Zij nam ons dus naar de kapper.
Die vroeg hoe we't wilden. Wij? Wij hadden niet eens door dat het er af ging, wij wilden het gewoon, zoals het was. Het was goed zo, want, ook al werd er tijdens het wassen en kammen telkens weer een kleine oorlog gevoerd, wij vonden het normaal hé. De buurvrouw wist het wel voor ons, waarschijnlijk ingefluisterd door moeder. "Echt?" hoorde ik haar nog vragen, een beetje onzeker toch. Een beslissende knik van buurvrouw, was het startsein. De kapper bleef maar herhalen dat wij prachtig haar hadden. Die krullen, zo lang, zo dit, zo dat en vooral... zo mooi... Onze neus krulde, tot onze spijt. Het heeft niet veel zin, fier te zijn op iets dat gedeleted wordt, hé. Terwijl de complimenten rond ons oren vlogen, vloog het haar er ook rond... en viel pardoes op de grond. De kapper vroeg aan de buurvrouw of ze het haar mocht gebruiken. Ik hoorde een vaag verhaal dat me niet interesseerde over pruiken maken enz... We zouden korting krijgen daardoor. Buurvrouw akkoord, en wij... beseften niks, maar het is altijd wel blijven hangen. Vooral omdat buurvouw het verhaal heel enthousiast aan moeder vertelde, naderhand.
De schaar zien dichterbij komen, in de spiegel... Angstaanjagend, want die vreemde vrouw mag dan al vriendelijk zijn. Ik had al wel geleerd met dàt soort vriendelijkheid goed op te passen. Als volwassenen zo'n overdreven vriendelijkheid tentoon spreidden, was er meestal wat loos, daar was ik zeker van. Op dat moment dus ook, en die schaar kwam maar dichter bij... tot tegen m'n hoofd. Koud, gleed dat ding over m'n hoofd. Ze trok aan m'n oren, auwwwww... Ik trok weg en ze zei me dat ik dat niet mocht. Ik moest haar maar laten begaan, anders zou ik mezelf nog kunnen pijn doen. Ik mezelf? vroeg ik me af... Zij zeker... zij heeft die schaar vast, niet ik! Maar haar ogen konden tijdens die valse lach, ook vuur schieten, merkte ik op. Dus deed ik maar weer wat ze vroeg. Ook omdat m'n lieve buurvrouw het me uitlegde. Ik zag de verminking met lede ogen aan. M'n haar... Korter, korter, korter... Ik was zo lelijk! Afschuwelijk... M'n zus, altijd haar gedachten voor zich houdend -hoe deed ze dat toch- zweeg, met pokerface, maar ik wist dat ze't erg vond. Het voordeel was, dat ik haar wel mooi vond met dat korte haar. Dat hielp iets makkelijker, me bij de situatie neer te leggen.
Later thuis gekomen, aaide vader over ons bolleke. Hij vond het best aardig. Moeder ook, ze hoorde het verhaal van buurvrouw aan en besloot dat het goed was. Tevreden mocht het leven verder gezet worden. Spelen en kwelen met broers en zusjes. En nooit meer... nooit meer op de knietjes, tussen moeders benen geklemd, oorlog voeren.
Er is 'het event'. Ze wil er beslist naartoe én, krijgt de mogelijkheid bij uitstek om het in alle rust mee te mogen doen. Chanse... Lekker meegenomen, dus zeker doen! Het moet aansluitend na 't werk, wat op zich geen probleem is. Op deze manier heeft ze haar twee vrije dagen nog om volledig over te beschikken. Doen dus...
Werk zit er op, een prachtig weertje, dus ipv op het werk de tijd af te wachten om naar 'het event' te gaan, besluit ze zich in 't zonneke op een bank te zetten voor een half uur. Midden in de drukke stad. Het is een komen en gaan van alle kanten, gelukkig niet van boven, bedenkt ze zich nog enigzins wat sarcastisch. Sarcasme is haar troef, maar op een constructieve manier. Noem het doemdenken met een positieve inslag, maar daaruit haalt ze dikwijls haar binnenpretjes. Er zit een dame op leeftijd op de bank en zij zet zich er naast. Er op, zou er over zijn hé, bedenk ik me terwijl ik dit schrijf... Uiteraard moet er worden gepraat, over koetjes en kalfjes. Het mooie weer is natuurlijk een start die de dame als opening gebruikt. Zij probeert het altijd te mijden, een babbel beginnen over het weer vindt ze zo cliché, maar dat wil niet zeggen dat ze niet op deze opening in gaat. Ze vragen zich af, waar toch al deze mensen heen gaan? Zijn er dan geen mensen meer die werken? Vraagt de oudere dame. Waarop zij denkt aan zichzelf; Er zijn wel degelijk mensen die vrij zijn tijdens de veronderstelde werkdagen. In sommige beroepen is het zo vanzelfsprekend dat men tijdens het weekeinde werkt, dat het anderen zelfs niet opvalt hoeveel mensen wel degelijk werken tijdens hùn vrije dagen. Maar ze houdt dit voor zichzelf, ze knikt de grijze dame toe, bij wijze van verstandhouding.
Het wordt heerlijk warm, té warm voor de ouden van dagen om in de zon te blijven. Zij blijft dus alleen achter op die bank. Af en toe passeert er iemand die haar iets zegt, maar de meesten stevenen gewoon op hun gemeende doel af. De bus, of tram, de taxi, een eethuisje, of één of andere winkel, of, het station... Keuze genoeg. Toch lijkt het of de meesten zijn gehaast. Het zit diep in onze maatschappelijke houding, die haast. Zij geeft ook toe, dat ze regelmatig moeite moet doen om te onthaasten, eventjes rustig ademen, alvorens verder te functioneren als een opgedraaide pop. Nu is ze daar trouwens volop mee bezig, op haar bank, kijkend naar al wat beweegt. Ze neemt een boek uit haar tas en probeert zich er in te wurmen. Ze kruipt in letters, woorden, zinnen, paragrafen. Maar het is een themaboek, het vergt emotie, om te begrijpen. Het valt niet mee, met het krioelen rondom haar. Lang wordt er dus niet gelezen, dat doet ze dan toch liever thuis, wanneer ze rustig in haar zetel zit.
Dàn, is het 'eventtijd'. Eens samengekomen aan de start, mag ze genieten van de nog-niet-in-gebruikzijnde-metrotunnel. Eerst moet ze een vijftal verdiepen afdalen via een ijzeren trap. Met een dertigtal mensen zijn ze, wat een enorm kabaal geeft. De stemmen worden geleid langsheen de lange ronde muren, weerkaatsen echoënd tegen vloer en wanden en glijden de lange tunnel door. Het duurt niet lang of de mensen lopen meer gespreid, wat gelijk ook het geluid dempt. Zij is in gezelschap van een collega, hij blijft bij haar, pratend en kijkend de wandeling maken. Een tunnel is ...een tunnel, niet meer of niet minder. Maar toch, heb je nu de tijd om figuurlijk stil te staan bij het creëren ervan. Hoe groot, hoe breed... hier kan maar één stel (voertuig) door, waar rijdt het stel dan in de andere richting? Het lijkt wel of ze deel neemt aan een wedstrijd en vragen moet oplossen. Maar ze komt er wel achter hoor. Sommige dingen worden vanzelfsprekend door beroepslogica opgelost. De vraag waarmee ze blijft zitten, ivm verandering in de constructie van de tunnel, stelt ze aan collega's, waarvan één toch een antwoord geeft. Nou, niet echt hét antwoord, maar ze weet dat ze haar vraag beter aan één van de ingenieurs, die op de hoogte zijn van het bouwen van deze tunnel, zou stellen. Toch is ze al best tevreden met de uitleg die ze krijgt van een kompaan, die het hele doen en laten van het pré-metrowezen in de stad blijkt te hebben gevolgd en/of van buiten geleerd.
Spijtig dat ze haar fototoestel vergat. Ze was er zo op uit foto's te nemen. Misschien is iemand wel zo lief haar enkelen op te sturen. Ze vroeg het aan een-met-statief-en-toestel-gewapend man, die vriendelijk beloofde. 't Zal toch afwachten zijn... Maar wat ze heeft gezien, gevoeld en bedacht in die tunnel, is althans haar bezit. Het water dat langs zijwanden naar beneden sijpelt, vies en zelfs slijmerig. De sfeer van de wandeling, de beelden van de constructie in die jaren van big-spending-for-nothing. Gelukkig beseffen onze politiekers nu, dat het onderhoud enkel maar baat heeft, bij in-gebruikname van de metro. Zo heeft het besteede geld op z'n minst dan toch een doel. De meters, twee kilometer om het juister te stellen zijn snel onder de voeten doorgedraaid. Is ze 'r nu al? Teneinde de tunnel, schijnt het licht, zoals hoort. De tunnelverantwoordelijke staat de mensen op te wachten. Pollen schudden, bedanken, een groet, een lach en een babbel om 'het event' af te ronden.
En dan terug boven de grond naar huis. De zon schijnt heerlijk, dus geeft het niet dat ze net haar tram mist. Boven de grond, adem haar adem, voel wat ze voelt... Zalig!!!
Het kan niet meer worden uitgesteld. Het moet, zonder dralen, er werd maar al te lang gewacht. Ik moet ermee naar de tandarts. Tandpijn is er niet om te kwellen, maar om verholpen te worden. Ik ben 9 en hou absoluut niet van de tandarts. Oké, echt pijn heeft hij me nog nooit gedaan. Maar je zit er dan met je mond open, met dat pruttelende buisje over je lip. Wanneer je lip niet goed zit, irriteert dat enorm. Dan wil je dat goed trekken en dan neemt de tandarts je hand weg, want je moet er af blijven. Om het nog wat te nuanceren, vraagt hij of alles oké is. Dan wil je wat antwoorden, maar je kan geen woord deftig articuleren, met als resultaat dat die man geen sikkepit verstaat van wat je zegt. Dat geef je dan maar op, want hij zegt wat hij meent dat je wil zeggen en zit er glad naast. Dàt wil je hem dan ook duidelijk maken, maar nee hoor, die volwassenen zeggen te luisteren, maar horen enkel wat hen goed uitkomt. Ze weten het altijd beter. Ook hij!
Ik heb dus zo lang mogelijk gezwegen over m'n tandpijn. Maar hoe lang kan een mens dat volhouden? Eens een grens overschreden, merkt je moeder al snel, dat je zelfs geen snoep meer wil eten. Als ze dàt ziet, hang je gewoon. Geen excuus is goed genoeg. Gene goesting, telt niet, want dat gelooft ze zeker niet. Buikpijn, moet je ook niet opgeven, als reden want dan zit je algauw in de wachtkamer van de huisarts ipv de tandarts. Trouwens, of ik wil of niet, mijn hand gaat steeds naar de bron-der-pijn. Ook dàt heb ik niet volledig onder controle. Ik probeer dat wel in't geniep te doen, maar mijn moeder heeft ogen op haar achterhoofd, in haar schortzakken en op haar rug, heb ik kunnen vaststellen. Ze is ook absoluut niet te vermurwen met excuses, in de zin van 'Ach, 't is direct wel over'. Ook zij is een volwassene, die weet wat haar kind voelt, niet voelt, denkt, en dus wil zeggen. Zij beslist ook voor haar kind of het ernstig is of niet. Naar de tandarts dus.
Spreekuur. Aanschuiven in de wachtzaal, die vol is. Er is nog één zitplaats, die neemt m'n moeder. Ik blijf staan, in haar buurt. De mensen die er zitten lijken allemaal boos. Niemand spreekt... Of, zou het zijn omdat ze allemaal zo'n tandpijn hebben? Iemand moet hoesten maar doet het erg verdoken, waaruit ik opmaak, dat hoesten in wachtzalen ten strengste verboden is. Precies of zoiets denken, geeft aanzet, krijg ik een krevel in m'n keel. Ik probeer het tegen te houden, want iedereen zal me bekijken. Maar hoe meer ik er aan denk het te stoppen, hoe erger het gevoel wordt. Ik proest het uiteindelijk in volle kracht te onder en te boven, ik stik er haast in. Moeder bekijkt me afkeurend. Ik probeer op te houden, maar het lukt niet. Tot moeder me streng aanmaant te stoppen met hoesten. Nou, precies of zoiets kan je commanderen... Maar blijkbaar weet zij mijn lichaam te commanderen, want haar bloze blik, doet m'n hoestbui prompt afnemen. Hoe doet ze 't toch hé? Overlaatst heeft ze me ook op deze manier kunnen laten stoppen met snikken. Ik weende zo erg, ik geraakte niet meer uit m'n gesnik. Tot moeder erg boos op me werd. Op één of andere manier kan zij, met haar blik, mijn doen en laten bijsturen in haar voordeel.
Eindelijk, na een anderhalf uur wachten, is het aan mij. Moeder gaat met me de behandelkamer binnen. Ze legt uit wat er scheelt, precies of ik kan dat niet... Ik moet de tand aanwijzen, nadat ik in een ligstoel heb plaats genomen en ik haast plat lig. De man komt over me leunen, wat ik maar niks vind. Hij duwt z'n neus haast in m'n mond, die ik wijd moet openen. Net op dàt moment denk ik, dat ik toch maar hoop dat hij niet moet niezen. ... Ik nies en hoest... Ik durf niet naar moeder te kijken. De man is recht gestaan, hij lacht niet, hij is niet boos, lijkt het. Hij wacht even, en begint er dan terug aan. Hij tikt tegen die tand en de tand er naast. Hij gaat de kies vullen. Jakkes, dàt ken ik al. Vies spul in m'n mond, uren met m'n kwek open, met dat pruttelding er in. Wat een tegenslag...
Ik ben dapper, laat niet merken aan die volwassenen, dat ik liever een scène zou geven nu. Maar een schouderklopje voor m'n moedig gedrag krijg ik niet. Nee, eerder een bloemlezing over hoe ik m'n tanden driemaal daags moet poetsen, niet snoepen, en blablabla... Ik knik zwijgend, dat ik het maar weer eens begrepen heb. Want... zij denken te weten wat ik doe, voel, denk, ben... Maar ze zitten er lekker dik naast.
Ik knik ja, en denk bij mezelf... straks eet ik nog een chocolaatje, dat ik stiekem verstopt heb...
Hij zit op de bank. Veertien en een beetje verlegen. Ik wil me naast hem zetten, want er zijn naast hem nog twee plaatsen vrij. Hij neemt z'n schooltas, die naast hem op de bank ligt, voor me weg. Wanneer ik me wil zetten, merk ik dat er nog een vrouw naar deze bank komt, dus schuif ik in ene keer door, naast hem. Zo krijgt ook zij nog plaats. Ze bedankt me heel beleefd, da's fijn. Ik geef haar een glimlach als antwoord. Zonder het te beseffen, heb ik me met m'n gewicht op een stukje van de puber z'n jas gezet. Het valt me niet op. Hij schuifelt wat heen en weer. Ik denk bij mezelf: Hij zit ongemakkelijk met mij naast hem, zo'n veertienjarige... 'k Kan het me best inbeelden. 'k Denk terug aan m'n eigen veertienjarentijd. 'k Meen te denken, dat ik ook liever naast leeftijdsgenootjes zat dan naast zo'n madam op leeftijd. Wat valt er te zeggen of te lachen naar zo'n ouw vrouw...? 't Hangt ervan af, of er oogcontact zou zijn of niet. 't Hangt ervan af, of er aanleiding zou geweest zijn tot een woordje. 't Hangt ervan af of die dame me vriendelijk zou aankijken of niet...
Ik merk dat hij maar blijft wroeten of ie op een hete patat zit. Even negeer ik het nog, maar dan kijk ik hem aan. Hij neemt z'n jas vast, maar zegt niks. Ik voel dan pas dat ik op een hoekje van z'n vest zit. Dus zeg ik: "Oei, zit ik op je jas?" en licht m'n achterst effe op, om het gezeten stukje stof vrij te geven. Gretig trekt hij z'n jas naar zich toe, kijkt me wat verlegen aan en draait z'n hoofd ongemakkelijk weg. Het raam biedt hem soelaas, hij ontsnapt me via de straat waar we langs rijden. De voorbij ruisende huisgevels zijn z'n redding. Ik denk bij mezelf: Ziezo, nu heb ik hem gelukkig gemaakt!
Hij ruikt niet fris. Zou hij gesport hebben op school? Vraag ik me af. Of zou hij gewoon in een te warm lokaal gezeten hebben de godganse dag? Of, heeft ie gewoon last van zweet, zwaarlijvige mensen hebben daar al wat sneller last van, denk ik. Het geurtje is niet aangenaam, maar hij kan er wellicht niet aan doen. Hij ziet er toch verzorgd uit, dus ga ik ervan uit, dat ie het niet kan helpen. Telkens we stoppen en de deur open gaat, geniet ik van de frisse zucht die binnenwaait. Het doet goed. Tegenwoordig, waarmee ik wil zeggen, de laatste paar weken, valt het me op, of moet ik schrijven, irriteert het me, die mensengeurtjes. Telkens weer, ga ik controleren of ik mezelf ruik. Elke keer weer, moet ik besluiten dat ik het niet ben, trouwens, in dat geval, zou ik er thuis ook last van moeten hebben. Maar dat is niet zo, want ojee, dàn zou ik snel andere kledij aantrekken na een goeie douche te hebben genomen. Zweetgeurtjes, lijfgeurtjes, de zomer moet nog beginnen, ik moet me tijdig wapenen met spray of stick, om ergernis te voorkomen. Het wordt duidelijk wanneer hij afstapt, de geurhinder is mee weg. Die werd mee buitengezogen bij het verlaten van de bus.
Ik denk, de volgende moet ik er af. Dus ga ik maar vast staan, zo kan mevrouw met zoontje plaats nemen. Ik wacht om af te stappen tot wanneer ik ben waar ik zijn moet. Ik moet nog verder. De tram op. Bomvol! Hartstikke veel mensen rijden mee. Geperst als sardienen in blik, maar ik vind nog een zitplaats, waar ik me neer plof. Zo heb ik alvast geen last van geduw en getrek. Voorlopig geen hinder van ongewenste geurtjes, dus zit ik goed. Ik laat me langs de sporen meeglijden met het stalen ros. Wanneer ik dan weer afstap, maak ik m'n wandeling huiswaarts in de zon.
Toch flink doorstappend, want thuis wacht me een heerlijk persoontje.
't Wordt tijd om te vertrekken. Neusje gepoederd, haartjes gekamd, netjes gekleed. Vooral de tickets niet vergeten, dàt zou pas erg zijn. 'Scha-at... weet jij waar je moet zijn? Ken je de weg?' O, ja, meisje, geen probleem. We hoppen kwiek ons koekendoos in en vertrekken. Er is toch nog wat verkeer op de baan, voor een zondag... Ik merk dat ik niet meer van de tijd ben, nu ik de laatste jaren 's zondags niet meer echt wegga, door m'n werk. Maar bon, voor ons is er nog meer dan genoeg plaats op die baan.
We naderen de stad, waar we moeten zijn. Eens in de stad, wordt het een janboel. Knelpunten aan rotondes, wegonderbrekingen en ontbrekende wegmarkeringen. Maar 'hij' kent blijkbaar de weg. Goed zo!!! Ik hoef me dus helemaal niet in te spannen, ik relax, geniet en praat niet teveel tijdens het rijden. Echt waar, zonder overdrijven, ik kàn wel degelijk zwijgen... af en toe. Een stadsplan brachten we niet mee, want 'hij' wist toch waar we moeten zijn. Het wordt hoe langer hoe drukker, we naderen het stadscentrum en er waren nogal wat toeristen rond. Manneken Pis trok, trekt, en blijft volk trekken in z'n blootje. Oppassen geblazen, want toeristen hebben enkel oog voor het beeldje, een auto zien ze helemaal niet naderen, ook al staan ze midden op de weg.
'k Vraag toch maar of we'r nog niet ver zijn. Parkeren zal niet makkelijk zijn, hier in het centrum, denk ik. 'Hij' zegt dat de schouwburg niet ver meer is. Maar, 'hij' vergist zich van schouwburg, merk ik. We moeten dààr niet zijn, maar bij die andere... Voor alle zekerheid controleer ik de tickets nog een keertje. Yep... we moeten naar die andere, beslist. Het wordt heel even stil. En dan mompelt 'hij' binnensmonds. Ik weet hoe laat het is, maar zonder stadsplan kan ik hem absoluut niet helpen natuurlijk. De weg vragen, is ook niet bepaald eenvoudig, daar hier niets dan toeristen rondlopen. Maar, niet geklaagd, we hebben nog tijd. En... 'hij' is een heel goeie plantrekker, met nadruk op PLAN. We willen een straat inrijden, maar er komt net een politiecombi met z'n snuit voor ons staan, dwars over de weg. Iedereen voor ons kan verder, maar wij mogen niet meer. Eventjes krijg ik het gevoel dat deze agent ons in het vizier heeft met één of andere niet te verklaren reden. Z'n lichaamshouding geeft me al snel te verstaan, dat dit niet zo is. Oefff... opgelucht, want dàt soort oponthoud hebben we nu niet nodig. Eerder keek ik op m'n horloge en hadden we nog een half uur de tijd alvorens de voorstelling aanvangt. Nu, moeten we dus rechtsomkeer maken, want we waren de straat net in gereden. De politiecombi geeft ons geen ruimte om te draaien. Manoeuvreren is dus de boodschap, tot we eindelijk gedraaid raken... om verder rond te waren, blok om, blok om...
'Hij' besluit om hier ergens een parkeerplaats te zoeken. In het centrum... is dit niet evident, maar na enkele keren rond getoerd te hebben, kunnen we onze koekendoos kwijt op een daarvoor voorziene parkeerplaats, zoals het hoort. Gratis, want het is zondag, jippie!!! Wat verder vind ik een stadsplan, waar ik me stante pede naartoe rep. 'Hij' is nog bij de koekendoos, want die moet goed afgesloten worden, begrijp je. 'Hij' spreekt een voorbijwandelend koppel aan en -wonderbovenwonder- weten zij ons de weg te wijzen. We hebben geluk, want verliezen geen tijd. Nog leuker is, dat we eigenlijk maar een tiental minuutjes moeten stappen, gewoon de lange straat helemaal ten einde. Dus zonder dralen, beginnen we er vast aan. We steken de straat over naar de zonnige kant, dat stapt leuker, de zon warmt ons wat op. We passeren wafelkraampjes, een blik werpend op brusselse wafels, belegd met slagroom en daarbovenop aardbeien en allerlei andere toestanden. Ik vraag me af, hoe je zoiets kan eten, zonder te morsen? Zo'n wafel, lijkt me een maaltijd op zich... Ondertussen stappen we verder, time is... fun, toch vandaag.
We komen nog tijdig aan het theater. Hier was ik nog nooit. Een schande? Ik vind van niet, maar het werd wel hoog tijd, geef ik toe. We hebben een plaats helemaal bovenaan, want we wilden geen buitenzinnige prijs besteden. He-le-maal boven... Vier verdiepingen hoog, klimmen we rustig met de trap. Onze plaats wordt toegewezen, we moeten op de allerlaatste, allerhoogste, rij. Ik durf haast niet naar beneden te kijken, dus ik wacht daarmee tot ik zit. Dan gaat het... We zien de orkestbak, we horen de zalige kakefonie, het stemmen van de instrumenten. 'Hij' probeert zich zodanig te nestelen op de smalle plaats, zodat de man vòòr hem geen knie tegen z'n oren krijgt. De benen wijd gespreid dus en half gedraaid, zit ie, te zitten. Ik kan me dat niet veroorloven, want voor een keertje heb ik een rok aan. Raar gevoel hoor, een vreemde man, die met z'n hoofd ter hoogte van je knieën zit... Die zal het ook wel vreemd aanvoelen, en hij doet niet de minste moeite zijn hoofd te draaien. Goed zo!!!
We zien enkel de onderste helft van het podium, want boven ons bevindt zich een plafond dat afhelt. Dat neemt een deel van ons zicht weg. Positief ingesteld als ik ben, zeg ik 'hem' genietend, dat er op z'n minst toch geen pilaren in ons zicht staan, zoals toen... een tijd geleden, weet je nog? Jaa, 'hij' weet het nog. Ook voorspel ik, dat we maar beter kunnen hopen dat men tijdens de voorstelling niet in bomen moet klimmen, want dan zullen we niks meer zien...
Sssssssjjjjjjjjt... Het gaat beginnen... Het doek gaat open. We zien de onderste helft van het decor. We zien het orkest, als we naar voor leunen, maar dat doen we niet lang, want dan blazen we in onze voorbuur zijn nek, wat ie wellicht niet zal begrijpen als genot. Het gaat een tijdje redelijk goed. De muziek is wat te experimenteel, maar ach, met alle respect voor de brengers. Makkelijk is het zeker niet, dus appreciatie mijnentwege alom. Tot de artiesten het blijkbaar beu zijn om op de begane grond van het podium hun ding te doen. Er wordt geklommen, op hoogtes geacteerd en op hoogtes gebleven. Daar er niemand naast me zit, kan ik me zowat plat leggen op de stoel naast me. Nou, ik lig niet echt, maar ik leun helemaal zijlings met m'n hoofd haast op het zitvlak van de stoel naast me. Zo zie ik tenminste wat. Als dit nog lang gaat duren, voel ik, weet ik dat ik straks met een gekraakte rug huiswaarts keer. Ik hoor de muziek maar half meer. M'n aandacht kraakt, net zoals m'n rug. En 'hij' kan niet zo diep bukken, 'hij' mist zowat alles, denk ik triest. Het stuk gaat helaas aan ons voorbij, verloren in het onzichtbare decor.
Het doek gaat neer. Einde van de eerste scene, we zijn ongeveer 3 kwartiertjes verder. Wij kijken naar mekaar. 'Hij' stelt voor, wat ik dacht dat 'hij' zou voorstellen... 'Zullen we dan maar gaan?' Ik zeg:
Nog snel, alvorens te vertrekken, moeten er bloemen gehaald worden. De dag tevoren was het niet gelukt, want het ontbrak aan tijd op het moment dat de bloemenwinkel open was. Dus, geen andere optie, dan net voor het vertrek nog even naar die bloemenwinkel te gaan, hopende dat die open zou zijn vanaf 9u. Maar nee hoor, bloemenwinkels openen niet voor 10u. Gohhhh... heel m'n planning in het honderd laten lopen. Die bloemen moeten er gewoon bij, het pakketje is niet àf, zonder. Er wordt overwogen, en besloten om het er op te wagen. Om 10u vertrekken dus, eerst nog maar eens langs die bloemenzaak om dan rechtstreeks verder naar het doel te rijden.
In die winkel gekomen, staan er toch wel twee dames voor me. Zucht... Maar ja, eerst komt, eerst maalt hé... Binnenin half opgedraaid, blijf ik rustig... nou, zo rustig mogelijk -uiterlijk dan- naarstig tandenbijtend, doe ik m'n uiterste best om NIET op m'n horloge te kijken. Ergens hoop ik dat het helpt, zou de tijd trager gaan, als je niet naar de klok kijkt? De eerste dame, wil twee boeketten. De winkelbediende, bloemenspecialist, mag ze zelf samenstellen. Maar niettegenstaande is het niet allemaal zoals de dame wenst, er moet wat gewijzigd. Ze merkt nog paarse tulpen, en die zou ze 'r ook wel graag in verwerkt zien... Of het mag ingepakt? Of er een kaartje bij mag? Ohhh, nog schrijven... Op zoek naar betaalmiddel. Dame heeft een zee van tijd, wat ik haar niet kwalijk kan nemen natuurlijk, maar... maar... Noem het jaloezie, op mensen met een zee van tijd, ik krijg alleszins zin om 'iets' te zeggen. Herpak me, want àls ik nu iets zeg, zal ik dat niet juist doen, en uiteindelijk is het tijd/bloem-probleem, dat van mij, niet dat van haar.
Beroepend op alle wilskracht die ik bezit, blijf ik rustig ademen, verdring gedachten die op vloeken lijken en hoop, dat ik toch nog maar op tijd zal zijn. De dame gaat buiten, de andere kan bediend worden en heeft nogal wat vragen, want knutselt ook met bloemen enz enz. De eerste dame komt ondertussen terug de winkel binnen, ze is een handschoen kwijt. Er wordt gezocht in zowat alle hoeken en kantjes aan de toonbank, tot na enkele minuten (die wel eeuwen lijken) de bediende een handschoen vindt, half onder een rek, bijna aan de deur... De binnensmondse verwensingen, zullen stillaan wel van m'n gezicht te lezen zijn, ik voel me groen aanlopen... De tweede dame haar bediening gaat verder. Ondertussen breng ik een hoop zelfdiscipline aan de dag om niet zelf m'n twee rozen, die ik wil kopen om het cadeaupakket àf te maken, uit het water te nemen. De verleiding daartoe is enorm. Ik bedenk me: als ik die twee bloemen nu snel neem, wat geld op de toonbank smijt en maak dat ik uit de voeten ben, haal ik misschien m'n deadline nog. Maar er staat geen prijs op, en nee, dit is geen krantenwinkel waar zelfbediening gewoon is.
Eindelijk... mag ik. Kort, bondig, snel en nog meer gehaast, krijg ik m'n prachtroosjes voor hen in de handen. Ik ren naar de auto, neem diep adem, wanneer ik plaats neem achter het stuur. Kwestie om me niet te laten vangen aan overhaast rijen. Daar behoed ik me voor.
Wegenwerken... djuuuuuuuuuuuuuuu!!! Omleiding... oké dan maar, niks aan te doen. Elk licht waar ik langs moet, springt op rood, wanneer ik in het vizier verschijn. Dit is afgesproken werk, dat kan niet anders. Ik moet ver, verdomd vér om... Veel later dan ik had gepland, kom ik waar ik verwacht wordt. Iedereen wacht op mij, schandalig. Overhaast spuw ik verontschuldigingen, zonder mezelf goed te praten, want laat is laat.
Toen ikzelf huwde, was ik helemaal zo zenuwachtig niet...
We mogen nog eventjes wachten in een daarvoor voorziene plaats, waar we met z'n allen rond een grote tafel plaats kunnen nemen. Er worden wat foto'tjes genomen. De twee kleintjes zijn er -uiteraard- ook bij. Ze beseffen het nog niet, maar het huwelijk van mama en papa, daar moeten ze bij zijn. Nichtjes willen de kleintjes vasthouden. Het oudste kindje mag 'de doos' vasthouden. Ze speelt met 'de doos'. Het is een mooie doos, kleurrijk, en vooral, het deksel is heel leuk. Het heeft een randje, als je daaraan trekt... komt het los. Als je 'de doos' omdraait, zò... ja..., en dan met je kleine vingertjes aan de rand van het deksel wriemelt... wat zou er dan...? Hé... dan komt het ook los! Plots roept het nichtje haar onheilskreet die gelukkig nog geen Engels strontwoord is, zoals bij velen wél het geval is. Maar de kreet is luid én duidelijk, hij behelst onheil. De parketvloer ligt bezaait met rijstkorrels. Haaaa, dàt zat er dus in 'de doos', denk ik bij mezelf. Ik -verwoed leidinggevende figuur- neem het spreekwoordelijke heft in handen. Eerst ga ik op zoek naar iemand die een borstel kan weten te vinden, of aanreiken. Doch, zo iemand waart er in het districtshuis niet rond tijdens huwelijksceremonieën. Dus zeg ik: 'Opruimen die boel!' Om m'n woorden kracht bij te zetten, buk ik me en begin met handen te vegen. Neefjes en nichtjes, genieten van de toestand, en vliegen met hun mooiste kleertjes onder de tafel om rijst te vegen. Het kleintje wordt er stil van, ze voelt aan dat ze wat mis deed, maar van mij krijgt ze een zoen en een aai.
Het andere kleintje is het schootzitten beu. Nichtje wil bewijzen dat ze goed voor het 7-maanden-kindje kan zorgen en weet gewoon dat hij honger en dorst heeft. De fles wordt boven gehaald (gelukkig een plastieken). Slurp slurp gaat het effe, toch niet lang. Dàt was niet echt wat hij wilde. Oké dan maar, hop hop paardje in galop, hupt het kind op nichtjes schoot met schokjes omhoog en omlaag. Wat hij thuis nog nooit deed, doet hij vandaag, want het is toch een bijzondere dag. De pap komt er uit, op nichtjes broek, op tafel, op de parketvloer... Kleintje heeft er verder geen last van, maar goed ook, maar er moet weer gepoetst worden. En dàt gebeurt dus ook, met papieren zakdoekjes en handige tantes. Ondertussen staat de papfles vergeten op de tafel en is zusje de rijstellende reeds vergeten. Ze speelt met de fles, keert ze om en om, en om en om... Het ene is nog maar net van tafel gepoetst, of het andere ligt er weer... Nichtje neemt de fles af van kleine meid, maar ik, zeg haar, dat ze 't anders moet aanpakken. Ik vertel haar (het kleintje dan hé) dat ze de fles in haar handjes moet nemen, en vooral goed mikken en dàn duwen. Kleintje vertrouwt me niet helemaal, dus herhaal ik het nog een keertje. Neefje hoort het en wil doen wat ik zei.
Spijtig, zijn moeder steekt stokken tussen de wielen... Vanaf dàn, wordt het rustig. We worden gehaald voor de aanvang van de ceremonie. Het gezinnetje gaat pronkend de zaal binnen. De kindjes zijn braaf want...
Mama en Papa zien mekaar 'kusjesgraag' en dat vieren we vadaag!
Jippie!!! Het is bijna zo ver. De week is half, wanneer het einde nadert, zullen ze trouwen. Ze hebben een ware calvarieweg afgelegd, om het eindelijk zo ver te krijgen. Via consulaat, districtshuis, en stadsdiensten in Portugal, kregen ze na twee jaren heen en weer geloop, getelefoneer, geschrijf en geredetwist eindelijk de nodige, juist ingevulde en afgestempelde papieren om hun 'ja'woord te mogen uitspreken tegen mekaar.
Nee! Ze kwam helemaal niet naar hier afgezakt om op goedkope wijze snel verblijfspapieren te krijgen. Maar ze kwam hém tegen, en hij haar... en het werd wat het is geworden. Ondertussen zijn ze fiere ouders van twee schatten van kinderen. Maar nu bestempelen ze de boel. Een groot feest is er niet bij. Financieel is dat onverantwoord. Ze hebben besloten het gezellig te houden, met mensen uit hun directe omgeving, thuis. Zo kan de kleine tijdig in z'n bedje, zo kan het kleintje in haar eigen omgeving prettig ongestoord spelen, op die mooie dag. Het gaat regenen, maartse buien... Precies of dàt zal hen deren. Pffffftttt, met zon zou het natuurlijk een pak aangenamer zijn, maar die schijnt beslist nog wel op een ander keertje.
Zij had vorige week prachtig nieuws. Ze belde me 's avonds, want moest het kwijt. Haar zwangerschapstest was positief! Driewerf hoera!!! Zwanger zijn op je huwelijksfeest, vonden ze beidjes een prachtige bestempeling. Ze willen zo graag een derde kindje, niet te lang na het tweede, zodat ze lekker weinig verschillen in ouderdom. Maar de natuur heeft er een stokje voor gestoken. De natuur besloot dat het anders zou zijn. Ze had deze week, enkele dagen dus, voor het huwelijk, een miskraam. Da's slikken... Vallen tijdens het zweven, kan hard aankomen. Ze zweefden zo zalig. Gelukkig was ze nog niet ver, fysiek gaat het dus redelijk. Een arm om haar heen, heeft ze echter wel van doen. Nog effe afwachten of ze naar het ziekenhuis moet voor een curritage. Net dàn, loopt hij een zware enkelblessure op, tijdens een voetbalmatchke. O, ja, beslist heeft hij gescoord, dubbel en dik. Goal!!! goal! goal! goal! Zoals Rik De Saedeleer, pleegde te roepen. De verdediger was een fractie te laat, raakte de scorende bal niet, maar wel de scorende enkel. Ge kent dat wel, een ploegske van 't werk, of een caféploeg... hoe noemt ge zoiets hé. Meer knoeselsjotterij dan wat anders. Zo blijkt toch. Hij heeft het alleszins gevoeld. De pijn vreet hem op, hij is anders helemaal niet kleinzerig, maar doemme, doemme toch... nu bijt hij z'n tanden knarsend op mekaar om die helse pijn de hel toe te wensen. Hospitaal, urgentie, weekend, gips... nét een week voor hun huwelijk... Hij staat er (nog) niet bij stil, maar dra zal het wel dagen... Ik vraag hem voorzichtig aftastend, of hij z'n mooie broek zal aankrijgen over die gips...
Hij vangt haar op, zij vangt hem op. Ze bellen me wel, en ik kan vooral luisteren, bij hen langs gaan en wat praten met hen. Wat helpen relativeren, daar waar ze 'r zelf voor open staan, want ik kan hen niet zeggen wat ze 'moeten' voelen natuurlijk. Maar zijn krukken zijn symbolisch van zo'n grote waarde. Ze staan voor de ondersteuning die ze beiden mekaar geven. De fundering van hun huwelijk, is er zijn voor mekaar, uit liefde. 't Is haast een eer, mekaar, gesteund met z'n krukken, het leven te beloven.
Ik kijk alvast uit naar één van de mooiste dagen van hun leventje, wensend, dat ze een prachtig leven zullen leiden.
Maandag, 3 september, de zoveelste eerste schooldag in haar leven. Elk jaar weer, prijkt er wel een titel over in de krant, want 't begin van 't schooljaar is nieuws. Dit jaar krijgen we te horen of lezen wat men allemaal wil verwezenlijken op politiek vlak voor het onderwijs. Kleindochtertje start in het eerste studiejaar. Gemotiveerd. Tof. Haar mama maakte zelfs helemaal zelf de boekentas, een knap staaltje moederschap. Zo fier als een gieter zal ze wellicht naar school vertrekken met kriebels in de buik. Ze verandert immers van school. Ze ging naar een kleuterschooltje dat een aparte afdeling had. Op die locatie is dus geen ander onderwijs. Raar, maar zelfs moeke voelt wat kriebels...
Afgelopen weekeinde was het dus nog vakantie. Haar weekeinde start op vrijdag. Dan is manlief altijd thuis. Eerst moest het bezoek van een expert van de verzekering afgewacht worden. Er moest gezocht worden vanwaar het vocht in huis komt. De man kwam vroeg. Goedzo! Naderhand besloten ze om -eindelijk- eens naar museum Mayer van den Bergh te gaan. Daar is een tentoonstelling over Pieter Breughel. Zoiets mag je gewoonweg niet aan je neus laten voorbij gaan. Zij, was nog steeds niet, nooit, jamais, in dit museum geweest. Wat was dat de moeite!!! Als Antwerpenaar bovendien gratis. Het is een prachtig huis, Rubens- en Rockox- alsook Plantin Moretusstijl. De muren bekleed met leder, stof en goud. Het verstikt haar, maar tegelijkertijd toont het de rijkdom waarmee in die tijd werd gepronkt. Het is kunst op zich. De Breugheltentoonstelling is geweldig. Ze wil beslist nog terug voor deze afloopt.
Dat geldt ook voor de Nottebohmzaal van de stadsbibliotheek. Daar loopt dan weer een tentoonstelling L.I.R.E. van Lore Rabaut en Frank Depoorter. Daar, komt ze regelmatig op bezoek. De sfeer die daar hangt overweldigt haar steeds weer. Dit is een van de prachtigste bibliotheekruimtes in België, leest ze op het internet. Ook daar genieten ze beiden van het werkstuk dat werd opgesteld. Een modern surealistisch werk. Groot contrast met Breughel, maar zij kan zich heus wel inbeelden dat de ouwe Pieter dit ook zou gesmaakt hebben. Dan nog een koffie geslurpt in een leuk cafeetje aan het Mechels Plein om dan huiswaarts te keren. Ze smeedde immers plannen om morgen, zaterdag naar zee te trekken voor een booforreke, in de mate van het mogelijke. Ze moet dus goed uitgerust zijn. Cultuur zorgt voor een enorm verzet. Het reinigt haar hoofd. Weg met domme dingen en vul het met cultuur in de plaats. Het is echt zeer leuk, na te denken over wat je ziet. De werkwijze van de artiest te proberen achterhalen of toch wat te bestuderen. Naar kenners hun commentaar luisteren... stiekem, wanneer ze onder mekaar zo'n werk bespreken. O, ja beslist, ze zit momenteel in een genietfase. Ze wordt enkel met zichzelve geconfronteerd, wanneer ze moe neerploft op een stoel of haar maag wat opspeelt. Maar voor de rest, voelt ze zich super!!!
Ook het dagje zee gaat door. De koningin der badsteden ligt er niet bepaald vredig bij. Wanneer ze uit 't station komen lijkt het een mierennest van mensen. Zij besluiten direct de andere kant uit te gaan. Ze zullen wel ergens terechtkomen waar het rustiger en de moeite is. Het wordt een prachtige dag. Een beetje strandwandelen, een beetje Beaufort en, het Ensorhuis. Het enige onaangename is de bomvolle kusttram, duidelijk niet voorzien voor het vervoeren van teveel reizigers. Soms is het beter om de tram te laten verder rijden, je kan er toch niet bij. Maar dan moet je een kwartier wachten, wat eigenlijk te lang is, want het perron staat al snel weer veel te vol. Het is dringen, ellebogenwerk. Dat bevordert niet bepaald het respect onder de mensen. Ze willen al opstappen alvorens anderen zijn afgestapt. Nou... zij heeft daar geen zin in. Trouwens, zo op mekaar geplakt staan, terwijl er iemand gaat kuchen is niet direct bevordelijk voor haar gezondheid, nu ze helemaal geen afweerstysteem heeft. Het is en blijft een zeer vermoeiende maar lonende en prachtige dag... maar toerisme is een riscibusiness...