Negentien december van het jaar tweeduizend en twaalf, voor de statistieken... De nacht duurde lang. Wel tijdig naar bed gegaan, maar slapen... ho maar... om één of andere reden bleef haar systeem maar doordraaien. Het gebeurt wel meer dat ze zich moet concentreren om zich te ontspannen en dan, plots, eindelijk in slaap geraakt. Deze keer helpt het niet. Haar schelp, zijne de buitenkant van haar fysiek kan ze ontspannen, maar de binnenkant wil niet, kan niet, lukt niet. Ook echtgenoot heeft er 'last' van en heeft zich al snel terug naar de leefruimte begeven. Om halfvier geeft ook zij het op. Ze trekt naar beneden en nodigt ega uit om samen een gebakken broodje te eten met gesmolten kaas en tomaat en, en, en... Lekker!!! En daarna, hupsakee, terug naar de bedstee.
Om één of andere reden deert de natte grijze ochtend haar niet, wanneer ze om 11u aan de ontbijttafel zitten. Hij zegt: 'Bwaaa... zo'n vies weer, regen, regen en nog eens regen.' Zij antwoordt: 'Bwaaa... we zitten droog, we zitten warm, we zitten in een mooie ruimte (kleurrijk ingericht). Wat meer heeft een mens nodig op zo'n natte ochtend?' Hij schenkt haar een welgemeende glimlach. Jeujjj! Daarna wordt één en ander opgeruimd en niet veel later staat een natte collegabuurvriend voor de deur. Jeujjj! Ze genieten van een toch wel mooie niet vermoeiende dag. Er worden veel foto's bekeken. Vakantiekiekjes. Allemaal met mooi weer genomen. Blauwe luchten zonnige fleurige foto's. Ondertussen wordt regen drop en drop regen. Och, het is zo ontspannend en daarom het beste geneesmiddel voor alle kwalen. Ook wanneer hij weggaat, besluiten ze dat ze een stralende vakantiedag hebben doorgebracht. Pas later voelt ze dat ze moe is. Het avondeten wordt dus een diepvriespizza in de oven. Kwartierke wachten en smullen maar. Ook dat, is geen zonde. Het mag af en toe, nee, het moet zelfs af en toe.
Later op de avond vraagt man of ze geen zin heeft te om gaan wandelen. Eigenlijk heeft ze dat niet. Ze zit nu warm en knus in haar zetel, haar beste vriend voor het moment. Tot ze beseft dat een wandeling misschien wel een juiste remedie is om straks wel een goede nachtrust te genieten. Het regent nog steeds, maar ze besluiten naar de stad te trekken. Even later zitten ze op de tram. Ze maken een wandeling langs etalages, verlichte en versierde straten door de stad. Kerstbomen met hopen. Er loopt niet veel volk rond. Schuldige zal het weer wel zijn. Ze zien de lelijke gesloten kerstkraampjes in het centrum. Zonde, want nu is de charme van de Grote Markt weg. Het grote rad rijst als een grote neonkerstbal op. Ze nemen plaats. Ze heeft zin om te gillen. Gewoon gillen, zomaar, wanneer ze boven de stad uitkijkt, naar de zwarte kronkelende Schelde geflankeerd door de verlichte straten als kerstslingers. Eindigend in het zwart van de nacht. Ze zet het gilgevoel om naar lachen.
Energie moet je immers juist besteden...
|