Inhoud blog
  • Test
  • BOEK: De Bourgondiërs (Bart Van Loo) 2019
  • BOEK: Sinuhe de Egyptenaar (Mika Waltari) 1945
  • BOEK: Dwaal zacht (Lore Mutsaers) 2019
  • BOSCH: Higgs Strickland 2016
    Zoeken in blog

    Over mijzelf
    Ik ben Eric De Bruyn
    Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
    Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
    Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
    WEMELDINGEN
    Tijd is ruimte in beweging
    06-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Fripouillard et Compagnie (Steno) (F-I, 1959)
    FRIPOUILLARD ET COMPAGNIE (Steno) (Frankrijk-Italië, 1959)
    (105’)

    Een Frans-Italiaanse komedie (in zwartwit) waarin Louis De Funès de fiscale adviseur Hector Curto speelt. De ‘show’ wordt echter gestolen door Totó als monsieur Pezzella, eigenaar van een kledingzaak, en Aldo Fabrizi als de belastinginspecteur Fabio Topponi. Heel de film lang probeert Pezzella met de (twijfelachtige) hulp van Curto te ontsnappen aan de klauwen van de fiscus. Zijn pogingen tot corruptie en omkoperij mislukken echter voortdurend, maar ondertussen groeien hij en de belastingcontroleur wel meer naar elkaar toe, onder meer doordat de zoon van Pezzella en de dochter van Topponi zich op vrijersvoeten begeven. Uiteindelijk moet Pezzella 15 miljoen lire boete betalen, maar Topponi raadt hem aan het geld via gokken bijeen te krijgen.

    Alweer verre van een meesterwerk, dit vroeg De Funès-vehikel: zwak scenario, matig uitgewerkt en geacteerd en slechts een klein beetje grappig. In deze film is die Totó eigenlijk veel meer de hyperkinetische driftkikker dan De Funès zelf. En eigenaardig: hoewel het verhaal zich in Italië afspeelt, gebeurt alles in het Frans: zelfs het uithangbord van de belastingdienst is in het Frans.

    Quotering: ** (4 juni 2012) (geleende dvd)

    06-06-2012 om 23:10 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Carambolages (Marcel Bluwal) (Frankrijk, 1963)
    CARAMBOLAGES (Marcel Bluwal) (Frankrijk, 1963)
    (85’)

    Een komedie in zwartwit met Louis De Funès, die hier monsieur Charolais, directeur-generaal van een groot reisbureau, speelt. Maar de eigenlijke hoofdrol is weggelegd voor Jean-Claude Brialy in de rol van Paul Martin, een jonge bediende van het reisbureau die verschrikkelijk slijmt bij Charolais met de bedoeling om snel promotie te maken. Als de beloofde promotie echter uitblijft, broedt Martin snode plannen uit. Met zijn verloofde, de dochter van zijn onmiddellijke chef, heeft hij immers allerlei bouw- en andere plannen, en tegelijk beweert zijn minnaresje dat zij zwanger is. Om uit de financiële problemen te raken, maakt Martin gebruik van inbraak, briefvervalsing en zelfs een bompakketje om zijn oversten, chefs en directeuren één voor één uit te schakelen. Enigszins geholpen door het toeval lukt hij daar ook in: De Funès valt stomweg door zijn eigen schuld ergens naar beneden, een andere directeur ontploft door het bompakket, nog een andere wordt gearresteerd door de politie, nog een andere wordt gek en uiteindelijk is Martin zelf directeur-generaal en wordt hij op zijn beurt naar de mond gepraat door een jonge slijmbal van een bediende (een klein rolletje voor een jonge Alain Delon!).

    Zoals zo vaak in de films met De Funès is het scenario weer heel zwak en eigenlijk nauwelijks grappig. In feite is deze film een donkere komedie en een satire op de teugelloze hebzucht en ambitie in het bedrijfsleven en op de losse zeden in liefdesaangelegenheden (Martin die én een verloofde én een bedvriendinnetje heeft). Ook de politie komt er niet goed uit: de inspecteur die de verdachte gebeurtenissen onderzoekt, is duidelijk getraumatiseerd door de nazi-folterpraktijken tijdens de Tweede Wereldoorlog maar gedraagt zich nu zelf als een soort gefrustreerde nazi. Die oorlog is trouwens een soort nevenmotief, want Charolais wordt er door die inspecteur van beschuldigd aan economische collaboratie te hebben gedaan. Dat alles maakt dat er over deze film een ongemakkelijk stemmende, bittere waas hangt die ervoor zorgt dat er nauwelijks te lachen valt. En omdat het verhaal, zeker naar het einde toe, erg oppervlakkig wordt uitgewerkt, komt ook de satire weinig overtuigend over. Manifest een zeer zwakke prent van die Marcel Bluwal. Een carambolage is overigens een gecompliceerde autobotsing.

    Quotering: ** (3 juni 2012) (geleende dvd)

    04-06-2012 om 22:47 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: TAXI, ROULOTTE ET CORRIDA (André Hunebelle) (F, 1958)
    TAXI, ROULOTTE ET CORRIDA (André Hunebelle) (Frankrijk, 1958)
    (86’)

    Een vroege film van Louis De Funès (nog in zwartwit). De Funès speelt Maurice, een Parijse taxichauffeur die in een ouderwetse wagen en caravan (roulotte in het Frans) met zijn vrouw, stotterende zoon (met stotteren mocht in 1958 nog gelachen worden!), de zuster van zijn vrouw en diens man en dochter op vakantie gaat in Spanje. Aan de grens (waar in 1958 nog héél streng gecontroleerd werd) stopt Myriam, een blonde, Marylin Monroe-achtige vamp (gespeeld door Véra Valmont), een gestolen diamant in de jaszak van Maurice en de rest van de film probeert zij met haar criminele kompanen die diamant te recupereren. Uiteindelijk zonder succes, maar Maurice en zijn familie belanden wel voor een half jaar in de gevangenis. Terug in Parijs zitten Myriam en de gangsterbaas plots in de taxi van Maurice, maar als zij hun vermomming verliezen, zetten zij het op een lopen. Maurice zit zich af te vragen waar hij die gezichten nog gezien heeft.

    Een zéér zwak scenario, opvallend onhandig verteld en gemonteerd, slecht geacteerd ook en nauwelijks grappig te noemen. Kortom: duidelijk een miskleun van jewelste.

    Quotering: *½ (1 juni 2012) (geleende dvd)

    03-06-2012 om 21:56 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Hibernatus (Edouard Molinaro) (F, 1969)
    HIBERNATUS (Edouard Molinaro) (Frankrijk, 1969)
    (80’)

    Louis De Funès speelt Hubert de Tartas, een bedrijfsleider die financieel afhankelijk is van zijn rijke vrouw en daarom uitkijkt naar het huwelijk van zijn zoon Didier (gespeeld door Olivier De Funès, zoon vàn) met Evelyne, een rijke industrieeldochter. Dat huwelijk zal hem financieel onafhankelijk maken, maar dan duikt de grootvader van zijn vrouw op die 65 jaar lang ingevroren heeft gezeten op de Noordpool. Met het oog op de verovering van de ruimte en het invriezen van astronauten stelt de Franse staat veel belang in deze opa, die er is blijven uitzien als een jongeman van 25. Eerst wil de in opdracht van de staat handelende professor zijn proefkonijn niet vrijgeven, maar dan plots weer wel. Om de opa niet te veel te shockeren moet echter het hele dorp van De Tartas (op kosten van de staat) de klok terugdraaien naar 1905 en De Tartas moet de minnaar van zijn eigen vrouw spelen (omdat de opa in haar zijn moeder ziet). Dat leidt tot de nodige verwikkelingen, zeker wanneer die jonge opa ook nog Evelyne het hof begint te maken. Tot De Tartas de opa uiteindelijk de waarheid vertelt en de opa trouwt met Evelyne (zoon Didier moest toch al niet veel van haar hebben). Op het einde blijkt De Tartas zich ook te hebben laten invriezen.

    Een verschrikkelijk ongeloofwaardig en slap scenario is dit. De Funès speelt zijn archetypisch rolletje van Franse driftkikker maar de grappige momenten zijn bijzonder schaars en de hele film is eigenlijk vooral vervelend.

    Quotering: ** (27 mei 2012) (geleende dvd)

    28-05-2012 om 21:43 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Le grand restaurant (Jacques Besnard) (F, 1966)
    LE GRAND RESTAURANT (Jacques Besnard) (Frankrijk, 1966)
    (90’)

    Louis De Funès speelt Monsieur Septime, eigenaar van een gedistingeerd Parijs restaurant. Tijdens het eerste half uur worden alle bekende De Funès-trucjes en –gimmicks uit de kast gehaald en krijgen we dus de vertrouwde hyperkinetische driftkikker te zien die op archetypische wijze de machtswellusteling uithangt tegenover zijn ondergeschikten en de hielenlikkende slijmbal tegenover zijn klanten en meerderen. Het beste moment is wanneer Septime praat over een recept met een Duitse politiecommissaris die te gast is bij zijn Parijse collega, en Septime dankzij een slagschaduw plots een Hitler-bles en –snorretje krijgt. Leuk is ook de straf die Septime bedenkt voor zijn zich slecht gedragende kellners: het x-maal overschrijven van het menu – in gothisch schrift!

    Dan wordt er in Septimes restaurant een aanslag gepleegd op een belangrijke buitenlandse potentaat. De potentaat is plots verdwenen (blijkbaar ontvoerd) en Septime wordt door de politie gedwongen om de ontvoerders mee op te sporen, anders zal de faam van zijn restaurant er niet wel bij varen. Uiteindelijk blijken er toch geen buitenlandse rebellen achter de ontvoering te zitten, maar heeft de potentaat zijn eigen ontvoering geënsceneerd, om een tijdje vakantie te kunnen nemen. Het zwakke scenario zorgt ervoor dat het tweede gedeelte van de film nauwelijks weet te boeien en geslaagde gags zijn met een vergrootglas te zoeken. Bertrand Blier als de Parijse commissaris moet overigens niet onderdoen voor De Funès wat komische uitstraling betreft.

    Alle Franse komische acteurs en actrices die we reeds kenden van de Gendarme-reeks, passeren hier weer de revue, tot en met het nonnetje, maar Le grand restaurant is duidelijk een stuk minder geslaagd dan de eerste Gendarme-films van Jean Girault. Wanneer in Film en Televisie [nr. 115, december 1966, p. 23] genoteerd wordt: ‘Veel nieuws valt er in deze prent niet te ontdekken, tenminste wat de prestatie van De Funès aangaat; men laat zich echter steeds weer inpalmen door de vitaliteit van deze dynamische akteur, die ook déze prent tot een leuke, soms zelfs hilarante ontspanning maakt, vooral door zijn komische vondsten’, dan is dit slechts gedeeltelijk waar en lichtjes overdreven.

    Quotering: **½ (29 november 2003 – geleende video) (26 mei 2012 – geleende dvd)

    28-05-2012 om 00:03 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Suikerspin (Erik Vlaminck) 2008
    SUIKERSPIN (Erik Vlaminck) 2008

    [Roman, Uitgeverij Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2008. Voor deze bespreking maakten wij gebruik van de Boektoppers-editie: Van In, Wommelgem, 2011, 339 blz.]

    Suikerspin biedt het verhaal van vier op elkaar volgende generaties ‘foorkramers’ (kermisreizigers), waarbij voortdurend in de tijd heen en weer wordt gesprongen van de ene generatie naar de andere, overigens zonder dat dit ten koste gaat van de leesbaarheid. Jean-Baptist Van Hooylandt wordt als kleine jongen bij zijn ouders weggehaald door een foorkramer, en leert zo de stiel kennen. Na het overlijden van zijn baas, neemt hij de kermisattractie, een soort freakshow, over: eerst stelt hij zijn eigen gehandicapte broer ten toon als een soort zeemonster, dan een dwerg en een vrouw met een baard, en ten slotte een (gekochte) siamese tweeling, Joséphine en Anastasia, die hij – ondanks de bekommernissen van collega-foorkraamster Anna Lambaerts – zeer slecht behandelt en die in 1912 overlijdt. Over deze Jean-Baptist komen we veel te weten en we leren hem kennen als een ruwe, egoïstische en onbetrouwbare smeerlap.

    Aan zijn zoon, Albert Van Hooylandt, wordt veel minder aandacht besteed: na de Tweede Wereldoorlog timmert die een paardenmolen in elkaar, waarmee hij de kermissen afreist. Alberts zoon Arthur Van Hooylandt komt dan weer wel ruimschoots aan bod, maar diens zoon Tony Van Hooylandt (de vierde generatie dus al) opnieuw iets minder. Met dat alles zitten we ondertussen in het begin van de 21ste eeuw. Die Arthur heeft zo’n beetje de aard van zijn grootvader, wat wil zeggen dat hij een ruw, onbehouwen geval is. Hij is gescheiden van zijn vrouw, heeft een tijdje (ook in sexualibus) aangepapt met de Hollandse vrouw van zijn zoon (die onderwijzer is), samen met haar heeft hij de paardenmolen (laten) leegstelen om de verzekeringspremie te kunnen opstrijken maar zij heeft op haar beurt hém bedrogen. Nu is hij van plan om een snoepkraam te openen.

    De roman Suikerspin begint bijzonder veelbelovend, niet alleen omwille van de originele setting (het milieu van rondtrekkende kermisexploitanten) en het intrigerende gegeven van die siamese tweeling, maar ook omwille van de structuur (dat voortdurend heen en weer springen tussen verschillende generaties) en van de stijl. In verband met dat laatste vallen vooral de hoofdstukjes op waarin Arthur Van Hooylandt aan het woord wordt gelaten (zij hebben telkens als titel ‘Arthur Van Hooylandt spreekt’). De alledaagse, volkse, vaak vulgaire spreektaal die de misantroop en maatschappijcriticus Arthur hier in de mond gelegd wordt, is ronduit goddelijk en voortdurend grappig. Jammer wel dat Vlaminck er niet in slaagt zijn stijl bij de andere personages op even geslaagde wijze aan te passen. Bovendien is er het volgende. De achterflap vermeldt: ‘Het mensonterende bestaan waartoe (Jean-Baptist) Joséphine en Anastasia dwingt, laat diepe sporen na. Honderd jaar na de aankoop zijn de gevolgen nog altijd merkbaar in de lotgevallen van het nageslacht van Van Hooylandt’. Na dat veelbelovende begin, is de spanningscurve van de roman dan ook gebaseerd op het toewerken naar een antwoord op de vraag: wat mag er dan honderd jaar geleden wel gebeurd zijn, dat dat in 2000-en-zoveel nog altijd gevolgen heeft? Dat antwoord blijkt dan te zijn dat Albert door Jean-Baptist verwekt werd bij Joséphine (de intelligente, ‘doenbare’ helft van de siamese tweeling), nadat eerst gesuggereerd werd dat Albert een kind was van Jean-Baptist en Anna Lambaerts (die het kind wel grootgebracht heeft).

    Als dit op het einde van het boek duidelijk wordt, is de lezer eerst geneigd te denken: oh, is het dat maar? En vervolgens: maar op welke manier heeft dat gegeven dan invloed op de problemen van Arthur honderd jaar later? Deze laatste vraag blijft onbeantwoord waardoor de spanningscurve leegloopt als een ballonnetje waarvan de knoop is losgemaakt en er sprake mag zijn van een anticlimax (*). Op het einde worden ook andere zwakheden van deze roman zichtbaar. Zo is er onder meer de losse draad van het alter ego van de schrijver. Deze ‘schrijver in het verhaal’ heeft enkele malen contact met Arthur Van Hooylandt (want hij is een boek over diens familie aan het schrijven, dit boek dus) en van hem zijn ook de sporadische ‘documenten’ (krantenartikeltjes, citaten uit stadsarchieven) die over de tekst gestrooid zijn, afkomstig. Het optreden van die ‘schrijvermans’ voegt echter bijzonder weinig toe aan het dramatische verloop van het verhaal en is dus eigenlijk een beetje overbodig. De slotindruk die men van deze roman overhoudt, is dan ook: een bijzonder aardig idee dat aanvankelijk op boeiende wijze wordt vormgegeven, maar dat uiteindelijk te weinig thematische diepgang bevat om de lezer niet teleur te stellen.

    (*) Men zou kunnen denken dat het gekke gedrag van Arthur (die ergens in een hangar langs een kanaal zijn leeggeroofde draaimolen steeds maar rondjes laat draaien) veroorzaakt wordt door het feit dat zijn grootvader Jean-Baptist syfilis had (opgelopen bij een hoertje in Amsterdam). Het steeds maar abnormaler wordende gedrag van Jean-Baptist zelf kan hierdoor sowieso verklaard worden (syfilis kan onder meer tot waanzin leiden), en in het geval van congenitale syfilis kan de besmette moeder op haar beurt de baby besmetten. In het geval van Albert is er echter geen sprake van syfilis, dus de vraag blijft: is syfilis erfelijk en bijvoorbeeld overdraagbaar van grootvader/grootmoeder op kleinkind? Een (te snelle) zoektocht op Internet levert hierop (voorlopig) geen duidelijk antwoord. Maar zelfs als moest blijken dat syfilis inderdaad erfelijk is en Arthurs gekdoenerij dus kan verklaard worden vanuit de syfilis van Jean-Baptist, dan nog wordt die link in deze roman erg vaag en onbevredigend uitgewerkt.

    Quotering: *** (13 mei 2012, gelezen in april 2012)

    21-05-2012 om 22:42 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: L'Homme Orchestre (Serge Korber) (F-I, 1970)
    L’HOMME ORCHESTRE (Serge Korber) (Frankrijk-Italië, 1970)
    (90’)

    Louis De Funès speelt hier Evan Evans, die leider is van een all-girls dansgroepje. Olivier De Funès (zoon vàn) speelt zijn neef Philippe, tevens Evans’ assistent en drummer van de begeleidende band. De (zwakke) rode draad van het verhaal is dat Evans de troep aantrekkelijke danseresjes verre probeert te houden van alle contact met mannen. Eerst moet er een vervangster worden gezocht voor een meisje dat de groep verlaat om te trouwen. Na enkele audities wordt dat Hendrika, die blijkbaar een Hollandse moet voorstellen en zich meteen ontpopt tot Evans’ favorietje. Vervolgens zijn er problemen met Evans’ assistente Françoise, die aanpapt met een miljonair op een yacht maar deze relatie wordt door Evans met de hulp van Philippe al snel succesvol gedwarsboomd. Ten slotte belandt de troep in Rome waar Philippe twee baby’s in de schoenen worden geschoven, een jongetje en een meisje. Het jongetje is echter het (als het ware compleet uit de lucht gevallen) kind van uitgerekend Hendrika en het meisje is het resultaat van een romance van Philippe met een Siciliaanse tijdens een vorig verblijf in Rome. Deze laatste zaak wordt opgelost doordat Philippe en la Sicilienne gaan trouwen.

    Dit scenario hangt werkelijk met haken en ogen aan elkaar, springt van de hak op de tak, is totaal ongeloofwaardig van a tot z en resulteert in een ronduit vervelende film, des te meer omdat de fratsen en mimische gags van De Funès hier nauwelijks grappig te noemen zijn. Opvallend aan deze prent zijn wel de choreografische intermezzo’s, maar die zijn veel te banaal om de film te kunnen redden. Zoontje Olivier (die zijn rol van jonge playboy nauwelijks weet waar te maken) zingt enkele liedjes, maar dat is ook al huilen met de pet op, zeker het nummer dat hij samen met zijn vader ten beste geeft. Kortom: een teleurstellend slechte De Funès-film met een hopeloos zwak scenario en dan ook nog eens amateuristisch gemonteerd. De vaak brutaal geminirokte meisjes van de dansgroep waren in 1970 vast wel hip, maar weten vier decennia later nauwelijks nog de aandacht te trekken.

    Quotering: ** (20 mei 2012) (geleende dvd)

    21-05-2012 om 21:28 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: La Folie des Grandeurs (Gérard Oury) (F-I-E-D, 1971)
    LA FOLIE DES GRANDEURS (Gérard Oury) (Frankrijk-Italië-Spanje-Duitsland, 1971)
    (106’)

    We zitten in Spanje, ergens in de achttiende eeuw, en Louis De Funès is Salluste, minister van financiën, wat hem voor de zoveelste maal de kans geeft zijn typetje van hyperkinetisch, hebzuchtig tirannetje – onderdanig tegenover zijn meerderen, bullebakkerig tegenover zijn minderen – gestalte te geven. Yves Montand speelt de don juaneske, slimme knecht van Salluste die verliefd is op de uit Beieren afkomstige blonde koningin (een stereotiep rolletje voor Karin Schubert). Als Salluste in ongenade valt (omdat hij één van de hofdames van de koningin zwanger zou hebben gemaakt), wordt de knecht ingeschakeld in een wraakplan (de knecht moet doen alsof hij ene Don César is en de koningin verleiden zodat zij bij de koning in ongenade valt en Salluste in ere hersteld wordt) maar dit plan wordt doorkuist door aanslagen tegen de koning en door een aantal vergissingen, waarbij de lelijke oude chaperonne van de koningin een belangrijke rol speelt. Uiteindelijk, na allerlei onsamenhangende verwikkelingen, eindigen Salluste, zijn knecht en een aantal andere voorname edelmannen als verbannen slaven in Noord-Afrika, waar de knecht alsnog achternagezeten wordt door de chaperonne.

    Het scenario is heel duidelijk niet de sterkste kant van deze prent die voornamelijk drijft op de al langer bekende trucjes en mimische gags van De Funès (bijzonder kostelijk wanneer hij tegen de koningin Duits moet praten: ‘Aber daz izt eine kooloossaale Konspirazioon!’) en hier en daar een geslaagd grapje (Salluste als hij in ongenade is gevallen en niet weet wat nu aangevangen: ‘Je suis ministre, je ne sais rien faire!’, of nog: die koningin die Duits brult als een rasechte SS-er). In Film en Televisie [nr. 179, april 1972, p. 35) is ene F.C. bijzonder hard voor deze prent: ‘Persoonlijk echter vind ik het een onbeschrijflijk saaie boel, daarenboven een film voor debielen. Arme Franse kinema!’ Dit negatieve oordeel is in elk geval flink overdreven, al is het anderzijds wel duidelijk dat er betere De Funès-films zijn dan deze.

    Quotering: *** (1ste visie: 15 februari 2004 – geleende video) (2de visie: 19 mei 2012 – geleende dvd)

    20-05-2012 om 22:17 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Oscar (Edouard Molinaro) (F, 1967)
    OSCAR (Edouard Molinaro) (Frankrijk, 1967)
    (85’)

    Louis De Funès speelt in deze verfilming van een Franse vaudevilleklucht (auteur: Claude Magnier) een rijke zakenman. Eén van zijn bedienden komt eerst meedelen dat hij met de boekhouding geknoeid heeft, vraagt vervolgens om loonsverhoging en ten slotte om de hand van De Funès’ dochter (deze laatste overigens een compleet leeghoofdige tienerbimbo). Die bediende blijkt echter in werkelijkheid verliefd te zijn op een typiste die hem heeft wijsgemaakt dat ze de dochter is van De Funès, terwijl De Funès’ echte dochter verliefd is op Oscar, de door De Funès net ontslagen chauffeur, en beweert dat ze zwanger is van hem. Volgt dan een reeks onsamenhangende verwikkelingen en misverstanden, waarbij men de dochter eerst probeert te koppelen aan die bediende, vervolgens aan de huismasseur en dan weer aan de bediende, tot Oscar plots terugkeert van een reis naar de Noordpool. Een belangrijke rol wordt ook vervuld door een drietal op elkaar lijkende koffers, de ene gevuld met juwelen, de andere met geld en de derde met vrouwenondergoed. Uiteindelijk blijkt die typiste waarop de bediende verliefd is, de onwettige dochter van De Funès en van zijn vroegere kamermeisje, dat op het einde van de film toevallig komt solliciteren naar een baan.

    Men kan zich voorstellen dat dit warrig kluwen van moedwil en misverstand op de planken tot heel wat lachsalvo’s zal geleid hebben, zeker met De Funès in de hoofdrol, maar de film verraadt te veel de oorspronkelijke theatersfeer (praktisch alles speelt zich bijvoorbeeld af binnen één ruimte: het huis van De Funès) en bovendien lijkt De Funès ons hier niet echt helemaal op dreef. De enige keer dat we écht hebben moeten lachen, was toen De Funès door de zich opeenstapelende misverstanden begint dol te draaien (‘je suis zin-zin’) en een stukje hilarisch-absurde pantomime opvoert terwijl zijn vrouw, zijn dochter en zijn masseur verbijsterd staan toe te kijken. H.V.G. noteerde in Film en Televisie [nr. 127, december 1967, p. 27]: ‘Funès-fans komen rijkelijk aan hun trekken. Te hunnen gerieve werden zelfs verscheidene solonummers voor het idool ingelast. Het zijn geen logisch uit een situatie gegroeide tonelen, maar doodgewoon solonummers zoals prima-donna-aria’s in een opera’.

    Quotering: **½ (17 mei 2012) (geleende dvd)

    20-05-2012 om 22:16 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TOPOI: GAT
    GAT

    Gat (gaatje) = vagina

    Roman de Renart I ed. 1985 (1174-77)
    - 272 (vers 1272). Branche II. Que des deux pertuis deerains. Over de twee achterste gaten (pertuis) van de wolvin Hersent: vagina en anus.

    Roman de Renart I ed. 1985 (circa 1190)
    - 430 (vers 564). Branche VI (Le duel judiciaire). Isengrin over de ‘verkrachting’ van Hersent door Renart: Au croz trover pas ne faillistes [je bent niet mislukt in het vinden van het gat]. Croz = gat = vagina.

    Roman de Renart II ed. 1985 (1195-1200)
    - 30 (verzen 429-430). Branche VII (La confession de Renart). Ne qui consirrer ne me puis / De Hersent ne de son pertuis. Renart kan Hersent en haar pertuis (gat = vagina) niet missen.

    De Roovere ed. 1955 (vóór 1482)
    - 399 (vers 249). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Een gat boren in een wijnvat als metafoor voor de coïtus (vat = vrouw, boor = penis): Ghemaeckt gheraeckt soe hebdijt gaetken.

    Piramus en Thisbe ed. 1965 (circa 1500)
    - 133 (vers 183). Rederijkersspel. Een sinneke tot Piramus (balspel als metafoor voor seks): Ick sorch, ghij sult noch int gaetgen rollen.

    Tilleghem ed. 1920 (1509?)
    - 467 (verzen 85-86). Rederijkersspel. Dubbelzinnig-erotisch over barbiers en chirurgijnen: Want ze meesteren decwils ruwe ghaeten / Om de pynen der quetsueren te doen zwichtene.

    Stijevoort I ed. 1929 (1524)
    - 15 (refrein 4, vers 37). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Boogschieten als metafoor voor seks: Als ghi den pyl treckt soo stopt dat gaetken.
    - 67 (refrein 33, vers 33). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Schoenlappen als metafoor voor seks: hoe meer ghenaijt hoe groter gat.
    - 68 (refrein 34, verzen 28-30). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Balspel (‘clossen’ = beugelen) als metafoor voor seks: Doen stiet ic noch soe diep int gat, / my dochte wy haddens bey te bat: / haer suete naect lyf dude ic aent mijne.

    Stijevoort II ed. 1930 (1524)
    - 171 (refrein 217, verzen 42-43). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Apologie van de seks: Sij makender sonde of soumen een gaetken stoppen / mit thelichdom daer die sueten oly wt leect. Dezelfde tekst in Doesborch II ed. 1940: 234 (refrein 129, verzen 55-56) [1528-30]: Twaer sonde soudemen dat gaetken stoppen / Daer die suete olie wt leect.
    - 212 (refrein 242, verzen 28-29). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Seks in badstoof, een vat stoppen als metafoor voor seks. Een vrouw zegt: Wildi dat gat inne soe moeten wi vlien [= ons verstoppen], / en scaemdi u niet, seijse, voer die lien?

    De wellustige mensch ed. 1950 (XVIb)
    - 122 (vers 633). Rederijkersspel. En stordt u niet, soeckt een ander gadt.

    De dryakelprouver ed. 1920 (1528)
    - 201 (verzen 92-93). Rederijkersspel. Tandtrekken als metafoor voor seks: Tant vut al lachghende, eenen baut jnt ghat / omde vloet vanden bloede te stelpene.

    Sorgheloos ed. 1980 (circa 1540)
    - 123 (regel 44). Spotprognosticatie. Want de sonne ende mane sullen dan vergaren met Aurora in ’t Warm Gadt.

    Cristenkercke ed. 1921 (kort na 1540)
    - 35 (vers 860). Rederijkersspel. Een sinneke maakt een erotische toespeling: Selfs goetduncken sal haer pepergat coelen.
    - 46 (vers 1123). Een sinneke maakt een erotische toespeling (binnen de ‘vat’-topos): maect nv het tappeken ree, alst gaetken gheboort is.
    - 55 (vers 1304). Een sinneke maakt een erotische toespeling (binnen de ‘vat’-topos): het tapken wert zaen ghevuecht. Salt gaetken oock passen?
    - 61 (vers 1399). Een sinneke maakt een erotische toespeling (binnen de ‘vat’-topos): thadt nv schier tijt gheweest tgaetken te borene.

    Antwerps Liedboek I ed. 1983 (1544)
    - 208 (nr. 179, strofe 5, verzen 3-4). Zot liedje over een meisje en een kleermaker: Ick heb een gaetken fier / Willet mi doch eens stoppen.

    Sint Jans onthoofdinghe ed. 1996 (vóór 1552)
    - 62 (vers 249). Rederijkersspel. Een mannelijk sinneke, scheldend tot een vrouwelijk sinneke (een koppelares): swijgt seg ick eer ick u smeerich gat vlûeck.

    Ulenspieghel ed. 1980 (1560)
    - 73 (vers 231). Spotprognosticatie. Vrouwe, wat lofdy u eyeren? De korf heeft een gat. Erotische ombuiging van een spreekwoord, waarbij eieren = borsten, korf = buik en gat = vagina?

    Testament Rhetoricael II ed. 1979 (1561)
    - 233 (fol. 285r, verzen 32-33). Rederijkersgedichtje over hoertjes: Liefuer te huwene alsulck lack gaetken / Dan Landsboer ofte zeeussche maetken. Lek gaatje = pars pro toto voor ‘hoer’.

    Het leenhof der ghilden ed. 1950 (1564)
    - 30 (vers 732). Rederijkersgedicht. Over vrouwen die ‘braseletten’ maken van hun schaamhaar, wat so veel te seggen is: vrij na tbomgat tast.

    De Bruyne ed. 1925 (1579-83)
    - 18 (refrein 134, strofe 3, vers 14). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Een jongeman probeert een meisje te overhalen tot seks: Godt geve in wiens gadt dat ickt gieten souwe.

    Coster Johannus ed. 1997 (vóór 1600)
    - 123v (vers 34). Rederijkersklucht. Boerdelijck Geck zingt een liedje over de coïtus: Int swarte gadt Lach Ick versteecken.

    Nieuwe Nederduytsche gedichten ende raedtselen ed. 1972 (1624)
    - Ingevoegde bladen vóór fol. 31. Dubbelzinnig-erotisch gedichtje: En in een diep ront gat gedaen / ( … ) En stoten in dit diepe gat.
    - 41. Dubbelzinnig-erotisch raadsel: En niet in ’t midste gat so deucht u spelen niet / ( … ) In ‘tspelen wacht u wel int avrex gat te gaen.
    - 61. Dubbelzinnig-erotisch raadsel: En steken al ons best in een wijt duyster gat.
    - 133. Zot-erotisch rederijkersrefrein. Leidekken als metafoor voor seks (lekkend gat in dak = vagina): Ick heb, sey sy, noch een out leckent gat, / Twelck noyt dicht en was van zijn leven.
    - 151. Zot-erotisch rederijkersrefrein. Fluitspel als metafoor voor seks: En als een meyt douwt hem int rechte gat.

    Gat = anus

    Mariken van Nieumeghen ed. 1980 (circa 1516)
    - 59 (vers 377). Rederijkersspel. Tante van Mariken smalend over hoertjes: Die de goei gezellen d’eersgat lenen. Toespeling op anale seks?

    Doesborch II ed. 1940 (1528-30)
    - 252 (refrein 141, vers 29). Zot scabreus-scatologisch rederijkersrefrein. Een jongen en een meisje in bad, het meisje doet haar behoefte in het bad: Ten lesten ontsloot die bruyt haer gat.
     
    [explicit]

    18-05-2012 om 20:25 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TOPOI: GANS
    GANS

    1 De gans in de bestiaria

    Bestiary ed. 1993 (XIIIb)
    - 168-169. Latijns bestiarium. Ganzen zijn goede nachtwakers (zie het Kapitool): as Rabanus says, they stand for provident men, watchmen who take their task in earnest. Wilde ganzen vliegen hoog en volgens een strikte orde, and symbolise those who live remote from earthly rank and follow an ordered life. Ze zijn altijd asgrauw because you will find the grey cloak of repentance among those who live far from the world. De waakzame gans is een beeld van de goede monnik die bij anderen goede en slechte kenmerken kan onderscheiden en die bij andere monniken waarschuwt voor hun nalatigheid en onwetendheid, zodat de duivel weggejaagd wordt. Tamme ganzen roepen de hele tijd en verwonden elkaar met hun bek: They symbolise those who are happy to lead a communal life, but give themselves up to gossip and slanderous talk. In dit bestiarium fungeren ganzen dus als positieve en negatieve zelfbeelden voor kloosterlingen.

    Der naturen bloeme I ed. 1980 (circa 1266)
    - 181-183 (Boek III, verzen 323-398). Berijmd traktaat over de natuur. Over de gans (ancer). Wilde ganzen vliegen graag, tamme ganzen vliegen zelden. Ganzen zijn goede nachtwakers (zie de ganzen van het Kapitool: de Romeinen aanbaden omwille van dat voorval een zilveren gans, christelijk auteurs hebben daarmee gespot. Ganzen hebben schrik van arenden. Ganzenvlees ligt zwaar op de maag. Er bestaan ganzen die zo groot en zwaar zijn als struisvogels. Geen symboliek bij Maerlant.

    2 Gans (gheese, gheesken) = hoer, losbandig meisje

    Gruuthuse-handschrift ed. 1966 (circa 1400)
    - 265 (nr. 16, vers 62). Zot-amoureus liedje. Van een oude hoer wordt gezegd: Wielende (= waggelend) ghinc soe als een gans.

    Pyramus ende Thisbe ed. 1965 (circa 1520)
    - 165 (verzen 66-67). Rederijkersspel. Het sinneke Bedrieghelic Waen wil te weten komen wat het sinneke Fraudelic Schijn van plan is en zegt: Al soudicker noch een gans om speten, het wort versleten, eer ghi vertrect! Dat ‘een gans speten’ hier dubbelzinnig betekent ‘de liefde bedrijven met een meisje’, wordt aannemelijk gemaakt door de amoureus-erotische context van het spel en door de op deze passage volgende verzen 68-69, waarin Fraudelic antwoordt, verwijzende naar de stoute, zotte praat van zijn collega: Stijf inde kaken ende stout ghebect, ghi menighen ghect, dus achticks cleene.

    De Verloren Sone ed. 1985 (1540)
    - B4r. Een gedrukt ‘volksboek’. Een slechte vriend van de verloren zoon zegt tot een hoerenwaardin (als hij ziet dat de verloren zoon al zijn geld verbrast heeft): Maer hi is noch wel int habijt / Uwen gheesen dit aduerterende zijt [maak dit duidelijk aan uw hoertjes]. Ende al naect doet hem ontcleeden.
    - C1r. Naam van één van de hoertjes is Lustich Gheestken. Associatie met ‘gheesken’?

    Cristenkercke ed. 1921 (kort na 1540)
    - 35 (verzen 867-869). Rederijkersspel. Een sinneke tot een ander sinneke (een koppelaarster), scheldend: Tsa, bien venu madamoselle snapsoet, / waer soudmen v vinden, offer profijt quaem / om een gans te spetene? Een gans speten = gemeenschap hebben met een hoer.

    Antwerps Liedboek I ed. 1983 (1544)
    - 91 (nr. 78, strofe 4, verzen 1-4). Zot lied. Daer waren leepe gheesen, / Schelu, manck ende vuyl / Si droncken sonder vreesen, / Si veechden haren muyl.

    Bijns ed. 1902 (circa 1550)
    - 213 (verzen 16/19/21). Een rondeel over de volgelingen van Luther, onder meer: Lichte gheeskens, die als meeskens om aes vlieghen.

    sMenschen Gheest van tVleesch verleyt ed. 1953 (circa 1550)
    - 15/607 (verzen 89-90). Rederijkersspel. Werlt zegt tegen tVleesch (een hoer): Ghij sijt een cluchtighe gheese / men vind warachtich gheen leeper baessinne. De tekstbezorger (J.J. Mak) geeft een foutieve verklaring.

    Arnold Bierses ed. 1925 (1577-90)
    - 35 (nr. X, vers 4). Zot-erotisch rederijkersrefrein op de stok ‘Ic salt avonturen al solt mij smerten’. Een sekshongerig tienermeisje zegt: En ben ic niet wijffs genoch, sprack dat arme gheisken.
    - 41 (nr. XIII, verzen 7-10). Zot-erotisch rederijkersrefrein op de stok ‘Om sotkens lachen die meiskens wel’. Twee geile meiden gaan naar bed met een als nar verklede knecht: Het knechken svoch ende stelde hem op de bene, / Ende heefft hem al sots kleideren aen gedaen. / En is al stommelinghe in huys gegaen, / Daer deese twe gheyskens saten bijt vier.

    De Minckijsers ed. 1992 (XVIB)
    - 114v (vers 863). Rederijkersspel. Over de hoer Alderhande Gebreck: en nu dus versnodt zijt op dees Leeclijcke (lees: lelijke) geese.

    Kuznetsov/Linnik 1982 (XVII)
    - Afbeeldingen 67 en 68. Twee bij elkaar horende zeventiende-eeuwse paneeltjes van Jacob Gerritsz Cuyp (Talin, eertijds Art Museum of the Estonian SSR): Meisje met haan en Jongen met gans. De jongen houdt in zijn rechterhand een papiertje met het opschrift: Mon-oÿe faict toût. Dit is een woorspeling: mijn gans doet alles / geld (monnaie) doet alles. Het dubbelzinnige regeltje en het feit dat haan en gans respectievelijk mannelijke en vrouwelijke symbolen kunnen zijn (haan = penis, gans/gheese = hoer) maken het samen aannemelijk dat hier een toespeling op prostitutie wordt gemaakt, ofschoon het meisje helemaal niet als hoer gekleed lijkt te zijn, en de knaap toch wel erg jong lijkt.

    3 Gans = neerbuigende term voor (arme, domme, dwaze, plompe) vrouw

    Bijns ed. 1875 (1528)
    - 49 (Boek I, refrein 14, strofe k, verzen 11-12). Rederijkersgedicht (ABC-dicht) over de Lutheranen: Al waert een spinster oft een ander arm gans, / Sulc volchde haer leeringe en haer advijs. Arme ganzen = eenvoudige volksvrouwen (zoals spinsters) die zich gemakkelijk laten verleiden door de ‘Duitse klerken’ (vers 7) en het evangelie verkondigen. Volgens Anna Bijns luistert ‘men’ eerder naar zulke simpele vrouwen dan naar wijze doctores. Hetzelfde refrein in Bijns ed. 1902: 227 (nr. III, strofe K, verzen 11-12) [circa 1550]: Al waert een spinstere, oft een ander erm gans, / Selck volchde haer leeringhe ende haer avys.

    Doesborch II ed. 1940 (1528-30)
    - 245 (refrein 137, vers 22). Zot rederijkersrefrein over een ‘mottige bruiloft’: Die bruyt hilt voet ghelijc een gans. Een vrouw die plomp danst.

    Bijns ed. 1902 (circa 1550)
    - 213. Rederijkersgedicht. Over de volgelingen van Luther: Aelwitten (= ganzen!), oupitten, die sitten en spinnen, / Beghynen, die schynen zeer heylich int wesen, / Ou maren en blaren zyn nu doctorinnen.

    Leander ende Hero ed. 2002 (1621)
    - 192 (Spel 4, verzen 386-387). Rederijkersspel. Goddeloose Desperatie over het meisje Hero: ick zal de slechte gans / terstont gaen brenghen aen den zelven dans.

    4 Gans geassocieerd met vrouw

    The Canterbury Tales ed. 1987 (XIVd)
    - 108 (Fragment III, Group D, verzen 269-272). The Wife of Bath’s Prologue. De vrouw van Bath citeert verwijten van mannen aan vrouwen: vrouwen die niemand wil, zijn zeer geil en manziek. Ne noon (geen) so grey goos gooth ther in the lake / as, sëistow (zeg jij), wol been withoute make (maatje). / And seyst it is an hard thyng for to welde (beheersen) / a thyng that no man wole, his thankes, helde.

    De Roovere ed. 1955 (vóór 1482)
    - 401 (vers 31). In een erotisch rederijkersrefrein: Hy greepse, doen peepse, recht als een gans.

    Bijns ed. 1902 (circa 1550)
    - 362 (verzen 9-10). Een rijmpje van broeder Engelbrecht: Men vint zoe vele vrouwen goet / alsmen rooder gansen doet.

    5a Geplukte gans = persoon die bedrogen of negatief behandeld wordt

    Hildegaersberch ed. 1981 (circa 1400)
    - 54-55 (nr. XXIV, verzen 146-161). Moraliserende rijmtekst. Die gans ghepluct, tscaep ghescoren, / Dat soe is haer beider loen. / Hoe vetten herst, hoe goet, hoe schoen, / Dat si horen meester bringhen, / Sy en connen nochtan niet verdinghen, / Si en worden tweewerff sjaers ontcleet. / Aldus gaetmen noch ghereet / Die luden plocken ende scheren, / Die die werlt moeten neren / Beyde te water ende te lande, / Ende dicke setten tlijff te pande / Om goet te winnen ende te besparen, / Dair die heren wel off varen. / Dat laetmen hem ghenieten wel / Als dander diemen schoert haer vel, / Beyde mit plucken ende mit scheren.
     
    Bijns ed. 1886 (vóór 1529)
    - 87 (refrein 23, strofe d, vers 14). Amoureus rederijkersrefrein. Liefdesklacht van vrouw over haar ontrouwe minnaar + kritiek op wantoestanden in de maatschappij: Daerme (= de armen) sietmen plucken als gansen en vincken.

    De Neering ed. 1996 (vóór 1568)
    - 83v (vers 92). Rederijkersspel. Gemeen Ambachtsvolck klaagt tegenover de ambachtsheer over de verdrukte Neering: Sij wart gelijck een gans gepluct.

    5b Geplukte gans = berooide, geldeloze persoon (ten gevolge van omgang met vrouwen of hoeren)

    Veelderhande Geneuchlijcke Dichten ed. 1977 (1600)
    - 114. In de rijmtekst ‘Het wonderlijcke leuen van sinte Reynuyt’: Tot sinte Reyn-uyts is hy ter Kermisse ghecomen / Al een heeftet hem daer niet seer wel gheluckt / Want Willem Alberoyt heeft hem terstont vernomen / Ende heeft hem als een magheren Gans ghepluckt.

    Suyp-stad ed. 1978 (1628)
    - 120 (verzen 961-964). Moraliserende rijmtekst. De geldeloze pierewaaier wordt vergeleken met een geplukte gans: Men speelter banckerot, en soeckt een ander kans, / Men loopt als een schavuyt, of een gepluckte Gans. / Het hayr steeckt door den hoed, de billen door de kleeren, / De hosen noch de schoen en konnen hem niet deeren.

    5c Plukken = bijeenscharrelen van materieel bezit

    De Roovere ed. 1955 (vóór 1482)
    - 334 (vers 39). Vroed rederijkersrefrein, tijdsklacht. Elck pijnt om plucken dus onghedrult.

    Stijevoort II ed. 1930 (1524)
    - 60 (refrein 164, verzen 32-33). Vroed rederijkersrefrein op de stok ‘rapen moet wel syn een ghesonde spijs’. Dus mach den arbeyt enen wel verdrieten / want veel willen plucken sonder raepsaet te saijen.

    Bijns ed. 1902 (circa 1550)
    - 247 (refrein X, strofe B, verzen 3-4). Vroed rederijkersrefrein. Wat sal deertsche goet ghepluct, ghecraut doen? / Dat ghiericheyt tuwen huyse vriendt en gast wort.
     
    Mont toe, borse toe ed. 1950 (vóór 1551/1583)
    - 46 (vers 32). Strofisch rederijkersgedicht, tijdsklacht. Want de Wolven sietmen plucken en teesen.

    Al Hoy ed. 1964 (circa 1600)
    - 9 (vers 153). Rederijkersspel (tafelspel). Buijcsken tegen Willeken Noijtgenoech (een vrek): Al u gepeys es trecken en plucken.
     
    5d Plukken = iemand (materieel en financieel) bedriegen

    Der Leken Spieghel III ed. 1848 (1325-30)
    - 217-218 (Boek III, hoofdstuk 26, verzen 52-57). Didactisch rijmtraktaat. Een jonge stedeling tegenover de zoon van een ridder over uitgebuite dorpelingen: Maer arbeit, zorghe ende leet / heeft daer tfolc, spade ende vroe, / ende ooc overlast daer toe / van meyeren ende haren knapen, / die van hem plucken ende rapen / wat sijs moghen ghewinnen.

    Jans Teesteye ed. 1869 (vóór 1334)
    - 253 (verzen 3448-3450). Moraliserend dialooggedicht. Over de uitgebuite ‘dorpman’: Lantsheren ofte ander papen / die altoes plucken ende rapen / dine pine ende dinen arbeyt.

    Stijevoort I ed. 1929 (1524)
    - 75 (refrein 39, verzen 13-15). Vroed rederijkersrefrein op de stok ‘hoe sout dan qualick in die werlt gaen’. Er wordt ironisch gezegd: Die geestelicheyt en wilt plucken noch teesen / den ghemeynen volc wat sy bestaen / hoe sout dan qualick in die werlt gaen.
    - 80 (refrein 41, verzen 15-16). Vroed rederijkersrefrein op de stok ‘langhe gheborcht en is niet quijt ghescouwen’. Waer ic gae of come tvolc is bedruckt / die erme simpele domme wert gepluckt.

    Bijns ed. 1875 (1528)
    - 36 (Boek I, refrein 11, strofe b, verzen 15-16). Vroed rederijkersrefrein, tijdsklacht. Men siet u darme weduwen en weesen / plucken en teesen; uwen ja es neen. Zelfde tekst in De Bruyne I ed. 1879: 82 (refrein XIX, strofe b, verzen 13-14) [1579-83]: men siet u de erme weduwen & weesen / plucken & teesen: uwen ja is neen.
     
    Bijns ed. 1886 (vóór 1529)
    - 23 (refrein 6, strofe d, vers 4). Vroed rederijkersrefrein. Over uitbuiters: Wat batet u dat ghij donnoosel gepluckt hebt?

    Bijns ed. 1875 (1567)
    - 228 (Boek III, refrein 2, strofe h, verzen 5-6). Vroed rederijkersrefrein. Over het Laatste Oordeel: Hoe sullen donsalige daer staen beschaemt / voor de gene, diese nu plucken en trecken!

    5e Plukken = het (financieel) bedriegen van klanten/mannen door hoeren/vrouwen

    Die Rose ed. 1976 (circa 1300)
    - 74 (verzen 4191-4498). Allegorische rijmtekst. Rede zegt: En mach en geen wijf wesen goet / die hare vleesch vercoept om goet. / Van hen so soude elc man vlien / ende sine herte van hen tien. / Hi pense ho sine mochte hebben wert, / die els niet dan sijn goet en gert, / ende el en mint dan sijn gelt, / ende al levende villen wilt.
    - 214 (verzen 12.587-12.590). De oude koppelaarster zegt: Sijs sot die hare lief nine pluemt / van sinen goede ende scuemt; / want wiene meest geplumen can, / salre doegt meest vinden an.

    Antwerps Liedboek I ed. 1983 (1544)
    - 49 (nr. 44, strofe 2, verzen 1-3 / strofe 3, verzen 3-4). Amoureus liedje, liefdesklacht. Ghesellekens wilt v sinnekens keeren / van sulc een schoon samblant. / Want si souden v plucken ende minnen leren. // Want met hare subtijle listen / si v wel plucken sal. Hetzelfde liedje in Amoreuse Liedekens ed. 1984: 48 (strofen 2/3) [circa 1600]: Want zy sal u pluycken en Minneleeren // Want syder met haerder subtijlder listen / V seer wel plucken sal.

    Alit en Lijsbith ed. 1946 (circa 1550?)
    - 122 (verzen 322-324). Rederijkersklucht. Alit zegt dat haar dochter bij de deken heeft geslapen dien zij heeft vercaelt [kaal geplukt].

    Suyp-stad ed. 1978 (1628)
    - 97 (verzen 249-256). Moraliserende rijmtekst. Over hoe hoertjes hun klanten ‘kaal plukken’, d.w.z. van al hun geld beroven: Ten minsten dat een Valck wort uyt de locht gekregen, / Dien sy dan recht den neus gaen snuyten ende vegen, / Ia plucken hem so kael, dat hy moet weer van honck, En voor ’t verquiste geld verkrijght hy niet een dronck. / Wanneer de beurs is licht, en ’t geldjen is vervlogen, / Dan siet haer Venus aen met toe-gesloten oogen, / En schoptse uyte deur, en roept: ghy kale Guyt, / Het geld is onse Liefd’, en ’t geld is onse Bruydt.

    ’t Amsterdamsch Hoerdom ed. 1976 (XVII)
    - 16. Moraliserende waarschuwing tegen prostitutie. Van twee hoertjes en hun klant wordt gezegd: Ondertusschen plucken se hem alle beide even zeer.
    - 94. Van hoerenlopers wordt gezegd: soo schoon zynze van de Hoeren geplukt.

    5f Plukken = hellestraf

    De sacramente vander Nyeuwervaert ed. 1955 (circa 1500)
    - 156 (vers 562). Rederijkersspel. De duivels bespreken hoe zij Meester Macharius zullen folteren in de hel: Wij sullen hem plucken.

    6 Gans = man (pejoratief)

    Der Leken Spieghel III ed. 1848 (1325-30)
    - 221 (Boek III, hoofdstuk 26, verzen 141-142). Berijmd didactisch traktaat. Een ridderzoon heeft het over het leven van de stadsburger. Deze laatste zit naar verluidt in zijn zetel met volgevreten buik dat hem dunct dat hi raest / ende als een ghent sit ende blaest. Dit geldt als een voorbeeld van onrein leven.

    De Wellustige Mensch ed. 1950 (XVIb)
    - 112 (verzen 352-353). Rederijkersspel. Een sinneke tot de ijdele Wellustige Mensch: Tschijnt ghij compt uuijt een corffken getreden; / Ghij maeckt den wrinkaerts gelijck eenen gans. Ijdele man die loopt te pronken terwijl hij met zijn heupen draait.

    Antwerps Liedboek I ed. 1983 (1544)
    - 99 (nr. 85, strofe 4, vers 5). Zot liedje. Meisje klaagt over haar oude echtgenoot: Hi sidt en babbelt al waert een gans.

    7 Gent (mannetjesgans) = knappe jongeman
    [Cools 1992: 89. In de Kempen noemde men anno 1992 een ganzerik of mannetjesgans nog altijd ‘een gent’!
    MNHW 1981: 201. Gent (als adjectief) = lief, edel, bevallig, schoon. Gent (als zelfstandig gebruik adjectief) = edele, bevallige man. Gent (als substantief) = mannetjesgans.]

    Stijevoort I ed. 1929 (1524)
    - 12 (refrein 3, verzen 11-12). Zot rederijkersrefrein. In een klooster bespringt een haan een kip: Tscheen dat die mater quam wt haren sinne / Om dat hi daer op sat als een ghent. Dubbelzinnige passage in een dubbelzinnige tekst (de besprongen kip kan ook een onkuis nonnetje zijn).

    8 Gans = zondige persoon

    Fabulae ed. 1985 (XIIIb)
    - 109-110 (nr. 51). Latijnse fabelverzameling. ‘The Goose and the Raven. Against those overburdened with sins’. Een vette, zware gans vraagt een raaf om op diens rug te mogen vliegen, maar de gans is te zwaar en de raaf kan haar niet dragen.

    Die Spiegel der Sonden ed. 1900 (XIV)
    - 110 (verzen 8694-8696). Berijmde zondenspiegel. Bij ‘traechede’, over rijke vrekken: Die rike vracke, want hi van aerde / der gans slacht ende den perde mede, die vetten in hare ledichede.

    Der Sotten Schip ed. 1981 (1548)
    - F1r (hoofdstuk 24). Stichtelijk-moraliserend traktaat. Over verstokte zondaars die ten onrechte op Gods genade hopen: wy en sullen dan niet leuen als gansen ende swijnen die op gods thoorne/ rechtuaerdicheyt niet en achten. want al so sinte hieronimus seyt. Men mach van weelden ter blijschap niet gheraken ende men can hier niet altijts den buyck gheuullen/ ende inden hemel die siele. Op de begeleidende houtsnede ziet men twee ganzen en twee varkens aan een trog.

    De menschwerdinge Christi ed. 1992 (XVIB)
    - 28r (vers 1337). Rederijkersspel. Schriftuerlijcke Zin tegen de ketters: wadt Laetij u duncken arme verroerde geesen.
     
    9 Gans = domme, dwaze persoon

    Der Sotten Schip ed. 1981 (1548)
    - L1r (hoofdstuk 34). Stichtelijk-moraliserend traktaat. Over dwazen die veel zien, maar niets onthouden: Die derde is. Dat men wel onthouden heeft den anderen voort leeren. Also wi alle doen sullen in goede leeringhe willen wi den sotten niet gelecken sijn die altijts der gansen danck ende liet singhen wat si hooren/ waer af die leeraer spreect aldus. Volgt dan in versvorm wat ‘die leeraer’ zegt: Die vele versoeckt ende weynich leert / Die verre loopt ende wijt verkeert / Ende wat hi siet tonrechte merckt / Die vele begrijpt ende niet en werckt / Die altijts deerste is aen den dans / Ende altijts sinckt al waert een gans / Die sal een gans gherekent wesen / Van verre te loopen is niemant ghepresen.

    Seer schoone spreeckwoorden ed. 1962 (1549)
    - 20 (nr. 332). Frans-Nederlandse spreekwoordenverzameling. Il est plus estourdy que vne mulle sauluaige / que vng oyson. Hy is dulcoppigher dan eenen wilden muyl / dan een gans. Zie ook Harrebomée I.201.

    10 Gans: spreekwoorden en zegswijzen

    Tghevecht van Minnen ed. 1964 (1516)
    - 49 (verzen 113-114). Berijmde ars amandi. Ongestadicheyt verleidt een jongeling: bier en is niet ghebrouwen - soot is aenschijn - / Voor coeyen oft ganssen, alsment verhalen sal.
     
    Seer schoone spreeckwoorden ed. 1962 (1549)
    - 19 (nr. 319). Frans-Nederlandse spreekwoordenverzameling. Il est fourny dentendement / comme vng oyson de creste. Hy is voorsien met verstande / ghelijck een gans met eenen cam. Zie ook Harrebomée I.201.
    - 38 (nr. 636). Qui ne faict ainsi que faict loye A courte vie et courte ioye / Die niet en doet ghelijck als de gans Die heeft een cort leuen ende corte blijschap. De gans als beeld van de levensgenieter? Zie ook Harrebomée I.61. Vergelijk ook Cat. Antwerpen 1976: 86 (cat. nr. 48) = een gravure van Pieter Balten, Sorghelos leven (Antwerpen, Museum Plantijn Moretus, Stedelijk Prentenkabinet). Onderwerp is een luie schoenmaker. Rechtsboven een prent aan de muur met een vrouw op een hek tussen ganzen. Het bijschrift van deze prent luidt: Die Gansen hebben den cost, soo elck oock sal, / Wat wildy doch al sorghen, Godt verleenet al.

    Gemeene Duytsche Spreckwoorden ed. 1959 (1550)
    - 56 (regels 5-6). Spreekwoordenverzameling. Hy sal noch ten lesten den Gans moeten gelden. / Hy sal ’t gelach noch al betaelen.
    - 61 (regel 25). Dat vuyrken boete ick/ sede de Gans, doe scheet sie oppet ijs.
    - 69 (regel 19). Die Monnick preeckte/ dat men niet en behoerde te steelen/ ende hy selue hadde den Gans.
    - 75 (regel 2). Hy en sal niet lichtelick gebraden gansen ouer den tuyn werpen.

    Der Fielen Vocabulaer ed. 1914 (1563)
    - 61. Burgerlijk-moraliserende prozatekst. Over afkeurenswaardige losbollen ende segghen altijt, laet ons vrolijc zijn want de wijn en is niet gewassen voor die verkenen, noch dat bier ghebrouwen voor die gansen.

    11 Ghans = verbastering van ‘Gods’ in vloeken
    [De Schuijfman ed. 1932: 88-90 (aantekeningen).]

    Heynken de Luyere ed. 1920 (1540/1582)
    - 24. Een hoerenwaard vloekt: Ghans cracht, gans macht, wat voeren zijn ditte.

    12 Aelwitta als naam voor een gans

    De Appelboom ed. 1979 (XVIa)
    - 34 (verzen 27-30). Rederijkersklucht. Een boer en boerin klagen over hun recente verliezen. De man zegt: Jae, en onse ganse is in een vadt met gruse [zemelen] / versmoort, dus ben ick halff tenden rade. De vrouw reageert: Godt segen ons! Eijlacij, dats groote schaede. / Is Aelken versmoort? Ghij sout mij verlenen. Een aantekening (p. 64) verklaart Aelken als een verkleinvorm van Alijt en verwijst onder meer naar Enklaar 1940: 102.
     
    Aelwarich ed. 1980 (1528)
    - 111 (regels 52-54). Spotprognosticatie. Over de herfst: Den herfst neemt aen zijn begin als Aelwitta wert doorsteken ende ghebraden om des menschen wille, lijdende veel martieliën in kermissen supra dorpum. De gans als spotheilige en –martelaar.
     
    Hongherenborch ed. 1980 (1562)
    - 193 (regels 30-31). Spotprognosticatie. Over de herfst: Ende dan wordt Aelken oft Aelwitte doorsteken ende gedoot met veel van haeren consorten. Vergelijk ook ibidem: 197 (regels 86-88), over het plukken van ganzen in juni: In dese maent sullen die gansen berooft worden van haren voeyeringen [‘voering’ = veren] ende naect gaen.

    13 De rotgans
    [Thomas 1990: 90. In de Nieuwe Tijd verdween het geloof dat de brandgans of rotgans ontstond uit schelpen die aan bomen of wrakhout groeien.]

    De Schuijfman ed. 1932 (1504)
    - 2-3 (verzen 27-30). Rederijkersklucht. Twee landlopers bespreken wat ze gaan doen. Schuijfman zegt: Hertchiers [boogschutters] worden: wij willen schieten, / want wij moeten onsen honger blusschen. Waarop Sloef repliceert: Wadt dingen? Rotganssen? En Schuijfman weer: Neen, huijsmusschen. Met ‘huismussen’ worden huisvrouwen bedoeld die door bedelende landlopers bedrogen worden. Een aantekening van de tekstbezorger suggereert dat ‘rotganzen schieten’ een uitdrukking is uit de dieventaal (bargoens), waarbij ‘rot’ armoede betekent en de hele uitdrukking: armoede lijden, bedelen. Men kan zich afvragen of hier ook een obscene toespeling gemaakt wordt: rotgans = bedelaarshoertje?
     
    De Beatis ed. 1979
    - 166-167. Reisverslag. Het verhaal van de boomgans.

    14 Gans: restmateriaal

    The Canterbury Tales ed. 1987 (XIVd)
    - 70 (Fragment I, Group A, vers 3317). The Miller’s Tale. Over de koster: His rode was reed, his eyen greye as goos [zijn gezicht bloosde, zijn ogen waren grijs als een gans].

    Curia palacium ed. 1968 (circa 1500)
    - 203 (regels 5/7-8). Nederlands-Latijnse woordenlijst. Gans = auca / ghent = ancer.

    Braekman ed. 1984 (XVIa)
    - 178 (nr. 1). Verzameling vogelspreuken. Die gent seit: en betrouwt niet wel / paerts hoeuen noch honden fel, / steden ende borghen syn goet te winnen, / als si verraden sijn van binnen.
    - 181 (nr. 20). Die gans seit: volle gherechten / beminnen beide heren ende knechten, / daer is menych die wel name / syn ghenoechte waen het quame.

    Stijevoort I ed. 1929 (1524)
    - 59 (refrein 29, verzen 21-24). Rederijkersrefrein. Soe en sout my nouwe sulc wonder gheuen / al saghe ic een plumeloose gans vlieghen / als dat twe ghelieuen soe hoghe verheuen / in minnen soe saen verureemden moghen.

    Bijns ed. 1902 (circa 1550)
    - 266 (refrein XVIII, strofe 1, verzen 1-4). Zot-erotisch rederijkersrefrein over drie pelsnaaisters. Drie pelsnaeyerskens zeer ient en net met, / diemen te Thienen noch hielt voor maecht, / hun meester soude, ick wil ghy dopset wet, / die sittegans gheven, zooman die vet et.

    Een Nyeuwe Clucht Boeck ed. 1983 (1554)
    - 108 (nr. 80, regels 6-11). Kluchtboek. Over keizer Constantijn die klein van gestalte was, in verband met ‘hooverdye’: Als die keyser door een [namelijk een triomfboog] reedt, so duycte hi ende trock syn hooft in. Dat saghen de romeynen ende lachten met hem. Hi dede ghelijck een gans als si yewers door een gewelf gaat, so duyct si want si ducht dat si boven aenstooten soude. Aldus syn cleyne luyden gemeynlic hooverdigher dan groote.
     
    Joseph ed. 1975 (1565-66?)
    - 96 (vers 337). Rederijkersspel. Gesprek tussen sinnekes. Quaet Ingeven tot Nijdich Herte: Hoort, neve alle gecken op een gans.

    Het lichamelijcke huis ed. 1994 (XVIB)
    - 27v (vers 603). Rederijkersspel. Een Doodzonde spreekt: springt voort geest des gramschappen comt treckken die gans. De doodzonde Ira wordt namelijk geroepen.

    Schipper, Pelgrim en Post ed. 1998 (XVIB?)
    - 25r (verzen 197-200). Een rederijkersspel, meer bepaald een tafelspel. Een leugenverhaal van Pelgrom over ganzen die een veldslag voeren tegen de meeuwen.

    Krap 1983
    - 14. Op heksensabbatten verschijnt soms een gans of eend van grote afmetingen.

    Cat. Antwerpen 1976
    - 87 (cat. nr. 50). Ets van Hans Bol, Ganzentrekken (Antwerpen, Museum Plantijn Moretus, Stedelijk Prentenkabinet). Een afbeelding van het ganzentrekken door middel van een bootje op een rivier.

    [explicit]

    16-05-2012 om 22:52 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: De blinde vlek (Jo Claes) 2009
    DE BLINDE VLEK (Jo Claes) 2009
    [Roman, Linkeroever uitgevers, Antwerpen, 2009. Voor deze bespreking maakten wij gebruik van de Boektoppers-editie: Van In, Wommelgem, 2011, 385 blz.]

    Deze misdaadroman bestaat uit drie delen die verder onderverdeeld zijn in hoofdstukken. In het eerste deel, Sagalassos, leren we de Leuvense archeologiestudent Simen Paulus kennen. Simen zit in zijn laatste jaar archeologie, staat op de drempel van een veelbelovende academische carrière en werkt tijdens de zomervakantie mee aan de door de Leuvense universiteit gecoördineerde archeologische opgravingen op de (echt bestaande) site van Sagalassos in Turkije. Simen is echter ook een aantrekkelijke don juan. Hij heeft weliswaar een vriendinnetje, maar onderhoudt ook een relatie met Sophie, de jonge echtgenote van één van de begeleidende professoren, Evert Sterkx. Deze laatste doet Simen het voorstel om samen een aantal pas opgegraven gouden munten te stelen, wat Simen weigert, maar even later blijken de gouden munten effectief gestolen, en Simen is de hoofdverdachte. Omdat hij geen vertrouwen heeft in de praktijken van de Turkse politie, vlucht hij naar België.

    In het korte tweede deel, Lille, ziet de Leuvense hoofdinspecteur Thomas Berg Simen Paulus van de trein stappen in Leuven, nadat hijzelf net is teruggekeerd van het Franse Lille, waar een maandenlange relatie met Véronique, een Française, tot een einde is gekomen. In het derde deel, Leuven, wordt Simen Paulus dood op straat gevonden: blijkbaar heeft iemand hem van het balkon van het Leuvense Provinciehuis (waar hij een vakantiejob had) geduwd. Thomas Berg is de man die deze moordzaak moet oplossen. Aanvankelijk wordt er weinig vooruitgang geboekt en wanneer men ontdekt dat Sophie de munten gestolen heeft, is zij de hoofdverdachte. Uiteindelijk blijkt de moordenaar echter professor Evert Sterkx te zijn, die handelde uit jaloezie omdat Paulus het met zijn vrouw hield.

    Het eerste wat men kan vaststellen na het lezen van dit boek, is dat Jo Claes (leraar ASO aan een Leuvense school en auteur van ettelijke boeken over mythologie en religie) echt wel kaas heeft gegeten van het schrijven van een misdaadthriller. Hij kent de tricks of the trade, maakt voortdurend gebruik van cliffhangers, stelt nu eens informatie uit en laat dan weer de hoofdinspecteur alles op een rijtje zetten zodat de lezer helemaal mee is, voert verschillende verdachten ten tonele en last humoristische passages in die de spanning wat moeten ontladen (hier bijvoorbeeld de gestolen fiets van één van Bergs teamleden). Het is allemaal zo goed en vlot geschreven, dat je aan het einde van een hoofdstuk heel graag wil verderlezen, om zo snel mogelijk het vervolg te weten te komen: altijd een complimentje waard, zoiets.

    Bovendien zitten er in de tekst zijdelings een aantal ‘aha-momenten’ verstopt. Hiermee bedoelen we ofwel passages die een lichtje van herkenning doen branden, ofwel passages waarin Claes op milde wijze zijn zegje doet (of laat doen) over allerlei maatschappelijke en actuele wissewasjes. In beide gevallen is het resultaat een goedkeurende glimlach. Voorbeelden: een Leuvens gebouw dat vergeleken wordt met de monoliet uit de Kubrick-film 2001 A Space Odyssey [p. 124], Berg die zegt: ‘Ik ben nog van de oude stempel ( … ). Ik heb Latijn en Grieks gedaan. Naar het schijnt is dat een studierichting die tegenwoordig met uitsterven is bedreigd’ [p. 164], Berg die afgeeft op de jaarlijkse kermis in Leuven waar duizenden mensen ‘hun zuur verdiende centen kwamen opmaken aan infantiele, geldopslorpende vermakelijkheden’ [p. 179], Berg die naar aanleiding van de film Troy bedenkt dat ‘er nooit eerder zoveel geld gespendeerd (was) aan het om zeep helpen van een monument uit de wereldliteratuur’ [p. 201], of nog Berg die (als hoofdinspecteur van de politie!) afgeeft op de Leuvense beslissing om de automobilisten te ontmoedigen via een systeem van eenrichtingsstraten en verkeersvrije zones [p. 234].

    Dit zijn allemaal maar kleine dingetjes natuurlijk en in feite bijzaken die slechts in de rand meespelen. Claes probeert echter wel degelijk zijn thriller op een hoger literair niveau te tillen. In dat verband is het bijvoorbeeld ronduit knap hoe hij een hele tijd lang van Sophie de vermoedelijke moordenares maakt, door regelmatig en motiefgewijs elementen uit de Griekse mythologie in het verhaal binnen te smokkelen: de stierencultus en haar priesteressen op het antieke Kreta [p. 159, 200], het beeld van Rik Poot dat effectief in de buurt van het Leuvense Provinciehuis staat en de ontvoering van Europa voorstelt [p. 162, 218: een foto van dit beeld staat ook op de cover], en vooral de mythe van Theseus die Ariadne bedroog en afwees, nadat zij hem geholpen had [pp. 262-264, 301-302, 315-317]. Vooral dat laatste verhaal wijst, samen met het William Congreve-citaat ‘hell has no fury like a woman scorned’, in de richting van Sophie, omdat Simen in Turkije een einde wou maken aan hun relatie en zij in Leuven nog een tijd achter hem aan gelopen is. Hoofdinspecteur Berg volgt deze denkpiste omdat hij na het geval met Véronique terug contact had opgenomen met zijn oude liefje Annelien, waarna hij al snel tot de conclusie kwam dat het niets zou worden en deze Annelien woedend zijn bloembakken kapot gooide.

    Wat hij echter uit het oog verloren had (en dat is dan de ‘blinde vlek’ waar de titel op zinspeelt, vergelijk pp. 350/360), was dat hijzelf in Lille na zijn eigen afwijzing door Véronique in dronken woede een stoel door het hotelkamerraam gekeild had (zie deel II). Ook mannen kunnen dus furieus reageren op een afwijzing in de liefde, en dat is precies wat professor Sterkx, de echte schuldige, gedaan heeft, nadat Sophie bij hem weggetrokken was. Zodat deze thriller uiteindelijk draait rond een diepere thematiek die op pagina 323 letterlijk terug te vinden is: ‘Jaloezie is maar een deel van het verhaal (…). Waar het werkelijk om gaat, is afwijzing’. En naar dit thema verwijst ook het motto, ontleend aan ene B. Rabutin: ‘Afwezigheid is voor de liefde wat de wind is voor het vuur. Het kleine dooft hij uit, het grote wakkert hij aan’. Deze thematiek speelt trouwens al mee vanaf de eerste bladzijden van het boek, wanneer Simens beste vriend Erik in Turkije moet vaststellen hoe een meisje waar hij een oogje op heeft, hém niet ziet staan maar alleen rond playboy Simen wenst te vlinderen.

    Met andere woorden: er is nagedacht over deze roman, wat nogmaals en ten overvloede blijkt uit de functionele rol van dat beeld van Rik Poot, op bladzijde 162 beschreven als volgt: ‘Het meer dan manshoge beeld stelde een stier voor met op de rug een naakte, jonge vrouw. ( … ) De stier steigerde op zijn achterste poten en gooide triomfantelijk de kop in de nek, terwijl het meisje zich wanhopig aan één van de hoorns vastklampte’. Waarbij het redelijk duidelijk is dat we in het meisje niet alleen Europa maar ook Sophie dienen te herkennen, en in de woeste stier haar professorale echtgenoot, die zich regelmatig van een bijzonder agressieve kant laat kennen (als zijn vrouw naar een vriendin is weggevlucht, komt hij herrie schoppen en wordt hij zelfs gearresteerd door de politie, plus: hij is een moordenaar).

    Conclusie: deze eerste kennismaking met Jo Claes en zijn Thomas Berg (Claes schreef nog vier andere misdaadromans rond deze figuur) heeft onmiskenbaar lees- en analyseplezier opgeleverd. De vraag is of De blinde vlek nog even pal blijft staan bij een tweede lezing, als je de afloop al kent. De aanwezigheid van een diepere (en zeker niet oninteressante) thematiek is in dit verband een pluspunt, doordat men op zoek kan gaan naar nog meer functionele verhaaldraadjes, zoals bijvoorbeeld het beeld van de Heilige Paulus in de hall van het huis van de familie Paulus: de apostel Paulus was ook een tijdje blind. Of nog: de eerste alinea van het boek waarin Simen even last blijkt te hebben met zijn gezichtsvermogen en van waaruit een lijn loopt naar pagina 360 waar we lezen: ‘Het standpunt van waaruit je naar een gebeurtenis keek, bepaalde immers voor een groot deel je interpretatie van die gebeurtenis’. Wat wij ons in ieder geval ook nog afvragen: zijn de andere Thomas Berg-romans even goed als deze, en wanneer wordt De blinde vlek verfilmd?

    Quotering: **** (15 mei 2012, gelezen in april-mei 2012)

    15-05-2012 om 23:29 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (19 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Le Petit Baigneur (Robert Dhéry) (F-I, 1967)
    LE PETIT BAIGNEUR (Robert Dhéry) (Frankrijk-Italië, 1967)
    (90’)

    Onze oude fiche (waarschijnlijk uit de jaren tachtig) was bijzonder beknopt deze keer: ‘Een verhaaltje van niks natuurlijk, maar een kostelijke ontspanningsfilm met een De Funès die op volle toeren draait’. De plot is inderdaad – zoals meestal in de films met Louis De Funès – bijzonder mager. De Funès is deze keer Louis-Philippe Fourchaume, eigenaar van een bootwerf, die zijn roodharige ingenieur-werknemer André Castagnier (gespeeld door de regisseur zelf) ontslaat (wegens onkunde), net nadat die met een zelf ontworpen zeilbootje de internationale zeilrace van San Remo heeft gewonnen. Er daagt nu een Italiaan op die Castagnier een mooi contract wil aanbieden en heel de film lang probeert Fourchaume samen met zijn vrouw Marie-Béatrice die Castagnier en zijn (eveneens roodharige) zuster en broers opnieuw te lijmen. Wat uiteindelijk lukt doordat Fourchaume zich stervende houdt. Castagnier wordt de partner van Fourchaume, maar de eerste door Castagnier ontworpen boot zinkt alweer bij de tewaterlating.

    Een signalementje dat wij ooit uit De Standaard knipten, zegt zeer terecht: ‘Talrijke gags en vondsten. Dynamisch en vol ritme. Mager gegeven. Knappe fotografie en mooie kleuren’. Dat klopt allemaal grotendeels, al worden sommige verhaaldraden wel wat al te lang uitgesponnen: Fourchaume die op het domein van de Castagniers op een op hol geslagen tractor zit, bijvoorbeeld, of nog: de man van de zuster van Castagnier (gespeeld door Michel Galabru, de commissaris uit de Gendarme-reeks) die wegdrijft in een houten wc op een bootje. De vermakelijkste sequens is ongetwijfeld de preek van de pastoor (één van de roodharige broers van Castagnier) in een gammele kerk, met een preekstoel die op instorten staat. De meest geslaagde korte gag is wanneer Fourchaume in zijn sportwagen en Castagnier op zijn brommertje een spoorweg moeten oversteken, ergens in het midden van de velden. Castagnier steekt over en net vóór Fourchaume en zijn vrouw raast er een trein voorbij. Fourchaume en zijn vrouw vegen het zweet van hun gelaat, kijken even goed naar links en naar rechts, steken de spoorlijn over, en vlak daarna raast er wéér een trein voorbij, nu uit de andere richting.

    In onze herinnering bevatte deze komedie veel meer van deze leuke momenten. Nu blijkt dat het in feite niet meer is dan een middelmatige ontspanningsfilm, en zeker niet de beste De Funès-prent. En acht jaar later zijn we het hier nog steeds volledig mee eens.

    Quotering: *** (vorige visie: 20 maart 2004, TV – La Une) (nieuwe visie: 13 mei 2012, geleende dvd)

    14-05-2012 om 22:40 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Les grandes vacances (Jean Girault) (Frankrijk, 1967)
    LES GRANDES VACANCES (Jean Girault) (Frankrijk, 1967)
    (90’)

    Eén van onze oude fiches noteerde ooit, ergens in de jaren zeventig of tachtig: Ook weer niet zo’n geweldige De Funès. Die Girault kan het peil van de grapjasserij echt niet handhaven zoals dat in ‘Le petit baigneur’ bijvoorbeeld wel het geval is. Erg middelmatig. Wat we natuurlijk onthouden is de passage waarin De Funès op een Antwerpse lichter terechtkomt die ‘Groote Lulu’ heet, en als er dan later heibel is met matrozen van een ander Antwerps schip, dan heet dat schip ‘Kleine Muisje’. Quotering: 2.

    Allemaal zeer correct en nog steeds volledig mee eens. Louis De Funès speelt Charles Bosquier, de rijke directeur van een privé-kostschool die zijn oudste zoon Philippe tijdens de vakantie naar een bevriende eigenaar van een whiskydistillerie in Engeland stuurt omdat hij een slecht rapport heeft voor Engels. De dochter van die Engelsman, Shirley, komt op haar beurt naar Frankrijk om Frans te leren. Philippe stuurt echter een vriend in zijn plaats en Shirley loopt al snel weg om samen met Philippe en zijn vrienden een boottochtje door Frankrijk te maken. Bosquier ontdekt het bedrog en gaat op zoek naar zijn zoon en dat Engels meisje. Voor hij hen te pakken krijgt, maakt Bosquier natuurlijk allerlei dingen mee, het ene al gekker en ongeloofwaardiger dan het andere. Uiteindelijk belanden vader en zoon in Engeland, alwaar die vriend nog moet ontmaskerd worden en het eindigt ermee dat Philippe en Shirley met elkaar trouwen.

    Deze film baadt weliswaar in een typisch jaren zestig-sfeertje, waarbij de nadruk vooral ligt op de ‘losgeslagen’ en ‘opstandige’ jeugd die op bescheiden wijze in opstand komt tegen het establishment (verpersoonlijkt door Bosquier en die Engelse vader), maar het is allemaal zeer flodderig en oppervlakkig uitgewerkt. Het scenario is uitermate zwak en springt van de os op de ezel, er wordt door iedereen (afgezien van De Funès zelf, die echter ook alleen maar zijn typische rolletje van hyperkinetische Franse driftkikker speelt) bijzonder gekunsteld geacteerd en geslaagde grappen zijn werkelijk met een vergrootglas te zoeken. In Film en Televisie [nr. 129, februari 1968, p. 24] lezen we nochtans een zeer welwillend-positief besprekingetje: ‘Laten de opeengestapelde gags dan niet altijd van het gloednieuwe soort zijn, aan de eveneens overbekende grapjasserij van de beroemde Franse komiek zijn ze veilig toevertrouwd. Tout vu, tout connu – men stelt het echter maar vast, nadat men zich anderhalf uur lang in de luren heeft laten leggen en bek-af geschaterd is’. Nou, nou! De zedelijke quotering (anno 1968!) luidt ‘voor allen / licht voorbehoud’: waarschijnlijk omdat er enkele meisjes in minirok en badpak te zien zijn en omdat die vriend van Philippe even met het Engelse meiske in bed belandt (overigens volledig gekleed en onder invloed van een slaapmiddel). We komen inderdaad van héél ver in Vlaanderen.

    Wat we echter wel gewéldig en haast ongelooflijk blijven vinden (en misschien is dit de reden voor dat ‘licht voorbehoud’), is die alleen door Antwerpenaars te begrijpen grap met de namen van die twee Antwerpse boten, de ‘Groote Lulu’ en de ‘Kleine Muisje’ (inderdaad twee maal mét een kanjer van een taalfout). En dat in een Franse film! Louis De Funès loopt zelfs een tijdje rond in een matrozentrui met daarop in grote letters ‘Groote Lulu Anvers’ en we horen enkele van die matrozen een paar zinnen Antwerps praten. Voor de rest is dit een niet anders dan mislukt en compleet gedateerd te noemen prent.

    Quotering: ** (6 mei 2012) (geleende dvd)

    07-05-2012 om 22:29 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: I am legend (Francis Lawrence) (USA, 2007)
    I AM LEGEND (Francis Lawrence) (USA, 2007)
    (90’)

    Een bewerking van de gelijknamige SF-roman van Richard Matheson uit 1954, die al een paar keer eerder verfilmd werd, onder meer in 1971: The Omega Man was echter een serieuze miskleun. Dit keer speelt Will Smith de rol van legerdokter Robert Neville waarvan we in het begin vermoeden dat hij na een fors uit de klauwen gelopen virusepidemie als enige overlevende is overgebleven op aarde. Samen met zijn hond Samantha loopt hij rond in een postapocalyptisch New York, en dat levert beklijvende surrealistische beelden op. Spannend is het ook, want weldra blijkt dat een groot aantal mensen nog leven, maar zij zijn ten gevolge van het virus gemuteerd tot een soort agressieve monsters die er half als een alien en half als een vampier uitzien en het daglicht niet kunnen verdragen. ’s Nachts moet Neville dus uit hun buurt zien te blijven en ondertussen zoekt hij verder naar een middel om het virus te verslaan. Af en toe krijgen we flashbacks naar het uitbreken van de ramp: Neville moest toen afscheid nemen van zijn gezin, en de helicopter waarin zijn vrouw en kinderen zaten, verongelukte (doordat gevechtsvliegtuigen een brug in New York bombardeerden om de reeds besmette bevolking in quarantaine te plaatsen).

    We hebben het al meer gezegd: postapocalyptische drama’s zijn een bijzonder interessant genre, maar je moet als scenarioschrijver van héél ver komen om met dit soort verhalen te scoren, want vroeg of laat zal er iéts moeten gebeuren dat het verwachtingspatroon van de kijker/lezer volledig overhoop haalt. Dat gebeurt hier dus (ook weer) niet. Er blijken nog andere overlevenden te zijn, onder meer een vrouw en een kind die Neville in New York komen opzoeken en beweren dat er zich ergens in Amerika nog een kolonie met overlevenden bevindt. Die vrouw redt Neville wanneer hij het slachtoffer dreigt te worden van de darkness seekers (nadat zijn hond via een beet besmet was geworden, moest Neville het dier laten inslapen en toen ondernam hij een zelfmoordactie tegen de mutanten), maar ten gevolge daarvan wordt Nevilles schuilplaats ontdekt. De mutanten dringen uiteindelijk door tot in de kelder (waar het lab zich bevindt) en net op dat moment (nou, nou) blijkt dat Neville een middel tegen het virus heeft ontdekt. Hij geeft een sample van het antivirus mee aan de vrouw en het kind, offert zichzelf op (laat een granaat ontploffen in de kelder) en vrouw en kind bereiken de kolonie met overlevenden.

    Op het einde gaat alles plots redelijk snel en lijkt het alsof de makers van de film het een beetje beu waren. Het nogal clichématige einde laat de kijker achter met een gevoel van teleurstelling en de melige preek die Neville vlak vóór de ontknoping ten beste geeft (naar aanleiding van een nummer van Bob Marley, Marley die zich ook inzette voor zijn medemens) is evenmin echt beklijvend. Een degelijke prent, maar verre van briljant.

    Quotering: *** (2de visie: 21 april 2012) (TV)

    28-04-2012 om 20:58 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Spiegel van de Middeleeuwen (Jozef Janssens) 2011
    SPIEGEL VAN DE MIDDELEEUWEN IN WOORD EN BEELD (Jozef Janssens) 2011
    [Davidsfonds Uitgeverij, Leuven, 2011, 287 blz. = Janssens 2011]

    Jozef Janssens, wiens actieve carrière als professor-germanist aan de Katholieke Universiteit Brussel erop zit, brengt in deze monografie een synthetiserend overzicht van zowat alles waarmee hij zich de afgelopen decennia in verband met de middeleeuwen heeft beziggehouden. In de tien hoofdstukken waaruit deze tekst bestaat, gaat het onder meer over het ‘anders zijn’ van de middeleeuwen, het christelijke gehalte van de middeleeuwen, de verschriftelijking van de cultuur, de latinitas, de emancipatie van de volkstaal, de hoofsheid en het beschavingsoffensief, de invloed van de oudheid op de middeleeuwen, de opvattingen over liefde en huwelijk in de middeleeuwen en ten slotte Dantes Divina Comedia. De rode draad bij dat alles is Janssens’ strijd tegen de vele vooroordelen die nog steeds bestaan omtrent de middeleeuwen en die een genuanceerd beeld van deze periode vaak in de weg staan: ‘Eerder dan gebeurtenissen met symbolische begin- en einddata hebben we in de voorbije hoofdstukken mentale en culturele ontwikkelingsprocessen (met terugval en versnelling) gezien, die de geschiedenis een veel grotere continuïteit schenken dan men gewoonlijk aanneemt. Niet dat dit een revolutionair nieuw inzicht is, maar het kan geen kwaad om dat nog maar eens te beklemtonen’ [p. 252].

    Dat dit boek volop leesplezier garandeert en in feite een leerzame cursus ‘op verantwoorde wijze schrijven voor een breed publiek’ vormt, is evenmin een revolutionair nieuw inzicht voor wie Jef Janssens kent. Als spreker en als schrijver is hij een bijzonder vlotte verteller die niet alleen op een bewonderenswaardige manier zijn stof beheerst, maar bovendien in staat is te populariseren op hoog niveau en zeer goed de techniek van de captatio benevolentiae beheerst (het eerste hoofdstuk begint bijvoorbeeld met het Wereldkampioenschap Voetbal 2010 in Zuid-Afrika!). Wie Janssens en zijn vroegere publicaties goed kent, merkt ook hoe hier oude stokpaardjes één voor één opnieuw bereden worden, weliswaar uitbundig aangevuld met nieuw materiaal en in dit forse boekwerk verlucht met talrijke verhelderende afbeeldingen (die soms weinig bekend en dus erg interessant zijn, ofschoon minder vaak dan de achterflap wervend laat uitschijnen).

    Slechts heel af en toe kan men Janssens betrappen op het recycleren van vroegere teksten: de tekst over de hoofse mens uit de bundel Renaissance in meervoud (1995, p. 153) bijvoorbeeld vinden we hier letterlijk terug, maar dan in twee deeltjes gekapt (pp. 165/167). Heerlijk vinden wij dan weer de momenten waarop Janssens toegeeft aan de ‘missionarisdrang’ (waarvan hij onszelf ook ooit beschuldigde, no offense taken overigens) en andere auteurs op hun vergissingetjes en fouten wijst. Een paragraaf eindigt dan met: ‘Maar klopt dat wel?’ (bijvoorbeeld op p. 151), waarna een volgende paragraaf ingezet wordt om dingen die scheef staan, recht te zetten. Janssens zelf op foutjes proberen te betrappen is een vrij nutteloze bezigheid. Op pagina 177 wordt Disticha Catonis vertaald als ‘tweeregelig gedicht van Cato’ (beter zou zijn: ‘tweeregelige spreuken van Cato’), op pagina 185 wordt voor de Latijnse term curialitas het neologisme ‘hofsheid’ voorgesteld (waarom niet gewoon ‘hoffelijkheid’?), op pagina 199 is Crinatius een drukfout voor Erinatius (egel) en op pagina 205 wordt Dirc van Delfs Tafel van den Kersten Ghelove nu eens hertaald als ‘Overzicht van het christelijk geloof’ en dan weer als ‘Handboek van het christelijk geloof’. Het zijn stuk voor stuk onbetekenende details die geen enkele afbreuk doen aan de wetenschappelijke waarde van het geheel.

    Het enige dat men écht zou kunnen aanmerken op deze monografie, is dat binnen de hoofdstukken het betoog wel eens van de os op de ezel durft springen waardoor soms een voor de lezer wat verwarrende mozaïek van weetjes en anekdotes ontstaat. En ook is af en toe een enkel hoofdstuk wat minder boeiend dan de andere (voor ons waren dat bijvoorbeeld de hoofdstukken 2 en 10), maar dat is misschien erg persoonlijk. Voor het overige is dit een boek dat we iedereen zouden durven aanraden, want het levert niet alleen ettelijke uren kijk- en leesplezier op, maar bevat ook heel wat boeiende informatie. Men vergete overigens niet ook de eindnoten te lezen, die vaak even boeiend zijn als de hoofdtekst zelf.

    Quotering: **** (28 april 2012)

    Andere recensies

    - Renske van Nie, "Een ware, glanzende spiegel", in: Madoc, jg. 26, nr. 3 (najaar 2012), pp. 186-188.

    [explicit]

    28-04-2012 om 00:00 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CD: EAGLES
    Eagles: Eagles (1972)

    In 1972 vormen Bernie Leadon, Glenn Frey, Randy Meisner en Don Henley, die allemaal ooit in de begeleidingsgroep van Linda Ronstadt hebben gespeeld, een eigen groep: de Eagles. De West-Amerikaanse countryrock die ze brengen, wordt vooral gekenmerkt door akoestisch en elektrisch gitarenspel en de harmonieuze samenzang van de vier bandleden. Het openingsnummer van het debuutalbum en tevens de eerste hitsingle van de groep, Take it easy [A1], is van deze muziekstijl een bijzonder geslaagd en in 1972 uitermate verfrissend klinkend specimen. Absolute topkwaliteit en een onverbiddelijke instant classic, dit door Jackson Browne en Glenn Frey geschreven nummer. Het indertijd eveneens op single verschenen Witchy woman [A2] is weliswaar niet zo sterk als Take it easy, maar bereikt nog altijd een hoog niveau, en hetzelfde geldt voor het akoestische, rustig voortkabbelende mediumtemponummer Peaceful easy feeling [B4], niet toevallig de derde uit dit album getrokken single.

    De overige zeven nummers van deze eersteling scoren een stukje lager, al zakt het niveau nooit naar ondermaats, uitgezonderd dan in de zeurderige ballad Most of us are sad [A4]. Drie tracks van de plaat, Chug all night [A3], Nightingale [A5] en Tryin’ [B5], zijn stevige rocksongs die nochtans niet de échte Eagles laten horen, en met de échte Eagles bedoelen we de makers van de onmiddellijk uit duizenden herkenbare Take it easy-sound. In Train leaves here this morning [B1] klinken de Eagles zowaar als Pink Floyd in hun akoestische nummers, terwijl Take the devil [B2] met zijn redelijk heavy gitaarpartij en Earlybird [B3] met zijn huppelende countrybanjo gewoon aardige nummers zijn, zonder potten te breken. Anno 1972 kon het eerste album van deze toen debuterende band probleemloos veelbelovend genoemd worden. De groep was duidelijk nog wat op zoek naar een eigen stijl, maar in feite had zij deze met A1 reeds gevonden.

    Quotering: *** (29 november 2003)
    Klassiekers: Take it easy, Witchy woman, Peaceful easy feeling.

    Eagles: Desperado (1973)

    Het tweede album dat een jaar later verschijnt, een door Jackson Browne bedacht en inhoudelijk ietwat wazig uitgewerkt conceptalbum waarin de popmuzikant beschouwd wordt als een soort moderne ‘outlaw’, vertoont net als het debuutalbum een onevenwichtig overkomende stijlvariatie. Doolin-Dalton [A1], dat op de B-kant tot twee maal toe hernomen wordt, is een rustige binnenkomer met mooie harmonische samenzang. Twenty-One [A2] is een kort, vrolijk weghuppelend countrynummer en Out of control [A3] is dan weer zo’n on-Eagles-achtige heavy rock-song die doet denken aan de Sweet in hun latere, heavy periode. De echte Eagles krijgen we pas te horen in Tequila sunrise [A4], de door Frey en Henley geschreven (hit)single die moeiteloos het glansrijke niveau haalt van Take it easy uit het debuutalbum. De stroperige ballad Desperado [A5] sluit de A-kant af.

    Op de B-kant stijgt het niveau niet uit boven de middelmaat, maar het zakt er ook nergens onder. Certain kind of fool [B1], dat overloopt in een korte instrumentale reprise van Doolin-Dalton met een lekker ratelende banjo [B2], is een rustig nummer dat gevolgd wordt door het stevigere, maar even weinig indrukwekkende Outlaw man [B3]. Saturday night [B4] is jammer genoeg weer zo’n stroopnummer en Bitter Creek [B5] is een niet meer dan degelijke akoestische song. Hernemingen van Doolin-Dalton [B6] en van Desperado [B7] ronden de plaat af. Net als het vorige album weet deze Desperado evenmin de kwaliteit constant vast te houden. Anno 1973 begint stilaan iets duidelijk te worden: de Eagles is een groep die schitterende, ten zeerste herkenbare singles voortbrengt, maar met haar lp-werk veel minder indruk maakt.

    Quotering: *** (29 november 2003)
    Klassiekers: Doolin-Dalton, Tequila sunrise.

    Eagles: On The Border (1974)

    Tijdens de opnames voor het derde album in Londen kreeg de groep ruzie met producer Glyn Johns en werd gekozen voor een nieuwe producer (Bill Szymczyk) en een nieuwe opnameplek (Los Angeles). Van de Londense sessies blijven op On The Border twee nummers over, de slijmerige slows You never cry like a lover [A2] en The best of my love [B5]. Dit laatste, bijzonder flauwe stukje muziek verscheen ook op single en betekende wonderlijk genoeg de finale doorbraak van de groep in de USA. Terug in Amerika voegde gitarist Don Felder zich als vijfde lid bij de band, wat te merken is aan vinnig leadgitaarwerk hier en daar. Het algemene niveau van de muziek werd er echter voorlopig niet door opgekrikt. Van de resterende acht nummers zijn er eigenlijk slechts twee meer dan degelijk te noemen: de pittige countryrocksong Midnight flyer [A3] en vooral het titelnummer On the border [A5], een stevige mediumtempo-rocksong met een alleraardigst, van handjeklap voorzien tussenstukje.

    Daarmee heb je het als luisteraar wel gehad. De ook op single verschenen binnenkomer Already gone [A1] en de eveneens op single uitgebrachte opener van de B-kant James Dean [B1] zijn eerder matte rockers en hetzelfde geldt voor Good day in hell [B4]. Daartussen bevinden zich dan nog het rustige en erg vlakke My man [A4], de slaapverwekkende Tom Waits-slow Ol’ 55 [B2] en het mediumtempo-zaagnummer Is it true? [B3]. Al bij al bijzonder weinig om enthousiast over te doen, want zelfs de uit dit album getrokken singles blijven mijlenver onder het niveau van Take it easy en Tequila sunrise.

    Quotering: ** (16 december 2003)

    Eagles: One Of These Nights (1975)

    De vierde van de Eagles, nog steeds bestaande uit Glenn Frey, Bernie Leadon, Randy Meisner, Don Henley en sinds het vorige album dus ook Don Felder op gitaar en slidegitaar. Met deze (weer door Bill Szymczyk geproducete) lp braken de Eagles – een beetje verwonderlijk toch (zie infra) – definitief door buiten de VS. De groepsleden zijn mettertijd uitgegroeid tot de succesrijkste vertegenwoordigers van de Amerikaanse countryrock. Henley en Frey lijken zo’n beetje de spreekbuizen van de band te zijn, hoewel iedereen meewerkt om het materiaal bij elkaar te schrijven. Henley en Frey geven zelf ook toe niet zulke virtuozen op hun instrument te zijn als de andere drie.

    Het begint tamelijk veelbelovend met het ook op single verschenen One of these nights [A1], een rustig en gezapig voortkabbelend nummer en een redelijke kanshebber voor de hitparade. Meteen daarna daalt de kwaliteit echter zienderogen, eerst met het rommelige Too many hands [A2], vervolgens met het leuterige countryrocknummertje Hollywood waltz [A3] en het al te ambitieuze, arty-farty Journey of the sorcerer [A4].

    De B-kant vangt aan met de andere uit deze plaat getrokken single: het bijzonder middelmatige softrocknummer Lyin’ eyes [B1] dat een stuk onder het niveau van A1 blijft steken. Voor het overige bevat deze B-kant drie slaapverwekkende stroopnummers (Take it to the limit [B2], After the thrill is gone [B4] en I wish you peace [B5]) en ook nog Visions [B3], dat beschikt over een leuke, vlotte intro maar verzandt in matheid zodra de zang begint. In zijn geheel is dit album een weinig geslaagde proeve van commerciële en – afgezien van het titelnummer – slaapverwekkende softrock. Een misser van belang.

    Quotering: ** (18 december 2003)
    Klassiekers: One of these nights.

    Eagles: Hotel California (1976)

    Bernie Leadon, die het niet eens is met de commerciële koers van de Eagles en het jarenlange rondtoeren beu is, verlaat de groep en wordt vervangen door Joe Walsh (ex-James Gang) (gitaar, keyboards, zang). De inbreng van Walsh, die de groep verder wegduwt van de country in de richting van stevige gitarenrock, is op Hotel California nog maar zeer gedeeltelijk te merken. Dit album wordt in Oor’s Eerste Nederlandse Popencylcopedie – editie 1998 om een voor ons onbegrijpelijke reden ‘indrukwekkend’ genoemd. De verkoopcijfers lijken Oor nochtans gelijk te geven: Hotel California is een monstersucces en wordt ruimschoots de best verkochte Eagles-lp ooit. Lijken Oor gelijk te geven, want in alle bescheidenheid menen wij te weten hoe de vork hier aan de steel zit.

    Hotel California is namelijk een bedrieglijk album. De eerste twee tracks, titelnummer Hotel California [A1] en New kid in town [A2] zijn meesterlijke softrocknummrs met een heerlijk laid back-sfeertje en behoren tot het allerbeste wat de Eagles ooit op plaat hebben gezet. Deze twee songs zijn ook allebei op single verschenen, werden grote hits en hebben op die manier ongetwijfeld als locomotief gefungeerd voor het album waaruit zij getrokken werden. De kopers van dit album moeten dan toch wel serieus teleurgesteld geweest zijn, want de andere tracks bevinden zich mijlenver onder het niveau van A1 en A2 en het blijft ten zeerste verwonderlijk dat er wereldwijd zo’n elf miljoen exemplaren van Hotel California verkocht werden. Life in the fast lane [A3], geschreven door Walsh, Henley en Frey, verscheen ook op single maar is heel wat minder goed dan A1 en A2 en Wasted time [A4] is weer zo’n typisch zaagnummer, zoals er op de vorige lp ook al enkele stonden. Het wordt dan ook nog eens hernomen op de B-kant: Wasted time (reprise) [B1].

    Victim of love [B2] begint gelukkig weer wat steviger, maar verzandt al gauw in middelmatige vlakheid en Pretty maids all in a row [B3] is een ongelooflijk slijmnummer. En het is erg dat we het moeten zeggen, maar Try and love again [B4] en The last resort [B5] zijn van hetzelfde laken een pak. Twee songs van absolùte wereldklasse, zeven stukken brol en elf miljoen verkochte exemplaren: wie komt ons dat eens uitleggen op een regenachtige zondagnamiddag?

    Quotering: ** (3 januari 2004)
    Klassiekers: Hotel California, New kid in town.

    Eagles: The Long Run (1979)

    Voor hun zesde album (Randy Meisner is ondertussen vervangen door Timothy B. Schmit) nemen de Eagles wat meer bezinningstijd, al leidt dat niet meteen tot denderende resultaten. Hits van absolute topklasse à la Hotel California of New kid in town blijven achterwege. De uit dit album getrokken, niet onverdienstelijke single Heartache Tonight [B1], door Henley en Frey samen met Bob Seger en J.D. Souther geschreven, haalt wel de hitparades maar is een stukje minder beklijvend dan de zonet genoemde twee meesterwerkjes uit de vorige plaat. De overige nummers halen wel een hoger niveau dan het rommeltje dat Hotel California hielp volmaken, de middelmaat wordt echter nooit overschreden.

    Het begint niet onaardig met het mediumtempo-titelnummer The long run [A1] (zonder veel succes ook op single verschenen) en het rustiger I can’t tell you why [A2], maar meer dan degelijk songmateriaal is dit niet. Joe Walsh zorgt met In the city [A3] voor een wat forsere noot, maar een track voor de annalen is dit toch evenmin. Het vrij korte The disco strangler [A4] begint met en drijft op een aantrekkelijke riff, de vlakke melodie helpt vervolgens het nummer naar de knoppen. De A-kant wordt afgesloten met weer zo’n niet meer dan degelijk te nemen mediumtempo-nummer, King of Hollywood [A5].
     
    Na het hierboven reeds vermelde singletje B1 gaat de B-kant verder met de stevige mediumtempo-rock Those shoes [B2], opgesierd met een leuk wahwah-gitaartje, en het slepende, een beetje à la Black Sabbath dreigend klinkende Teenage jail [B3] dat vlekkeloos overloopt in het nogal grappige, swingende maar weinig zoden aan de dijk zettende The Greeks don’t want no freaks [B4] (overigens ook op single verschenen, met even weinig succes als A1). The sad café [B5] sluit rustig mediumtempo voortkabbelend in middelmatige degelijkheid het album af. ‘Degelijk en middelmatig’ is hét kenmerkend epitheton voor deze The long run en het album haalt dan ook (dit keer terecht) heel wat minder hoge verkoopscijfers dan Hotel California.

    Quotering: *** (6 januari 2012)
    Klassiekers: Heartache tonight.

    Eagles: Eagles Live (1980)

    Een live dubbelalbum, opgenomen in 1976 en 1980 in Californië (Santa Monica, Los Angeles en Long Beach). Op de eerste plaat krijgen we onder meer versies van de succesnummers Hotel California [A1], New kid in town [B2] en Heartache tonight [A2]. Verder nog twee songs uit The Long Run: het titelnummer [B1] en I can’t tell you why [A3] en het Joe Walsh-nummer Life’s been good [B3]. De eerste kant van de tweede plaat begint aardig met het vooral door de harmonische samenzang opvallende Seven bridges road [C1], een hitje van Steve Young uit 1969. Deze Eagles-versie verscheen ook op single met als b-kantje B1. De rest van de derde plaatkant verzandt een beetje in trage, melige nummers: Wasted time [C2] uit Hotel California, Take it to the limit [C3] uit One Of These Nights, en Doolin-Dalton (Reprise II) [C4] en Desperado [C5] uit Desperado.

    De laatste plaatkant gaat nog even verder met weer zo’n slijmnummer, Saturday night [D1] uit Desperado, en dan krijgen we de Joe Walsh-compositie All night long [D2], Life in the fast lane [D3] uit Hotel California en als afsluiter Take it easy [D4] uit het debuutalbum van de Eagles. Behalve Seven bridges road staan er geen verrassingen op deze dubbel-lp. Het is allemaal degelijk-doenbaar, het publiek is bescheiden-enthousiast en een opwindende live-sfeer wordt nergens gecreëerd, met licht voorbehoud voor C1.

    Quotering: *** (20 april 2012)
    Klassiekers: Seven bridges road.

    Eagles: Hell Freezes Over (1994)

    In 1980 hielden de Eagles het voor bekeken en Don Henley zei in een interview dat ze pas weer bij elkaar zouden komen when hell freezes over. In 1994 was het dan toch zover, vandaar de titel van dit album, dat bestaat uit vier nieuwe studionummers en elf, speciaal voor een MTV-uitzending live opgenomen oude songs. Eerst krijgen we de vier nieuwe nummers geserveerd. Het begint helemaal niet onaardig met de verdomd stevige gitaarrock Get over it [1] van Henley en Frey. Maar helaas: het resterende trio, Love will keep us alive [2], The girl from yesterday [3] en Learn to be still [4], is bijzonder vergeetbare rommel.

    De live-afdeling dan. Het publiek is al wildenthousiast en Glenn Frey grapt: ‘For the record: we never broke up, we just took a fourteen-year vacation’ en vervolgens krijgen we een niet echt bevlogen versie van het nochtans uitstekende Tequila sunrise [5]. Ze zijn nog niet helemaal opgewarmd, zullen we maar denken. De meer dan zeven minuten durende versie van Hotel California [6] is echter wel bezield en voegt vanaf de intro tot en met de afrondende gitaarsolo absoluut iets toe aan het op zich al magistrale origineel. Het wordt dan ook op uitzinnig applaus onthaald.

    En ja hoor, daar valt alles als een pudding in elkaar, met drie slijmnummers uit Hotel California (Wasted time [7], Pretty maids all in a row [8] en The last resort [11]), een middelmatige track uit The long run (I can’t tell you why [9]) en nog een matig ding uit Don Henley’s soloalbum The End Of Innocence (New York minute [10]). De swingende versie van Take it easy [12] doet ons nog even opschrikken uit onze onweerstaanbaar toenemende apathie, maar met Joe Walsh’ In the city [13] (uit The Long Run) en Life in the fast lane [14] (uit Hotel California) zakt het niveau weer. Een beleefde versie van het stroperige Desperado [15] sluit het geheel af.

    Met dat alles kan van een geslaagde, overrompelende comeback nauwelijks gesproken worden. Een nieuw album zou dan ook dertien jaar op zich laten wachten.

    Quotering: ** (6 januari 2012)
    Klassiekers: Get over it, Hotel California.
      
    Eagles: Long Road Out of Eden (2007)

    Na heel wat jaartjes zijn de Eagles (Glenn Frey, Don Henley, Joe Walsh en Timothy B. Schmit) weer bij elkaar en produceren ze hun zevende studioalbum. Het is meteen een dubbelalbum met twintig nieuwe, over twee schijfjes verdeelde songs. De single How long [A2] doet probleemloos terugdenken aan de ouwe Eagles-sound en is best leuk, maar o, o, wat is dit voor de rest een teleurstelling van jewelste. Van de overige 19 tracks zijn alleen Frail grasp on the big picture [B4] en Last good time in town [B5] het vermelden waard. Vincent Byloo schreef in Knack Focus [7 november 2007, nr. 45, p. 84] terecht: ‘Maar op Long Road Out Of Eden komen de Eagles helaas niet verder dan in wasverzachter gedrenkte countrymelodieën, melige cross harmonies, tenenkrullend banale teksten en een all American en bovendien vreselijk oubollige classic rock-sound’. Afgezien van de drie genoemde nummers, een stevige afrader.

    Quotering: ** (13 februari 2009)
    Klassiekers: How long, Frail grasp on the big picture, Last good time in town.

    Sinds 2007: radiostilte rond de Eagles. (6 januari 2012)

    [explicit]

    20-04-2012 om 22:10 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Watervrees tijdens een verdrinking (Herman Brusselmans) 2012
    WATERVREES TIJDENS EEN VERDRINKING (Herman Brusselmans) 2012
    [Roman, Prometheus, Amsterdam, 2012, 270 blz.]

    Ik heb ooit aan een bevriende germanist een groot stuk van mijn dagboek laten lezen dat gedetailleerd en waarheidsgetrouw handelde over een ondertussen alweer meer dan twintig jaar oude en indertijd meer dan twaalf maanden omspannende mislukte relatie. Ik dacht toen: die gaat dat allemaal verschrikkelijk vervelend vinden. Tot mijn verbazing bleek het tegendeel waar. De germanist in kwestie noteerde in een schriftelijke reactie: ‘Al is deze tekst ongemeen ééntonig ( … ), toch blijkt het een verslavende werking te hebben (het is moeilijk met lezen te stoppen)’. Hij verklaarde die leesdrang op de volgende wijze: ‘Elke soap is verslavend, ongeacht zijn kwaliteit. Samenhangend hiermee: wie dit leest, wordt natuurlijk automatisch een voyeur. Het is knap lastig aan voyeurisme te weerstaan, zoals Hitchcock ook al wist. Dit soort van relaas brengt je op natuurlijke wijze terug je eigen relaties in herinnering, en dan kun je niet anders dan vergelijkingen te maken etc… en intussen blijf je er mee bezig’.

    Ik denk dat dat toen heel juist gezien was. Het gaat in elk geval zeker ook op voor de boeken van Herman Brusselmans, althans voor de romans waarin hij zichzelf en zijn eigen leven ten tonele voert (of sterk de indruk geeft dat te doen). In zijn meest recente gewrocht gaat het natuurlijk over de perikelen rond zijn gade Tania De Metsenaere (hier opnieuw, zeer doorzichtig, Phoebe genoemd) die niet meer met hem wil samenwonen maar hem toch nog regelmatig bezoekt. Brusselmans wordt heen en weer geslingerd tussen enerzijds uitbarstingen van bitterheid en haat en anderzijds aanvallen van een nooit uitdovende liefde en niet alleen maakt dat allemaal een zeer realistische indruk maar ook is het allemaal zeer herkenbaar. Tegelijkertijd heeft de ikverteller contacten met andere (zonder uitzondering veel jongere) vrouwen en op die momenten is het zeer onduidelijk waar de grens ligt tussen waarheid en fantasie, al dringt het vermoeden zich onweerstaanbaar op dat in deze passages de fantasie het grootste aandeel heeft (bijvoorbeeld wanneer de auteur een kind wil maken door zijn zaad te laten inbrengen bij een lesbienne).

    Op die manier kan je Brusselmans-romans zoals deze gerust een hoog soapgehalte toeschrijven, wat onder meer verklaart waarom je ze toch blijft lezen. Daarnaast zijn er in dit verband nog andere verklarende factoren. Al worden ook hier weer al de tics, trucs en clichés die we van Brusselmans gewoon zijn, van stal gehaald (zoals het in hun hemd zetten van voornamelijk vrouwelijke BV’s: dit keer passeren onder meer Brigitta Callens, Clara Cleymans en Evy Gruyaert de revue), de sfeer is deze keer een stuk lichtvoetiger (in tegenstelling tot bijvoorbeeld Brusselmans vorige boek, dat ronduit een onprettige, donkere ondertoon bevatte) en humoristischer. Een paar keer heeft de auteur ons naar goede oude gewoonte toch weer in onbedaarlijk lachen doen uitbarsten (zoals wanneer hij bijvoorbeeld op pagina 143 lukraak een hotel in Frankrijk opbelt: een hilarische passage).

    Veel literaire kwaliteiten heeft ook deze Brusselmans-roman niet, ofschoon de auteur op de laatste bladzijden (waar de titel even vluchtig ter sprake komt) wel een verdienstelijke poging in die richting onderneemt. Maar hij bezit een heel herkenbare eigen stijl, die meestal vlot-entertainend en vaak ook erg grappig overkomt (waarbij zelfspot niet ontbreekt, toch ook een pluspunt!). Getuige een fragment als het volgende: ‘Ja, die vroegere Phoebe van mij… Daar heb ik toch onmetelijk veel van gehouden. Zij was m’n eten en m’n drinken, m’n nat en m’n droog, m’n vleermuis en m’n muskusrat. Verliefd dat ik was op dat mokkel, jaren- en jarenlang. Ik hoefde haar maar te neuken of ik kreeg al een erectie. Heen zijn deze tijden gevloden, en ik ben impotent op de koop toe. Dat kwam vanzelfsprekend van al dat roken. Ik heb ondertussen toch al zo’n 15000 kilo rook door m’n longen gejaagd. Dat een mens er gezond van blijft, je verstand staat er stil van. Nou ja, gezond… Op die impotentie na, alsmede de stents in de aders in m’n dijen, m’n deplorabele conditie, nu en dan hoesten tot de buren wakker schieten, en niet te vergeten: een slechte huid, een grauwe kleur, dof schaamhaar en platvoeten. Platvoeten? zal men vragen. Heb jij werkelijk platvoeten, Herman? Welneen, dat zei ik maar voor de gein. Als ik werkelijk platvoeten zou hebben was ik toch zeker nooit opgeroepen voor de militaire dienst in 1983?’ [p. 134]

    De Nobelprijs voor Literatuur zal Brusselmans nooit winnen, maar hij heeft wel iets. Naar aanleiding van zijn vorige roman, waarin de scheiding van zijn vrouw blijkbaar nog té veel in de weg zat, dachten wij dat hij het niét meer had. Maar in deze Watervrees tijdens een verdrinking heeft hij het terug, zodat wij opnieuw leesplezier hadden.

    Quotering: *** (16 april 2012)

    16-04-2012 om 23:19 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CD: THE BEATLES (deel 2)
    The Beatles: Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band (1967)

    Negentienhonderdzevenenzestig, gezegend jaar! Het jaar van de Flower Power, van het Monterey-popfestival, het jaar van Love & Peace, van drugs, van zon en zomer, het jaar van Sgt. Pepper’s, algemeen beschouwd als hét meesterwerk van de Beatles en zelfs als hét meesterwerk van de rockmuziek uit de jaren zestig. Het jaar van de Beatles dus ook, het hoogtepunt van hun Roem en Kunnen, met dit album en met de briljante single Strawberry fields forever / Penny Lane, uitgebracht op 17 februari 1967.

    Strawberry Fields forever was door Lennon bedoeld als een soort psychedelische droom met herinneringen aan een (zijn) magische kindertijd: Strawberry Fields was de naam van een voormalig weeshuis (of van een villa in de buurt ervan) in Liverpool vlakbij Johns huis waar hij als kind vaak in de tuin ging spelen. In het nummer zitten zowat alle technische en muzikale trucs verwerkt die de Beatles tijdens de twee voorafgaande jaren hadden ontwikkeld. Er werd gebruik gemaakt van nieuwe instrumenten zoals een mellotron en een swordsmandel (een soort Indische harp), George Martin schreef speciaal een partituur voor trompetten en cello’s en in de ritmetrack valt onder meer het geslurp op van een achterstevoren opgenomen cymbaal. Op het einde van de track improviseert Lennon een dosis nauwelijks verstaanbaar gemompel, waarbij hij onder meer twee keer ‘cranberry sauce’ half verhaspelt tot ‘I buried Paul’. Ook Penny Lane, dat veel meer ‘poppy’ is dan Strawberry Fields forever, haalt jeugdherinneringen op: Penny Lane was de naam van een straat en van een wijk in Liverpool. De melodie was van Paul, de tekst werd door John en Paul samen geschreven. Normaal hadden deze twee klassenummers op Sgt. Pepper’s moeten komen, maar dat ging niet door omdat de platenfirma vond dat de fans niet te lang mochten wachten op een nieuwe release. Daarom werden Strawberry Fields forever en Penny Lane een single met twee a-kantjes. George Martin vond deze dubbele single de beste plaat die de Beatles ooit gemaakt hebben, een oordeel waar hij niet alleen in stond (en staat).
     
    En dan Sgt. Pepper’s zelf. Wat werd er over dit op 1 juni 1967 uitgebrachte, achtste Beatles-album al niet geschreven! Dat na deze lp ‘een album maken’ in de rockwereld nooit meer hetzelfde zou zijn (achteraf bekeken toch een weinig overdreven, want zo een eenheid vormt de lp nu ook weer niet: het is gewoon een montage van uiteenlopende stijlen die samen een soort vaudevilleshow vormen, zie het beginnummer en het voorlaatste nummer mét publiek). Dat McCartney overleden zou zijn (op de cover van de hoes hangt er een opgeheven hand boven zijn hoofd en legt de wassen-beeldafbeelding van Paul troostend zijn hand op de schouder van dito-Ringo die droevig naar beneden kijkt alsof daar iemand begraven ligt, en op de achterkant van de hoes staat Macca met de rug naar het publiek – dat was zijn ingesprongen dubbelganger natuurlijk). Er valt rond dit album zoveel te zeggen en te genieten en te bewonderen dat we niet weten waar eerst te beginnen en dus gaan we gewoon nog maar een keertje luisteren. Wel nog even zeggen dat de hoes historisch is: het was de eerste uitklaphoes mét inlegvel en het feit dat de teksten integraal staan afgedrukt, was in die tijd ook een zeldzaamheid.

    Van McCartney kwam het idee om een concept-lp op te bouwen rond een gefantaseerde alter ego-groep van de Beatles die een soort variété-avond verzorgt: Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band. Het openingsnummer, Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band [A1], begint dan ook met instrumenten die gestemd worden, rumoer van het publiek, gelach en applaus, waarna we een stevige rocksong te horen krijgen waarin McCartney de fantasiegroep introduceert: de band van Sergeant Pepper voor allen die eenzaam van hart zijn. Want dat is de hoofdbedoeling van deze muziek: entertainment (‘a splendid time is guaranteed for all’, ‘I’d love to turn you on’), en dat doel wordt ruimschoots bereikt. De technische kant van deze plaat was trouwens àf: men luistere slechts naar de voor 1967 perfecte manier waarop de basgitaar is opgenomen. Op het einde kondigt McCartney ene Billy Shears aan, waarna A1 vlekkeloos overvloeit in A little help from my friends [A2], naar verluidt door Paul (met enige hulp van John) speciaal geschreven voor Ringo, die de rol van Billy Shears vertolkt. Was het vorige nummer pure rock, dan is dit meer een croonerssong, in de traditie van Frank Sinatra en Bing Crosby, maar dan honderd maal beter. De inhoud gaat over eenzaamheid en het verlangen naar liefde en de hulp van vrienden daarbij, en wie zou deze boodschap beter kunnen gebracht hebben dan Ringo?

    Vreemd genoeg wordt na dit tweede nummer reeds de idee van een variété-avond opgegeven, maar niemand is daar ooit echt over gevallen, waarschijnlijk omdat het materiaal sowieso van een torenhoge kwaliteit is. Neem bijvoorbeeld Lennons Lucy in the sky with diamonds [A3], een psychedelische drugssong (de beginletters van de substantieven in de titel vormen de term LSD) met een (volgens John gedeeltelijk aan Alice in Wonderland ontleende) surrealistische tekst en met op de achtergrond allerlei Indische instrumenten. Naar Lennons eigen zeggen geïnspireerd door een tekening van zijn zoontje Julian, maar het sloot even goed op grootse wijze aan bij de psychedelische tijdsgeest van 1967, net als Strawberry Fields en het iets jongere I am the walrus. Getting better [A4] is weer een forse popsong met een messcherpe slaggitaar en een helderfijn pianogeluid. Dit laatste werd verkregen doordat George Martin in plaats van de pianotoetsen te bespelen, zijn arm naar binnen stak in de piano en daar de snaren direct met een hamertje aansloeg [Hertsgaard 1995: 196-197]. Dit optimistische liefdesliedje is van Paul, met enkele bijdragen aan de lyrics van John. Het is alweer een song van absolute topklasse, net als Pauls Fixing a hole [A5] dat handelt over het zich afsluiten van de warrige buitenwereld. Totaal anders van klankkleur, maar zo mogelijk nog subliemer is She’s leaving home [A6], over de generation gap en een tienermeisje dat wegloopt van huis. Het is bijna een klassiek nummer: er wordt alleen gebruik gemaakt van een harp en violen. Kant A wordt afgesloten met Johns Being for the benefit of Mr. Kite! [A7], naar verluidt geïnspireerd door een circusposter uit de negentiende eeuw. Gewoon ongehoord wat George Martin hier doet met dat kermisstoomorgel: hij liet enkele nummers van een stoomorgel op band zetten, verknipte de band, gooide de stukjes in de lucht en voegde ze daarna in een willekeurige volgorde weer aan elkaar, waardoor die chaotische geluidsmassa op de achtergrond van A7 ontstond [Hertsgaard 1995: 199]. En dan die vervormde stem van Lennon, waarvan Bob Christgau ooit zei dat het klonk alsof God door een misthoorn sprak!

    Kant B begint met het enige nummer op dit album dat niet door Lennon en McCartney werd geschreven: George Harrisons Within you without you [B1]. Indische muziek, voor die tijd een orenopener. Voor velen (en ook voor ons) indertijd een waarachtige revelatie, die klankkleur. Het nummer is ook duidelijk religieus getint: het gaat over het gebrek aan communicatie en is een pleidooi voor de universele liefde. Volgens zijn Indische leermeesters had Harrison hiermee verraad gepleegd aan de Indische muziek en het nummer heeft natuurlijk wel een westers, commercieel tintje, maar zonder twijfel was het in die tijd danig belangrijk en invloedrijk. Zoals Lennon zei tegen Playboy in 1980: ‘George is responsible for Indian music getting over here. That song is a good example’. Iets totààl anders is When I’m sixty-four [B2], een oersimpel maar uitstekend jaren dertig-dingetje, door Paul geschreven toen hij 15 of 16 jaar oud was: kan je nagaan hoeveel componeertalent er toen al in die knaap schuilde! Lovely Rita [B3] is een pretentieloze popsong, alweer van McCartney, met suggestief gehijg op het einde. Met Lennons Good morning, good morning [B4] daalt het niveau héél even, omwille van het lawaaierige arrangement. Lennon zelf hierover: ‘It’s a throwaway, a piece of garbage’ [Playboy, 1980]. Op het einde allerlei dierengeluiden en dan valt het laatste kippengekakel samen met de eerste gitaarnoot van de reprise van het openingsnummer Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band [B5] die nu het einde van de show aankondigt.
     
    Maar dan volgt, als ‘toemaatje’, nog één van de hoogste hoogtepunten van de Beatles: A day in the life [B6]. Volgens Lennon [Playboy, 1980] helemaal van hemzelf, behalve het stukje met ‘I’d love to turn you on’, dat van Paul zou zijn. A = rustig-akoestisch, gezongen door John, B = een kakafonisch orkeststukje, C = een vlot melodietje, gezongen door Paul, dan weer A en B en ten slotte die kunstmatig lang aangehouden piano-aanslag. De BBC weigerde het te draaien omwille van de frasen ‘found my way upstairs and had a smoke / somebody spoke and I went into a dream’ (wat naar drugsgebruik zou verwijzen) en die ‘I’d love to turn you on’. Mark Hertsgaard noemde A day in the life ‘waarschijnlijk het mooiste en belangrijkste nummer dat [de Beatles] ooit gemaakt hebben’ [Hertsgaard 1995: 193].

    Diezelfde Hertsgaard noemde Sgt. Pepper’s een ‘revolutionaire elpee’ en ‘een van de culturele mijlpalen van de twintigste eeuw’: ‘Doordat de plaat de flower power-ethiek van vrijheid, plezier en creativiteit zo lichtvoetig uitdroeg, was hij representatief voor de jaren zestig’ [Hertsgaard 1995: 194/201]. Hoewel sommigen in het verleden de briljante kwaliteit van dit album wel eens hebben miskend (nog in 2009 schreef Charlie Poel in Humo [nr. 3601, 8 september 2009, p. 174] naar aanleiding van het verschijnen van de Remasters: ‘Vreemd trouwens dat van alle platen het veelbejubelde meesterwerk ‘Sgt. Pepper’s’ intussen het meest gedateerd en zelfs overroepen klinkt, een paar individuele songs buiten beschouwing gelaten. Of is dat heiligschennis?’), is Sgt. Pepper’s een ongelooflijk gevarieerde plaat, gevuld met de allerbeste rock- en popmuziek die er in de wereld te verkrijgen was en is. Een product van de allergrootste klasse (en men vulle de superlatieven zelf maar aan). Bovendien het meest waardevolle cultuurhistorische document van zijn tijd: een getrouwe spiegel van de jongerencultuur anno 1967. Dit blijft. Dit is geschiedenis. Dit is kunst.

    Quotering: ***** (8 april 2012)
    Klassiekers: A little help from my friends, Lucy in the sky with diamonds, Getting better, Fixing a hole, She’s leaving home, Being for the benefit of Mr. Kite!, Within you without you, When I”m sixty-four, Lovely Rita, A day in the life.

    The Beatles: Magical Mystery Tour (1967)

    In 1967 verschenen nog twee opvallende Beatles-singles. Op 7 juli werd All you need is love uitgebracht, een nummer dat Lennon speciaal schreef voor een wereldwijde live televisie-uitzending op 25 juni 1967. Achteraf bekeken is het in feite een nogal melig en eentonig nummertje, maar omwille van de superlieve en optimistische tekst kan het, net als Sgt. Pepper’s, beschouwd worden als een muzikale icoon van de Love & Peace-generatie anno 1967. Het b-kantje, Baby you’re a rich man, was niet veel soeps. Op 24 november verscheen dan de single Hello goodbye / I am the walrus. Pauls Hello goodbye was een aardig en aanstekelijk popdeuntje, maar eigenlijk niet veel meer dan dat, al dachten wij indertijd naar aanleiding van het ela – ela – elooah-stukje op het einde: een groep met minder inspiratie en talent zou van dat stukje een apart nummer gemaakt hebben, de Beatles gooien het in feite zomaar te grabbel als ‘outtro’ van een singletje.

    De b-kant die eigenlijk de a-kant had moeten zijn, Johns I am the walrus, was weer zo’n psychedelisch, naar LSD ruikend nummer met een knotsgekke, surrealistische tekst in de traditie van Strawberry Fields forever en Lucy in the sky with diamonds. Na al die jaren klinkt het nummer nog steeds geweldig: het is dan ook een song van wereldklasse waaraan weer heel veel werk is besteed in de studio. Wat de tekst betreft: rond 1967 werd er over de liedjesteksten van de Beatles nogal wat geschreven en gespeculeerd, maar dat hebben wij (en wij vast niet alleen) steeds met een korreltje zout genomen. In dat verband is het heel treffend wat Bob Spitz schreef over A day in the life in zijn boek The Beatles. De biografie [Nieuw Amsterdam-Manteau, s.l., 2006 (or. Engels: New York, 2005), p. 737]: ‘Het werd een verrukkelijk absurd nummer: compleet surrealistisch en verwijzend naar… naar niets. Perfect!’ Inderdaad, en hetzelfde geldt zeker ook voor I am the walrus. In 1980 vertelde Lennon aan Playboy over deze song: ‘I was writing obscurely, à la Dylan, in those days’ en, nog relevanter: ‘The walrus comes from The Walrus and the Carpenter. Alice in Wonderland. To me, it was a beautiful poem. It never dawned on me that Lewis Carroll was commenting on the capitalist and social system. I never went into that bit about what he really meant, like people are doing with the Beatles’ work. Later, I went back and looked at it and realized that the walrus was the bad guy in the story and the carpenter was the good guy. I thought, oh, shit, I picked the wrong guy’ …

    Op 8 december 1967 verscheen dan Magical Mystery Tour, geen lp, maar een dubbele ep (extended playing): twee 45-toerenplaatjes met telkens drie nummers erop. Het was bedoeld als soundtrack bij de gelijknamige tv-film in kleur die voor de eerste keer werd vertoond op de BBC op kerstdag 1967. Het idee van een in een bus rondreizende troep was door McCartney opgeraapt in de VS, waar hem de Merry Pranksters waren opgevallen: een groep losgeslagen, stonede hippies die met een bus het land afreisden en ‘happenings’ organiseerden. De film zelf was (en is) een complete flop: of de dood van Brian Epstein in augustus ’67 daar iets mee te maken had (de Beatles waren nu wat hun management betreft op zichzelf aangewezen) blijft een goeie vraag. Maar ook de soundtrack was (en is) grotendeels een muzikale teleurstelling van jewelste, al is I am the walrus [b1] één van de zes tracks op de ep en begint het allemaal nog redelijk okay met de zeker niet onaardige, door Paul geschreven binnenkomer Magical mystery tour [a1]. En ook Pauls The fool on the hill [c1] valt niet uit de toon, met zijn direct aansprekend, ingetogen melodietje en navrante lyrics. Daarmee heeft de luisteraar het echter wel gehad, want de resterende drie nummers, Your mother should know [a2], Flying [c2] en Harrisons Blue jay way [d1] zijn verschrikkelijke rommel. ‘Hoe een groep die zoiets kon maken als Eleanor Rigby, Strawberry Fields forever en de vele andere juweeltjes uit de periode van Revolver en Sgt. Pepper de rotzooi kon opnemen die je hier en daar op de soundtrackplaten van Yellow submarine en Magical mystery tour vindt was inderdaad een mysterie’, schreef Mark Hertsgaard terecht [Hertsgaard 1995: 203].

    Quotering: **½ (11 april 2012)
    Klassiekers: All you need is love, Hello goodbye, I am the walrus, Magical mystery tour, The fool on the hill.

    The Beatles: The Beatles (1968)

    De slechte nasmaak van de Magical Mystery Tour-flop kon vanaf 15 maart 1968 gelukkig weggespoeld worden, toen Pauls Lady Madonna op single werd uitgebracht. Het is een geweldig gedreven nummer met een hoofdrol voor de piano en een wat wazige, maar toch fraai klinkende tekst en als dusdanig voegde het zich probleemloos in de rij onsterfelijke hits uit de glorieperiode van de Beatles. Het b-kantje, The inner light, hebben we eerlijk gezegd nog nooit van ons leven gehoord. Enkele maanden later, op 30 augustus 1968, werd dan de single Hey Jude / Revolution uitgebracht, en daar is een jeugdherinnering aan verbonden. In augustus 1968 waren wij namelijk 12 jaar oud en wij herinneren ons nog hoe op een zaterdagnamiddag de ietwat oudere jongens in de straat opgewonden rondliepen met een transistorradiootje omdat die namiddag de Vlaamse radio voor het eerst de Nieuwe Single van de Beatles zou laten horen. En dat was dus Hey Jude, geschreven door Paul voor Julian Lennon, de zoon van John, als troost omdat John ging scheiden van Cynthia, nadat hij Yoko ontmoet had. Iedereen was en is het erover eens dat dit traag en slepend beginnende en dan naar een climax toewerkende nummer wat te lang blijft duren, maar toch staat het als een huis en is het ondertussen één van de vele Beatles-evergreens geworden. 1968 was ook het jaar van de meirevolte en daar deed Lennon zijn zegje over in het vol distorted guitars stekende, opzwepende heavy rock-nummer Revolution. Wie oppervlakkig luistert, zou denken dat Lennon hier op populariserende wijze de revolutie predikt, maar de tekst is integendeel erg conservatief: er wordt gewaarschuwd voor rebelse tafelspringerij en fanatiek geweld en Lennon vraagt zich af of het wel zo verstandig is alles zomaar kapot te slaan: ‘You see, I want to know what you are going to do after you have knocked it all down. Can’t we use some of it? If you want to change the system, change the system. Don’t go shooting people’ [Lennon tegen Playboy, 1980]. Overigens ook weer een fantastisch nummer, hoor, onderhand het zóveelste in de rij. De Beatles waren niet voor niets de belangrijkste muziekgroep van de jaren zestig.

    En dan is er, op 22 november 1968, de dubbel-lp The Beatles, algemeen bekend als de ‘dubbele witte’ (omwille van de maagdelijk witte hoes met alleen ergens rechts van het midden de naam van de groep in hoogdruk), met levensgrote collageposter annex tekstblad plus kleurenfoto’s van de Fab Four op A4-formaat. Negentig minuten rockwerk, grotendeels van zeer hoog niveau maar met hier en daar schoonheidsvlekjes, zodat wie dit beschouwt als het beste Beatles-album toch even op de vingers moet getikt worden.

    Het geluid van een landend vliegtuig en dan Pauls Back in the USSR [A1]: de gewéldige, hitsige binnenkomer, hardrock van de bovenste plank, én lief voor de Russen (en Russinnen)! Goeie vondst, dat ‘back in the US … back in the US … back in the USSR’. Dear Prudence [A2] werd door Lennon in India (op bezoek bij de Maharishi eerder dat jaar) geschreven voor de zuster van Mia Farrow. Een heel andere klankkleur dan A1: lief, zacht, melk. Toch goed. Op A1 en A3 worden de drums overigens niet bespeeld door Ringo, maar door Paul, omdat Ringo in augustus ’68 een tijdje op het punt stond de Beatles te verlaten, nadat Paul hem gekapitteld had in verband met zijn drumwerk. Glass onion [A3] is een stevig rocknummer van Lennon met een bijzonder grappige tekst waarin hij de draak steekt met al degenen die de Beatles-lyrics lagen te close-readen tegen de sterren op. Lennon tegen Playboy in 1980: ‘The “walrus was Paul” line was just to confuse everybody a bit more and, especially, because I felt slightly guilty because I’d got Yoko and he’d got nothing and he was losing me, ‘cause I was going to quit. The walrus is really just a bit of poetry that didn’t mean anything. It could have been “I am the fox terrier” and then this song would have gone, “Well here’s another clue for you all, the fox terrier was Paul”’. Lol!

    Ob-ladi, Ob-la-da [A4] is een vrij stom, commercieel carnavalsmeezingertje van Macca, maar het is wel een goéd vrij stom, commercieel carnavalsmeezingertje. Werd in 1969 nog een hitje voor The Marmalade, een eendagsvliegje uit de Apple-stal (Apple = de eigen platenmaatschappij van de Beatles). De Beatles laten vervolgens helaas enkele steken vallen met het korte opvulnummertje Wild honey pie [A5] en de Lennon-miskleun The continuing story of Bungalow Bill [A6], een onnozel pseudo-kinderliedje. Gelukkig trekt Harrison het niveau weer torenhoog op met het prachtige While my guitar gently weeps [A7]: de eerste keer in de geschiedenis van de Beatles dat Harrison écht hetzelfde niveau bereikt als John en Paul. De leadgitaar die we hier horen, wordt trouwens niet (meesterlijk) bespeeld door Harrison zelf, maar door Eric Clapton. Kant A wordt afgesloten met Happiness is a warm gun [A8]. Lennon haalde de titel letterlijk uit een wapentijdschrift en rijgt een aantal erotische beelden van Yoko en hemzelf aan elkaar (John noemde Yoko naar verluidt wel eens grappend ‘mother superior’ of ‘mama’). Het is een goed nummer, maar vast geen hoogtepunt van dit album.

    Conclusie omtrent kant A: het niveau ligt hoog tot heel hoog, maar – we hadden u gewaarschuwd – het geheel wordt een klein beetje ontsierd door enkele schoonheidsvlekjes. Kant B dan. Pauls Martha my dear [B1] is een bijzonder aardig, ouderwets klinkend liefdesliedje in de trant van When I’m sixty-four. Over dit nummer willen we echt niet veel slechts horen, omdat het in 1989 een rol speelde toen er in ons eigen leven ook een Marthe verscheen. Sindsdien zijn de woorden van B1 een stuk van ons vlees geworden. I’m so tired [B2] werd door Lennon in India gschreven omdat hij niet kon slapen na een dag lang mediteren. Net als A8 goed, maar geen hoogtepunt. Blackbird [A3] is dan weer een akoestisch pareltje van Paul. Niet zo bekend als vele andere nummers, maar toch altijd al één van onze Beatles-favorietjes geweest. Maar dan begint het mis te gaan. Piggies [B4] is weer een nummer van Harrison, maar in vergelijking met A7 is dit rommel. Rocky Raccoon [B5] is een ronduit mottig countrynummertje van McCartney. Don’t pass me by [B6] dan, hahaha, een nummer van Ringo: lachen geblazen! Volgende! Why don’t we do it in the road [B7], met op alle instrumenten Paul, is een grappig, maar onbenullig intermezzootje. I will [B8] is stroop van Macca. En als Paul melig mag zijn, dan mag dat John dat ook: luister maar naar Julia [B9], geschreven voor zijn moeder (die Julia heette) én Yoko tegelijk. Nou, een plaatkant met voor meer dan de helft totaal overbodige tracks: het is me wat, en dat voor de grootste rockgroep aller tijden!

    Gelukkig begint kant C met Birthday [C1]. Prima hardrock, dat begint er al meer op te lijken. Indertijd een gegarandeerde sfeermaker op verjaardagsfuiven. En dan Lennons Yer blues [C2] vlak daarachter! Van een elektrische blues gesproken: dit is er één! Nou! Ook geschreven in India. Mother nature’s son [C3] is weer zo’n akoestisch nummertje van Paul, net als Blackbird. Niet slecht, maar toch minder goed dan dit laatste. Everybody’s got something to hide except me and my monkey [C4] is een onverbiddelijke, keiharde én grappige doordrammer van Lennon. Klasse! Sexy Sadie [C5] werd door Lennon bedoeld als cynisch afscheid aan de Maharishi na de India-trip. Degelijk, maar verre van briljant. In Helter Skelter [C6] laat McCartney horen dat ook hij kan hardrocken als de duivel himself. Het gaat eigenlijk gewoon over een kermisattractie, maar het werd – samen met Harrisons Piggies – misbruikt door Charles Manson en zijn kliek tijdens de moord op Sharon Tate, de vrouw van Roman Polanski. Daardoor heeft het nummer nu bij herbeluisteringen iets dreigends. Opvallend ook, Ringo die op het einde keihard roept: ‘I got blisters on my fingers!’ Kant C, die net als kant A bijzonder sterk is, wordt afgesloten door het zeer matige Harrison-nummer Long, long, long [C7].

    De vierde plaatkant begint met Revolution 1 [D1], de trage, gecastreerde versie van wat waarschijnlijk het meest conservatieve rocknummer aller tijden is. De single-versie is veel beter. Honey pie [D2] is weer zo’n gezellig dertiger jaren-deuntje van Paul, à la When I’m sixty-four en Martha my dear. Mag wel eens af en toe, maar niet te veel. Net hetzelfde kan gezegd worden van Harrison-nummers op Beatles-albums, zoals deze Savoy truffle [D3]: een degelijke track, maar minder goed dan wat McCartney en Lennon presteren of dan zijn eigen A7. Cry baby cry [D4] is Lennon-rommel. En natuurlijk is Revolution 9 [D5] (Lennon onder invloed van Yoko spelend met allerlei loops en geluidsfragmenten in de studio) een totaal overbodig en nutteloos stuk geëxperimenteer, ondanks de grappige fragmentjes hier en daar. De afsluiter, het door Lennon geschreven en door Ringo gezongen Good night [D6], is een abominabele vreemde eend in de bijt, al zal het wel grappig bedoeld geweest zijn als Hollywood-parodie. Kant D is duidelijk de zwakste van de vier.

    Wat ook zeer duidelijk is: op dit dubbelalbum stààn een aantal uitstekende nummers, zoals A1, A2, A3, A4, A7, B1, B2, B3, C1, C2, C4, C6 n D3. Samen zouden die een groots album gevormd hebben. Nu staan er echter zoveel missers op deze plaat dat het voor een groep als de Beatles eigenlijk een regelrechte schande is. Wie dit album (in zijn geheel) het beste van de Beatles vindt, moet zich toch dringend eens een paar oren aanschaffen. George Martin zei ooit in een interview [Humo, nr. 1869, 1 juli 1976, p. 125]: ‘Ik ben altijd tegen de witte lp geweest. Ik vond het dwaas dat ze de 36 songs die ze geschreven hadden ook nog allemaal wilden opnemen, in plaats van een goeie selektie te maken en een ijzersterke enkele lp te maken. Ik begreep hen toen echt niet, maar ik hoorde wel dat een aantal songs niet goed genoeg waren. Later heb ik gesnapt dat ze er een dubbele van gemaakt hebben omdat dat tegenover EMI voor twee lp’s telde, en ze op die manier sneller van hun kontrakt af waren’. Tsja.

    Quotering: **** (11 april 2012)
    Klassiekers: Back in the USSR, Dear Prudence, Glass onion, Ob-la-di, Ob-la-da, While my guitar gently weeps, Martha my dear, I’m so tired, Blackbird, Birthday, Yer Blues, Everybody’s got something to hide except me and my monkey, Helter Skelter, Savoy truffle (en dat zou een kanjer van een lp opgeleverd hebben, vandaar de vier sterren).

    The Beatles: Yellow Submarine (1969)

    Op 17 juli 1968 ging een nieuwe Beatles-film in première, Yellow Submarine. Het is een tekenfilm, geregisseerd door George Dunning, waarin de vier Beatles in het denkbeeldige Pepperland een liefdesoffensief ondernemen tegen de Blue Meanies, de vertegenwoordigers van het Kwaad die muziek haten en de plaatselijke muziekband Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band hebben uitgeschakeld. Uiteraard overwint uiteindelijk de Liefde. Ergens in 1981 schreven wij over deze film: ‘Buiten een aantal leuke verbale en visuele vondsten en enkele aardige Beatles-nummertjes is dit Beatles-product dertien jaar na dato nog maar matig te smaken. Je zou kunnen zeggen dat de naïviteit die van het geheel afdruipt, in zijn tijdskader moet geplaatst worden (het was toen “mode”) maar dat neemt niet weg dat deze film gewoon niet goed genoeg is om de tand des tijds te doorstaan. Weinig opwindend’ [Quotering: **].

    Pas op 17 januari 1969 werd de soundtrack van de film op lp uitgebracht. Daarop staan zes Beatles-nummers, waaronder het uit Revolver heropgeviste titelnummer [A1] en het daarvoor weliswaar alleen op single bereikbare maar dus eveneens gerecycleerde All you need is love [A6]. All together now [A3] is eigenlijk niet veel meer dan een lollig nummertje van McCartney en de resterende drie tracks, Only a northern song [A2], Hey bulldog [A4] en Harrisons It’s all too much [A5] zijn totale rotzooi. Naar aanleiding van Hey bulldog zei George Martin ooit [Humo, nr. 1869, 1 juli 1976, p. 126]: ‘Dat was een echte wegwerptrack. De Beatles vonden de song veel te slecht om op een van hun lp’s te zetten. Dus gaven ze hem maar aan de kerels van de Yellow Submarine-film, want die wilden absoluut nieuw materiaal in de film hebben. Ze vonden die film trouwens allemaal waardeloos. Onder andere omdat ze hem niet zelf gemaakt hebben’. Toch merkwaardig dat Mark Hertsgaard ditzelfde Hey bulldog ‘het enige juweel in de modder van Yellow Submarine’ noemt [Hertsgaard 1995: 208].

    De B-kant van de lp wordt gevuld met zeven oervervelende orkestnummers die George Martin speciaal voor de film componeerde. Men kan erover discussiëren of Yellow Submarine eigenlijk wel een echte Beatles-lp mag genoemd worden, maar dat het als album een complete flop is, staat vast.

    Quotering: ** (12 april 2012)
    Klassiekers: Yellow submarine, All together now, All you need is love.
      
    The Beatles: Abbey Road (1969)

    Op 11 april 1969 verscheen de single Get back, geschreven door McCartney en met als opvallende nieuwigheid: Billy Preston op orgel. Omdat dit, nu we dit schrijven, op één dag na precies 43 geleden is, zullen we eens iets bekennen: Get back is met stip onze all-time favoriete Beatles-song. Na al die jaren kunnen we dit nummer nog steeds niet beluisteren zonder ons hart te voelen opspringen en een opstoot van adrenaline te krijgen, waarna we beginnen mee te zingen, onszelf begeleidend op luchtgitaar. Het ligt zeker niet in onze bedoeling enige afbreuk te doen aan al die andere prachtsongs van de Beatles, maar diep in ons binnenste hebben wij altijd al de voorkeur gegeven aan dit soort eerlijke, stevige en recht-door-zee Beatles-rock (het back to basics-gevoel dat ook al opvallend aanwezig was op de dubbele witte, vandaar die simpele witte hoes) boven het eindeloos gejongleer met overdubs en studiotrucs in nummers als Strawberry Fields forever en I am the walrus. Jaloerse Lennon noemde Get back in het Playboy-interview uit 1980 smalend een ‘potboiler record’ en volgens onze Dictionary of American Slang and Colloquial Expressions betekent ‘potboiler’: ‘A book or other literary work of no value except for the money it earns’. Pffft! Grappig, en tegelijk een beetje triest, is dat John toen ook zei: ‘ I think there’s some underlying thing about Yoko in there. Every time Paul sang the line “Get back to where you once belonged”, he’d look at Yoko. Maybe he’ll say I’m paranoid’. Lennons eigen Don’t let me down is de tragere, iets minder goede en daarom terechte b-kant van deze single. Nog geen twee maanden later verscheen alweer de volgende Beatles-single: Lennons The ballad of John and Yoko (b-kantje: Harrisons Old brown shoe), over Johns huwelijk met Yoko en de persperikelen daarrond. Muzikaal bekeken is het een meer dan degelijk nummer, maar vast niet één van de grote Beatles-klassiekers. De tekst is echter één grote brok egotripperij, en wellicht mede daarom hebben wij deze single nooit erg kunnen smaken.

    Dat Lennon hét in 1969 nog wel degelijk in zijn vingers had, blijkt uit het openingsnummer van Abbey Road, het op 26 september 1969 gereleasede en in de lente en zomer van dat jaar opgenomen elfde Beatles-album (twaalfde als je Magical Mystery Tour meerekent). Het in oktober ’69 ook op single uitgebrachte Come together [A1] is een ongelooflijke knaller van een instant classic met een heerlijk funky sfeertje en een knotsgekke tekst waar Lennon ondertussen het patent op had. Alleen het refrein, dat weer perfect aansloot bij de op maatschappelijke vernieuwing en vredevolle samenhorigheid gerichte tijdsgeest, sloeg ergens op, maar dat vormde geen probleem. Dit was en is een song die je aangrijpt van je keel tot aan je ballen. Lennon zelf erover [in het Playboy-interview, 1980]: ‘It’s a funky record. It’s one of my favorite Beatle tracks or one of my favorite Lennon tracks, I’d say. It’s funky, it’s bluesy and I’m singing pretty well. I like the sound of the record. You can dance to it. I’d buy it’. ‘In de eerste drie seconden van Come together zit evenveel inventiviteit en leven als op complete elpees van sommige andere musici’, schreef Mark Herstgaard slechts lichtjes overdrijvend [Hertsgaard 1995: 268]. Lichtjes hineininterpretierend zou men ook kunnen zeggen – met de in 1969 steeds maar toenemende geruchten over ruzies en een nakende Beatles-split – dat Lennon hier in het refrein een noodkreet uitschreeuwt om de Beatles toch maar bij elkaar te houden.

    Praktisch de hele verdere A-kant van Abbey Road blijft hetzelfde hoge niveau halen. Met Something [A2] produceerde Harrison één van de mooiste melodielijnen die hij ooit geschreven heeft (tijdens de volgende tien jaren verschenen er meer dan 150 coverversies van) en Maxwell’s silver hammer [A3] is weer zo’n catchy meezingertje van Paul. De tekst is weliswaar een beetje vreemd (het gaat over een jongeman die mensen de schedel inslaat met een hamer, naar Pauls eigen zeggen bedoeld als een metafoor voor de onvoorspelbaarheid van het leven), maar op één of andere manier klinken de woorden toch goed, waarschijnlijk omdat ze ondersteund worden door een sterke melodie. Dat McCartney ook kan rocken én een prima rockstem heeft, blijkt uit Oh! darling [A4], waarin hij zich op een opwindende manier hees schreeuwt, hoewel Lennon tegenover Playboy in 1980 beweerde dat hij het beter had kunnen zingen. Hmm. De daaropvolgende track, Octopus’s garden [A5], is een compositie van Ringo, en deze keer een meer dan degelijke, al zit het een beetje in de sfeer van Yellow submarine. Ringo schreef het toen hij in de zomer van ’68 de Beatles enkele weken verlaten had en later hielp Harrison hem een beetje met het akkoordenschema (zoals vastgelegd is in de film Let it be). Kant A sluit af met de heavy blues I want you (she’s so heavy) [A6], een liefdesverklaring van Lennon aan Yoko die aanvankelijk een degelijke indruk maakt, maar vervolgens te lang wordt uitgesponnen en eindigt met een lawine van gitaaroverdubs en windachtig geruis die abrupt wordt afgebroken. I want you (she’s so heavy) is duidelijk het minste nummer van de bijzonder sterke A-kant.

    Kant B opent met het tweede Harrison-nummer op deze lp: Here comes the sun [B1] kan moeiteloos mee met de beste Beatles-songs. Harrison schreef het op een lentedag in 1969 terwijl hij rondliep in de tuin van Eric Clapton (de man die hem later zijn vrouw Pattie Boyd zou ontfutselen). ‘Net als veel van het beste werk van de Beatles maakt de tekst je blij en geeft hij je vertrouwen in de toekomst’, noteerde Mark Hertsgaard [Hertsgaard 1995: 273]. Because [B2], een ode aan de schoonheid van de aarde, valt vooral op door de prachtige, harmonieuze samenzang van John, Paul en George. De rest van de B-kant bestaat uit een soort medley van korte, voltooide stukken van onvoltooide nummers. ‘Ik heb veel plezier beleefd aan Abbey Road’, zei George Martin in 1976 [Humo, nr. 1869, 1 juli 1976, p. 126], ‘maar binnen de groep waren de meningen verdeeld. John had een hekel aan de manier waarop Paul en ik het zagen. Wij wilden echt een kontinuïteit in de plaat brengen, een soort popsymfonie maken, maar John wilde gewoon rock’n’roll. Daarom zijn we tot dat kompromis gekomen. Op één kant staan allemaal afzonderlijke songs. Aan de andere kant loopt het allemaal netjes in mekaar’.

    You never give me your money [B3] (van Paul) begint wat melancholisch, maar wordt dan ruiger, zonder nochtans echt te kunnen overtuigen (je hoort dat het om een onafgewerkt nummer gaat). Johns Sun king [B4], (dat in het begin onweerstaanbaar aan Albatross van Fleetwood Mac doet denken, maar wie stal van wie?), Mean Mr. Mustard [B5] (Lennon tegen Playboy: ‘Me writing another piece of garbage’) en Polythene Pam [B6] zijn manifest ook van minder allooi, al is het pseudo-Italiaans in B4 en de tekst in B6 wel enigszins grappig. Pauls She came in through the bathroom window [B7] (later heropgevist door Joe Cocker) is veruit het meest doenbare onderdeeltje van deze medley. Golden slumbers [B8] is verwaarloosbare rommel en Carry that weight [B9] is niet meer dan een leuk meezingrefrein (beide nummers zijn van Paul). Met The end [B10] lijkt het alsof de Beatles wérkelijk afscheid nemen van hun publiek, met eerst Ringo’s korte drumsolo, dan de ritme- en basgitaar op de voorgrond en vervolgens een gitaarsolo van George, terwijl de zang bestaat uit een herhaald ‘love you’. ‘And in the end the love that you take, is equal to the love you make’ is het laatste vers, waarna even later nog het grappig bedoelde niemendalletje Her majesty [B11] volgt.

    Ondanks het feit dat Mark Hertsgaard deze mengelmoes ‘een wonderbaarlijke goocheltruc’ noemt [Hertsgaard 1995: 276], kan men toch moeilijk ontkennen dat na B2 het niveau van Abbey Road zienderogen (zienderoren?) daalt. De overige 60 procent van de lp is echter bijna constant zo hoog van kwaliteit, dat een vier sterren-quotering (‘uitstekend’) hier toch op zijn plaats is. En met The end als laatste nummer, had dit meteen een waardige en perfecte afscheidslp van de Beatles kunnen zijn. Helaas …

    Quotering: **** (15 april 2012)
    Klassiekers: Get back, Come together, Something, Maxwell’s silver hammer, Oh! darling, Octopus’s garden, Here comes the sun, Because, She came in through the bathroom window.
      
    The Beatles: Let It Be (1970)

    Abbey Road was niét de laatste lp van de Beatles. Dat was Let it be, grotendeels opgenomen in het begin van 1969, vervolgens bewerkt en samengesteld door de door McCartney ingehuurde technicus Glyn Johns én tot twee maal geweigerd, en ten slotte begin 1970 verder afgewerkt en door Phil Spector – op verzoek van Lennon en Harrison – herbewerkt. Van de opnamesessies begin 1969 legt de film Let it be [UK, 1970], geregisseerd door Michael Lindsay-Hogg en in de loop van 1970 in de bioskopen verschenen, getuigenis af. Het eerste gedeelte (de studiosessies) is ronduit rotzooi. Totaal geen structuur, totaal geen plot, slechte camerastanden, slechte montage en de Beatles zelf modderen ook maar wat aan. Die Lindsay-Hogg zal zeker gedacht hebben: ik richt mijn camera op een populair onderwerp en dan komt daar vanzelf wel een populaire film uit. Het tweede gedeelte is de live-performance van de Beatles op het dak van het Apple-kantoor in Londen (op 30 januari 1969). Dit is redelijk grandioos, niet filmisch, niet wegens de kwaliteiten van de regisseur, maar wel als cultuurhistorisch document: een regelrechte ‘happening’ uit de jaren zestig (en een geslaagde!) en de hele sfeer die daar rond hing (met de levensvreugde van de flower power, swinging London, het ‘all you need is love’-idee, het tarten van het gezag, de naweeëen van mei ’68). Als die bobbies eindelijk op het dak verschijnen om het verdere optreden te verbieden en de groep zet Get back opnieuw in, dan kwam in 1970 de hele zaal simultaan klaar. Een duidelijk slechte film dus, maar omwille van de prestatie van de Beatles op het einde en omwille van de documentaire waarde, toch net een voldoende [quotering: **½ , 16 juni 1994].

    De release van het album werd voorafgegaan door het verschijnen van de single Let it be, met als b-kantje: You know my name (look up the number), op 6 maart 1970. Dit door McCartney geschreven prachtnummer sluit zich probleemloos aan bij de zovele andere grote Beatles-klassiekers: heerlijke melodie, groots arrangement, prima orgeltje van Billy Preston en een troostende tekst, met als grappige bijkomstigheid dat iedereen denkt dat het over de H. Maagd Maria gaat, maar in werkelijkheid gaat het over Pauls moeder, die ook Mary heette. Let it be [A6] en Get back [B5], twee kanjers van songs, staan ook op de op 8 mei 1970 uitgebrachte elpee, maar in andere versies die niet kunnen tippen aan de single-versies. Vooral Get back, dat de lp afsluit, doet ons nergens denken aan de drive en de magie die wij voelen wanneer wij de single horen (zie supra). En dat mineurgevoel hangt spijtig genoeg over de hele lp: wij hebben hem ooit (ergens in de jaren zeventig) gekocht, maar nauwelijks gespeeld, en dat zegt toch wel wat.

    Pauls binnenkomer Two of us [A1] lijkt op het eerste gehoor nog redelijk okay, maar bij nauwkeuriger luisteren klinkt het vals en ongeïnspireerd. Dig a pony [A2] is een middelmatige John Lennon-song. Over zijn Across the universe [A3] zei Lennon later [in 1980 tegen Playboy]: ‘It is a lousy track of a great song. I was so disappointed by it. The guitar is out of tune and I’m singing out of tune because I was psychologically destroyed’. De door Spector toegevoegde strijkers en koorzang doen het nummer ook geen goed. Harrisons I me mine [A4] is niet onverdienstelijk, maar vergeleken met nummers als Something of Here comes the sun speelt het minstens drie klassen lager. Dig it [A5] is een kort, totaal vergeetbaar niemendalletje, en na Let it be volgt er nog zo eentje: de traditional Maggie Mae [A7], over een Liverpoolse prostituée. Afgezien van A4 en A6 is deze A-kant een hoopje treurnis en ellende, zeker als je weet dat dit niet minder dan de Beatles zijn.

    Pauls I’ve got a feeling [B1], dat de B-kant opent, is lawaaierige rommel en One after 909 [B2] werd naar verluidt door Lennon geschreven toen hij ongeveer 17 was, en dat is er aan te horen: originaliteit 0 komma 0. Lennon zei tegen Playboy (1980) dat het waarschijnlijk toegevoegd was aan Let it be wegens gebrek aan materiaal. McCartneys The long and winding road [B3] hebben wij altijd al verschrikkelijke slijmerij gevonden (en dan dat walgelijke arrangement van Phil Spector), hoewel het in 1970 ook op single verscheen, met als b-kantje Harrisons For you blue [B4], dit laatste niet meer dan een niet onaardig vullertje.

    ‘Let it be was niet zo’n consequent sterke plaat als Revolver of Sgt. Pepper, maar het was ook niet ‘het dieptepunt in de carrière van de Beatles’, zoals in één boek wordt volgehouden’, schreef Mark Hertsgaard [Hertsgaard 1995: 247]. Excuseer? Naar onze strikt persoonlijke mening die verder niemand bindt, had Let it be nooit uitgebracht mogen worden. Het is een bedroevend zwakke en verschrikkelijk teleurstellende laatste plaat van de grootste, belangrijkste en beste rockband van de jaren zestig en de daaropvolgende decennia.

    Op 10 april 1970 was Paul McCartney het gerommel en geruzie (onder meer rond de kwestie wie de nieuwe zakelijke leider van de groep moest worden, Allen Klein of Lee en John Eastman, de vader en de broer van Pauls nieuwe verloofde Linda Eastman) beu en kondigde hij ter gelegenheid van het verschijnen van zijn solo-lp McCartney aan dat hij de Beatles had verlaten. Rechtszaken en nog meer geruzie zouden volgen. De jaren zestig, met hun sfeer van Love & Peace (ondanks of juist mede dankzij de in de media jarenlang alomtegenwoordige Vietnamoorlog), hadden niet symbolischer kunnen eindigen. In de loop van 1970 (op 20 oktober werden wij 15 jaar) raakten wij voor het eerst werkelijk geboeid door de pop- en rockwereld: wij begonnen op zondagmiddag te luisteren naar de BRT-top 20 in het programma High Tension (met Mike Verdrengh) en eind 1970 kochten wij onze eerste lp’s (één van Golden Earring en één van CCR). De rage rond de Beatles hadden wij net gemist, maar aan hun invloed op allerlei terreinen was onmogelijk te ontkomen. Dat wij enkele jaren later Paul McCartney & Wings live zouden bezig zien in de Roma te Borgerhout, was in dit verband slechts een broodkruimeltje op de rok van ons jeugdig universum.

    Quotering: * (15 april 2012)
    Klassiekers: Let it be (de single).

    [Voor deze lp-besprekingen hebben wij uitgebreid gebruik gemaakt van Mark Hertsgaard, A Day in the Life. De Beatles en hun muziek, De Prom/Houtekiet, Baarn, 1995 (origineel Engels: New York, 1995). Het is een goed gedocumenteerde en uitstekend geschreven monografie, met als enig minpuntje dat Hertsgaard soms wat al te welwillend-positief staat tegenover de Beatles-muziek.]

    [explicit]

    16-04-2012 om 01:08 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    13-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Le gamin au vélo (JP & Luc Dardenne) (België, 2011)
    LE GAMIN AU VÉLO (Jean-Pierre en Luc Dardenne) (België, 2011)
    (84’)

    Cyril (Thomas Doret) is een twaalfjarige knaap die door zijn vader gedropt is in een opvangcentrum en daar heel wat last veroorzaakt. Onder meer door op een keer uit dat centrum te ontsnappen, op zoek naar zijn vader, maar die is blijkbaar zonder boe of ba verhuisd. Als Cyril tijdens die ontsnappingspoging door zijn mentoren opnieuw gevat wordt, botst hij op een jongedame, ene Samantha (Cécile de France). Kort daarna staat die Samantha, die in een naburig dorpje een kapsalon runt, aan dat opvangcentrum: zij heeft de fiets van Cyril (die door pa verkocht was) teruggekocht en even later belooft zij aan Cyril dat hij in de weekends bij haar mag komen logeren. Ook zorgt Samantha er binnen de kortste keren voor dat Cyrils pa wordt opgespoord (iets wat de directeur van de instelling blijkbaar niet kon of wilde) en dat Cyril bij hem op bezoek kan. Pa, die in een restaurant werkt, wil Cyril echter niet meer terug zien.

    Cyril komt dan in het dorp van Samantha onder de slechte invloed van een of andere nozem. Hij blijft te lang weg van huis en als Samantha en haar vriend hem eindelijk oppikken van de straat, beledigt Cyril die vriend. C’est moi ou c’est lui, zegt die vriend. C’est lui, antwoordt Samantha. Wég vriend. De nozem krijgt Cyril wat later zover dat hij een overval pleegt op een man van een krantenwinkel: met een baseballbat slaat Cyril de man én diens zoon (die plots opduikt) neer en steelt een som geld. Het eindigt op het politiebureau met een boete van duizenden euro’s, die door Samantha in maandelijkse afbetalingen zal ingelost worden, en met excuses aan die krantenman. De zoon weigert alle excuses. Vlak daarna vraagt Cyril aan Samantha of hij definitief bij haar mag komen wonen. Geen probleem, zegt die. Als zij kort daarna een barbecue willen organiseren en Cyril houtskool moet gaan kopen, botst hij weer op die krantenman en zijn zoon. Die zoon loopt achter de wegfietsende Cyril, gooit hem omver, begint te vechten, Cyril loopt weg, kruipt in een boom en die zoon gooit met een steen Cyril uit de boom. Het manneke blijft levenloos liggen. Vader komt erbij, wil een ambulance bellen, maar daar staat Cyril weer op en rijdt weg op zijn fiets. Doek. Na amper 84 minuten.

    Zó bruin hebben we het de Dardennes (die zelf het scenario schreven) nog nóóit weten bakken! Om te beginnen is die Cyril een verschrikkelijk vervelend, hyperkinetisch lastpak waar duidelijk een hoek af is. Alleen al zijn ratelende manier van praten irriteerde ons na vijf minuten reeds on-weer-staan-baar. En dan is het toch totààl, maar dan ook totààl ongeloofwaardig dat zo’n fraai mademoiselleke als die Samantha zich even volledig belangeloos gaat ontfermen over dat rotjochie. Fiets kopen, in de weekends in huis nemen, hém verkiezen boven haar vaste vriend, die boete afbetalen, hem voorgoed in huis nemen, en dat alles terwijl die Cyril zich tegenover haar praktisch permanent gedraagt als een eersterangs klootzakje.

    Maar goed. Al na een kwartier zit je verlangend uit te kijken naar de verklaring voor het gedrag van die Samantha. Is het een vrouwelijke pedofiel? Sleept die een of ander trauma met zich mee? Is het een heilige of een engel? Denk je nu dat je die verklaring ook krijgt? Noppes. Dat je iets te horen krijgt over de moeder van Cyril? Noppes. Over waarom die vader Cyril niet meer wil zien? Noppes, noppes, noppes! Zulk een compleet kutscenario kan je toch alleen maar abominabel noemen en zulk een niet eens anderhalf uur durende film (de Dardennes zullen zelf ook gedacht hebben: zo kan het wel weer, dit wordt toch niks, we zullen dan maar teren op onze back catalogue en op de goodwill van fans en recensenten die slechts kijken met hun oren als onze naam weerklinkt) een regelrechte flop. Het enige goede aan deze prent is het enkele malen gebruiken van een stukje van het 5de panioconcerto van Beethoven (hé, de Dardennes gebruiken muziek!), waarbij dat stukje telkens abrupt afgebroken wordt na de orkestintro. Pas in de eindgeneriek loopt het stukje verder met het pianogedeelte. Maar op dat moment is het al lang duidelijk dat deze film een pijnlijke mislukking vormt. Dat Le gamin au vélo in Cannes dan ook nog eens een of andere prijs krijgt, en dat sommige recensenten er met evaluatiesterren naar gooien: onbegrijpelijk!

    Quotering: ** (12 april 2012) (dvd – bib Wuustwezel)

    13-04-2012 om 23:55 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 23/11-29/11 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 28/10-03/11 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 14/08-20/08 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs