Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
23-05-2015
FILM: Taxi driver (Martin Scorsese) (USA, 1975)
TAXI DRIVER (Martin Scorsese) (USA, 1975)
(113)
Met veel plezier dit meesterwerkje van Scorsese nog eens herbekeken, met zijn scenario van de Hollands-puriteins opgevoede en daardoor nog altijd beïnvloede Paul Schrader en de uitstekende vertolking van Robert de Niro (dat onvergetelijke neurotische lachje!). Wat in het begin niet meer lijkt te worden dan een aardige lovestory tussen een volksjongen en een knappe bourgeoisgriet (op de soundtrack begeleid door softe jazzmuziek), evolueert langzaam naar een steeds dreigender psychodrama (waarbij de soundtrack meer en meer overheerst wordt door onheilspellende koperblazers). De dreiging is overigens reeds bij de eerste (slowmotion-)beelden aanwezig (let ook op de rode belichting, afkomstig van de reclamepanelen tijdens de nachtopnames).
De gefrustreerde simpele duif Travis Bickle (ex-Marines) kan s nachts niet slapen, gaat werken als taxichauffeur in New York en komt zo in contact met het scum van de maatschappij (zie het fameuze zinnetje at night all the animals come out). Travis wordt geobsedeerd door een neurotische drang naar zuiverheid (zie de symboliek van het rondspuitende water van de straatreiniging waar Travis met zijn taxi doorheen rijdt, zie ook de zin one day a real rain is gonna come and wash them all away die Travis noteert in zijn dagboek). Als hij een blauwtje loopt bij Betsy, een meisje dat meewerkt aan de campagne van een presidentskandidaat, ontspoort hij. Hij koopt een hele resem wapens en pleegt een mislukte aanslag op die presidentskandidaat (omdat dat meisje voor die kerel werkt en ook omdat diens slogan we ARE the people is: people = scum = presidentskandidaat).
Daarna voert hij op zijn eentje een zuiveringsactie uit in het prostitutiemilieu. Travis heeft immers een minderjarig hoertje leren kennen (een jonge Jodie Foster, we herkennen overigens ook Harvey Keitel als langharige pooier) en wil haar nu redden. Het bloedbad dat daarbij wordt aangericht, brengt Scorsese erg cru in beeld, maar de cynische pointe is dat Travis (eigenlijk een psychoot) achteraf gevierd wordt als een held en zelfs bedankt wordt door de ouders van Iris, die terug op het goede pad is terechtgekomen. Travis, bekomen van zijn wonden, herneemt zijn job als taxichauffeur en laat nu op zijn beurt Betsy, die hem wel terug zou willen, een blauwtje lopen.
Voortdurend knap camerawerk, een geïnspireerde montage (zie onder meer de lange travelling op het einde, die vertrekt vanuit een vogelperspectief boven de cops in de deur van de bordeelkamer en eindigt op straat tussen de verzamelde sensatiepers) en de zeer functionele inwendige structuur (zie bijvoorbeeld de grap I must get organisized) maken van deze Taxi driver een opvallend geslaagde film, die in 1976 bekroond werd met de Gouden Palm te Cannes.
Quotering: ****
(11 augustus 1999 TV Canvas) (16 mei 2015 opgenomen van Proximus TV)
[Er werd gebruikgemaakt van de Boektoppers-editie van deze roman: Belinda Bauer, Rusteloos land, Van In, Wommelgem, 2014, 307 blz. Origineel Engels: Blacklands, 2009]
Een pitch is een handig en meestal ook effectief middeltje om te koop aangeboden waren aan te prijzen zodanig dat de potentiële koper snel overtuigd raakt van de kwaliteit van die waren. Toen Belinda Bauer (°1962) haar debuutroman Blacklands aan een uitgeverij presenteerde, beschikte zij over een pitch om u tegen te zeggen. De hoofdpersoon van de roman is de elfjarige Steven Lamb die samen met zijn grootmoeder, moeder en jongere broertje in het dorpje Shipcott woont, vlakbij Blacklands, een heidegebied in Exmoor (in het zuidwesten van Engeland). Steven gaat regelmatig graven in dat heidegebied, want hij is op zoek naar het lijkje van Billy, het broertje van zijn moeder (en dus zijn oom) dat op elfjarige leeftijd misbruikt en vermoord werd door de pedofiel en seriemoordenaar Arnold Avery. Het lijk werd nooit teruggevonden en Steven, die zich niet echt gelukkig voelt in de drukkende sfeer van zijn gezin, is ervan overtuigd dat alles beter zal worden als hij het lijk van Billy kan opsporen. Waarom blijft hij graven? Voor dit soort momenten; waarop het vooruitzicht dat ze op een goede dag weer een echt gezin zouden vormen opeens door de korst van verdriet, wrok en armoede heen drong, en hem met een gelukzalig en tegelijkertijd ook pijnlijk droevig gevoel vervulde, lezen we op pagina 137. En op pagina 241 staat dat Steven hoopt dat zijn familie weer een geheel zou vormen in plaats van een gebarsten, afbrokkelend half iets wat hem zenuwachtig en bedroefd maakte.
De pitch van het boek bestaat er nu in dat Steven het gewaagde plan opvat om een briefwisseling op te starten met Avery, de moordenaar van zijn oom die al jarenlang in de gevangenis zit. Op die manier ontstaat er een intrigerend en spannend kat-en-muis-spelletje tussen de knaap en de psychopaat waarbij het feit dat de brieven door het gevangenispersoneel nagekeken en gecensureerd worden een niet onbelangrijke rol speelt. Het wordt allemaal nog een stuk spannender wanneer Arnold Avery erin slaagt uit de gevangenis te ontsnappen en Steven (samen met zijn vriendje Lewis) de moordenaar ontmoet op de heide in Exmoor.
Wat de opbouw van haar thriller betreft, scoort Bauer dus prima en ook haar gebruik van een alwetende verteller, die zich van het ene naar het andere personage kan verplaatsen, zorgt ervoor dat de lezer volledig mee is met het verhaal, en bij het einde van elk hoofdstuk nauwelijks kan wachten om het vervolg te beginnen lezen. Verder hanteert Bauer een heldere, zelfverzekerd klinkende stijl die weliswaar niet opvallend kunstig aandoet, maar sporadisch toch aanleiding geeft tot fraai geformuleerde zinnen. Enkele voorbeelden. Avery was een schimmige gedaante in de mist van Exmoor, een collage van beweging en gedempt geluid die langs de rand van een nachtmerrie zwierven [p. 74]. Hij begon bij Dunkery Beacon, waarop al zijn fantasieën zich concentreerden voordat ze zich als knokige ranken over de ronde heuvels verspreidden [p. 120]. Of nog: Het kwam doordat zijn hoofd zo vol met gedachten zat dat ze overstroomden en in zijn mond golfden, via zijn keel naar zijn borst stroomden en zelfs nog verder, helemaal naar zijn ingewanden een woeste rivier van wild rondtollende hoop en waterschuimkopwitte angst die geen ruimte overlieten voor eten [p. 239].
Dat is dus allemaal niet niks voor een debuutroman maar de eerlijkheid gebiedt ons helaas te zeggen dat de ontknoping van het verhaal een beetje tegenvalt. Kort voor het einde laat Bauer al een keer een steekje vallen wanneer de ontsnapte Avery aan de arm gewond wordt door een kogel die afgeschoten werd door de zoon van het jongetje dat er indertijd voor zorgde dat hij gearresteerd werd. Die zoon is nu als soldaat schietoefeningen aan het doen en kan zich er niet van weerhouden een schot te lossen op de figuur die in de verte (achter het schietterrein) voorbijwandelt. Toch wel héél erg toevallig en vrij ongeloofwaardig. Wat later volgt dan de eigenlijke ontknoping: de ontmoeting van de twee jongens met Avery, Lewis die wegvlucht, Steven die zich ondanks zijn bewustzijn van het gevaar maar niet kan losrukken van Avery, door hem bijna gewurgd wordt maar uiteindelijk gered wordt door de via Lewis gealarmeerde dorpelingen. De vader van Lewis slaat Avery dood, Steven mag herstellen in het bed in de kamer van zijn oom Billy (vroeger verboden terrrein voor hem) en de sfeer in het gezin is na dit alles een heel stuk verbeterd. Wat dus van in het begin de bedoeling was, met dat graven naar Billys lijkje, maar dat lijkje is op het einde nog steeds niet teruggevonden en Avery kan het niet meer vertellen, want hij is dood. Dus waarom dan de helft van het verhaal focussen op dat graven op de heide, vraagt de lezer zich af, als dat terugvinden toch niet zo cruciaal blijkt te zijn? Trouwens: ook het gegeven dat Steven niét wegloopt van Avery (ofschoon hij daar ruimschoots de kans toe krijgt) kunnen wij niet echt plaatsen en lijkt ons een zwak schakeltje in de uiteindelijke afloop van de plot.
Om af te ronden nog twee dingetjes. Rusteloos land is een bijzonder zwakke vertaling van de veel sterkere oorspronkelijke titel Blacklands, maar daar kan Belinda Bauer natuurlijk weinig aan doen. En ten slotte: naar haar eigen zeggen heeft Bauer de naam van het dorpje (Shipcott) samengesteld uit de namen van enkele echte dorpen, maar Shipcott zelf bestaat niet. Naar verluidt heeft zij niet de naam van een authentiek dorp gebruikt om juridische redenen.
Herman Brusselmans blijft sneller schrijven dan God (en wijzelf) kan/kunnen lezen, en steekt daarmee Simon Vestdijk naar de kroon. Zeik presenteert zich als een literaire thriller en stapt weer even af van de (pseudo-)autobiografische aanpak die we meestal van Brusselmans cadeau krijgen. De hoofdpersoon is Jean-Pierre Zeik, een inspecteur van de Gentse moordbrigade die samen met zijn collegas Mohamed El Bazaz, Selma Compas en Ivo Broekgat de moordenaar moet opsporen van twee Gentse meisjes (telkens gewurgd en naakt ergens in Gent achtergelaten met symbolisch bedoelde getallen op hun rug).
Het verhaal, dat zo spannend is als de slurf van een impotente oude olifant, dobbert lusteloos voort op een zee van compleet uitgemolken Brusselmans-tics en trucs en de manier waarop uiteindelijk vrij snel de moordenaar (een Italiaan en supporter van de Italiaanse tweedeklasseclub FC Chimino) door Inspcteur Zeik ontmaskerd wordt, is compleet van de pot gerukt. De als humor bedoelde vulgariteiten en surrealistische passages werken niet en men zal toegeven dat er dan nog maar weinig overblijft om enthousiast over te doen. Wij blijven erbij: als deze brol niet door Herman Brusselmans geschreven was, dan werd hij nooit uitgegeven.
FILM: L'aile ou la cuisse (Claude Zidi) (Frankrijk, 1976)
LAILE OU LA CUISSE (Claude Zidi) (Frankrijk, 1976)
(105)
Op 21 maart 1975 kreeg Louis de Funès een hartaanval en daarna moest hij het een tijdje héél kalm aan doen. Nochtans is er een jaar daarna alweer een nieuwe film waarin hij opnieuw de hyperkinetische driftkikker speelt, ofschoon duidelijk in een versnelling lager. Deze keer is De Funès de directeur van de door alle restaurants gevreesde Guide Duchemin (rijmt overduidelijk op Michelin) en neemt hij het samen met zijn nogal verlegen zoon die liever circusclown wil spelen (een verdienstelijke rol voor de lollige dikkerd Coluche) op tegen Jacques Tricatel (rijmt op Borel), eigenaar van een keten van junkfood serverende autosnelwegrestaurants.
Tijdens een werkreisje in het zuiden van Frankrijk stuit Duchemin op een kok die vroeger een Italiaans restaurant had maar door een negatieve recensie van de Guide failliet is gegaan. Dat leidt tot de grappigste scène van de film: op een nacht wordt Duchemin door die kok, met het geweer in de aanslag, gedwongen om een hele reeks schotels met bedorven voedsel (onder meer oesters) in zijn maag te dumpen, waardoor hij zijn verfijnde smaakzintuig verliest. Als het op het einde tot een confrontatie met Tricatel komt in een TV-debat, is het Duchemin junior die de eer van de familie hoog houdt, en Tricatel gaat af als een gieter omdat kort vóór het debat vader en zoon Duchemin de fabriek van Tricatel waren binnengedrongen en Tricatel toen aan één van zijn assistenten de opdracht gaf hen uit te schakelen (wat vastgelegd werd door middel van een testopname).
Laile ou la cuisse (Het vleugeltje of de bil) is verre van een onsterfelijk meesterwerk, maar het biedt luchtig entertainment voor wie De Funès weet te pruimen (de film werd indertijd niet voor niets uitgebracht tegen de kersttijd). De sexy noot wordt verzorgd door Ann Zacharias, een toen piepjonge Zweedse actrice die hier de Hollandse interim-secretaresse van Duchemin mag spelen en het hart van diens zoon steelt. Nooit meer iets van gehoord overigens, van die Ann Zacharias. Julien Guiomar (Jacques Tricatel) moet in deze film als driftkikker niet onderdoen voor De Funès.
Quotering: ***
(20 mei 2015) (opgenomen van Proximus TV France 3)