Inhoud blog
  • Test
  • BOEK: De Bourgondiërs (Bart Van Loo) 2019
  • BOEK: Sinuhe de Egyptenaar (Mika Waltari) 1945
  • BOEK: Dwaal zacht (Lore Mutsaers) 2019
  • BOSCH: Higgs Strickland 2016
    Zoeken in blog

    Over mijzelf
    Ik ben Eric De Bruyn
    Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
    Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
    Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
    WEMELDINGEN
    Tijd is ruimte in beweging
    25-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: De duiven van Dubrovnik (R.H. Marijnissen) 1966

    DE DUIVEN VAN DUBROVNIK (R.H. Marijnissen) 1966

    [Roman, Uitgeverij Heideland, Hasselt, 1966, 154 blz.]

    Reeds enige tijd geleden ontdekten wij dankzij Paul Hardy [Bij Benadering. Dagwerk van een recensent. Deel 2: L-W. Uitgeverij De Roerdomp, Brecht-Antwerpen, 1973, pp. 30-33] iets wat wij nog niet wisten: de ons helemaal niet onbekende kunsthistoricus en Bosch- en Bruegel-kenner Roger Marijnissen heeft in 1966 zowaar een roman gepubliceerd! De roman in kwestie bleek echter redelijk onvindbaar, en toen wij op dinsdag 5 juli ll. de auteur in Gent ontmoetten, spraken wij hem erover aan. Hij beloofde toen een exemplaar op te sturen per post en inderdaad, enkele dagen later zat het boekje, gaaf en ongeschonden alsof het gisteren gedrukt werd, in onze brievenbus.

    Eerlijk gezegd: de aantrekkelijke en vlotte schrijfstijl van Marijnissens boeken en artikelen over kunst kennende, hadden wij nogal hoge verwachtingen van De duiven van Dubrovnik en onze goede persoonlijke relatie met de auteur maakte ons natuurlijk al op voorhand bevooroordeeld, in positieve zin wel te verstaan. Anderzijds: het feit dat Marijnissen na dit romandebuut nooit een ander literair werk heeft gepubliceerd, kon niet anders geduid worden dan als een veeg teken. En helaas: het werd wel degelijk een teleurstelling. In de roman vertelt de ik-persoon (een zekere Niko) over zijn relatie met twee vrouwen: de wispelturige en onberekenbare Maëva die Niko niets dan last en verdriet bezorgt, en de (toen nog) Joegoslavische Molim, die veel sympathieker overkomt. Blijkbaar sloot Marijnissen in 1966 aan bij de toen nieuwmodische trend van de experimentele roman, wat blijkt uit het totaal ontbreken van enige functionele structuur. Een verhaallijn is nauwelijks of niet te ontwaren en de plot springt voortdurend van pontius naar pilatus en van de os op de ezel, zodat het de lezer compleet ontbreekt aan de nodige houvast om zich in het verhaal in te leven. De poëtisch-filosofische mijmeringen die over het boek gestrooid werden, zijn niet in staat om dit alles te compenseren en iemand van slechte wil zou in dit verband een zinnetje van Niko op pagina 10 kunnen citeren: Ik ben vanavond slechts in staat goedkope filozofie te formuleren, waarvoor ekskuus.

    Paul Hardy [wiens in 1973 herdrukte recensie oorspronkelijk verscheen in Boekengids, jg. 44, nr. 8 (oktober 1966), pp. 341-342] is opvallend mild voor Marijnissens romandebuut, maar noteert op het einde toch: ‘Bezwaarlijk kan ik de vraag ongesteld laten waarom hij nu precies niet naar een enigszins hechtere compositie heeft gestreefd. Hoe mooi bijna elke bladzijde van zijn verhaal ook zijn mag, ik vraag me af of meer cohesie het rendement van datgene wat hij te zeggen had niet groter had gemaakt?’ Andere reacties op De duiven van Dubrovnik hebben wij niet direct bij de hand, maar we hebben er dan ook niet echt intens naar gezocht. Tot slot nog twee zijdelingse opmerkingen. Ten eerste: op pagina 26 doet Niko heel enthousiast over het nummer Blues for junior van het Modern Jazz Quartet, naar verluidt een stuk om bij te knielen. Moeten we eens te pakken zien te krijgen! En ten tweede: in juli en augustus waren wij ongetwijfeld de enige persoon op deze aardbol die dit boek aan het lezen was. En noem ons nu mal, maar wij vinden dat wel iets magisch-realistisch hebben, dat weer doen herleven van een oude, vergeten tekst via de act van het lezen. Waar zou dat vandaan komen, dat gevoel? Nu we er even bij stilstaan, lijkt het erg op het gevoel dat wij als klein jongetje hadden op een doordeweekse dag vrijaf: terwijl de rest van de wereld moet werken, ‘alleen’ vrij zijn en daar dan dubbel van genieten. Maar misschien zijn wij vanavond slechts in staat goedkope filosofie te formuleren, waarvoor excuus (knipoog).

    Quotering: ** (gelezen in juli-augustus 2011, besproken 25 september 2011)

    25-09-2011 om 21:59 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TOPOI: Kip

    KIP

    1a Kip die haar kuikens beschermt = Christus

    [Deze beeldspraak is gebaseerd op Mattheus XXIII: 37 en Lucas XIII: 34 (Jerusalem, Jerusalem, dat de profeten doodt, en dat stenigt, die tot u zijn gezonden: hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels verzamelt; maar gij hebt niet gewild).

    Bruyn 1988: 106-108 (afb. 20), signaleert een schilderij van Frans Floris: Christ gathering the faithful together as a hen gathers her chickens [paneel, 1562, Parijs, Louvre]. De gekruisigde Christus heeft vleugels, uit Zijn mond komt het hierboven geciteerde bijbelvers en op de voorgrond zit een kip met haar kuikens. Bruyn brengt dit schilderij in verband met het gedicht Gallina (circa 1528?) van Alardus Aemstelredamus, waarin het beeld van de hen en haar kuikens een metafoor is voor huwelijks- en kinderliefde. Bruyn noemt dit gedicht het ‘onmiddellijke prototype’ voor het schilderij, maar is blijkbaar onbekend met het feit dat het hier om een wijdverbreide bijbelse topos gaat.

    Bartelink 1990/91: 12, verwijst naar het bijbelse beeld (Mattheus XXIII: 37) van de kip (Christus) die haar kuikens beschermt tegen roofvogels (duivels). In middeleeuwse kloosterteksten verwees de kip ook vaak naar de abt.]

    Fabulae ed. 1985 (XIIIb)
    - 108 (nr. 49: ‘The Chick, the Hen, and the Kite). Een kip beschermde haar kuikens onder haar vleugels tegen de wouw. Eén kuiken echter bleef aan een worm pikken en werd gegrepen door de wouw: Thus does the Lord call unto us – so that, feeling from sins, we may flee in under the wings of His protection. But many men, the Devil willing, do not flee to Christ. Instead, they stay right there with their grubworm of sin, with a prostitute or with drunkenness or covetousness. And the kite (i.e. the Devil) comes and seizes so foolish a chick.

    Tleven Ons Heren Ihesu Christi ed. 1980 (1409)
    - 93 (hoofdstuk XVII). Een Jezusleven. Sich hem nu aen te gader mit sinen jongheren neder climmende vanden berghe ende vriendelic mit hem sprekende over den wech gaende, ende hoe dat die schare van simpelen luden te gader hem volghet, niet curioselic gheordiniert ende ghestelt die een na den anderen, mar als kuken na der hennen.
    - 152 (hoofdstuk XVI). Een Jezusleven. Sich nu aen die jongheren gaende na hem ende mit hem, hoe hem elc pijnde als hi best mocht hem te ghenaken ende sich, hoe si vergadert ghaen recht als die kuken nader hennen.

    Bijns ed. 1875 (1528)
    - 76 (Boek I, refrein 20, strofe a, verzen 8-9). Vroed rederijkersrefrein. God roept tevergeefs tot de mens: Ic heb u, seyt hij, dicwils willen versamen, / Gelijc een hinne haer kiecxkens onder mij vrij.

    Bijns ed. 1886 (vóór 1529)
    - 292 (refrein 79, strofe g, vers 11). Vroed rederijkersrefrein. Berouwvolle zondige mens tot Christus: Laet mij, U kiecxken, schuylen onder U vlercken.

    De Evangelische Leeraer ed. 1989-90 (1532 of 1542)
    - 44 (verzen 369-371). Rederijkersspel. Christus tot ‘Jerusalem’ (= de zondige mensheid): Ick hebbe u so dickwils onder my willen versamen / ghelijck een hinne haer kiexkens door mijnen staet, / maer ghy en hebt niet gewilt, dus muechdy u wel schamen.

    Siecke Stadt ed. 1917 (1539-64)
    - 30 (verzen 823-824). Rederijkersspel. In een refrein van Amstelredam: Maer o Jherusalem, hoe dick heb ick v willen vergaeren, / gaet Chrijstus verclaeren, als een henne haer kiecxkens doet.

    Van Autenboer ed. 1962 (1563)
    - 262. Rederijkerslied uit 1563, verzen 37-38: Soo onder s’Hinnekens veren / Den Kieckens niet can deren.

    De Bruyne I ed. 1879 (1579-83)
    - 127 (refrein 29, strofe 3, verzen 9-10). Vroed rederijkersrefrein. Over Christus: My soeckende als een hin, die haer kiecxkens vergaert / voer der wouwen clauwen doer der liefden brandt. (Wouw = duivel.)
    - 130 (refrein 30, strofe 2, vers 6). Vroed rederijkersrefrein. Over Christus: My bewaerende als een hin haer kiecxkens siet.

    d’Evangelische maeltijt ed. 1992 (XVIB)
    - 75r (verzen 927-928). Rederijkersspel. Goetheijt Goods zegt: O Jerusaelem hoe dick heb ick u willen vergaeren / als een henne haer kuijckens ghij moechtet wel beschreijen.

    tGeslacht der Menschen ed. 1996 (XVIB)
    - 135r (verzen 657-661). Rederijkersspel. Want godt den heer boven alle heer scaeren / wil sion sijn bruijt die int hart verheeven is / niet eewich verlaeten in dit beswaeren / maer wilse als een henne noch eens vergaren / onder sijn vleugelen en haer soo bewaeren.

    1b Andere toepassingen van de topos ‘kip die haar kuikens beschermt’

    Den triumphe ende ’t palleersel van den vrouwen ed. 1996 (1514)
    - 335 (verzen 12-14). Gedrukte kledingallegorie. Over de wijsheid: Boecius ghelijct se oock, sonder were / Eender hinnen die met grooten ghere / Haer kiecxkens verwaert met diligencien.

    Eneas en Dido ed. 1982/83 (1552)
    - 158 (verzen 148-149). Rederijkersspel. Rhetorijckelijck Gheest over Karel V: En diemen sijn ghemeente so trouwelijck siet beschermen, / Ghelijck een henne hör kiecxkens onder hör vlercken dûet.

    Bijns ed. 1875 (1567)
    - 454 (Boek III, refrein 67, strofe e, verzen 1-6). Vroed rederijkersrefrein. Experientie leert, tis een gemeyn seggen, / Als de Herden dolen, de Wolf de schapen hoet, / En als de hinnen haer kiecxkens laet alleen leggen, / So heeftse de wouwe te overgapen goet. / Ghij, wachters des volcx, Predicanten, Papen vroet, / Als ghij siende doolt, wie sal de blinde leyen? Kip die kuikens alleen laat = slechte clerus die de gelovigen overleveren aan de duivel (de wouw). Vergelijk ook ibidem: 465 (Boek III, refrein 70, strofe h, vers 12): De catte leyt de kiekenen, de wolf de schapen (vroed rederijkersrefrein).

    Veldman 1992 (circa 1600)
    - 247-248. Eerste prent uit een reeks (circa 1600) van Crispijn de Passe de Oude naar Maarten de Vos: Diligentia et Sedulitatis typus. Een kip met kuikens onder haar vleugels = de Ijver (diligentia).
    - 256-257. Prent van Crispijn de Passe de Oude (circa 1600). Kip met kuikens = liefde brengt volharding voort (?). Ook ooievaar die jongen voedt = hetzelfde?

    1c Kip = Christus

    Brugman ed. 1948a (vóór 1473)
    - 230 (preek XIX, regels 130-134). Prekenbundel. Over Christus aan het kruis: Onse lieve heer is recht gelijc enen geplucte hoen ende elck heilich heeft hem gepijnt een veder daer-af te crighen. Siet hoe dat hi hanget aent cruyce, recht als een gepluct hoen. Susteren, laet ons pijnen elc een veder daer-af te crighen.

    2 Kip = iets van weinig waarde

    Goetheijt, Lijefde en Eendracht ed. 1994 (1579)
    - 156r (vers 669). Rederijkersspel. Het ene neefke tegen het andere: Ick gaeff niet een hoen, voor beij onse eer.

    dEenvoudige Mensch en Schijn van Deuchden ed. 1996 (XVIB)
    - 108r (verzen 1228-1229). Rederijkersspel. Die Stemme Goodts over de vijanden van het geloof: Dus al haer verwoen / acht niet een hoen, tmach u niet beswaeren.

    3a Hennentaster = wellusteling, vrouwengek (waarbij hen = vrouw)

    [RG 1959: 203, geeft als verklaringen: ‘wellusteling, vrouwengek, aantaster van de vrouwelijke eer, vrouwensmader.

    Coigneau II 1982: 321 (noot 195), stelt dat ‘hennentaster’ een tweevoudige betekenis heeft: jansul of wellusteling.

    De Jongh 1995a: 28, signaleert dat in de late middeleeuwen ‘hennentaster’ = wellusteling (uitgebeeld door Bruegel en Bloemaert.

    Cat. Antwerpen 1976: 99 (cat. nr. 104 A/B). Twee gravures van monogrammist HSD (Antwerpen, 16de eeuw), voorstellende Man met kip in armen en Vrouw met strohoed. Volgens het bijschrift tast de man de hinnekens naar hun eieren. Het zijn satirische gravures met een erotische ondertoon. Het opvallend decolleté van de vrouw wijst erop dat met de ‘eieren’ vrouwenborsten bedoeld worden.

    Zie over dit motief ook Wuyts 1987a = Leo Wuyts, “Eierverkoopster of verliefde boer? Een bijdrage tot de studie van de hennetaster”, in: Jaarboek Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, 1987, pp. 207-217.]

    Een Man ende een Wyf ghecleet up zij boerssche ed. 1907 (circa 1500)
    - 194 (vers 160). Tafelspel. Wyf tot Man: Nu tast, hinne tastere.

    Bijns ed. 1902 (circa 1550)
    - 261 (refrein XV, Prinse, verzen 1-3). Zot rederijkersrefrein over eieren. Princlie, hinnentasters oft sulcke passaerts / Soeken dicwils thinnen ey, al synt rycke hassaerts [vrekken], / Om weten wanneer thinneken legghen sal. Onduidelijke passage, ‘hinnentaster’ in elk geval pejoratief.

    De Const van Rhetoriken ed. 1986 (1555)
    - 193 (B1, verzen 1-2). Dialoogrefrein, afwisselend positief en negatief over vrouwen. B1 is een positieve strofe. Tfy moet hu lien werde(n) die vrauwe(n) versmade(n), / Berampers, hinnetasters, qualick beraden.

    De Katmaecker ed. 1932 (vóór 1578)
    - 64 (vers 112). Rederijkersklucht. ‘Die Eerste Vrouw’ tot Heijn: Ghij vuijle hen(n)entaster, zoudij niet gaen, daer die vrou in arbeijt leijt?
    - 69 (vers 204). Rederijkersklucht. ‘D’ander vrouw’ over wellustige mannen: Dees henneghecken willent altemael weeten.

    De Ontrouwe Rentmeester ed. 1899 (circa 1587)
    - 99 (vers 554). Rederijkersspel. Werdinne tot Werdt, vlak na een toespeling op diens impotentie: Ey, kinnentassere. Verschrijving voor hinnentassere? Ironisch bedoeld?
    - 106 (vers 773). Rederijkersspel. Een sinneke tot Straff Waerschouwen en Oetmoedighen Dienst: Pact u van hier en gaet yeuwers die hoonders tasten.

    3b Hennentaster (ook: Jan Hen) = pantoffelheld

    [Pleij 1986a signaleert de rijmtekst Vanden hinnen tastere, circa 1550 gedrukt door de weduwe Van Liesveldt te Antwerpen en hoogstwaarschijnlijk oorspronkelijk geschreven door de Brugse rederijker Anthonis de Roovere (+1482). Hij geeft ook een samenvatting van de inhoud. Hieruit blijkt dat met ‘hennentaster’ een man bedoeld wordt die vrouwenwerk doet. Op de titelpagina staat hij afgebeeld als een man die steels een kip aftast om vast te stellen of er al een ei aankomt, waarmee een karikatuur van vrouwenwerk wordt gegeven: de huisman slaat onmiddellijk door bij die voor hem onnatuurlijke taken en komt tot overdreven schraapzucht en verregaande bemoeizucht.

    Lebeer 1939/40: 218-219, signaleert de dubbele betekenis van ‘hennetaster’ als pantoffelheld en wellusteling. De eerste betekenis wordt ook uitgebeeld op het bekende Spreekwoorden-schilderij van Bruegel, de tweede op twee ongedateerde prenten van de monogrammist ISD en op een gravure van Cornelis Bloemaert naar een schilderij van Abraham Bloemaert. De eerste betekenis wordt ook uitgebeeld in een misericorde uit de kerk van Aarschot.]

    Mars en Venus ed. 1991 (vóór 1517?)
    - 300 (vers 1115). Rederijkersspel. Een sinneke tot Vulcanus: Tfij, vuijl hennentastere.

    Doesborch II ed. 1940 (1528-30)
    - 207 (refrein 114, verzen 26-27). Vroed rederijkersrefrein. Ick lache als hem hinnetasters becronen / Dat dese iongers leeren speelen oft dichten.

    Een Dronckaert die wonder siet ed. 1950 (XVIb)
    - 60 (vers 132). Dramatische versmonoloog. Een dronkaard ziet hoe een vrouw haar man aframmelt: Ay goey, hy en derf, goey Jan hinnen tastere!

    Bijns ed. 1902 (circa 1550)
    - 322 (refrein XXXII, Prinche, verzen 12-13). Zot rederijkersrefrein over pantoffelheld: En eens begoot zy my met camer looghen, / Om dat ic ons hinnen niet en hadt ghetast.

    Duypen en Gebuerinne ed. 1989-90 (circa 1550)
    - 182 (vers 226). Rederijkersklucht. Gebuerinne tot Duypen: Gy sult ommers gy hinnentastere. Uit de context blijkt duidelijk: hennentaster = man die zich bemoeit met het huishouden.

    De Bruyne I ed. 1879 (1579-83)
    - 6 (refrein II, strofe 2, verzen 3-4). Zot rederijkersrefrein over pantoffelhelden. Och, sey deen, sy roept tot my soo bouwelyc: / Waer sydy ghy hennen? Floecx op! Soeckt, geeft gelt! Hennen = Hannen (naam voor pantoffelheld)?
    - 94 (refrein XXI, strofe 2, vers 5). Zot rederijkersrefrein dat een heleboel benamingen voor pantoffelhelden geeft, onder meer: Jan den hinnentaster, Jan splytmyte.

    4a Kip (hen, hoen, tijte) = vrouw

    De Spiegel der Minnen ed. 1913 (circa 1500)
    - 84 (vers 2378). Rederijkersspel. Katharina betreurt haar afgewezen liefde: Als een ghecraechde hinne.

    De Stove ed. 1944 (XVIa, vóór 1522)
    - 159 (verzen 322-323). Strofisch rederijkersgedicht. Een slechtgehuwde vrouw zegt: Het stonde mij wel eewich te verwijte / Stondick nv als een vervaerde tijte.

    Doesborch II ed. 1940 (1528-30)
    - 254 (refrein 142, vers 38). Zeer onduidelijk zot-absurd rederijkersrefrein. Hout v enge baycupe, wacharmen tijte.

    Bijns ed. 1902 (circa 1550)
    - 325 (refrein XXXIV, strofe A, vers 8). Zot rederijkersrefrein. Pantoffelheld spreekt: Noyt man en creech zoe aelweerdighe tyte. Coigneau II 1982: 347 (noot 248), vertaalt ‘aelweerdighe tyte’ als ‘onbezonnen kuiken’. Volgens ons betekent ‘tyte’ hier ‘kip’ (zie infra).

    4b Kip (hen, hoen, tijte) = lichtzinnige vrouw, hoer

    [De Jongh 1995a: 28, signaleert de betekenis ‘kip’ = meisje van losse zeden. Ook de uitdrukking ‘kippen (of duiven) op zolder houden’ = bordeel houden (met in noot verwijzing naar een Duits boek en naar het WNT.]

    Vlaamse Rose ed. 1958 (circa 1290)
    - 186 (vers 233). Allegorie. De minnaar die de roos van zijn geliefde wilde plukken, is afgewezen. Zij zegt: Gaet elre nv v hoenre vaen.

    Mariken van Nieumeghen ed. 1980 (circa 1516)
    - 42 (verzen 76-77). Rederijkersspel. De boosaardige tante zegt tegen Mariken: Wachermen, tijte! / Zorgdi nu zo zere voor uwen maagdom, God woud’s?

    Ghelasman ed. 1990 (XVIA)
    - 260 (vers 53). Strofisch rederijkersgedicht. Een herbergmeid tot een flirtende oude marskramer: Ontbeit, en saechdi nye out vet hoen? Zij bedoelt: zoek jezelf een oud wijf dat je bevalt, en laat mij met rust …

    Testament Rhetoricael II ed. 1979 (1561)
    - 267 (fol. 304r, vers 7). Zot meiliedje. Aansporing, gericht tot jonge meisjes, om seks te hebben: Laet deyns en danssers plaeren // drynct wyn helpt schueren thoen. Het hoen scheuren = ontmaagden? Onduidelijk.

    Testament Rhetoricael III ed. 1980 (1561)
    - 211 (fol. 442r, vers 30). De bekende ‘Adieu’ van De Dene. Opsomming van allerlei figuren van wie hij afscheid neemt: Tytiens die hebben huutgheleydt huer Randekens. Meisjes wier ‘randen’ zijn uitgezet = omdat zij zwanger zijn en hun buik groter wordt? Of betekent ‘randekens’ iets anders? Onduidelijk.

    De groote hel ed. 1996 (1564/65?)
    - 26v (verzen 647-650). Satirisch rederijkersspel (duivelspel). Schijn van Geestelickheijt (een monnik die allegorisch naar de clerus verwijst) over ijdele jongedames: Besiet hoe sij nu in haer bonte cleeren gaen strijcken / als Jonckvrowen Die prijcken, want daer iser veel nu / sij Dragen Damast sijde en fruweel nu / sij sijn oick eel nu Dese hovaerdige hennen.

    Het Leenhof der Ghilden/Parafrase ed. 1950 (XVIB)
    - 44 (regel 281). Satirisch-allegorische tekst. Context = bordeelseks. Ick moet oick somtijts kiecken vlees eten. Kip = prostituee.

    5a Een kip speten = coire (waarbij kip = vrouw, meisje)

    [Cat. Antwerpen 1992: 162-163 (cat. nr. 69, met afbeelding in kleur en commentaar van Leo Wuyts). Paneel van Joachim Beuckelaer, Bordeelscène, 1563, Antwerpen, KMSK. Bevat heel wat erotische symboliek, onder meer een vogelkooi aan de zoldering (embleem van een bordeel) en links: een keukenmeid die een kip aan het spit steekt. Haar rechterhand, waarmee zij de kip bij de poten vasthoudt en waarnaar het uiteinde van het spit wijst, maakt het vaginagebaar. Vergelijk over dit schilderij ook Wuyts 1987c.]

    Mariken van Nieumeghen ed. 1980 (circa 1516)
    - 57 (verzen 352-353). Rederijkersspel. De boosaardige tante zegt tegen de oom van Mariken over Mariken: Ik schat zi ievers in een kamer gemuut zi, / Daar men zulken tijtkens om een grootken speet. Connotatie: prostitutie.

    Stijevoort I ed. 1929 (1524)
    - 238 (refrein 118, vers 4). Zot rederijkersrefrein. Zij die in de gilde mogen worden ingeschreven, zijn onder meer: Makelaers die mitten ionghers thoijn speten. Connotatie: prostitutie.

    Cristenkercke ed. 1921 (kort na 1540)
    - 18 (verzen 412-413). Rederijkersspel. Dialoog tussen sinnekes: zij gaan de maagd Vprecht Simpel Gheloven helpen verleiden. Het ene sinneke zegt: Men mach altijt gheen ghesouten vleijs eeten, / men moet somtijts een kiecxken naden eijs speten. Connotatie: prostitutie.

    Werlts versufte maeltijt ed. 1994 (XVIB)
    - 117v (verzen 22-24). Rederijkersspel. Tjonstich Hart in de proloog: Wat isser te Doen / salmen Iewerts Jaghen, off steeken een hoen / of wat anders bevroen, al hier ter spacij. Een dubbelzinnig aardigheidje?

    5b Speten, aan het spit rijgen (zonder expliciete vermelding van kip) = coire

    [De Jongh 1995a: 36, signaleert: aan het spit rijgen = coire in de zeventiende-eeuwse beelding en literatuur.]

    Roman de la Rose ed. 1991 (circa 1270)
    - 361 (verzen 13.571-13.572). Als zij er meerdere kan krijgen / die haar aan ’t braadspit willen rijgen. Het origineel Frans heeft metre en broche [Roman de la Rose ed. 1974: 372 (vers 13.602)].

    Stijevoort II ed. 1930 (1524)
    - 170 (refrein 217, verzen 9-13). Zot-erotisch refrein op de stok ‘Tquaetst datter af coomt syn beruoete kinderen’ (een onbeschaamde apologie voor de vrije liefde). Al saechdi tspit duer die coeken trecken / om troost te speten wat macht v hinderen / Denct natuere doetser toe verwecken / Ende wat wilmen dan scimpen of ghecken / tquaetst datter af coomt syn beruoete kinderen. [= Doesborch II ed. 1940: 232 (refrein 129, verzen 9-10) (1528-30): Al saechdi den spit voor die cueken trecken / Om den roost te speten, wat macht v hinderen.]

    sMenschen Gheest van tVleesch verleyt ed. 1953 (circa 1550)
    - 636 (vers 573). Rederijkersspel. Duvel smalend tot de hoer Vleesch (duidelijke erotische context: Ghevaerken ghy sult noch menich spelle speeten.

    Testament Rhetoricael III ed. 1980 (1561)
    - 93 (fol. 368r, vers 28). Zotte rederijkersballade over de kermis en de daarmee gepaard gaande erotische escapades: tspit zy voor de Cueckene vpRechten.

    Het Leenhof der Ghilden ed. 1950 (1564)
    - 19 (verzen 376-377). Satirisch rederijkersgedicht. Context = misbruiken van juristen: Dees Hoerkens manen eer sy zijn beseten / Om dat syse selfs souden hechten en speten.

    Een spel ed. 1976/77 (1567-76)
    - 81 (verzen 21-24). Rederijkersklucht. Een man vraagt aan zijn bazige vrouw wie in de keuken het vlees zal speten. De vrouw antwoordt: Ey, ghy zullet speten, wat vraghe es datte? / Wie pleghet te doene anders dan de mans, ziet! Dubbelzinnige passage: pantoffelhelden moet in de keuken werken (vrouwenwerk doen) + mannen ‘speten het vlees’ (coïtus).

    6a Kip/haan = vrouw/man

    Gemeene Duytsche Spreckwoorden ed. 1959 (1550)
    - 52 (regels 19-20). Spreekwoordenverzameling. Tis den huyse groot verdriet / Daer die Henne kreyt / ende die Haene niet.

    6b Kip/haan = vrouw/man (erotisch)

    Stijevoort I ed. 1929 (1524)
    - 12-14 (refrein 3). Zot rederijkersrefrein waarin in een klooster een parende haan en hen gestraft worden door de nonnen. Het blijft vaag of een echte haan en hen bedoeld worden, of een non en haar minnaar. [= Doesborch II ed. 1940: 260-262 (refrein 148)].
    - 50 (refrein 23, vers 31). Amoureus rederijkersrefrein: soort zoekt soort in de liefde. Ten is geen haenken ten heeft een hinneken.

    Stijevoort II ed. 1930 (1524)
    - 179 (refrein 222, verzen 22-25). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Die henne is ghern byden hane / soe is die haen oec bij die hinne / Wy dat heeft die beste scryf penne / daer feef ic v allen in te raen.
    - 193 (refrein 231, vers 38). Zot-amoureus rederijkersrefrein. De ‘ik’ leerde zijn liefde onder meer den hoender draff = soort dans met erotische connotatie?
    - 213 (refrein 242, vers 55). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Man zegt: Mer ic ontuloot haer als een mat hoen. Matte hoen = seksueel uitgeputte man.

    Bijns ed. 1886 (vóór 1529)
    - 172 (refrein 45, strofe e, vers 13). Zot rederijkersrefrein: soort zoekt soort in de liefde. Die haenkens sijn geerne ontrent die hinnekens.
    - 309 (refrein 85, strofe c, verzen 5-6). Zot rederijkersrefrein: ongelijke liefde (jongeman is verliefd op oude vrouw). Ic zouder om vervechten al mijn pandekens, / Ghelijc een haenken vecht om zijn hinneken.

    Doesborch II ed. 1940 (1528-30)
    - 27 (refrein 10, verzen 41-43). Amoureus rederijkersrefrein. Een venusjanker zegt: Ic ben lieuer gheuangen in druckigen rinnen / duer tderuen mijns liefs, als hanen oft hinnen, / dan de bespottinge mijns liefs te beclagene.

    De Const van Rhetoriken ed. 1986 (1555)
    - 211 (Snede en clause van xix, verzen 1-2). Rederijkersgedicht. Als den hane an de hinne bluscht zyn verlanghen / Ende de natuere vulgaed haer ghanghen.

    De Bruyne ed. 1925 (1579-83)
    - 19 (refrein 134, strofe 5, verzen 13-16). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Och ghij, bloo vrijers, comt u sulcx tuwen gewinne, / En latet werck niet blijven opt getouwe: / Vliecht vrij als den haen op de hinne, / Want een bloo herte en minde nooyt schoon vrouwe.

    Arnold Bierses ed. 1925 (1577-90)
    - 35 (nr. X, verzen 29-30). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Een jong meisje wordt opgewonden door het observeren van dieren. Onssen groten haen bespranck ons jonge hinne: / Sij schudde haer vlogelen als sijn vrindinne. [= Nieuwe Nederduytsche Gedichten ende Raedtselen ed. 1972 (1624): 161. Onsen groten Haen vogelde de kleynste Hinne / Sy schudde haer vlogelen als zijn Vrindinne.]

    Christoffel Wagenaer ed. 1913 (1597)
    - 135. Volksboek. Wagenaer over een volk in de Nieuwe Wereld: Ja, sy en achten oock gheen Eere noch schande, want sy daer gheen onderscheyt van en hebben, waer by ick haer anders niet ghelijcken en can, dan by eenen Haen, die welcke met zijne Hinnen door den dach hem op der straten gheneert, ende doet zijn Werck also openbaerlijck wat hem ghelust, ende sy hebben een Bedde voor hare Hutten hangen, daer sy haren Lust met hare Vrouwen hanteren.

    Amoreuse Liedekens ed. 1984 (circa 1600)
    - 41 (strofe 1, verzen 4-5). Lied. Over een wellustig jong meisje dat niet langer maagd wilde blijven: Sy was niet gherust voor sy Kindt draecht / Vande Hoender Vlaeykens was sy vertsaecht. Aantekening noteert: ‘hoender vlaykens’ = kippepasteitjes. Waarom is het meisje daar bang (versaagd) voor? Onduidelijk.
    - 185 (strofe 15, verzen 1-2). Lied. Over een arme jongen die tevergeefs een rijk meisje vrijt: Als desolaet hy dickwils sweeft / Die Minnaer Hen noch Kiecken heeft.

    d’Een ende d’Ander: Twee soldaten ed. 1985 (1610)
    - 256 (kolom 2, vers 493). Een jonge boerin verwijt haar oude man impotentie: Broeyt den Hennen-nest, ghy wilt niet wercken. Aantekening van tekstbezorger vertaalt: ‘Ga met je vrouw naar bed’.

    7 De pluimen hebben het vlees (de kip) weggedragen = zegswijze wanneer iets of iemand ontsnapt

    Een Nyeuwe Clucht Boeck ed. 1983 (1554)
    - 175 (nr. 177, regels 76-77). Een kluchtboek. Een waard wordt door een aventuerder bedrogen. Deze laatste is gevlucht en de waard beseft dat hij hem niet meer moet verwachten: die hoenderen en waren noch niet gebraden, want die pluymen hadden dat vleesch wech gedraghen.

    Jan Goemoete ed. 1946 (vóór 1559)
    - 23 (vers 486). Rederijkersklucht. Jan die de benen neemt, zegt: Adieu, seght de plumen hebben tvleijs ontdraghen.

    8a Kip = slachtoffer van iets of iemand

    De nyeuwen priestere ed. 1920 (circa 1530)
    - 430 (vers 259). Tafelspel. De zot Twyffelic Zin denkt zijn tegenspelers te kunnen pakken op het wangedrag van vele priesters. Hij zegt: Kip jc hebge, daer zoudet nyppen.

    De Nichte ed. 1920 (XVIA)
    - 541 (vers 336). Rederijkersklucht. Vrouw slaat man: Ghy moeter naerder, of jc smythu als een ghevilt hoen.

    De Machabeen ed. 1992 (1590)
    - 27v (vers 265). Rederijkersspel. Hertelijck Medogen gaat van de scène, eer men ons compt plocken en tesen, gelijck een hoen. Geplukte hoen = persoon die (godsdienstig) vervolgd wordt.

    Veel Volks begeert Vrede ed. 1994 (VIB)
    - 74r (vers 603). Rederijkersspel. Nijt tot Twist (twee neefkens): Springter uuijt goet hoen, eermen ons broen, Laet ons raet howen.

    Moorkensvel ed. 1977 (1600)
    - 28. Tafelspel. Geesken scheldt tegen haar man: Ick soude v ooghen in v handt geuen / Ende daer toe verworghen als een hoen.

    8b Kip = zondige persoon, slachtoffer van duivel

    De groote hel ed. 1996 (1564/65?)
    - 27v (verzen 711-713). Satirisch rederijkersspel (duivelspel). Een duivel zingt: Soo meuchdij inder hellen broen / e(e)n eewelijck worgen als een hoen / en bitterlijcken screijen.

    Christum liefde bewijsen ed. 1993 (XVIB)
    - 69r (vers 677). Rederijkersspel. Een neefke smalend over de toekomstige ondergang van zijn slachtoffer: En Leeren hem noch spille voen als een verworcht hoen.

    Goodts Goetheijt ed. 1998 (XVIB)
    - 147r (vers 98). Tafelspel. Duvels Nijdicheijt tot Goodts Goetheijt: Ick woutmen u aen tspit als een hoen bonck.
    - 152v (verzen 373-375). Duvels Nijdicheijt jaagt op mensen: Nu sal ick mijn best doen / en als Duvels nijdicheijt naer die Rest spoen / Dat ick als een gemest hoen sal inden noot wrijven.

    9 Het (achterwaarts) scharrelen van kippen = iets pejoratiefs

    [Dat kippen inderdaad achterwaarts scharrelen blijkt uit het spreekwoord hoender scherren al achterwaert (zie Proverbia Communia ed. 1947: 74 (nr. 418), circa 1480).

    Lulofs 1972: 49. Naar aanleiding van het grafschrift van de kip Coppe in Van den Vos Reynaerde: Hier leghet Coppe begraven / Die so wale conste scraven (A461-462). Scraven = naar verluidt scharrelen = wormen vangen / copuleren. Kip = naar verluidt meisje, vrouw, met nadruk op haar seksuele beschikbaarheid (dit laatste gesuggereerd door Lulofs, niet aangetoond in de brontekst).]

    De Appelboom ed. 1979 (XVIa)
    - 33 (verzen 9-11). Rederijkersspel. Goet Ront zegt klagend: Al dat ick doe / gaet mij voorwaerts so Gelucken schrapt, / als in droeffheden. Met Gelucken (Geeltje) wordt een kip bedoeld. Zoals kippen achterwaarts scharrelen, zo gaat dus ook het geluk van Goet Ront achteruit.

    De Minckijsers ed. 1992 (XVIB)
    - 117v (verzen 1198-1200). Rederijkersspel. De ‘sodt’ over het (ketters) denken van de hoer Alderhande Gebreck: recht alsomen de pijcken in vlaenderen draecht / oft voorwaerts so de hoenderen schraven. Dat denken verloopt dus scheef en achterwaarts, met andere woorden verkeerd (want ketters).

    10 Kip // hoogmoed

    Die Spiegel der Sonden II ed. 1901 (1434-36)
    - 268 (regels 1-6). Zondenspiegel. Die sijn doget bi roem seet, die slachten der hennen die al om gaet kakelen, als si een ey geleet heeft, daer bi wort mens gewaer, soe datment daer bi verliest. Des gelijcx verlieset die romer sijn doget.

    Die pelgrimage vander menscheliker creaturen ed. 2005 (1463)
    - 340 (regels 4-7). Stichtelijke allegorie. Hoogmoed zegt: Seker weet, dat ic hier hebbe alsoe groten genuechte als een hinne doet, de welke haer ey niet verswijgen en wille. Want sij kakelt zere, om dat haer dunct groot eere datmen tot hare neste comt sien wat daer inne is. Ende aldus eest van mij in mijn blasen.

    11 Kip = dwaze persoon

    Drie daghe here ed. 1907 (circa 1410)
    - 123 (vers 160). Een klucht. Bette denkt dat haar man Jan dronken is: Ghi staet en daesbolt als een kieken.

    Herenthals: proloog in Antwerpen 1561 ed. 1962 (1561)
    - 87 (verzen 20-21). Rederijkersspel. Landen tot Dorpen (edelman tot boer): Ghy schijnt een broethinne, / Die my dunct dat versch comt uuten nest ghevloghen.

    12 De term ‘tijte’ = kip

    Bij Kiliaan (1599) lezen we: Tijte tijtken : Pullus gallinaceus: avis quaelibet minutior: vulgó titus, tita, titis. De iuvenibus ignavis vulgó dicitur, quód sunt puchri titi (kuiken: om het even welke kleine vogel: in volkstaal titus, tita, titis. Van losbollige jongeren zegt men gemeenlijk dat het schone ‘tijten’ zijn) [Etymologicum ed. 1974: 557]. MNHW 1981: 606, geeft tijtkijn = kuiken.

    Dat ‘tijte’ wel degelijk ‘kip’ kon betekenen, blijkt uit een refreinwedstrijd van de Brugse rederijkerskamer De H. Geest in april 1534. De opgegeven stokregel voor het zotte refrein was: De tite es up huer eijeren vonden. ‘Tite’ betekent hier manifest kip, en niet kuiken. De zotte refreinen in kwestie zijn helaas niet bewaard gebleven [Muller/Scharpé 1920: XIV. Ook vermeld in Coigneau I 1980: 195]. In Meester Hoon en Lippen Slechthooft ed. 1932: 100 (vers 169), een rederijkersklucht die waarschijnlijk uit de zestiende eeuw dateert, heet de kip van boer Lippen Slechthooft trouwens Tijtken!

    Een spel ed. 1976/77 (1567-76)
    - 82 (vers 43). Rederijkersklucht. Een bazige vrouw tegen haar pantoffelheld: Wagh aerme tyte. Aantekening signaleert: ‘tyte’ als term voor man blijkbaar héél zeldzaam.

    De Blinde die tgelt begroef ed. 1934 (XVIB)
    - 75 (vers 224). Rederijkersklucht. Uitroep van de Cnape: Wacharmen tijte. Hij heeft het blijkbaar over zichzelf (hij wordt door de blinde die hij begeleidt, vals beschuldigd het geld geroofd te hebben).

    13 Restmateriaal

    Die Spiegel der Sonden I ed. 1900 (XIV)
    - 126 (hoofdstuk 55, verzen 9851-9854). Zondenspiegel. Dieren die een voorbeeld zijn voor de mens, doordat zij ernstig doen wat ze moeten doen, en zo roekeloosheid vermijden. Bijvoorbeeld de kip: Merct die henne, die kiekene broet, / Hoe grote ernsticheit si doet / Tote dat si hare jonghen up brinct, / Daer se allene nature toe dwinct.

    Bijns ed. 1886 (vóór 1529)
    - 114 (refrein 31, strofe c, verzen 15-16). Zot rederijkersrefrein. Een pantoffelheld over zijn vrouw: Haeldese een necker tot zijnen coeke, / Fraey als de cloecke trade ic lancx der straten. Man die trots als een kloek over straat stapt (blij dat hij van zijn vrouw af is).

    Weydts ed. 1969 (XVId)
    - 21 (Gesten, strofe 14, vers 10). Strofisch gedicht. Een geus zegt: Wy saghen naer het hennen ey en tgansen ey lyeten wy vaeren. De geuzen hebben hun zaak niet goed verdedigd. Kippenei = minder belangrijke zaken, ganzenei = belangrijke zaken.

    [explicit]

    25-09-2011 om 00:23 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIDDELNEDERLANDS: Die Evangelien vanden Spinrocke

    Die evangelien vanden spinrocke (anoniem) circa 1520

    [Teksteditie: G.J. Boekenoogen (ed.), Die evangelien vanden spinrocke metter glosen bescreven ter eeren vanden vrouwen. ’s-Gravenhage, 1910 = Die evangelien vanden spinrocke ed. 1910]
    [Hertaling: Dirk Callewaert (hert.), Die Evangelien van den Spinrocke. Een verboden volksboek ‘zo waar als evangelie’ (ca. 1510). Ingeleid, vertaald en toegelicht. DNB / Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, 1992 = Die evangelien vanden spinrocke ed. 1992]

    [NK 910]

    Genre

    Een zogenaamd ‘volksboek’. Een postincunabel (prozadruk).

    Auteur

    Anoniem.

    Situering / datering

    Deze tekst werd uitgegeven te Antwerpen door Michiel Hillen van Hoochstraten. Boekenoogen dateert ‘wellicht circa 1520’ [ed. 1910: 8], Callewaert ‘circa 1510’ [ed. 1992: 13] (maar geen van beiden geeft doorslaande argumenten). Debaene, Knuvelder en Pleij dateren ‘circa 1520?’. Het unieke exemplaar bevond zich in 1910 in de Kön. Hof- und Staatsbibliothek te München [ed. 1910: 14].

    Het is een gekuiste vertaling van het Franstalige Euuangiles des Quenoilles faittes en lonneur et exaucement des dames (ook gespeld Les Euvangiles des Quenouilles), waarvan de oudste bekende druk werd uitgegeven te Brugge circa 1480 door Colard Mansion. Er bestaan verder nog twee oudere Franse versies in handschriftvorm uit de late vijftiende eeuw: Chantilly, Musée Condé en Parijs, Bibliothèque Nationale (welke laatste tekst door Mansion gebruikt werd voor zijn uitgave) [ed. 1992: 13-15]. Van de Nederlandse bewerking moet al vóór 1488 een editie bestaan hebben, aangezien er van deze editie een exemplaar aanwezig was in de bibliotheek van een Anderlechtse kanunnik [Pleij 2007: 620].

    In het Nederlands zijn er nog drie latere drukken bekend: Amsterdam, Harman Janszoon Muller, 1575 (incompleet, Den Haag, KB), Rotterdam, Jan van Ghelen, XVIIa? (Göttingen, Bibliotheek) en Amsterdam, Jan Jacobsz. Bouman, 1662 (Leiden, BMNL / Den Haag, KB / Amsterdam, privébezit) [ed. 1910: 10-11, ed. 1992: 78 (noot 1)].

    Inhoud

    Gedurende zes winteravonden komen een aantal vrouwen ergens in een volkse stadswijk bij elkaar op een spinavond of spinning. De vrouwen hebben afgesproken om elke avond één van hen haar evangelie, dat wil zeggen: haar volkse wijsheden, te laten verkondigen, en de andere vrouwen mogen daar telkens hun glossen (commentaar) aan toevoegen. De vrouwen hebben een klerk geëngageerd om alles te noteren. Door de ogen van deze klerk volgen wij het verhaal en via zijn oren beluisteren wij de gesprekken. Als beloning wordt de klerk seks met één van de jongere dames beloofd, maar op het einde slaat hij het aanbod toch af.

    Thematiek

    Weven was mannenwerk, terwijl spinnen een typisch vrouwelijke bezigheid was, zodat het spinrokken een (metonymisch) symbool voor de vrouw werd [ed. 1992: 21]. Boekenoogen stelt dat het gaat om een geestige parodie, waarbij het bijgeloof en de bakerpraatjes van oude wijven op de korrel genomen worden en een enkele keer een theologisch dispuut gepersifleerd wordt (2de dag, 4de kapittel) [ed. 1910: 2/4]. Debaene schrijft: ‘Populaire wetenswaardigheden, bijgeloof, e.d. als parodie bedoeld op evangelietekst met uitleg bij elk kapittel (“glose”)’. Knuvelder beschouwt de tekst als ‘een aantal komische vertellingen om de babbelzucht der vrouwen, hun bijgelovigheid en gebreken aan de kaak te stellen’. Pleij (1993) noteert: ‘een scherpe satire op de veelsoortige vormen van bijgeloof die (stok)oude vrouwen aan elkaar uitwisselen en waarin ze hun jongere seksegenoten onderwijzen’.

    In een artikel in Volkskunde uit 1990 en in zijn hertaling uit 1992 is Dirk Callewaert (nochtans een doctor in de Germaanse Filologie) om moeilijk te begrijpen redenen veel te positief over de oude vrouwen in kwestie en legt hij veel te weinig nadruk op het satirische element. Hij heeft het onder meer over een boekje met wereldse kennis, beoefend door eenvoudigen van geest, maar toch voorgesteld als een leer, dat afrekent met de gepretendeerde betere afkomst, de schijnheiligheid en de valse geleerdheid van de mannen met gezag [ed. 1992: 38/77]. Callewaert gaat helemaal uit de bocht wanneer hij schrijft: ‘Nog altijd wordt Die Evangelien vanden Spinrocke door specialisten als een verzameling beuzelpraatjes verguisd. Ten onrechte!’ [ed. 1992: 79]. Waarbij in een kantnoot een heleboel van deze specialisten (met citaatjes) worden opgesomd. Die specialisten hebben natuurlijk wel gelijk.

    In hun recensies van de editie-1992 wezen Jozef D. Janssens, Paul Verhuyck en een zekere H.P. Callewaert dan ook scherp terecht. Verhuyck noteert daarbij venijnig dat Callewaerts studie door de Olbrechtsstichting ‘om een of andere reden’ bekroond werd in 1990, en H.P. stelt: ‘Er is geen sprake van, dat deze tekst opwelde uit het “volk” of speciaal de massa op het oog had. Veeleer valt hij in de traditie van het karakteriseren van quasi-boerse types of heksachtige oude vrouwen, die een achterlijk bijgeloof aangewreven krijgen. Die beweging komt uit de laatmiddeleeuwse burgerij, die zich aldus probeert te onderscheiden van en verheffen boven een bedreigende plattelandscultuur’.

    Het satirische gehalte van de tekst blijkt niet eens zozeer uit de ironische inleiding waarin die grote edelheit d(er) vrouwe(n) en(de) de grote duecht die va(n) he(m) coe(m)t [A2r] wordt vermeld, als wel uit het feit dat even later vermeld wordt dat de evangelien van het spinrokken hun oorsprong vonden in de nigromancien van koning Serastes (Zarathustra) [A2v]. Bovendien worden de zes dames die de spinavonden leiden, respectievelijk voorgesteld als een oude hoer [A5r], als een ex-leerlinge in de zwarte kunsten en een ex-hoer die nu een parochiepriester aan de haak heeft geslagen [B3r], als een koppelares [C3r], als een vrouw met ketterse roots [C6r], nogmaals als een koppelares [D3v-D4r] en als een dochter van een medicijnmeester [E1r]. Ook het gegeven dat de klerk als beloning seks mag hebben met één van de jongere aanwezige dames [A4r], stelt de vrouwen uiteraard in een bepaald daglicht. Ongetwijfeld omdat af en toe ook de clerus op de korrel genomen wordt (zie de parochiepriester die zijn meid ‘dag en nacht de biecht afneemt’), kwam het boek in 1570 op de Index terecht [ed. 1910: 12].

    Receptie

    Stadsliteratuur, waarin de oude vrouw als negatief zelfbeeld binnen de burgermoraal fungeert. Er is een nauw verband met Brugge (zie de Brugse druk van Mansion in het Frans, en zie onder meer ook het verhaal van de ooievaar-mens op het einde). Opvallend is dat de Middelnederlandse tekst vaak minder pikant is gemaakt dan de Franse versie van Mansion [ed. 1910: 6]. Als het gaat over een vrouw die in bed op de verkeerde manier over haar man kruipt, dan luidt het in het Frans van 1480: s’il a aucun membre roide qu’il se amollira … [als bij hem een bepaald lid stijf is, dan wordt dit slap … ], en in het Middelnederlands: Al had hi eenigen lust om haer vrienscap te doen het soude hem vergaen …

    Profaan / religieus?

    Manifest profaan.

    Aantekeningen

    Mertens/Torfs VI 1976: 517-518, verwijzen naar een ‘punt’ uit de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwe-ommegang van 1564, met als titel Der Vrouwen Spinninge. De spinsters bedrijven naar verluidt boerdelijcke acten met de jonghe ghesellen die daar ook gekomen zijn. Dit punt was de uitbeelding van een typische spinavond. Hoofdthema van het punt was de bloeiende textielnijverheid, het flirten met jongens was slechts een zijdelings motief.

    Van Boheemen e.a. 1989: 140-145, signaleert kerkelijk verweer tussen 1500 en 1800 tegen ‘gemengde samenkomsten van jongeren’, onder meer spinningen geheten.

    Logghe 1992: 15-16, signaleert dat er nog in de zeventiende eeuw kerkelijk protest is tegen spinningen, waarop vrouwen en meisjes ’s avonds gezellig samenkomen om te spinnen. Jongens maakten de meisjes het hof, men zong liederen en vertelde verhalen die vaak weinig aansloten bij het christendom.

    Verwijzingen naar de Evangelien vanden Spinrocke in de laatmiddeleeuwse literatuur zijn onder meer de volgende …

    De Roovere ed. 1955 (vóór 1482)
    - 329 (verzen 17-18). Vroed rederijkersrefrein over roddelaars: Die vele clapt, clapt dickwils tontije / Ten zijn oock al Euangelien niet. Een verwijzing naar het ironische gebruik van de term ‘evangelie’ met als connotatie ‘pseudo-waarheid, leugens’.

    Bijns ed. 1875 (1528)
    - 31 (Boek I, refrein 9, strofe d, verzen 5-14). Vroed rederijkersrefrein. Kritiek op vrouwen van lage komaf die zich met het geloof willen bezighouden: Waer sullen wij nu de doctorinnen laten? / Studeerdense min, tsou hem aen tspinnen baten. / Maer sij willen oock al disputeren / En argueren, / Devangelie uut legghen en exponeren / Bij haer commeren, noyt meerder abuys. / Tes wonder wat sij al practiseren; / Sij tribuleren, den goeden sijn sij een cruys, / Sij houden ooc scole binnen haer huys. / Noyt arger gespuys en quam uut neste.
    - 53 (Boek I, refrein 14, strofe u, verzen 12-13). Vroed rederijkersrefrein. Staet de wijsheit nu op spinsters en baghijnen, / So gaet dat geloove wel op plattijnen.
    - 57 (Boek I, refrein 15, strofe e, verzen 2-3). Vroed rederijkersrefrein. Spinsters, naeysters, malloten en danten, / Dit sijn Godwouts nu al doctorinnen.
    - 84-85 (Boek I, refrein 22, strofe g, verzen 3-4). Vroed rederijkersrefrein. Men gelooft precaren oft observanten niet, / Maer den spinroc devangelie exponeert.

    dOnghelycke Munte ed. 1920 (1530)
    - 261 (verzen 614-617). Rederijkersspel. Den Daghelicxschen Snaetere (een appelwijf) zegt: By Lo ende jc ghaen spinnen een rocke / Hyeuwers by vergharynghe van mannen of wyfuen. / Want den Snaeter zal den Snaeter blyfuen / Wyen lief wyen leedt jc en cansme niet wachten. Associatie van spinavonden met geroddel en onwetende klap van gewoon volk.

    De bekeeringe Pauli ed. 1992 (circa 1550)
    - 1r-1v (verzen 31-49). Rederijkersspel. De sinnekes in een blijkbaar ernstige referentie aan de evangelien vanden spinrocke. Het ene sinneke is met zijn spinnen bij vrouwen geweest die over het evangelie spraken. Dat vinden de sinnekes maar niets, want zij haten het evangelie.

    De Const van Rhetoriken ed. 1986 (1555)
    - 133-135. Zotte rederijkersballade op de stok ‘comt alle ter spinninghe’. Een vrouwensatire met duidelijke referenties aan de Euangelien vanden Spinrocke.

    Testament Rhetoricael II ed. 1979 (1561)
    - 72 (fol. 190r, vers 22). Vroed rederijkersrefrein op de stok ‘De Waerheyt des Euangelys laet by hu blyfuen’: schuut oudewyfsche fabulen wilt waerheyt spreken.

    Persoonlijke aantekeningen

    Ondanks het feit dat de Middelnederlandse versie vaak terughoudender is dan de Franse, bevat zij toch nog genoeg dubbelzinnigheden om interessant materiaal te leveren voor het onderzoek naar de erotische symboliek circa 1500. De toegepaste techniek is meestal de volgende: één van de zes vrouwelijke ‘evangelisten’ debiteert een of ander bijgeloof, waarna dit in de commentaar (de glose) vanwege één van de andere vrouwen een dubbelzinnig-erotische draai krijgt.

    Zo zegt mevrouw Abonde in het 2de kapittel van de derde dag dat wie flerecijn wil vermijden, geen vlees van een kat of een beer mag eten. Waarop Beerte Corthiele (een naam die zelf al een knipoog bevat: vrouwen met korte hielen vallen immers makkelijk achterover op hun rug!) zegt dat daer tege(n)s goet waer te slapen op ten rugge den vrouwen ende den mans anders [dat een goede remedie daartegen ook is dat de vrouw slaapt op haar rug en de man andersom], waarmee natuurlijk de coïtus bedoeld wordt [ed. 1910: C3r]. Van dit soort dubbelzinnigheden zit de tekst vol. De onderliggende boodschap is uiteraard dat oude wijven niet alleen bijgelovig, maar ook geil zijn.

    Geraadpleegde lectuur

    - Luc. Debaene, De Nederlandse Volksboeken. Ontstaan en geschiedenis van de Nederlandse prozaromans, gedrukt tussen 1475 en 1540. Antiquariaat Merlijn, Hulst, 1977 [onveranderde herdruk van de uitgave Antwerpen 1951], p. 268.

    - G.P.M. Knuvelder, Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde, deel I. L.C.G. Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1970 (5de, geheel herziene druk), p. 420.

    - Dirk Callewaert, “Die Evangelien vanden Spinrocke metter glosen bescreven ter eeren vanden vrouwen”, in: Volkskunde, jg. 91, nr. 4 (oktober-december 1990), pp. 261-274.

    - M.A. Schenkeveld-Van der Dussen (red.), Nederlandse Literatuur, een geschiedenis. Martinus Nijhoff, Groningen, 1993, p. 117 [tekst van Herman Pleij].

    - Jozef Janssens, De middeleeuwen zijn anders. Davidsfonds, Leuven, 1993, pp. 131-137.

    - R. Van Daele, Ruimte en naamgeving in Van den Vos Reynaerde. Secretariaat van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent, 1994, p. 345 (noot 452).

    - Orlanda S.H. Lie, “Hoerenwijsheid: de Middelnederlandse Evangelien vanden spinrocke”, in: Madoc, jg. 21, nr. 3 (najaar 2007), pp. 169-179.

    - Herman Pleij, Het gevleugelde woord. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1400-1560. Bert Bakker, Amsterdam, 2007, pp. 618-620.

    Recensies van de editie-1992

    - Jozef D. Janssens, “Laatmiddeleeuwse zelfhulpgroep. Verhalen van winterse spinavonden, in: Standaard der Letteren, nr. 2103 (29 augustus 1992).

    - Paul Verhuyck, in: Boekengids, jg. 71, nr. 1 (januari 1993), p. 56.

    - H.P., in: Bijdragen en Mededelingen tot de Geschiedenis der Nederlanden, deel 109 (1994), afl. 2, pp. 337-338.

    [explicit 30 augustus 2007]

    23-09-2011 om 23:34 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 23/11-29/11 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 28/10-03/11 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 14/08-20/08 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs