Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
Tsja, dit kan je echt wel zonder veel problemen een mislukte film noemen, deze onder een luizig scenario en onhandige montage gebukt gaande aanklacht van Herzog tegen de slavernij. De hoofdrol is weggelegd voor Klaus Kinski (die vier jaar later, in 1991, zou overlijden). Hij speelt deze keer een Braziliaanse bandiet, met de bijnaam Cobra Verde. De eerste twintig minuten lijken wel gemonteerd door een kleuter en zijn dan ook nauwelijks of niet te volgen. Op een bepaald moment komt Cobra Verde als opzichter terecht bij een onsympathieke eigenaar van suikerrietplantages (we zitten overigens in de negentiende eeuw), maar als hij diens drie dochters heeft zwanger gemaakt, stuurt men hem naar West-Afrika om slaven op te halen, wel wetende dat de plaatselijke negerkoning waanzinnig is en dat Cobra waarschijnlijk zal vermoord worden. Deze laatste neemt echter zijn intrek in een oud Braziliaans fort nabij het strand en slaagt erin de slavenhandel weer op gang te krijgen.
Vervolgens valt hij om onduidelijke redenen in ongenade maar dan komt de (ook al waanzinnige) broer van de koning in opstand en wordt Cobra gered. Nadat hij met een leger amazones (merkwaardige beelden: een heel strand gevuld met honderden topless negerinnen) de oude koning heeft verslagen, wordt hij zelfs viceroy. Even later worden we nog getrakteerd op een totaal niet-functioneel koortje van halfnaakte, wulps in de lens blikkende tienernegermeisjes, waarna Cobra alweer om onduidelijke redenen in ongenade valt, maar dan blijkt de slavenhandel afgeschaft te zijn en in Brazilië heeft men hem al die tijd bedrogen (geen geld op zijn bankrekening gestort). Cobra probeert tevergeefs een grote sloep in zee te trekken, terwijl een afschuwelijk door polio verminkte neger staat toe te kijken. Een tekst op het scherm zegt: The slaves will sell their masters and grow wings, en tijdens de eindgeneriek komt dat frivole koortje blote negerinnetjes nog een extra nummertje brengen.
Het slaat eerlijk gezegd allemaal als een tang op een varken zodat het lijkt alsof de regisseur van deze film één of meerdere vijzen los had staan toen hij deze beelden inblikte (er komen overigens ettelijke waanzinnige personen in de film voor: in het begin een gebochelde knaap die een café runt, die negerkoning, de broer van de koning en Kinski loopt zelf ook rond alsof hij ze niet alle vijf meer op een rij heeft). Met deze Cobra Verde liggen de betovering en de poëzie van Aguirre in elk geval vér achter ons.
Quotering: **
(16 augustus 2008) (dvd bib Brecht)
De sequel van Frits & Freddy, even gematigd-amusant als zijn voorganger en met dezelfde zwakke punten. Het scenario (net als de vorige keer van Marc Punt die ditmaal ook regisseerde) is opnieuw bijzonder magertjes. Van Freddy is geen spoor meer (behalve heel even een foto aan de muur): Frits (Peter Van Den Begin) woont nu ergens in de Lommelse Sahara samen met zijn neef Franky (Sven De Ridder), de zoon van tante Jos (Reinhilde Decleir), die zelf ook in de buurt woont. Op een dag rijdt een Hollands gangstermeisje met een gestolen auto (en een tas vol gestolen geld in de koffer) pardoes in het meertje waar Frits en Franky zitten te vissen. Zij brengen het gangstermeisje weg en maken zich meester van de tas om er een tijdlang de bloemetjes mee buiten te zetten. Het geld wordt overigens hoofdzakelijk besteed aan het regelmatig laten overkomen van een (Hollandse) callgirl, Jolien (een zoetsappige Eva Laurenssen die we een paar maal in lingerie kunnen bewonderen), waarop Franky al gauw verliefd wordt. Daar komt natuurlijk uiteindelijk niets van in huis, al blijft onze Jolien begripvol en vriendelijk tot het einde, en ondertussen komen de Hollandse gangsters én de politie af en toe onrust veroorzaken. Ten slotte gaat tante Jos (tante Jos!) met het overgebleven geld lopen en formuleert Frits wat de moraal van het verhaal moet voorstellen: dat geld wel degelijk gelukkig maakt, omdat ge dan aan iedereen uw bloot gat kunt laten zien en foert kunt zeggen tegen de wereld.
Veel soeps is die plot dus inderdaad niet (halverwege maken F & F ook nog een kort reisje naar Griekenland, maar dat is helemaal knudde en lijkt verdacht veel op een snoepreisje voor de filmcrew) en tot onbedwingbare lachbuien geeft deze komedie geen aanleiding, doch net als met Frits & Freddy het geval was hangt er constant een koddig sfeertje over de film. Dat is onder meer te danken aan de geslaagde komische wisselwerking tussen Van Den Begin en De Ridder, aan de sappige Antwerpse dialogen en aan het uitspelen van de tegenstellingen tussen Hollanders en Belgen. Alle beperkingen in acht genomen, dus toch nog goed voor anderhalf uur complexloos entertainment.
Quotering: ***
(29 november 2014) (opgenomen van VTM)