Inhoud blog
  • Test
  • BOEK: De Bourgondiërs (Bart Van Loo) 2019
  • BOEK: Sinuhe de Egyptenaar (Mika Waltari) 1945
  • BOEK: Dwaal zacht (Lore Mutsaers) 2019
  • BOSCH: Higgs Strickland 2016
    Zoeken in blog

    Over mijzelf
    Ik ben Eric De Bruyn
    Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
    Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
    Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
    WEMELDINGEN
    Tijd is ruimte in beweging
    13-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Willem Elsschot - Man van woorden (Martine Cuyt) 2004

    WILLEM ELSSCHOT – Man van woorden (Martine Cuyt) 2004

    [Meulenhoff-Manteau, Antwerpen-Amsterdam, 2004, 278 blz.]

    Martine Cuyt, boekenredactrice van de Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg, heeft voor dit boek een heleboel mensen gesproken en geïnterviewd die Willem Elsschot van nabij gekend hebben: familieleden, vrienden, kennissen, literaire collega’s. Zelfs één van zijn minnaressen, een zekere Liane Bruylants, zelf ooit een onbetekenend Antwerps dichteresje, maar naar de foto van omstreeks 1944 te oordelen, wel een knap ding in haar jonge tijd. Zij vertelt zonder blad voor de mond dat ze met Fons De Ridder vaak ging wandelen in de hoerenbuurt, ‘door het decor van Het Dwaallicht’, en dat zij met hem ging kameren in hotelletjes. Over de eerste keer dat zij dat deden, luidt het: ‘De daad op zich was niet zo geweldig. Hij gaf toe dat hij, toen hij jonger was, veel potenter was geweest. Zijn leeftijd speelde hem parten’ [p. 89]. Elsschot was toen zestig jaar, Liane zevenentwintig!

    Dàt soort boek is dit dus: heel anekdotisch, heel oppervlakkig, maar anderzijds soms wel pikant en eigenlijk nooit vervelend. Als men houdt van de boeken van Elsschot, dan is het ook interessant om de vent achter de vorm te leren kennen, zeker in dit geval, want Elsschot was een schrijver die veel autobiografische dingen in zijn romans verwerkte. En ook los daarvan is het zijdelings boeiend om bijvoorbeeld te vernemen hoe laag Elsschot de romans van Hugo Claus ophad, hoe hij in onmin leefde met Gerard Walschap (die tegenover hem woonde in de Lemméstraat) omdat de zoon van Walschap (Lieven) een relatie had met Anna, de veel oudere én getrouwde dochter van Elsschot, dat hij de laatste jaren van zijn leven huidkanker had en stierf op 31 maart 1960. Zijn vrouw Fine, die ooit het dienstmeisje was van zijn ouders (De Ridder maakte haar zwanger en huwde haar pas na vijf jaar), stierf enkele uren later (op 1 april 1960).

    In een recensie in De Standaard der Letteren [9 december 2005, p. 7] naar aanleiding van een nieuwe editie van Elsschots Verzameld Werk, schreef Peter Vandermeersch (toen hoofdredacteur van De Standaard) terecht: ‘Cuyts boek heeft weinig ambitie, is (soms té) anekdotisch, maar leest prettig weg’. Zeer ten onrechte vervolgt hij echter: ‘Daarbij steekt de veel te pretentieuze en “onthullende” biografie van Jan van Hattem schril af. Het vuistdikke boek is te polemisch en te betweterig. Het zegt meer over de biograaf dan over zijn onderwerp. Het ware beter niet geschreven’. Van pretentie gesproken! Die Van Hattem moeten ze in bepaalde (vriendjes)kringen echt niet hebben, blijkbaar. Dat Van Hattems boek in werkelijkheid honderd keer interessanter en belangwekkender is dan dat van Cuyt (een boekje dat iedereen in feite kan samenstellen die een pen kan vasthouden), blijkt zonneklaar uit onze bespreking van Van Hattems Willem Elsschot – Mythes bij het leven (zie aldaar). De bottomline van dit alles is echter: Elsschot blijft boeien, bijna vijf decennia na zijn dood.

    Quotering: *** [explicit 8 juli 2007]

    13-07-2014 om 18:43 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Tsjip (Willem Elsschot) 1934

    TSJIP (Willem Elsschot) 1934

    [Roman, Em. Querido’s Uitgeverij, Amsterdam, 1975 (15)]

    Na de goede ontvangst van Kaas had Elsschot de smaak van het schrijven opnieuw te pakken want een jaar later is er alweer een nieuw boekje van hem op de markt. Tsjip begint met een Opdracht waarin Elsschot het schrijven van een boek vergelijkt met het maken van een reis naar een paradijs ‘waar een gouden vogel jubelt, véél hoger dan de leeuwerik’. Dit gaat echter ten koste van het gezin en het werk en daarom belooft hij dat dit de laatste maal zal zijn. Gelukkig voor ons heeft Elsschot die belofte niet gehouden. In 1936 werd Tsjip herdrukt en toen werd achteraan het opstel Achter de schermen toegevoegd waarin de auteur op de voor hem zeer typische wijze uitgebreid die Opdracht bijna zin voor zin analyseert. Nogmaals blijkt hier dat Elsschot ten zeerste begaan was met het communicatiegehalte van de taal en zeer veel belang hechtte aan het juiste woord en de correcte formulering. Je zou zoiets verwachten van iederéén die literatuur produceert, maar: niet dus.

    Belangrijk in die analyse is de passage: ‘Ik heb vroeger gezegd dat men van in ’t begin het oog moet houden op het slotakkoord, waarvan iets door ’t hele verhaal geweven moet worden, als het leitmotief door een symfonie’ (Elsschot verwijst hier naar de inleiding die hij schreef bij Kaas). Dit principe wordt heel duidelijk ook toegepast in Tsjip, dat waarschijnlijk Elsschots meest autobiografische werk is en het verhaal brengt van het huwelijk van Frans Laarmans’ oudste dochter Adele met de Pool Bennek Maniewski. Adele en Bennek studeren beiden in Antwerpen en raken verloofd, maar na het eindexamen trekt Bennek weer naar Polen en blijft het gezin van Laarmans achter in onzekerheid omtrent de toekomst, ook al omdat de vader van Bennek per brief heeft laten weten niet van een relatie Bennek-Adele te willen weten. Die vader draait echter bij en er komt toch een huwelijk van, dat eerst in België (in beperkte kring) gesloten wordt, en dan in Polen. Het huwelijk voor de (Belgische) staat, ergens aan de Belgische kust, verloopt vlot, maar dan wil de atheïstisch opgevoede Adele toch ook in België voor de Kerk trouwen, wat door Laarmans met de Antwerpse parochiepastoor op één etmaal geregeld wordt (doopsel – instuderen van de christelijke dogma’s – biecht – huwelijk – vertrek naar Polen). Al snel wordt Adele in Polen zwanger en wordt er een zoontje geboren, Jan. En het is deze Jan Maniewski waar heel de tekst naartoe groeit, want het hoogtepunt van het boek is wanneer Laarmans zijn kleinzoon voor de eerste keer in de armen neemt en er de tuin mee inwandelt, alwaar de mussen hem op de bijnaam Tsjip brengen.

    Het abstracte thema is niets anders dan de vitalistische opkikker die de grootvader ervaart dankzij zijn eerste kleinkind. Laarmans, die naar aanleiding van de brief van die Poolse vader in het begin nog noteerde: ‘In ieder geval schijnt hij geen lul te zijn zoals ikzelf’ [p. 25] en die door het huwelijk van zijn oudste dochter de aftakeling van zijn gezin ziet inzetten, wordt op het einde als het ware herboren en zijn leven krijgt opnieuw betekenis: ‘Halleluja! Mijn Verlosser is gekomen. Hij zal mij met mijzelf verzoenen en mij genezen van al mijn kwalen. Door hem zal ik wedervinden waar ik radeloos naar zoek in het zand’ [p. 81]. Tegelijk maken we één van de zeldzame momenten mee waarop Elsschot een maatschappijkritische toon aanslaat (enkele jaren later zou hij het in Het been opnieuw doen): ‘Langs de baan zal ik hem onderrichten: dat hij veel doen moet van wat ik heb nagelaten en veel nalaten van wat ik heb gedaan; dat hij de gevulde hand moet afstoten; dat hij niet bukken mag voor ’t geweld, juichen noch rouwen op bevel van de machthebbers. Dat hij moet opstappen met de verdrukte scharen om vorsten en groten tot brij te vertrappen. Ik zal met hem het lied der bevrijding aanheffen en zo bereiken wij samen het land waar die gouden vogel jubelt, véél hoger dan de leeuwerik’ [pp. 82-83]. Interessant is dat die zin over het vertrappen van vorsten en groten in de Duitse vertaling van 1936 werd weggelaten, omdat de Duitse vertaalster moeilijkheden vreesde met de Duitse overheid (Hitler dus). Toen Tsjip en het vervolg De leeuwentemmer tijdens de Duitse bezetting voor het eerst samen verschenen (in het Nederlands) werd het bewuste zinnetje nochtans niét weggelaten, zonder gevolgen.

    Het lag dan ook helemaal niet in Elsschots bedoeling om wat of wie dan ook te provoceren (ook niet met die passage waarin de bevruchting van Maria door de H. Geest vergeleken wordt met Leda en de zwaan en waar de toen nog katholieke Marnix Gijsen en Gerard Walschap moeite mee hadden). ‘De verheerlijking van het alledaagsche. Ja, dat is het wel wat ik bedoeld heb in Tsjip’, schreef hij aan Jan Greshoff. Tsjip is een helder verwoorde, eenvoudige en ontroerende kleine roman die omwille van het nogal burgerlijke gegeven een stuk braver en ietwat meliger overkomt dan bijvoorbeeld Kaas of Lijmen, en vlak voor het verschijnen in 1934 schreef Elsschot dan ook aan diezelfde Greshoff: ‘Ik geloof dat Tsjip vooral in den smaak van de vrouwen zal vallen. Dat ondervond ik reeds bij Walschap en bij Gijsen. En nu weer bij Roelants. Zij worden, geloof ik, door hun vrouwen verplicht Tsjip de absolutie te geven’. Veel wordt echter goedgemaakt door die zeer herkenbare, voortdurend vol kleine geestigheden en cynische opmerkingen stekende stijl, die bij de lezer een sfeer van vertrouwenwekkende goedmoedigheid genereert. Wanneer Bennek naar Polen vertrokken is en het gezin verweesd achterblijft: ‘Enfin, Adele leeft. En dat is toch hoofdzaak’ [p. 36]. Of als Adele begint te wenen als zij op de piano aan het spelen is: ‘Toen ik het aan mijn vrouw vertelde begon die óók maar weer te huilen, alsof dat helpen kon’ [p. 42]. Of nog, als er dan eindelijk een brief uit Polen is gekomen en Laarmans’ vrouw hem voorleest: ‘Walter, Jan, Ida en ik staan in een halve kring om haar heen. Ida leest mee, bij wijze van controle, want wij willen niet verneukt worden’ [p. 73].

    Net als Kaas werd Tsjip indertijd dan ook zeer positief ontvangen. Jan van Hattem noteert in zijn Elsschot-biografie: ‘Het merendeel van de recensies maakt duidelijk dat de recensenten het over een ding eens zijn. Als Willem Elsschot al geen groot schrijver was, dan vestigde hij zich met zijn Tsjip definitief onder de groten’ [Van Hattem 2004: 250].

    Geraadpleegde lectuur

    - Wam de Moor, “Willem Elsschot. Tsjip / De leeuwentemmer”, in: Lexicon van Literaire Werken, augustus 2002, pp. 1-13.

    - Jan van Hattem, Willem Elsschot. Mythes bij het leven. Een biografie. Antwerpen-Amsterdam, 2004.

    Quotering: ***½ [explicit 31 juli 2005]

    12-07-2014 om 16:55 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: De Verlossing (Willem Elsschot) 1921

    DE VERLOSSING (Willem Elsschot) 1921

    [Roman. Teksteditie in: Willem Elsschot, Verzameld Werk. P.N. van Kampen en Zoon, Amsterdam, 1963 (6), pp. 161-248]

    Elsschots derde werkstuk, ‘weer groter van omvang en bewogener van inhoud (…) mag een bladzij heten uit de kroniek van clericalisme en anti-clericalisme op het Vlaamse platteland’, aldus Garmt Stuiveling. Wij vatten eerst de inhoud samen.

    De hoofdpersoon van De Verlossing is Pol Van Domburg die zich kort na zijn huwelijk met Sideria in het dorpje Groendal vestigt als winkelier. Hij vermoedt dat zijn eerste kind een bastaard is en slaat daarom regelmatig zijn vrouw. Dat eerste kindje sterft al jong, en daarna worden er nog drie dochters geboren. Doordat Pol toevallig kennismaakt met het jonge zoontje van de plaatselijke graaf (de eigenaar van alle grond en huizen in Groendal behalve het huis van de pastoor) slaagt hij erin via het inpalmen van dat kereltje zijn huis en de grond eromheen voor een appel en een ei te kopen. Dan sterft de oude pastoor en komt er een nieuwe, meneer Kips, een man met slechts één oog en een karakter van beton. Kort na zijn aanstelling komt de schoonbroer van Pol met een aantal kameraden vanuit de stad propaganda maken voor de socialisten (de verkiezingen komen eraan), maar zij worden door Kips propertjes wandelen gestuurd. Doordat die schoonbroer Pol bij het vertrek groet, is Pol (die zich daarvoor al weinig katholiek gedroeg) ernstig gecompromitteerd en dat leidt al snel tot een confrontatie met de nieuwe pastoor en tot een onverbiddelijke vete. Door tégen Pol te preken en de plaatselijke onderwijzer een nieuwe winkel te laten openen, zorgt Kips ervoor dat niemand nog bij Pol koopt en deze ziet zich gedwongen zijn winkel in een (slecht draaiende) herberg te veranderen en verder aan de kost te komen als aannemer.

    De jaren verlopen en de twee oudste dochters van Pol trekken beiden – tot grote ergernis van Pol – naar het klooster. De jongste, Anna, blijft thuis. Pol tracht zijn verhaal te halen, eerst bij de bisschop en dan bij de jonge (ondertussen volwassen geworden) graaf en diens vader: alles tevergeefs. Pols gezondheid begint ten gevolge van deze situatie snel bergaf te gaan en op een dag ligt hij op sterven en laat hij pastoor Kips komen. Deze kan niet weigeren en begeeft zich zeer tegen zijn zin naar de kamer van de stervende, alwaar Pol hem met een geweer neerschiet. Terwijl Kips kreunend aan het sterven is, roept Pol luidkeels om een priester en Anna loopt in het midden van de nacht om een pater van de naburige abdij, maar deze komt net te laat. Pol sterft zonder gebiecht te hebben.

    Na de dood van Kips en Pol opent Sideria opnieuw haar winkeltje, maar vijf maanden later sterft ook zij. Dochter Anna, die het huis geërfd heeft, verhuurt de ene helft en gaat zelf in de andere helft wonen. Anna, altijd al een vrome maagd, ontwikkelt zich nu tot een echte kwezel en wordt lid van de door de nieuwe pastoor opgerichte Congregatie der Heilige Maagd Maria. Zij gaat een aantal keren op bedevaart en bezoekt één van haar zusters in het klooster (de andere zit in de Kongo). Doordat het te laat geworden is, blijft zij overnachten bij haar oom in de stad (de socialist van het incident indertijd) en zo leert zij haar neef Frits kennen. Die komt met zijn vrouw Ida en zoontje Willem een tijd bij Anna logeren. Anna, die goed met het drie jaar oude ventje overweg kan, profiteert van de situatie om op een dag Willempje te laten dopen (door de pater die net te laat bij haar stervende vader arriveerde). Zij beschouwt deze daad als ingegeven door God en als de beste manier om haar vader uit het vagevuur te verlossen.

    Ofschoon De Verlossing een volwaardige roman is en geschreven werd in de typische Elsschot-stijl (zakelijk-koel en cynisch en toch met de nodige mild-begrijpende humor), weet het werk net zo min als zijn voorganger, Een Ontgoocheling, volledig te overtuigen. Het verhaal van Pol Van Domburg en Kips op zichzelf is nog wel redelijk geslaagd te noemen, al duiken er ook hier al enkele momenten op waarbij Elsschot niet de juiste toon weet te treffen, zoals wanneer hij (zeer weinig functioneel) uitgebreid begint te citeren uit het oude medische handboek (Den Lust der Medicijnen) dat Pol raadpleegt in verband met zijn ziekte [pp. 210-212: bladzijden die sterk de indruk geven bladvullerij te zijn), of nog wanneer hij beschrijft hoe de dorpsvrouwen nieuwsgierig zijn naar de juiste omstandigheden van de moord en hij zijn cynisme iets te ver drijft: ‘Een derde wilde de plaats zien waar Kips was gevallen en zocht op de trap naar een laatste spoor van zijn bloed. “Hier zit nog wat aan,” meende ’t mens, en zij wees op een restant van een laag rode verf, die afgesleten was. Zij ging er bijzitten, krabde met de wijsvinger tot zij een schilfer had, rook er aan en trok de neus op’ [p. 234]. Die laatste zin is er te veel aan.

    Wanneer echter na de dood van Pol en Kips Anna plots de hoofdpersoon van de roman wordt (Anna, die daarvoor nauwelijks aan bod kwam), dan wordt dit door de lezer wel degelijk ervaren als een irritante breuklijn in de plot en als dit staartje van het boek dan ook nog voor niets anders blijkt te dienen dan voor het spuwen van wat anti-katholieke gal en het serveren van een bijzonder weinig overtuigende afloop (de Verlossing van Pol via het doopsel van dat kereltje), dan krijgt diezelfde lezer het ongemakkelijk stemmende gevoel dat Elsschot hier naar het einde toe de pedalen danig verliest. Dat Elsschot vooral in dit laatste deel overigens serieus tegen de schenen van de katholieken aan het stampen is (anno 1921!), blijkt onder meer uit een passage als de volgende (in verband met de door Anna ondernomen bedevaarten): ‘Zo ging zij naar Lourdes, waar zij met eigen ogen gezien heeft dat een lamme aan ’t dansen ging en dat een ontzaglijk kropgezwel geheel wegsmolt onder ’t bidden, en naar Rome waar zij gezegend werd door een schim die op een troon zat en die men beweerde de paus te zijn. Na Rome spaarde zij twee jaar lang en ging eindelijk naar Jeruzalem, waar nagels verkocht werden die afkomstig waren van ’t kruis’ [p. 238].

    De Verlossing, een slechts half geslaagde roman, wordt niet tot de belangrijkste werken van Elsschot gerekend, en in feite liet in 1921 weinig of niets vermoeden dat deze auteur twee jaar later een meesterwerkje als Lijmen uit de pen zou laten vloeien. Naar Elsschots roman werd in 1974 een TV-film gemaakt door Walter van der Kamp.

    Geraadpleegde lectuur

    - Garmt Stuiveling, Willem Elsschot. Monografieën over Vlaamse Letterkunde – nr. 16, Brussel, 1960, pp. 12-14.

    Quotering: (een beleefde) *** [explicit 3 april 2002]

    11-07-2014 om 18:21 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Lijmen (Willem Elsschot) 1924

    LIJMEN (Willem Elsschot) 1924

    [Roman. Er werd gebruik gemaakt van de licentie-editie in de reeks Grote Lijsters – jaargang 1996, Wolters-Noordhoff/Wolters Plantyn, Groningen-Deurne, 1996]

    Enkele jaren na het eerder matige De Verlossing is het dan plots zover: Elsschot produceert voor de eerste maal een absoluut meesterwerkje. De inhoud van deze klassieker uit de twintigste-eeuwse Nederlandse letterkunde mag men geredelijk als bekend veronderstellen. Het gaat in feite om een raamvertelling. De verder anonieme ik-figuur ontmoet in een café toevallig een oude vriend, Frans Laarmans, die vervolgens bij hem (Laarmans) thuis uitgebreid en tot in de kleinste details het verhaal vertelt van zijn ontmoeting met Charles Boorman en diens professionele bezigheid, het lijmen. Reeds op de derde bladzijde van het boek wordt dit fenomeen bij de (nog niet begrijpende) lezer geïntroduceerd:

    ‘Nu ja, lijmen. De mensen bepraten en dan doen tekenen. En als zij getekend hebben, krijgen zij het ook werkelijk thuis.’

    ‘Wat krijgen zij dan thuis, Laarmans?’ vroeg ik, want ik wilde alles weten.

    ‘Hun exemplaren,’ zei de man. Hij lachte weer. ‘Exemplaren van het Wereldtijdschrift,’ verklaarde hij nader. [p. 9]

    Laarmans vertelt dan dat hij door Boorman werd aangenomen als diens secretaris en toekomstige opvolger en gaandeweg komt de lezer tot het inzicht dat deze Boorman verkoper is van gebakken lucht: als directeur van het Algemeen Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen zoekt hij kleine en grote handelaars op, schrijft over hun zaak een louter uit holle frasen en loftuiterige clichés bestaand artikel dat gelardeerd wordt met veel foto’s en probeert dan zijn slachtoffers te overhalen tot het aankopen van zoveel mogelijk exemplaren van het Wereldtijdschrift (die zij dan vervolgens voor reclamedoeleinden kunnen gebruiken).

    In drie fasen, in feite evenzovele klaroenstoten die het Grote Evenement aankondigen, leren wij deze deontologisch verre van correcte handelwijze beter kennen. Eerst is er de zaak van de Gentse begrafenisondernemer Korthals die Boorman op kosten jaagt naar aanleiding van het overlijden van diens schoonzuster maar vervolgens door Boorman teruggepakt wordt omdat hij reclame maakt met twee automobielen, één voor dodenvervoer en één voor ziekenvervoer, waarbij het echter om één en hetzelfde voertuig blijkt te gaan. Boorman komt als absolute triomfator uit deze zaak te voorschijn. Vervolgens moet hij nochtans twee tegenslagen incasseren. Tijdens Boormans afwezigheid ontvangt Laarmans een zekere meneer Wilkinson die op het punt staat een grote bestelling te doen, maar nog net op tijd kan terugkrabbelen doordat hij ontdekt dat Laarmans de enige werknemer is op de redactiekantoren van het Wereldtijdschrift. En wanneer Boorman en Laarmans de beddenverkoper Charles Van Ganzen proberen te lijmen, blijkt dat deze Boorman en zijn trucjes meteen doorheeft.

    De tweede helft van de roman is volledig gewijd aan de zaak Lauwereyssen. De firma Lauwereyssen is een in keukenliftjes gespecialiseerde smidse die gerund wordt door een oude dame met een ziek been en haar wat simpele broer. Die broer blijkt echter meer gezond verstand te hebben dan zijn zuster, want deze laatste laat zich door Boorman compleet inpakken en bestelt niet minder dan 100.000 exemplaren van het Wereldtijdschrift. Wat zij daarna ook spartelt, de 100.000 worden geleverd en nog jarenlang moet zij in maandelijkse termijnen afbetalen. Waarbij Laarmans als oefening iedere keer het geld ter plaatse moet gaan ophalen. De raamvertelling wordt gesloten wanneer Laarmans meedeelt dat hij het Wereldtijdschrift van Boorman heeft overgenomen. Hij vraagt nu aan de ik-figuur of deze op zijn beurt secretaris van het Wereldtijdschrift wil worden, maar deze laatste vlucht walgend het huis uit.

    Elsschots vierde roman illustreert op een grandioze en cynische wijze de hypocrisie, het bedrog en de immoraliteit die het zaken- en reclamewereldje regeren. Dat gebeurt zo knap dat een aantal ingrediënten van de roman ondertussen klassiekers in het genre zijn geworden: het patserige pseudoniem dat Laarmans van Boorman krijgt (Teixeira de Mattos), de brallerige naam van Boormans tijdschrift en bijvoorbeeld ook het hilarische Museum van Inlandse en Uitheemse Voortbrengselen, het zijn stuk voor stuk goddelijke schoten in de roos van de sociale satire. Heerlijke, leerrijke en herlezenswaardige bladzijden in dat verband zijn de pagina’s 60-70 waar Boorman Laarmans aan de hand van een soort vooroorlogse Gouden Gids op het spoor brengt van te lijmen handelaars en op onnavolgbare wijze de commerciële trucjes en kleine kantjes van hun publicitaire woordenkramerij blootlegt. En dat eindigt dan met de volgende treffende (en bovendien ook heel goed geschreven) passage:

    ‘Dat alles komt van de ijdelheid, de Mattos. Ieder wil nummer één zijn of ten minste doorgaan voor nummer één. De meesten gaan er nog liever voor door dan zij er op gesteld zijn het werkelijk te wezen. Jezus Christus, die gepraat heeft als had hij de wijsheid in pacht, heeft daar niets aan veranderd. En daar de massa van die duivel bezeten is, richten de sluwe jongens van de negotie er zich op in. Ieder van hen slaat ergens zijn tent op, steekt een bord uit als een regenboog en brengt de grammofoon van de publiciteit aan ’t zingen. Alles schittert, alles is goed, alles is beter dan elders. Af en toe gaat er wel een naar de kelder, maar met een slag van zijn staart komt hij weer aan de oppervlakte, zolang er enige veerkracht in zit. En van die pientere broederschap moet ik het nu hebben. [pp. 70-71]

    En dan heel cynisch, een bladzijde verder: ‘Betrouw niet op God, de Mattos. Wees beleefd tegen je klanten, want het zijn je vijanden, vergeet het niet. Zij laten slechts los wat je ze ontwringt en behouden alles waar je niet voor opkomt met je leven.’ [p. 72]

    Alfons De Ridder, alias Willem Elsschot, was anno 1924 natuurlijk heel goed geplaatst om dit gif met kennis van zaken te spuien, want zoals Lut Missinne ons meedeelt: ‘Met L. Leclercq richtte hij in 1919 een publiciteitsbureau op, “La Propagande Commerciale”, dat een Brusselse en een Antwerpse vestiging had. Elsschot zorgde voor de zaken te Antwerpen en woonde in een huis in de Lemméstraat, dat hij met de reclame had verdiend’ [Missinne 1994: 2].

    De roman Lijmen ligt ons overigens ook na aan het hart omdat we hem in ons eigen leven al meer dan één keer in het echt zijn tegengekomen. Na onze legerdienst werkten wij gedurende enkele maanden voor het Antwerpse, in transport gespecialiseerde vaktijdschrift Transport Echo en dat was eigenlijk het Algemeen Wereldtijdschrift revisited. Dat tijdschrift kon namelijk alleen overleven dankzij de reclamepagina’s, en wij moesten dan bijvoorbeeld naar Brussel trekken om daar een directeur van een vorkhefliftenfabriekje te gaan interviewen en vervolgens een zeer positief artikeltje pennen over dat fabriekje, met als enige bedoeling dat die directeur in één van de volgende nummers een bladzijde reclame voor zijn firma zou aankopen. En dan was er [gecensureerde passage] ...

    Bij zijn verschijnen in 1924 bleef het pareltje dat Lijmen is, merkwaardig genoeg grotendeels onopgemerkt in Vlaanderen en in Nederland, wat Jan Greshoff later de uitspraak ontlokte ‘dat er in Vlaanderen een meesterwerk kon verschijnen, voor een appel en een ei te koop, zonder dat benoorden de Moerdijk er zich iemand om bekommerde’. In een interview met De Morgen uit 2002 zei dochter Ida De Ridder in dat verband (over de tijd toen zij op het atheneum zat):

    'Thuis ben ik gaan zoeken naar zijn boeken en op de scheerzolder vond ik enkele exemplaren van de vier titels die tot dan toe verschenen waren: Villa des Roses, Een ontgoocheling, De verlossing en Lijmen. Tussen vuiligheid en rommel.

    Alsof hij zich schaamde?

    Nee, hij had afscheid genomen. Dat is de overschot, moet hij hebben gedacht. Er werd nooit meer over Elsschot gesproken. Alsof hij vond: ik heb iets geprobeerd en dat is niet gelukt. Maar geen schaamte. Hij was zich goed bewust van zijn kunnen en de grootheid van zijn werk. Maar het verkocht niet.'

    Leerzaam! Guido Goedemé heeft misschien een verklaring: ‘Elsschots nuchtere zakelijkheid, doordrongen van het kritische cynisme hem eigen, is bij het verschijnen van Lijmen een uniek verschijnsel in het Vlaamse literaire veld. Deze roman, reeds in 1924 geschreven volgens de inzichten van de Nieuwe Zakelijkheid, wekt vooralsnog bevreemding; het boek staat buiten een Vlaamse traditie. Daarom wordt het vrij laat algemeen als waardevol erkend. De vervreemding tegenover het buitengewone van Elsschots werkwijze en thematiek speelt in 1938 bij het verschijnen van Het been geen belangrijke rol meer’ [Goedemé 1989: 9]. En wellicht speelden anno 1924 ook de sneren naar Christus en God (zie de citaten hierboven) een belemmerende rol bij de receptie.

    Vandaag zijn Elsschot en zijn Lijmen echter terecht al lang gecanoniseerd. Het enige schoonheidsvlekje dat wij in deze roman aantreffen, is overigens het onbegrijpelijke gegeven dat in het begin van de roman Laarmans en Boorman om halftwee ’s nachts het café buitenstappen, en dat Boorman een tijdje later in het midden van de nacht nog telefoneert met Korthals in Gent alsof er niets aan de hand is [vergelijk pp. 12 / 26]. Voor de rest: niets dan lof voor deze knappe prestatie van Elsschot.

    Geraadpleegde lectuur

    - Guido Goedemé, “Willem Elsschot. Lijmen en Het been”, in: Lexicon van Literaire Werken, januari 1989, pp. 1-10.

    - Lut Missinne, “Willem Elsschot”, in: Kritisch Lexicon van de Nederlandstalige literatuur na 1945, november 1994, pp. 1-17.

    - Eric Rinckhout (interview met), “Elsschot is eigenlijk een vreemde voor mij. Ida De Ridder over haar vader Alfons De Ridder alias Willem Elsschot”, in: De Morgen / Boeken, 16 oktober 2002, pp. 12-13.

    Quotering: **** [explicit 7 april 2005]

    11-07-2014 om 18:11 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: La Vie d'Adèle (Abdellatif Kechiche) (F, 2013)

    LA VIE D’ADÈLE – Chapitres 1 & 2 (Abdellatif Kechiche) (Frankrijk, 2013)

    (170’)

    Ofschoon de film bijna drie uur duurt, is de plot (naar verluidt gebaseerd op een stripreeks van Julie Maroh) redelijk eenvoudig en rechtlijnig. De vijftienjarige Adèle, die op de middelbare school vooral in literatuur is geïnteresseerd, ontdekt na haar eerste seksuele ervaring dat ze meer van meisjes dan van jongens houdt en dat gevoelen wordt bevestigd als ze een tijdje later verliefd wordt op de enkele jaren oudere kunststudente Emma, een tomboy met blauw geverfde haren. Tussen Adèle en Emma ontstaat een relatie vol liefde, passie en lichamelijk genot die jaren blijft voortduren. Emma is ondertussen schilderes geworden en Adèle eerst kleuterjuffrouw, dan onderwijzeres. Al durft Adèle noch tegen haar ouders, noch op school iets verklappen over haar lesbische geaardheid: alles gaat goed.

    Tot meer en meer blijkt dat de sociaal-culturele context van Adèle en Emma toch nogal verschilt. Er waren in het begin al de wederzijdse etentjes met elkaars ouders die vrij stroef en ongemakkelijk verliepen, maar Adèle voelt zich steeds minder op haar gemak in de pseudo-intellectuele en aanstellerige kring van Emma’s artistieke vriendjes. Omdat Emma nogal vaak bezig is met haar carrière als kunstenares, gaat Adèle zich eenzaam voelen en dat drijft haar in de armen van één van haar (mannelijke) collega’s op school. Als Emma dat ontdekt, gooit ze Adèle – tot grote wanhoop van deze laatste – zonder pardon op straat. Jaren later spreken ze nog eens een keer af in een restaurant, waar ze aan een vrijpartij beginnen (want Emma heeft Adèle al lang vergeven en verlangt nog naar haar) die echter halverwege door Emma afgebroken wordt (want ze is nu met iemand anders). Adèle bezoekt nog wel een vernissage van Emma’s schilderijen, maar het geflirt van Emma met haar nieuwe partner en het bekakte gelul van de aanwezigen stoort haar, zodat ze al snel de galerie verlaat. Een vriendelijke allochtoon, waarmee ze op een feestje al een keer een goed gesprek had, loopt haar zoekend achterna, maar Adèle is reeds om de hoek verdwenen.

    Zou Abdellatif Kechiche, wiens vierde film dit is, zich met zijn Tunesische roots in dat allochtone personage geprojecteerd hebben? Het heeft weinig belang, net zomin als het feit dat de plot zich afspeelt in het Noord-Franse stadje Lille, waar wij toch een zekere band mee hebben, al was het slechts omdat het oorspronkelijk een Vlaamse stad was (kijk maar naar de straat waar Adèle op het einde doorloopt: de bouwstijl van die huizen is op-en-top Vlaams, niet Frans).

    Wat wel belang heeft, is dat we deze prent, die in 2013 de Gouden Palm van Cannes won, nu voor de tweede maal aandachtig hebben bekeken en dat wij nog steeds niet begrijpen waarom sommigen voor La Vie d’Adèle zo uit de bol gaan. Twee maal zagen wij een zeer degelijke prent die volledig – maar dan ook volledig – gedragen wordt door de uitstekende acteerprestaties van de twee hoofdrolspeelsters, Léa Seydoux als Emma en Adèle Exarchopoulos als Adèle. We moeten dit gegeven nogmaals beklemtonen, omdat Kechiche het hen niet gemakkelijk heeft gemaakt. En we hebben het dan niet over de twee veel te lang durende seksscènes met Emma en Adèle in het midden van de film, maar wel over het feit dat de regisseur niet alleen een voorkeur blijkt te hebben voor abrupte cuttings, maar ook voor het gebruik van de close-up. Wat van de hoofdactrices bijna constant het uiterste vergt, maar hun mimiek beheersen ze méér dan perfect. Léa Seydoux met haar zelfverzekerde glimlachjes die ze afwisselt met van die wazige en halfverslaafd ogende blikken opzij, maar vooral ook Adèle Exarchopoulos met haar onzeker heen en weer schietende oogopslagen en dat beteuterd openhangende mondje waardoor haar volle, sensuele lippen nog meer opvallen.

    Zouden sommigen deze film zo hoog aanslaan omdat ze heimelijk een crush hebben op deze Adèle? En als dat zo is, waarom ook niet, zoiets is toch niet verboden? Feit is dat zowel Emma als Adèle prima gecast zijn. En ook al gebeurt er niet echt zo heel veel in de film, vooral op het einde, tijdens dat lange tafelgesprek in het café wanneer Emma en Adèle weer even nader tot elkaar komen maar Emma van haar hart een steen maakt, zal menige toeschouwer het lastig krijgen om zijn of haar eigen emoties onder controle te houden, want die sequens is me eventjes ontroerend! Wat natuurlijk een pluim is op de hoed van de regisseur met tegelijk een dikke proficiat richting beide hoofdactrices.

    Niet alles in dit coming-of-age-verhaal (ja, het is er wéér een) heeft even veel impact en sommige scènes hadden korter gemogen, maar anderzijds is er toch over vele dingen nagedacht (in het begin het lezen van een boek van Marivaux bijvoorbeeld waarin op zoek wordt gegaan naar de psyche van de vrouw, of het lezen in de klas van een gedicht waarbij de vraag aan bod komt of de natuur slecht of goed is) en zitten er behalve die caféscène op het einde nog enkele onvergetelijke momenten in de film (Adèle die tegen haar zin oesters eet bij de ouders van Emma, de ruzie tussen Emma en Adèle). We blijven vinden dat de film met zijn 170 minuten iets te lang duurt en geven dus drie-en-een-halve ster. Maar toegegeven: wie zich meedogenloos laat inpalmen door het superspeciale snuitje van Adèle Exarchopoulos, zal misschien toch snel geneigd zijn om de film alsnog vier sterren te schenken.

    Quotering: ***½ (1ste visie: november 2013 – Kinepolis Antwerpen) (2de visie: 8 juli 2014 – dvd – bib Wuustwezel)

    09-07-2014 om 00:36 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Nymphomaniac I & II (Lars von Trier) (DK-D-F-B, 2013)

    NYMPHOMANIAC – Parts I & II (Lars von Trier) (Denemarken-Frankrijk-Duitsland-België, 2013)

    (113’ & 119’)

    Op een winteravond vindt Seligman, een Joodse vijftiger, de in elkaar geslagen nimfomane vrouw Joe in een steeg in de buurt van zijn huis en neemt haar mee naar binnen, waar hij luistert naar haar levensverhaal. De film is verdeeld in hoofdstukken, waarvan de titels telkens expliciet op het scherm verschijnen.

    In hoofdstuk I (The complete angler) zien we hoe Joe als vijftienjarige op haar eigen verzoek haar maagdelijkheid verliest bij een of andere nozem en hoe zij op de trein een wedstrijdje doet met haar vriendin B: om ter snelst zoveel mogelijk mannen verleiden. Wie wint, krijgt een zakje snoep. Bizar moment: de deftige man die op weg naar huis is om zijn vrouw te bevruchten, de ticketjes van Joe en B betaalt en tegen zijn wil zijn zorgvuldig opgespaarde zaad verliest in Joe’s mond. Dit hoofdstuk wordt telkens onderbroken door Seligman die dan (het dient gezegd: op een irritante wijze) metaforische parallellen begint te trekken tussen de vissport en Joe’s erotische escapades. In hoofdstuk II (Jerome) wordt Joe lid van een nimfomanenclubje met als motto mea vulva, mea maxima vulva (af en toe is Von Trier inderdaad wel eens koddig) en komt ze als secretaresse terecht in het drukkersbedrijfje van ene Jerome, een vroeger neukvriendje dat nu plots geen seks met Joe mag hebben en op wie ze een beetje verliefd wordt. Jerome trouwt echter en trekt naar het buitenland. In hoofdstuk III (Mrs. H) krijgen we een lange scène die op zich niet zou misstaan in een of ander provinciaal toneelstukje. Joe, die hele reeksen mannen neukt, geeft een getrouwde man om halfzeven de bons want om zeven uur komt er een andere kandidaat, maar de getrouwde laat een kwartier later zijn vrouw zitten en wil intrekken bij Joe. Een minuut later staat zijn vrouw daar met hun drie zoontjes en terwijl die andere kandidaat (een jonge kerel) er ook nog bijkomt, steekt die bedrogen echtgenote een lange, cynische litanie af die iedereen (inclusief de toekijkende filmzaal) met dichtgeknepen billen zit te bekijken.

    Hoofdstuk IV (Delirium) is plots gefilmd in zwartwit en hier maken we mee hoe de vader van Joe in het hospitaal sterft aan een delirium. Die vader, die ook in andere hoofdstukken van de film regelmatig begint te zeuren over bomen (vooral over de es en de eik) en over hoe ze in de winter op zielen lijken, doet heel de filmzaal keihard schrikken door plots heel hard en onverwacht de naam van zijn vrouw te roepen, maar even later (nadat Joe nog een paar werknemers van het ziekenhuis heeft gevogeld) is hij toch dood. Bij zijn lijk wordt Joe’s vagina nat (I lubricated!), wat nochtans een mooi shot oplevert, en Seligman komt ons nog wat vervelen met geleuter over Fibonacci-getallen. In hoofdstuk V (The Little Organ School) worden de seksavontuurtjes van Joe op een verschrikkelijk pedante en artificiële manier vergeleken met polyfone muziek, maar uiteindelijk ontmoet zij Jerome opnieuw en zij vormen een koppel. Deel I eindigt met een seksscène waarin Joe huilend zegt: I can’t feel anything.

    Ondanks enkele opmerkelijke en zelfs niet onaardige sequensen (de zaadman in de trein, Mrs. H) en de muziek van Rammstein in de begin- en eindgeneriek maakt dit eerste deel een bijzonder onsamenhangende en gaandeweg meer en meer vervelende indruk. Dat die Seligman met zijn irritante, pseudo-diepzinnig en pseudo-filosofisch geneuzel het verhaal voortdurend onderbreekt, is daar zeker niet weinig debet aan. Von Trier tracht de kijker wel wakker te houden via allerlei cinematografische gimmicks (die deels afgekeken zijn van Quentin Tarintino): het levensgroot op het scherm projecteren van de cijfers 3+5 (als die nozem drie maal in Joe’s maagdelijke kutje en vijf maal in haar kontje stoot alvorens klaar te komen), van sommige woorden, van een scorebord (het aantal mannen dat Joe en B verleiden op de trein) of van het maneuvreerpatroon wanneer Joe de auto van Jerome parkeert tussen twee andere wagens, en verder ook nog het plots terugspoelen van een scène (Joe en B wandelen door de gang van een treincoupé) of het gebruik van splitscreen (wanneer de drie lagen van polyfone muziek vergeleken worden met Joe’s vrijers). Een briljante indruk maakt het nochtans allemaal niet, en dan zwijgen we nog over het in flitsen tonen van – zonder uitzondering bijzonder lelijke – pornografische beelden, wat verschrikkelijk branieachtig-puberaal overkomt. Dat Charlotte Gainsbourg (die de volwassen Joe speelt) en Stacy Martin (de jonge Joe) allebei onaantrekkelijke magere sprieten zijn en op een ontzettend enerverend lijzig toontje praten, daar kunnen zij natuurlijk niet aan doen, maar alles tezamen maakte dat wel dat we na onze bioskoopvisie van deel I in januari nog weinig zin hadden om aan een bioskoopvisie van deel II ook nog eens geld te besteden. Gelukkig zijn er dvd’s en die kosten in de bibliotheek maar één euro.

    In deel II is er plots van Rammstein of van die cinematografische gimmicks geen sprake meer. Hoofdstuk V loopt nog even door. Joe is nog steeds samen met Jerome en betreurt dat ze geen orgasmes meer kan krijgen. In een flashback zien we hoe Joe tijdens een schoolreisje op twaalfjarige leeftijd leviteert terwijl ze een spontaan orgasme krijgt en tegelijk een visioen van Messalina (vrouw van keizer Claudius) en de Hoer van Babylon. Joe ontdekt ook dat Seligman een maagd is. In hoofdstuk VI (The Eastern and the Western Church, ondertitel: The silent duck) steekt Joe, die samen met Jerome een restaurant bezoekt, eerst een resem lepels in haar vagina, later wordt ze zwanger en baart met een keizersnede een zoontje (Marcel). Jerome vraagt Joe of ze ook andere mannen wil neuken en dan zijn we plots drie jaar later (vanaf nu neemt Charlotte Gainsbourg het over van Stacy Martin, wat de pornoscènes betreft natuurlijk met stand-in). Joe heeft op een hotelkamer halve seks met twee negers die echter in een of ander koeterwaals ruzie beginnen te maken met elkaar (een grappige scène, ondanks het brutaal in beeld brengen van de erecte zwarte lullen), we krijgen ook nog wat saaie gesprekken tussen Joe en Seligman en dan gaat Joe een aantal malen op bezoek bij een kerel die (blijkbaar gratis en op afspraak) masochistische vrouwen van het nodige geweld voorziet. Joe moet van hem een paardenzweepje kopen en krijgt ook nog een ander soort zweep als kerstcadeau en als zij op een keer veertig Romeinse slagen op haar billen krijgt, bereikt zij eindelijk weer een orgasme. Marcel ligt echter alleen thuis, Jerome ontdekt dat en gooit Joe buiten, het kind komt in een pleeggezin terecht.

    In hoofdstuk VII (The Mirror) krijgt Joe last van genitale bloedingen en wordt ze lid van een zelfhulpgroep voor seksverslaafden, waar ze na een tijdje kwaad wegloopt om vervolgens op de tonen van Talking Heads’ Burning down the house een auto in brand te steken. In het achtste en laatste hoofdstuk (The Gun) wordt ze een soort van criminele deurwaarder die op illegale wijze en met de hulp van geweld schuldenaars tot betalen moet dwingen. Eén van die schuldenaars is een pedofiel die Joe op de knieën krijgt door hem een verhaaltje te vertellen, waarna ze hem pijpt, want ze had medelijden met hem. Via één van de gesprekken met Seligman geeft Von Trier Joe dan de kans om een lans te breken voor alle pedofielen in de wereld die wel pedofiel zijn, maar daar een heel leven lang tegen vechten en niemand kwaad doen. Iemand van slechte wil zou kunnen vermoeden dat het een oratio pro domo is. Joe wordt stilaan rijker van haar job maar haar grote baas raadt haar aan een opvolgster te zoeken. Dat wordt een jong meisje uit een kapot gezin. Joe en het meisje kruipen al eens samen naakt in bed, het meisje wordt Joe’s opvolgster en Joe moet op een keer haar pistool afnemen.

    Op een andere keer blijkt Jerome de schuldenaar van dienst te zijn. Joe laat het vuile werk over aan P (zoals het meisje genoemd wordt) omdat zij nog verliefd is op Jerome, maar als P seks blijkt te hebben met Jerome, besluit Joe hem te doden met het wapen van P. De moordpoging (in de steeg bij Seligmans huis) mislukt echter omdat Joe het pistool vergat op te spannen en zij wordt door Jerome in elkaar geslagen. Vóór haar ogen neukt Jerome P nog even (hier zijn de cijfertjes weer: 3+5, al wordt nergens vermeld dat die Jerome iets afwist van de ontmaagding op Joe’s 15de) waarna P nog even bovenop Joe komt urineren.

    Laatste sequens. Joe besluit dat ze in haar verdere leven geen seks meer nodig heeft, Seligman zegt dat ze opgekomen is voor haarzelf als een man en een voorbeeld is voor alle verdrukte vrouwen in de wereldgeschiedenis en dan gaat Joe slapen. Wat later komt Seligman in zijn hemd opnieuw de kamer binnen en tracht Joe te penetreren. Joe schiet hem neer met het pistool (dat ze nu niet vergeet op te spannen).

    Alleen al de samenvatting van de plot van deze film toont aan dat alles met haken en ogen aan elkaar hangt, van de hak op de tak springt en dus op de duur (in het tweede deel nog veel meer dan in het eerste) mateloos gaat vervelen, ondanks de constante pogingen van de regisseur om de toeschouwer te epateren met pornografische scènes en situaties (die overigens ofwel genant, ofwel puberaal overkomen, nooit opwindend). Von Trier (die de plot zelf verzonnen heeft) toont hier volgens ons nogmaals dat hij een warhoofdige sofnar is die weliswaar af en toe wel een leuk narratief of visueel ideetje heeft, maar niet in staat blijkt daar een kunstig geheel mee te breien. Bovendien werpen sommige elementen uit deze film onvermijdelijk de vraag op of die Lars Von Trier ze wel allemaal op een rijtje heeft in zijn bovenkamer. Of is het gewoon zo dat hij in deze film brutaalweg een aantal van zijn persoonlijke (seksuele) frustraties en obsessies geventileerd heeft en blijft hij uiteindelijk toch genoeg gezond verstand overhebben om dat allemaal lekker commercieel uit te buiten?

    Dat zo’n wicht als Stacy Martin zich voor het karretje van Von Trier laat spannen, kunnen we nog begrijpen (die zal gedacht hebben: ook al moet ik een kutrol in een baggerfilm vertolken, het is voor Von Trier, dus laat die roem maar komen), maar dat een Charlotte Gainsbourg telkens weer hetzelfde doet, daar staat ons verstand bij stil. Haar hees gefluisterde versie van Hey Joe in de eindgenerieken heeft overigens wel iets, daar niet van. In verband met dat als actrice gevraagd worden door Von Trier nog iets grappigs (nou ja, grappigs). We hadden indertijd toch opgevangen dat onze Vlaamsche Lien Van De Kelder ook zou optreden in deze prent? Wel, wat lezen we in de kleine lettertjes van de aftiteling? Clerk in horse shop: Lien Van De Kelder. Bediende in paardenwinkel? Dat zal dan de scène geweest zijn waarin Joe in opdracht van die ‘man die vrouwen slaat’ een paardenzweep moest gaan kopen. Het grappige is dan dat die scène nergens in de film te bekennen is, ongetwijfeld geschrapt door Von Trier. Misschien krijgen we die scène alsnog te zien in de langere, ongecensureerde versie van Nymphomaniac die ons nog te wachten staat. Als we die ooit te zien krijgen, want wie interesseert het in feite nog?

    Quotering: ** (deel I: 2 januari 2014 – Kinepolis Antwerpen) (deel I & II: 5 & 6 juli 2014 – dvd – bib Wuustwezel)

    07-07-2014 om 02:02 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 23/11-29/11 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 28/10-03/11 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 14/08-20/08 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs