Inhoud blog
  • Test
  • BOEK: De Bourgondiërs (Bart Van Loo) 2019
  • BOEK: Sinuhe de Egyptenaar (Mika Waltari) 1945
  • BOEK: Dwaal zacht (Lore Mutsaers) 2019
  • BOSCH: Higgs Strickland 2016
    Zoeken in blog

    Over mijzelf
    Ik ben Eric De Bruyn
    Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
    Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
    Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
    WEMELDINGEN
    Tijd is ruimte in beweging
    02-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Het dwaallicht (Willem Elsschot) 1946

    HET DWAALLICHT (Willem Elsschot) 1946

    Een structuur-analytisch verslag: verbetersleutel

    Er werd gebruik gemaakt van de Boektoppers-editie van deze novelle: Willem Elsschot, Het dwaallicht. Malmberg-Van In, Den Bosch-Wommelgem, 2009, 64 blz.

    1a Uitwendige structuur

    Weinig te melden hier. De tekst is ingedeeld in zes, titelloze hoofdstukken. Het verhaal verloopt overzichtelijk-chronologisch.

    1b Inwendige structuur

    Anticipaties & retroversies

    Niet aanwezig. Het verhaal is ook te kort om daar werkelijk behoefte aan te hebben.

    Motto

    Niet aanwezig. Wel een opdracht: Aan Paul en Jan Veen.

    Vertelsituatie

    Een personale ik-verteller, Laarmans, die het verhaal meebeleeft en vanuit wiens standpunt alles verteld wordt. Deze vertelsituatie verhoogt de betrokkenheid van de lezer en sommige elementen wijzen in de richting van het autobiografische. Bijvoorbeeld het feit dat Laarmans in de Lange Ridderstraat een belangrijk besluit neemt (p. 54): de echte naam van Willem Elsschot was Alfons De Ridder! Naar verluidt beleefde Elsschot de in deze novelle verhaalde anekdote zelf, waarschijnlijk in 1938.

    Titel

    Een dwaallicht is in de eerste plaats een blauwachtig, beweeglijk vlammetje boven moerassen en kerkhoven, ontstaan door de langzame verbranding van gassen, dat nachtelijke wandelaars doet schrikken en/of op een dwaalspoor brengt. In die zin is voor de vier nachtelijke stadswandelaars in dit boek Maria Van Dam een dwaallicht: zij is immers een bedriegster die een vals adres (en een valse naam?) heeft opgegeven.

    Een dwaallicht kan figuurlijk ook betekenen: een verkeerde leidsman, een bedrieglijke gids. In die zin is Laarmans voor de drie Afghanen een dwaallicht: hij slaagt er niet in zijn gezellen tot bij Maria Van Dam te brengen en houdt voor hen zelfs opzettelijk het adres Lange Ridderstraat 71 (want hier is het, mijn hele wezen is er zeker van, p. 55) verborgen.

    Knipoogjes van de auteur

    Nergens wordt expliciet gezegd dat Maria Van Dam een hoertje is. Via voortdurende knipoogjes vanwege de auteur bestaat daar echter geen twijfel over. We zetten die knipoogjes hier even op een rijtje:

    - “En die Maria Van Dam, waarvan zij de naam zo geestdriftig in hun kartonnen blazoen voeren, wie mag dat wel zijn? Zeker een volksmeisje, want ik kan mij niet voorstellen dat drie koelie’s ’s avonds aan de havenkant op zoek zouden zijn naar een freule. Onder het volk vind je echter verduiveld knappe mokkels die meestal niet veel complimenten maken.” (p. 12)

    - “(…) en is die Jolly Joker wel zo kwaad? Daar tenminste hadden zij allang met meisjes op de schoot gezeten in plaats van in die motregen als verdoemden een schim na te jagen.” (p. 23)

    - “Dat Maria reeds in bed zou kunnen liggen is niet zo erg, integendeel, dat kan alles vereenvoudigen (…)”. (p. 32)

    - gesprek met een meisje in het Carlton Hotel: “Ik krijg een kleur als ik haar doe opmerken dat het niet om mij gaat maar om niet minder dan mijn drie donkere kameraden. ‘Dat hindert niet makker,’ verzekert zij, ‘maar dan dadelijk beginnen anders wordt het voor mij te laat. En jij krijgt een pond’.” (p. 36-37)

    - “Ik wil ook weten wat hij van onze plaatselijke vrouwen denkt, waar ik zo trots op ben. ‘De vrouwen die langs alle kusten de zeeman liefde verkopen, verschillen alleen van kleur, Sir’.” (p. 40)

    Vergelijk verder ook bij ‘abstracte thematiek’.

    Motieven

    A Het Fathma-motief: Laarmans vergelijkt de drie Afghanen die in Antwerpen naar Maria zoeken, met hemzelf die in Bombay naar Fathma zoekt (zie de laatste zin: En wat Maria en Fathma betreft …, p. 55). Ook Fathma is dus een hoertje: zij zit te wachten onder een rode lamp (pp. 11 / 17 / 33).

    B Belangrijker lijkt echter een ander motief: Elsschot weeft door zijn op het eerste gezicht anekdotisch, triviaal verhaal allerlei religieuze verwijzingen die het verhaal op een hoger, universeler plan tillen.

    In de eerste plaats zijn er de referenties aan het kerstverhaal:

    - Maria Van Dam heeft dezelfde voornaam als de Moeder Gods.

    - “(…) en als ik kijk, wijst hij naar boven en zegt: ‘stars, good hope.’ Ik sla de ogen op en aanschouw een firmament dat één fonkeling is van sterren.” Vergelijk de Ster van Bethlehem.

    - “Zo hebben drie Koningen óók gelopen, heel lang geleden.” (p. 25)

    - “Naast de deur zit een jonge vrouw die een kind zoogt (…).” (p. 33) // Maria en het Jezuskindje.

    - “Ik verhaal nu de legende van Maria Van Dam (…).” (p. 36)

    - “Als wij haar genaken blijft Ali staan als een nieuwe Melchior (…).” (p. 48) Melchior was één van de Drie Koningen.

    Andere religieuze, bijbelse referenties zijn:

    - “’En daar’ – ik wijs in de richting van het beloofde land – ‘is het meisje van de sigarettendoos’.” (p. 9)

    - “En zijn vertrouwen werkt zo aanstekelijk dat ik nu op mijn beurt overtuigd ben van Maria’s offervaardigheid.” (p. 16)

    - “Nu kan Maria ieder ogenblik verschijnen want in de grot van Lourdes is het wonder óók gebeurd.” (p. 18)

    - “Zó moet Jezus gekeken hebben toen Judas het signaal gaf met zijn kus.” (p. 30)

    - “Naar Maria informeert hij niet eens meer, zó zeker is hij ervan dat hij en zijn vrienden het beloofde land niet zullen betreden.” (p. 38)

    Uiteindelijk is het Fathma-motief tegelijk ook een onderdeel van het religie-motief: was Fathma immers niet de dochter van de profeet Mohammed?

    2 Thematiek

    Concreet thema

    Een ouder wordende, Antwerpse huisvader helpt drie Afghaanse matrozen bij hun zoektocht naar een hoertje, maar de zoektocht mislukt.

    Abstract thema

    Via een aantal niet mis te verstane knipoogjes wordt duidelijk dat de hoofdpersoon Laarmans in deze novelle een evolutie-in-drie-fasen doormaakt.

    De eerste fase wordt duidelijk gemaakt aan de hand van twee knipoogjes in het eerste hoofdstuk:

    - “Voor het eerst sedert zeer lang, want de jaren vlieden, zal ik ditmaal naar huis gaan, waar mijn ontijdige intrede beschouwd zal worden als een stap op de weg die tot inkeer leidt.” (p. 5)

    - “En nog eens, ik wil naar huis met mijn krant om aldus een aanvang te maken met het bewandelen van het pad der deugd.” (p. 10) (onderlijningen van mij)

    Laarmans is hier de brave huisvader, die echter hoegenaamd niet gelukkig is met die situatie: “Maar eerst nog een krant voor vanavond bij ’t vuur, want als ik niet lees werkt mijn zwijgen verkillend op mijn huisgenoten” (p. 5).

    Vervolgens ontmoet Laarmans de drie matrozen en begint de zoektocht naar Maria Van Dam. De hierboven reeds gesignaleerde knipoogjes rond Maria Van Dam en het Fathma-motief tonen manifest aan dat Laarmans aan de zoektocht deelneemt, omdat hij hoopt op een erotisch avontuurtje, een kortstondige vlucht uit zijn saaie burgerleventje:

    Ik kon nu wel afscheid nemen, want mijn christelijke plicht is volbracht en voor de apotheose hebben zij feitelijk van mij geen bijstand nodig. Maar waarom niet blijven? Waar plaats is voor drie is ook plaats voor vier, doch ik stoot die zondige gedachte met geweld van mij af. (p. 16) (onderlijning van mij)

    Aanvankelijk maakt Laarmans zichzelf dus nog wijs dat hij niet geïnteresseerd is in een escapade met een hoertje en enkel de Afghanen wil helpen, maar gaandeweg blijkt dat hij maar al te graag het pad der deugd, de weg die tot inkeer leidt, wil verlaten. Als de Afghanen afscheid hebben genomen, gaat hij alsnog naar de Lange Ridderstraat 71, en staat hij op het punt daar aan te bellen (p. 55).

    Hij doet het echter niét! De verklaring daarvoor is te vinden in het religie-motief dat zeer sterk op de voorgrond treedt in het lange gesprek dat Laarmans met Ali heeft in het Carlton Hotel en daarna, op weg naar het schip. Hier blijkt immers duidelijk dat het échte dwaallicht in feite Laarmans zelf is, en dat Ali hem de weg wijst naar het goede ‘pad der deugd’. Eerst gebeurt dit via een knipoog op pagina 46, waar Ali tegen Laarmans zegt:

    ‘Een vrouw, drie zonen en drie dochters,’ overweegt hij. ‘Niet alleen hebt u veel macht in dit land, maar u bent ook een gelukkig man, wat nog beter is, Sir, want een machtig man moet steeds de strop voor ogen hebben, terwijl een gelukkig man door niemand kan worden gedeerd.’

    Vervolgens gebeurt het via twee sleutelpassages die elkaar snel opvolgen en waarin het religie-motief opvallend aanwezig is:

    ‘Gelooft u werkelijk in de man aan het kruis, Sir?’ vraagt Ali.

    ‘In onze luchtstreek wordt algemeen in hem geloofd.’

    ‘Dan is hij het misschien die beschikt heeft dat u haar niet ontmoeten zoudt omdat u goed maar hartstochtelijk bent en het meisje alleraardigst.’

    Wil hij mij onder zijn vaderlijke bescherming nemen of is het een perfide insinuatie. Ik zal maar vast beschutting zoeken onder het vaandel van mijn gezin.

    ‘Ik zegde u toch dat ik getrouwd ben en zes kinderen heb?’

    ‘Juist daarom. Al hebt u niets meer te verlangen, het meisje is al te aardig en het vlees is zwak.’

    (p. 50)

    ‘Neen, Sir,’ zegt Ali lachend, ‘zo erg is het heus niet. De mensen aan wal verbeelden zich allerlei dingen. Maar er zijn geen vrouwen aan boord, ziet u, terwijl u dagelijks kunt beschikken over de moeder van uw zes kinderen. En om u niet zwaarder te belasten heeft wellicht de man aan het kruis het spoor van het meisje uitgewist of haar onzichtbaar gemaakt, zodat wij haar niet kunnen ontdekken, ook niet met uw hulp en die van de grote superintendent van de politie die de woning kent van alle mensen, want wie zichzelf aan een kruis doet nagelen moet een machtig tovenaar zijn. Indien het zijn werk is, dan heeft hij wijs gehandeld want wij hebben geen gelegenheid gehad u te waarschuwen, dat u des te meer op uw hoede moet zijn omdat zij van uw volk is, zodat de vloed van woorden allicht de hindernissen zou wegspoelen.’ (p. 50-51)

    Laarmans wordt hier door Ali dus danig op zijn nummer gezet (een goede huisvader bezoekt geen hoertjes) en ongetwijfeld is dit de reden dat hij niét aanbelt bij Maria Van Dam.

    De derde fase van Laarmans’ evolutie breekt dan aan met het zinnetje kom, oude sater, het is genoeg (p. 55). Hier wordt nogmaals duidelijk bevestigd wat voor Laarmans de aanleiding is geweest tot de nachtelijke zoektocht: En loop door, dan wordt u wellicht de geilheid niet aangerekend die bij deze nachtelijke klopjacht uw stut is geweest (p. 55). Laarmans wordt dan opnieuw de brave huisvader die het pad der deugd bewandelt, maar het blijft zeer de vraag of er sprake kan zijn van een catharsis, van een louterende ervaring waaruit men beter te voorschijn komt dan men tevoren was. Laarmans zegt immers tot zichzelf:

    (…) niet meer op zoek naar het nestje van Fathma, maar gauw naar huis met mijn krant om weer plaats te nemen in de kring van die waar ik aan gebonden ben en die mij vervelen, onuitsprekelijk. (p. 55) (onderlijning van mij)

    Ook de laatste zin van de novelle roept terecht de vraag op: belde Laarmans niet aan op nummer 71 omdat hij onder de indruk was van Ali’s zedenpreek, of omdat hij niet durfde?

    Na dit alles kan het hoofdthema van Het dwaallicht als volgt worden samengevat: een romantische maar mislukte poging van een ouder wordend burgermannetje om voor even te ontsnappen aan de saaie sleur van de alledaagse realiteit door middel van een mysterieuze, geïdealiseerde vrouw.

    Naast dit hoofdthema speelt ook nog een neventhema mee, dat een halve eeuw na het verschijnen van de tekst misschien meer gewicht wordt toegekend dan indertijd de bedoeling was: Laarmans welwillende en begrijpende houding tegenover allochtonen. Eén van de talrijke bewijsplaatsen hiervoor is de volgende, wanneer een agent Ali verplicht zijn muts af te nemen:

    Ik waag het op te merken, dat zijn mutsje niets met een hoed te maken heeft, dat het best een godsdienstige of symbolische betekenis kan hebben en dat hij misschien beleefder is wanneer hij het ophoudt dan wanneer hij het afneemt, want dat wij net zo goed als niets van die mensen weten. (p. 29)

    Dé sleutelpassage in dit verband is echter (Ali is aan het woord):

    Wij hebben aandachtig toegekeken bij alles wat u gedaan hebt, want in den vreemde moet men evenzeer op zijn hoede zijn als de dieren in de wildernis en wij hebben gezien dat u het zo goed met ons meent alsof wij broeders waren, al behoren wij niet eens tot uw volk. (p. 52)

    De houding van Laarmans tegenover de drie Afghanen steekt inderdaad schril af tegen die van de andere Antwerpenaars, anno 1946 (voorbeelden in de tekst zijn legio). Dat Laarmans diepere beweegredenen had om de drie matrozen te helpen (zie hoger), werpt natuurlijk een niet zo onbaatzuchtig-christelijk licht op dit neventhema.

    3 Personages

    Het hoofdpersonage is manifest Laarmans. Heel grondig leren we hem niet kennen, alhoewel toch voldoende om mee te zijn met de thematiek (zie aldaar). Eerder een ongenuanceerd of vlak personage dus. De evolutie die Laarmans doorheen het verhaal meemaakt, wijst wel in de richting van het dynamische. Of er sprake is van een catharsis, blijft echter zeer twijfelachtig.

    Nevenpersonages zijn de drie Afghaanse matrozen (vooral ‘Ali’) en de onzichtbaar blijvende Maria Van Dam, van wie we enkel weten dat zij ongeveer twintig jaar oud oogt (p. 13), zakkenverstelster is in de haven (p. 15) en valse adressen opgeeft.

    4 Tijd en ruimte

    Het verhaal speelt zich af binnen enkele uren tijd op een regenachtige zaterdagavond in november (pp. 5/27). Het decor is de Antwerpse havenbuurt. De stad Bombay speelt in het verhaal ook een rol en verwijst in de romantische fantasie van Laarmans symbolisch naar een exotische, avontuurlijke plek waar men op zoek kan gaan naar geluk en liefde (Fathma).

    Dat Laarmans precies in de Lange Ridderstraat een belangrijke beslissing neemt, zal wel geen toeval zijn. Alfons De Ridder (aka Willem Elsschot) was in 1946 overigens 64 jaar oud. Hij overleed in 1960.

    5 Stijl

    De stijl van Elsschot is sober, helder en zakelijk. Zijn grote troef is echter ongetwijfeld de heel herkenbare, mild-ironische en droge vorm van humor die hij voortdurend hanteert. Op de eerste bladzijde is het al raak (in verband met de dame van de krantenwinkel): Motregen, preciseert zij. Ja, eigenlijk motregen. Want ik zou die stalagmiet, waarvan ik de langzame vorming van naderbij gevolgd heb, voor geen geld ter wereld durven tegenspreken (p. 5). Of nog (over de dame van de kooienwinkel): In ieder geval is dat volgens mij onze Maria niet maar op zijn best haar moeder of een tante van haar, anders ben ik de Maharadja van Allahabad. Om zeker te zijn, kijk ik mijn makker niettemin aan en vraag of dit the girl is, want met zulke jongens kan men nooit weten. Immers, al ziet zij er vijftig uit, vlees zit er wel aan (pp. 18-19). Andere voorbeelden zijn legio.

    Dat Laarmans’ mysterieuze, vrouwelijke ideaal, dat nota bene vergeleken wordt met de H. Maria en de dochter van de profeet, uiteindelijk niet meer is dan een bedrieglijke zakkenverstelster die zich voordoet als hoertje, zegt natuurlijk ook iets over Elsschots’ speciale zin voor humor.

    (explicit) (13/04/10)

    02-02-2011 om 22:25 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Het Parfum (Patrick Süskind) 1985

    HET PARFUM. DE GESCHIEDENIS VAN EEN MOORDENAAR

    (Patrick Süskind) 1985

    Een voorbeeld van een structuur-analytisch verslag

    Er werd gebruik gemaakt van de Boektoppers-editie van deze roman: Patrick Süskind, Het Parfum. De geschiedenis van een moordenaar. Van In, Wommelgem, 2010, 285 blz.

    1a Uitwendige structuur

    Weinig opvallends te melden hier. De tekst bestaat uit 51 hoofdstukken die ondergebracht zijn in vier delen. Het laatste deel is erg kort: het omvat slechts één hoofdstuk en vijf bladzijden. Het verhaal verloopt volmaakt chronologisch, van Grenouilles geboorte tot dood.

    1b Inwendige structuur

    Anticipaties & retroversies

    Anticipaties zijn wel degelijk aanwezig in de roman. Enkele voorbeelden …

    - Pater Terrier citeert Horatius: De jongeling, hij bokt, het maagdje bloeit geurig op als een witte narcis [p. 21]. Vergelijk later de rol van de maagden die met bloemen vergeleken worden (zie bij ‘motieven’).

    - Naar aanleiding van de kreet van de pasgeboren Grenouille: Het was een weloverwogen, je zou haast kunnen zeggen een na rijp beraad geuite kreet geweest, waarmee de boreling zich tégen de liefde en desondanks vóór het leven had uitgesproken [p. 27]. Liefde blijkt later een centrale rol te spelen in de thematiek van deze roman (zie verder).

    - Een paar regels verder lezen we: Het had indertijd ongetwijfeld ook de tweede hem overgebleven mogelijkheid kunnen aangrijpen, kunnen zwijgen en de weg van de geboorte naar de dood zonder de omweg van het leven kunnen kiezen en het had daarmee de wereld en zichzelf een heleboel onheil bespaard [p. 27]. Dat ‘onheil’ wekt spanning op: het stimuleert de nieuwsgierigheid van de lezer.

    - De kleine Grenouille heeft last met het aanleren van abstracte woorden: recht, geweten, God, vreugde, verantwoordelijkheid, deemoed, dankbaarheid, enzovoort, wat daarmee uitgedrukt kon worden was en bleef hem duister [p. 31]. Het amorele gedrag van Grenouille (en vooral het moorddadige aspect ervan) wordt hier reeds aangekondigd.

    - De jonge Grenouille dwaalt voor het eerst rond door Parijs en ruikt parfums: Hij merkte weliswaar dat de opzet van deze parfums was te bedwelmen en aantrekkingskracht uit te oefenen … [p. 44]. Dit wijst reeds vooruit naar de reden waarom Grenouille een maagdenparfum wil maken.

    - Over het volgeladen huis van Baldini (bovenop een brug!): Natuurlijk was er voor al deze goederen in de pompeuze aan de straatkant (of brugkant) gelegen winkel geen plaats en daarom moesten bij gebrek aan een kelder niet alleen de zolder van het huis, maar de hele eerste en tweede verdieping, alsmede alle aan de rivierzijde gelegen vertrekken van de begane grond als opslagruimte dienen [p. 55]. Later stort Baldini’s huis dan ook in [p. 126].

    Motto

    Niet aanwezig.

    Vertelsituatie

    Zeer duidelijk een alwetende, auctoriale verteller.

    - Hij weet op voorhand reeds wat er later gaat gebeuren: Aangezien we madame Gaillard op dit punt van de geschiedenis verlaten en haar ook later niet meer zullen tegenkomen, zullen we met een paar zinnen het einde van haar dagen schilderen [p. 36]. Nog een voorbeeld: Maar zover zou het nooit komen, want Grenouille, die op de Place de Grève op de oever stond en herhaalde malen een klein toefje zeewind dat hij in zijn neus had gekregen in- en uitademde, zou de zee, de echte zee, de grote oceaan die in het westen lag van zijn leven nooit te zien krijgen en nooit in deze geur kunnen opgaan [p. 43].

    - Hij kent de innerlijke gedachten van verschillende personages. Het meest leren we de gedachten van Grenouille kennen, maar bijvoorbeeld heel hoofdstuk 11 [pp. 59 e.v.] bevinden we ons in de gedachtengang van Baldini. Hoofdstuk 42 [pp. 228 e.v.] geeft de gedachten van Richis weer.

    - Hij speelt met de lezer onder één hoedje door regelmatig de ‘wij’-vorm te gebruiken: nog minder omdat, zoals wij weten, de opheffing van de zaak reeds beklonken was [p. 80], zoals we zien was Richis een verlicht denkend mens [p. 229].

    - Hij staat buiten en boven het verhaal, is alwetend: Ze vermoedden dat Laure Richis verloren was. Dit vermoeden zou juist blijken, hoewel het op volkomen onjuiste gronden berustte. Richis reisde namelijk helemaal niet naar Grenoble [p. 234].

    Door dit auctorieel vertelstandpunt krijgt de tekst het karakter van een (juridisch of psychiatrisch) verslag. De lezer heeft de indruk dat hij zijn informatie verkrijgt van een betrouwbare bron, die zeer goed op de hoogte is van wat er allemaal gaande is.

    Titel (en ondertitel)

    Is zeer helder en ook voor de hand liggend. Hét parfum (het maagdenparfum) is waar in de concrete thematiek (zie verder) alles om draait en deze roman vertelt inderdaad de geschiedenis van een moordenaar.

    Knipoogjes van de auteur

    Vergelijk verder bij ‘motieven’ en ‘abstracte thematiek’.

    Motieven

    Oplettend lezen levert een drietal motieven op.

    MOTIEF A : GRENOUILLE HEEFT GEEN GEUR EN IS DUS EEN MARGINAAL, EEN BUITENSTAANDER.

    Grenouille is een geniaal monster [p. 7] dat door zijn medemensen veracht wordt: zij kunnen hem (letterlijk en figuurlijk) niet ruiken (vergelijk de zegswijze: ‘Ik kan hem niet ruiken of zien’). Dit motief wordt duidelijk vermeld in verband met de min [pp. 15/16], pater Terrier [pp. 20/21], de weeskinderen van madame Gaillard [p. 29], de leerlooier Grimal (die Grenouille houdt als een nuttig huisdier) [p. 39], en de parfumier Baldini [p. 124: Hij had die kerel nooit kunnen lijden]. Madame Gaillard zelf ruikt niets meer en heeft dus geen last van Grenouille [pp. 24/28]. Later (als hij Parijs verlaten heeft, na het verblijf in de grot) heeft Grenouille een kunstmatige geur voor zichzelf gemaakt [p. 169: Het was een merkwaardig parfum dat Grenouille die dag creëerde].

    Wij stellen tevens vast dat Grenouille ook zichzelf niet kan ruiken: letterlijk niet [p. 151: Hij kon zichzelf, volledig in zichzelf verdrinkend, met de beste wil van de wereld niet ruiken] én figuurlijk niet [p. 252: Hij hield haar in zijn hand. Een macht die sterker was dan de macht van het geld, of de macht van de terreur, of de macht van de dood: de onontkoombare macht de mensen te vervullen van liefde. Alleen een ding kon deze macht niet: ze kon hem niet voor zichzelf ruikbaar maken. En ook al leek hij dan door zijn parfum voor de wereld een God – als hij zichzelf niet kon ruiken en daarom nooit kon weten wie hij was, dan had hij er maling aan, aan de wereld, aan zichzelf, aan zijn parfum].

    Het besef zichzelf niet te kunnen ruiken is de catastrofe die Grenouille na zeven jaar uit zijn grot verdrijft [p. 150]. Naar aanleiding van de massa-orgie bij de ‘terechtstelling’ keert dit akelige gevoel heel sterk terug. Hij beleefde in dit ogenblik de grootste triomf van zijn leven. En hij voelde zich vreselijk [p. 269]. Net als destijds in de grot in de droom in de slaap in het hart in zijn fantasie steeg nu opeens de nevel, de ontzettende nevel van zijn eigen geur die hij niet kon ruiken omdat hij geurloos was, rond hem op. En net als toen werd hij weer eindeloos bang en angstig en vreesde hij te moeten stikken [p. 271].

    Dit eerste motief (Grenouille is een door de mensen – en door zichzelf – veracht monster) wordt regelmatig versterkt door een submotief: Grenouille wordt voortdurend vergeleken met LAGERE, DOOR DE MENS VERAFSCHUWDE DIERSOORTEN. Met een teek [pp. 26/27-28/38/40/80/100/149/214/217], met een pad [pp. 17/85/86], met een spin [pp. 23/29/87/88], met een bacterie [p. 26], met een roofvis [p. 41], met een kreeft [p. 149], met een koekoeksjong [p. 173] en ook gewoon met een dier [pp. 39 (2x) / 52/133/163]. ‘Grenouille’ betekent bovendien in het Frans ‘kikvors’. Opvallend is dat op pagina 90 voor de eerste maal vermeld wordt dat Grenouille meer op een mens gelijkt dan op een dier: hij staat dan op het punt voor het eerst ernstig met geuren te experimenteren.

    Merkwaardig is ook een tweede submotief: GRENOUILLE VEROORZAAKT HET ONGELUK VAN DE MENSEN MET WIE HIJ IN CONTACT KOMT. Zijn moeder wordt onthoofd [p. 10], Madame Gaillard sterft in complete armoede [p. 37], Grimal verdrinkt [p. 100], Baldini’s huis stort in [pp. 126-127], de markies verdwijnt naakt in een sneeuwstorm [pp. 182-183], Druot wordt opgeknoopt [p. 277].

    MOTIEF B : DE MENSEN (DIE GRENOUILLE VERACHTEN) STINKEN.

    Parijs en de Parijzenaars stinken [pp. 7-8/41/132/283], pater Terrier stinkt [p. 22], een knecht van madame Gaillard heeft zich nog nooit gewassen [p. 30], kinderen roken flauw, mannen naar pis, naar scherp zweet en kaas, vrouwen naar ranzig vet en rottende vis [p. 49], mensen stinken als gier [p. 135], als Grenouille voor zichzelf een ‘mensenparfum’ maakt (dat bestaat uit kattenpoep, kaas en azijn), vindt hij van zichzelf dat hij stinkt [pp. 171/173], mensen stinken en zijn dom [p. 174], Druot stinkt naar sperma [p. 196]. Grenouille ademt liever uit dan in [p. 131] want de ‘mensenwalm’ bedrukt hem [p. 132: Maar het was niet de wereld, het waren de mensen. Met de wereld, zo scheen het, de wereld zonder mensen, viel te leven]. Zelfs God stinkt [p. 176]. Vergelijk in dit verband ook de theorie van de markies: het leven kan zich uitsluitend op een zekere afstand van de aarde ontwikkelen wegens het ‘fluidum letale’ [p. 158].

    Staat deze uitwendige stank van de mensen wellicht symbolisch voor hun inwendige slechtheid ? Grimal, Baldini [zie vooral p. 123 boven], de markies [zie vooral pp. 160 boven en 165, vergelijk ook p. 157: zijn boek over economie], madame Arnulfi [zie vooral p. 213] en Druot misbruiken Grenouille slechts tot hun eigen voordeel. Zie ook de kleinburgerlijke reacties van de mensen uit Grasse tijdens de angstpsychose tegenover onder meer zigeuners en gastarbeiders [p. 220]. Zie ook het winst proberen te maken van de kleinhandelaars bij de terechtstelling [p. 259]. Druot wordt in de plaats van Grenouille onschuldig opgeknoopt [p. 277]. Vergelijk ook de sleutelpassage op pagina 68 (= knipoogje van de auteur via de gedachten van Baldini:

    De grote komeet van 1681 ( … ) die was toch een waarschuwend teken Gods geweest, want hij had – dat wist men nu – een eeuw van verval aangekondigd, van aftakeling, van geestelijk, politiek en religieus zomp, dat de mensheid zelf schiep, waarin ze te zijnertijd zelf ten onder zou gaan …

    MOTIEF C : PARFUM IS EEN MIDDEL OM LIEFDE OP TE WEKKEN.

    Grenouille, die géén geur heeft, wordt door zijn medemensen, die cynisch genoeg zelf stinken, buitengesloten, gehaat, geminacht. Via hét parfum wil Grenouille een deel van het geheel worden: door de liefde van zijn medemensen op te wekken.

    Parfum is inderdaad iets dat een bedwelmende, aantrekkelijke geur verspreidt [p. 44]. Süskind beklemtoont dit gegeven door Grenouille meer bepaald een maagdenparfum te laten samenstellen. Maagden zijn die uiterst zeldzame mensen die tot liefde (inspireren) [p. 213]. Naar aanleiding van de geur van Grenouilles eerste slachtoffer (in Parijs) luidt het: Honderdduizenden geuren schenen niets meer waard dan deze ene geur. Deze ene was het hogere principe, het voorbeeld waarnaar de andere zich moesten schikken. Hij was de zuivere schoonheid [p. 50]. Maagden worden bovendien een aantal malen vergeleken met een bloem, erg functioneel binnen het semantische veld ‘geuren, parfum’ [pp. 193/194/195/214/238/247].

    Parfum blijkt – figuurlijk – geassocieerd te worden met het naar buiten brengen van het innerlijk, van gevoelens, en vooral dan van gevoelens in verband met liefde. Madame Gaillard ruikt niet dat Grenouille geen geur heeft en verwacht dan ook geen zielenroerselen van hem omdat haar eigen ziel verzegeld was [p. 28]. Zij heeft niet alleen haar reukzin verloren, maar ieder gevoel voor menselijke warmte en menselijke kilte en eigenlijk iedere hartstocht [p. 24]. Grenouille wilde zijn innerlijk tot uitdrukking brengen [p. 122]. Zolang Grenouille geen geur heeft, wordt zijn innerlijk dan ook (logisch binnen het verhaalkader) beschreven als afgesloten [p. 33].

    Als hij onder de grond leeft, is Grenouille een tijdje gelukkig zonder mensen: Hij wist niet wie hij voor zo veel geluk moest danken [p. 139]. Hij leeft daar, afgesloten van de echte wereld, in een heerlijke droomwereld. De onderaardse grot kan beschouwd worden als een symbool voor het onderbewustzijn, voor de droomwerkelijkheid die bij Grenouille geregeerd wordt door geurherinneringen. Maar waarom blijft Grenouille daar dan niet? Omdat hij zich de geur van zijn eerste slachtoffer herinnert [p. 147 onderaan]. Resultaat: Grenouille, de teek, was gevoelig geworden [p. 149]. Vervolgens is er de catastrofe [p. 150]: Grenouille beseft dat hij zichzelf niet kan ruiken [p. 151]. Daarom trekt Grenouille naar Grasse (na de episode bij de markies): hij had haast [p. 187], hij heeft doeleinden [p. 189 boven]. Welke? Die vraag werd voor de oplettende lezer reeds beantwoord op pagina 175:

    Hij zou een geur kunnen creëren die niet alleen menselijk, maar bovenmenselijk was, een engelengeur, zo onbeschrijflijk prettig en levenskrachtig dat wie hem rook werd betoverd en hem, Grenouille, de drager van deze geur van ganser harte moest beminnen.

    Ja, ze moesten hem beminnen als ze in de ban van zijn geur waren, hem niet alleen als hun gelijke accepteren, hem beminnen tot in het waanzinnige, tot zelfopoffering, sidderen van verrukking moesten ze, schreeuwen, huilen van gelukzaligheid, zonder te weten waarom …

    Dat Grenouille voor deze doeleinden 25 maagden moet vermoorden, weet de lezer echter op bladzijde 189 nog niet … Tijdens zijn ‘presentatie’ aan de universiteit (dankzij de markies) heeft Grenouille al wel gemerkt dat hij met geuren de mensen kan beïnvloeden: In de ban van zijn geur, maar zonder zich daarvan bewust te zijn, veranderden de mensen hun gezichtsuitdrukking, hun houding, hun gevoel [p. 179, vergelijk ook p. 180 onderaan].

    Laure Richis (het mooiste meisje van Grasse en net als het meisje in Parijs roodharig, vergelijk p. 192) wordt van deze ‘doeleinden’ het belangrijkste slachtoffer: En de mensen zouden overmeesterd zijn, ontwapend, hulpeloos onder de betovering van dit meisje en ze zouden niet weten waarom [p. 193]. De andere meisjes heeft Grenouille nodig om steungeuren, onder-, midden- en boventoetsen voor het hart van zijn parfum te creëren [p. 218]. Grenouille wil dus dat de mensen hem beminnen als een maagd. Dat zijn parfum wérkt, blijkt op de dag van de terechtstelling. Hen overviel een machtig gevoel van genegenheid, van tederheid, van dwaze kinderlijke verliefdheid, van, God mag het weten, liefde voor de kleine moordenaar en ze konden, ze wilden er niets tegen doen [p. 265]. En hij had het bereikt dat heel de wereld hem beminde. Wat heet beminnen? Liefhebben! Vereren! Verafgoden! [p. 269].

    2 Thematiek

    Concreet thema

    Een marginale eenzaat, die opvallende olfactorische talenten heeft maar zelf geen geur bezit, probeert via een kunstmatige geur of parfum (gebaseerd op de geur van maagden) de liefde van de mensen te winnen. Omdat hij echter nog steeds zichzelf niet kan ruiken, beschouwt hij dit streven als mislukt en pleegt hij zelfmoord.

    Abstract thema

    Het parfum van Grenouille (motief C) staat blijkbaar uiteindelijk symbolisch voor: het geluk. Dat wil zeggen: niet langer buitenstaander zijn (motief A), deel van het geheel zijn, bemind worden, gevoelens van liefde ervaren. Parfum kan de wereld veranderen in een geurende hof van Eden [p. 111], een paradijs dus.

    Een belangrijk knipoogje van de auteur treffen we aan op de bladzijden 168-169. Naar we hier vernemen, bestaat de geur van mensen uit een basisthema en een persoonlijk aura. Iedereen doet echter naar verluidt zijn best omdat persoonlijke element te verstoppen (= kritiek op de liefdeloosheid van de mensen, motief B). Alleen de basisgeur vertrouwen ze, en slechts wie deze walgelijke walm afscheidde werd door hen als gelijke aanvaard. Door echter het persoonlijke aura van een reeks maagden in een parfum te verwerken, wordt Grenouille niet alleen aanvaard, maar zelfs verafgood: Wie de geuren beheerste, die beheerste het hart van de mensen [p. 175] (motief C).

    Op het einde van het boek wordt nochtans duidelijk dat Grenouilles zoektocht naar liefde mislukt is (anticipatie op p. 214-215: de onmens Grenouille die nooit liefde had gekend en die nooit tot liefde zou inspireren … Vanwaar die mislukking?

    Door de schuld van Grenouille zelf.

    Zijn uitgangspunt is verkeerd: hij houdt niet van de andere mensen en hij houdt niet eens van zichzelf. Twee knipoogjes van de auteur, richting thematiek …

    Waar hij altijd naar had gesnakt, namelijk dat anderen van hem hielden, werd op dit moment van succes ondraaglijk voor hem, want hij hield zelf niet van ze, hij haatte ze. En plotseling wist hij dat hij nooit uit liefde, maar altijd uitsluitend uit haat bevrediging zou putten, uit haten en gehaat worden. [p. 270]

    Hij hield haar in zijn hand. ( … ) de onontkoombare macht de mensen te vervullen van liefde. Alleen één ding kon deze macht niet: ze kon hem niet voor zichzelf ruikbaar maken. En ook al leek hij dan door zijn parfum voor de wereld een God – als hij zichzelf niet kon ruiken en daarom nooit kon weten wie hij was, dan had hij er maling aan, aan de wereld, aan zichzelf, aan zijn parfum. [p. 282]

    Inderdaad: hoe kan iemand die zichzelf en de anderen niet bemint, zelf door die anderen bemind worden? Op pagina 176 wordt Grenouille dan ook door en door slecht genoemd.

    Door de schuld van de andere mensen.

    Zij ‘stinken’ (motief B) = zijn liefdeloos, verbergen hun mooie innerlijke gevoelens en aanvaarden alleen andere ‘stinkerds’ (zie hoger).

    Voor Grenouille blijft dan alleen de uitweg van de zelfmoord over, en ook daar helpen de ‘anderen’ aan mee: door het Parfum over zich uit te kappen, wordt Grenouille door een aantal Parijse straatlopers in stukken gescheurd en opgegeten. Zéér cynisch werkt de laatste zin van het boek: Ze waren buitengewoon trots. Voor het eerst hadden ze iets uit liefde gedaan [p. 285]. De eerste maal dat in deze roman echt iets uit liefde wordt gedaan, leidt dat meteen tot de ondergang van het hoofdpersonage. (Vergelijk overigens de zegswijze onder geliefden: ik zou je wel kunnen opvreten … )

    In Het Parfum geeft Süskind dus blijk van een wel erg cynische, pejoratieve visie op de mensheid. Het abstracte thema van het boek zouden we na dit alles kunnen omschrijven als volgt: De mislukte zoektocht naar liefde van een hatelijke mens in een wereld vol hatelijke mensen. Of algemener, nog abstracter (en positiever) geformuleerd: Wie liefde zoekt, kan alleen liefde ontvangen door ze zelf te geven. Dat is het geheime recept van het enige parfum dat altijd werkt. Waarvan akte.

    3 Personages

    Er is manifest één hoofdpersonage: Jean-Baptiste Grenouille. Dankzij de alleswetende auctoriale vertelinstantie leren we hem erg goed kennen (genuanceerd personage dus). Grenouille is bovendien ook duidelijk een dynamisch personage. De twee belangrijkste sleutelmomenten in het leven van Grenouille, die zijn levensdoel telkens doen kantelen, zijn de ‘catastrofe’ in de grot (hij kan zichzelf niet ruiken, wat leidt tot het vermoorden van nog eens 25 maagden) en de teleurstelling bij de massa-orgie (hij kan zichzelf nog steeds niet ruiken, wat leidt tot zijn zelfmoord). Omwille van die zelfmoord kan er van een catharsis geen sprake zijn. Het is manifest géén happy end. Maar misschien kan het lezen van dit boek bij de lezer wél een catharsis veroorzaken …

    4 Tijd en ruimte

    De verteltijd is 285 bladzijden, de vertelde tijd is het leven van Grenouille. Op bladzijde 37 wordt voor het eerst een jaartal vermeld: 1747. Grenouille is dan 8 jaar oud [zie p. 35]. Hij werd dus geboren in 1739. Grenouille overlijdt in 1767 [p. 283] en was toen dus 28 jaar oud. Alles speelt zich af in het achttiende-eeuwse Frankrijk, vooral in de steden Parijs en Grasse. De enige keer dat er echt van literaire ‘ruimte’ sprake is, is wanneer Grenouille ondergedoken leeft in een grot: die grot kan beschouwd worden als een symbool van zijn onderbewustzijn en dus voor de diepere persoonlijkheid van Grenouille.

    5 Stijl

    Het Parfum heeft veel weg van een juridisch of psychiatrisch verslag (zie ook bij ‘vertelsituatie’), maar dankzij de vlotte vertelstijl die de auteur hanteert, stoort dit geen moment. Süskind geeft bovendien duidelijk blijk van narratief talent: prima vondsten zijn bijvoorbeeld het in spanning houden van de lezer omtrent Grenouilles ‘doeleinden’ na het verlaten van de grot [p. 188-189], Grenouille die tijdelijk van het toneel verdwijnt tijdens de periode van de moorden in Grasse waarbij het vertelperspectief verschuift naar Richis [hoofdstukken 40-43] en het haast sadistische cynisme waarmee het vluchtplan van Richis beschreven wordt, plan dat net zal leiden tot de dood van zijn dochter: In Grasse was alles, met getraliede ramen en een streng bewaakt huis, veel moeilijker geweest. Hier sliep ze zelfs alleen. Hij hoefde niet eens de meid uit te schakelen [p. 243]. Ondanks het ‘verslagkarakter’ neigt Süskinds stijl af en toe naar het poëtische, onder meer wanneer hij de geur en het uiterlijk van maagden beschrijft [zie vooral pp. 46-47/49-50/193/225-226]. Ook de droompassage in de grot is heel poëtisch beschreven [pp. 145-148]. Merkwaardig, maar blijkbaar zonder veel belang, is dat we op de bladzijden 57-58 plots een stuk tekst in toneelvorm krijgen (gesprek tussen Baldini en zijn knecht).

    Ondanks de gruwelijke dingen die erin gebeuren, bevat de roman toch ook de nodige dosis humor. Vooral de episode met de gekke markies en zijn rare theorieën moet in dit verband vermeld worden, maar bijvoorbeeld ook de kleinburgerlijke reacties van de mensen van Grasse tijdens de angstpsychose zijn humoristisch [p. 220]. Süskinds humor is wel meestal van het nogal cynische type. Te vermelden valt ook dat de lezer dankzij dit boek in elk geval een nieuw woord bijleert: de term olfactorisch komt in de roman welgeteld 14 keer voor [pp. 31/32/34/65/88/111/154/192/206/206/209/209/212/241]. Eén klein foutje toch ook: op pagina 150 wordt België vermeld: in de achttiende eeuw bestond België natuurlijk nog niet (pas in 1830).

    (explicit) (1 februari 2011)

    01-02-2011 om 23:25 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (22 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 23/11-29/11 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 28/10-03/11 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 14/08-20/08 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs