Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
14-08-2017
BOEK: Zeik en het lijk op de dijk (Herman Brusselmans) 2016
Zeik en het lijk op de dijk (Herman Brusselmans) 2016
[Roman, Prometheus, Amsterdam, 2016, 190 blz.]
Twee romannetjes per jaar en dat blijft maar doorgaan: is het dan te verwonderen dat de spoeling bijzonder dun is? De Gentse Moordbrigade (met inspecteurs Zeik, El Bazaz, Compas en Broekgat) moeten deze keer de moord op een homo oplossen. Het leest allemaal vlotjes weg, maar grappig is het nauwelijks en op iets slaan doet het nog minder. Zwak.
[in: A.M. de Jong, Merijntje Gijzens Jeugd en Jonge Jaren. Nederlandse Boekenclub, Den Haag-Antwerpen, z.j., pp. 1013-1171]
Een jaar geleden kochten wij deze Merijntje Gijzen-omnibus voor 2 euro op de tweedehandsboekenmarkt van Lillo en nu hebben we alle acht deeltjes dus gelezen (gedeeltelijk herlezen). In dit laatste deel komt Merijntje eerst terecht bij ene meneer Louis, een soort intellectuele edelman die op een kasteel woont en zich over Merijntje ontfermt. De jongeman wordt even de speelbal van Amelie, de verbitterde zuster van meneer Louis maar tegelijk een knappe weduwe en femme fatale. Vóór zij Merijntje in haar bed krijgt, heeft deze echter haar slechts op lust en spel gerichte bedoelingen door en hij vlucht terug naar zijn familie in Rotterdam.
Daar vindt hij werk als havenarbeider en leert hij Klaas kennen, die een goede vriend wordt. Via Klaas komt hij ook in contact met Riekie, een vriendinnetje van Klaas, en dat blijkt toch wel het blonde winkeljuffrouwtje uit de Van der Takstraat te zijn, dat al even optrad in het vierde deel (In de draaikolk). We maken een mislukte havenstaking mee (wat De Jong de kans biedt zijn socialistische gedachtegoed te ventileren) en tussen Merijntje en Riekie ontstaat een romance. Op het einde vraagt Merijntje haar of zij van hem houdt en zij antwoordt: Voor altijd. Laatste zin: Hij had de vluchtige gewaarwording, dat hij boven zich in de lucht de wieken van het geluk hoorde ruisen Vijf jaar later zou De Jong vermoord worden door Nederlandse nazi-gezinden.
Merkwaardig: de gebaldheid en structurele kracht van het eerste deel (Het verraad) worden in de latere deeltjes nooit meer geëvenaard, maar De Jong blijft wel een gezapige verteller, die nochtans door de Nederlandse literatuurgeschiedenissen opvallend genegeerd wordt. Ondertussen hebben we ook het A.M. de Jong-museum in Nieuw-Vossemeer bezocht (op een regenachtige zaterdagnamiddag in juli) maar dat is helaas niet veel soeps.
[in: A.M. de Jong, Merijntje Gijzens Jeugd en Jonge Jaren. Nederlandse Boekenclub, Den Haag-Antwerpen, z.j., pp. 857-1012]
Het zevende en voorlaatste deel van de Merijntje Gijzen-reeks. Merijntje woont terug op de pastorie bij pastoor Ramakers en Nele. In deze aflevering spelen (verwikkelingen rond) vrouwen een hoofdrol. Merijntje is Marjan nog niet vergeten, maar die is door pastoor Ramakers terug naar haar man in Antwerpen gebracht. De pastoor, die brieven met haar uitwisselt, maakt Merijntje wijs dat ze daar gelukkig is. Merijntje wordt bevriend met Teeuw Meesters, zijn liefdesrivaal. Deze trekt op een keer naar Antwerpen en zo verneemt Merijntje dat Marjan een kind verwacht van haar man. Het hoofdstuk Marjan is daarmee definitief afgesloten. Merijntje vindt dan een tijdje afleiding in een kortstondige, oppervlakkige relatie met Nelleke (Blozekriekske), maar als die ongewild bekend dat ze het gedaan heeft met Toon de Wit, de zoon van de molenaar, is het voor Merijntje ook gedaan met haar.
In het dorp circuleren ondertussen boze geruchten over de pastoor. Men wil zelfs een brief naar de bisschop schrijven, want op het einde blijkt het belangrijkste gerucht te zijn dat pastoor Ramakers te doen heeft met zijn meid Nele. Dat blijkt uiteindelijk te kloppen, iets wat de oplettende lezer al enkele boeken terug had zien aankomen (toen Merijntje s avonds Nele in de tuin zag staan arm in arm met een man, haar broer werd hem toen wijsgemaakt). Merijntje is zo geschokt dat hij wegloopt uit het dorp, begint rond te zwerven en in een sneeuwstorm terechtkomt. Vlakbij een huisje stort hij neer. Een raar einde deze keer.
Het blijft nochtans boeien, ook in deze zevende aflevering, en het leesplezier blijft voor het oprapen. Wanneer W. de Geest in Boekengids [jg. 43, nr. 4 (mei 1965), pp. 186-187] venijnig schrijft: Nergens hebben we het gevoel gehad kennis te maken met de mens Merijntje, hij blijft het schematisch prototype waartoe het simplistisch propagandistische eindresultaat van de gelukkige havenarbeider hem voorbestemde, dan is dat een flagrante leugen.
[in: A.M. de Jong, Merijntje Gijzens Jeugd en Jonge Jaren. Nederlandse Boekenclub, Den Haag-Antwerpen, z.j., pp. 697-856]
Het zesde deel van de Merijntje Gijzen-cyclus. Merijntje (ondertussen 19 jaar) en Flierefluiter logeren nog steeds bij pastoor Ramakers en zijn meid Nele. Het is kermis in het dorp en tijdens die kermis leert Merijntje Marjan kennen. Met haar beleeft hij zijn eerste grote gelukzalige liefde die hem de traumatische ervaring met Bets volkomen doet vergeten. Helaas is Marjan in het dorp een omstreden vrouw: haar man heeft haar laten zitten en volgens de kwatongen in het dorp houdt Marjan het met allerlei mannen. Wat niet helemaal onwaar blijkt, al zijn er verzachtende omstandigheden: het was een gedwongen huwelijk, er was veel ruzie, en toen haar echtgenoot weg was, liepen vele mannen achter haar aan als reuen achter een teef en zij heeft daar een (korte) tijd aan toegegeven. Met Merijntje is het echter helemaal anders. Nochtans, wanneer Merijntje met Toon Meesters, de zoon van de boer bij wie hij en Marjan werken en die ook een oogje heeft op Marjan, gevochten heeft (Merijntje slaat de jonge boer ko), hebben Merijntje en Marjan nog één liefdesnacht en dan nemen zij, door stil toedoen van Marjan, afscheid.
Merijntje begint dan opnieuw met Flierefluiter rond te trekken. Ze komen terecht bij de gekke Dokter Presco, een mensenhater pur sang. Merijntje wijst de hoerige dochter van Prescos huismeid af. Ze trekken verder. Merijntje heeft een one-night-stand met een herbergmeid, Anneke, maar heeft daar achteraf spijt van. Ze trekken weer verder en vinden werk bij een boer. Daar doet Flierefluiter een longontsteking op. Hij ligt een tijd zwaar ziek te bed bij een knecht van de boer en sterft uiteindelijk.
De Jong blijft een boeiende verteller pur sang, al vallen de monologues intérieurs van Merijntje en zijn gesprekken over God, liefde en geluk met Flierefluiter af en toe wat te lang uit. Deze roman bevat ook minstens twee ontroerende passages: de zalige geluksbeleving met Marjan en de dood van Flierefluiter. Meestal schrijft De Jong een direct en helder proza zonder tierelantijnen. Minstens één keer laat hij toch de schoonschrijver in hem los: op pagina 821, wanneer hij de nazomer vergelijkt met een volle, rijpe vrouw. De hoogte van de eerste roman, Het verraad, met zijn hechte en dwingende structuur bereikt hij echter niet meer.