Inhoud blog
  • Test
  • BOEK: De Bourgondiërs (Bart Van Loo) 2019
  • BOEK: Sinuhe de Egyptenaar (Mika Waltari) 1945
  • BOEK: Dwaal zacht (Lore Mutsaers) 2019
  • BOSCH: Higgs Strickland 2016
    Zoeken in blog

    Over mijzelf
    Ik ben Eric De Bruyn
    Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
    Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
    Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
    WEMELDINGEN
    Tijd is ruimte in beweging
    25-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Post voor mevrouw Bromley (Stefan Brijs) 2011

    Post voor mevrouw Bromley (Stefan Brijs) 2011

    [Roman. Er werd gebruik gemaakt van de licentie-editie in de reeks Boektoppers: Van In, Wommelgem, 2014, 523 blz.]

    In een interview met Frank Hellemans in een Knack Extra [19 oktober 2011, p. 14] zegt Stefan Brijs, in verband met Erwin Mortiers roman Godenslaap, verschenen in 2009 en ook handelend over de Eerste Wereldoorlog: ‘Erwin Mortier heeft heel weinig verhaal en heel veel taal terwijl ik heel veel verhaal heb en veel minder taal’. Klopt. Een grote taalkunstenaar is Brijs niet en je zal in zijn boek dan ook tevergeefs zoeken naar opvallend fraai geformuleerde zinnen die het aanstrepen waard zijn, maar een verhaal vertellen, dàt kan hij wel.

    We hebben deze turf van meer dan 500 bladzijden op minder dan een week uitgelezen in de herfstvakantie (eind oktober 2014): elke avond (nacht) 100 bladzijden, en dat ging heel vlotjes en zonder veel moeite. Brijs vertelt het verhaal van de Londense jongeman John Patterson en diens ‘zoogbroer’ Martin Bromley. Johns moeder overleed kort na de geboorte en John woont nu bij zijn vader die postbode is. De Eerste Wereldoorlog is uitgebroken en Johns vader moet regelmatig bij de buurtfamilies de militaire overlijdensberichten bezorgen als er weer eens een jongeman gesneuveld is. John zelf wil liever studeren in plaats van te gaan vechten, in tegenstelling tot zijn maatje Martin die zelfs een trucje gebruikt om opgeroepen te kunnen worden voor het leger (hij is twee jaar te jong maar ‘misbruikt’ de naam van zijn twee jaar oudere, reeds een hele tijd overleden broer). John krijgt heel wat kritiek van zijn stadgenoten, maar hij vindt steun bij een andere student, ene William Dunn. Als die echter zelfmoord pleegt en zijn vader omkomt tijdens een zeppelinbombardement op Londen, besluit hij toch maar om onder de wapens te gaan, wellicht mede om indruk te maken op Mary, de zuster van Martin, op wie hij verliefd is maar die uiteindelijk met een ander zal trouwen.

    Hij komt terecht in Frankrijk, dichtbij de Belgische grens, en wordt het hulpje van een luitenant, die ten gevolge van eerdere oorlogservaringen danig getraumatiseerd is. In Frankrijk gaat John op zoek naar de waarheid achter de dood van Martin (zijn vader had namelijk de bewuste doodsbrief voor mevrouw Bromley achtergehouden), terwijl hij via briefwisseling mevrouw Bromley blijft wijsmaken dat Martin nog leeft. Uiteindelijk komt hij erachter dat Martin is terechtgesteld wegens desertie. Op de laatste bladzijden vernemen we dat John zwaar gekwetst in een rolstoel terugkeert in Londen. Hij beseft dat hij mevrouw Bromley alsnog de waarheid zal moeten vertellen.

    ‘Een boek moet je aan het denken zetten. Het moet je kijk op het leven veranderen’, zegt William Dunn op pagina 163. Dat doet Post voor mevrouw Bromley inderdaad tot op zekere hoogte. Als diezelfde William Dunn op pagina 121 stelt: ‘De mensen zijn lemmingen. Ze willen meelopen in de massa. Daar wanen ze zich veilig. Ze hoeven niet na te denken. In een blinde drift met de stroom mee, waarheen die ook leidt’, dan mag dat lemmingen-beeld nogal clichématig klinken, maar tegelijk wijst het in de richting van een diepere thematiek en doet het de lezer nadenken over de moeite die John ondervindt om tegen de waan van de dag (in dit geval: oorlogswaan en dat alles in naam van Het Vaderland) in te gaan. Brijs laat verder ook duidelijk uitkomen dat leugens en bedrog een belangrijk thema vormen in zijn boek: de oorlogspropaganda, de militaire briefjes waarin de gesneuvelde steevast als een held wordt afgeschilderd, het voortdurende vervormen van de (oorlogs)waarheid. John zelf doet daar (met goede bedoelingen) aan mee wanneer hij mevrouw Bromley wenst te sparen, maar als hij zich (eenmaal in Frankrijk) bezighoudt met het schrijven van briefjes aan het liefje van een gesneuvelde kameraad in naam van die kameraad, dan bevindt hij zich op of zelfs over de rand van het moreel aanvaardbare.

    Stefan Brijs heeft heel wat opzoekingswerk verricht voor deze roman en hij slaagt er dan ook in de sfeer in Londen bij het begin van de oorlog en de traumatiserende ervaringen aan het front bevredigend weer te geven. En zoals gezegd: hij is veel meer een vlotte verteller dan een schoonschrijver, maar toegegeven: niet iedereen zit op een schoonschrijver te wachten. Anderzijds is het toch wel zo dat onze lectuur van Post voor mevrouw Bromley uiteindelijk een beetje teleurstelde. Dat had onder meer te maken met het feit dat op het einde de climax van het boek zo’n beetje draait rond die Martin Bromley, uiteindelijk toch niet veel meer dan een wat primitieve, rauwe volksjongen en dat John zich schuldig voelt voor Martins dood omdat hij niet met hem mee is gegaan naar de oorlog [p. 506] kwam ietwat bij de haren getrokken over. Bovendien hebben wij de indruk dat Brijs wat de compositie van zijn roman betreft, niet altijd het onderste uit de kan weet te halen. Zo vermeldt hij in het begin van de roman tot zes maal toe [pp. 9 / 22 / 29 / 72 (2x) / 137] Paradise Lost van Milton, zonder dat daar verder iets noemenswaardigs mee gedaan wordt. John en zijn vader houden weliswaar van oude boeken, maar als die ene titel zes keer vermeld wordt, dan verwacht je als alerte lezer toch dat daar iets mee aan de hand is. Quod non.

    Afgezien van dit alles, past Brijs’ roman natuurlijk perfect in de stroom van herdenkingen naar aanleiding van 100 Jaar Eerste Wereldoorlog (2014-2018). Zou het de komende jaren dan ook niet verfilmd worden, of is men daar al mee bezig?

    Quotering: *** [explicit 25 december 2014]

    25-12-2014 om 23:24 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Crimi Clowns: The Movie (Luk Wyns) (B, 2013)

    CRIMI CLOWNS: THE MOVIE (Luk Wyns) (België, 2013)

    (102')

    Luk Wyns’ filmversie van zijn bekende TV-serie. Een jaar of wat geleden bekeken wij lukraak één van de afleveringen van die TV-serie, en wij konden absoluut niet volgen. Wat wij zagen, was een verzameling geschifte en haast surrealistische beelden vol freakerig gedrag en plat-Antwerpse dialogen. Dit jaar hebben wij de heruitzendingen vanaf aflevering 1 gevolgd, en wat denkt u? Binnen de kortste keren zijn wij absolute fans geworden. Kust naa maaine frak!

    In het geval van Crimi Clowns zijn er maar twee mogelijkheden: ofwel ben je fan, ofwel moet je er totaal niets van hebben. Hoofdpersoon is Ronny Tersago (Luk Wyns), part-time clown Norry en part-time gangster. Zijn zondige daden worden constant gefilmd door zijn zoon Wesley (ongze Wez, gespeeld door Johnny de Mol)) die buitengegooid is op de filmacademie van Amsterdam en nu op eigen houtje als eindwerk een film maakt met als fototoestel vermomde camera’s. Wat als goddelijk gevolg heeft dat talrijke personages voortdurend in de lens kijken en zo interactief met de kijker communiceren zonder dat dat ook maar enigszins stoort. Verdere leden van de familie: Ronnie’s vrouw Rachel (Veerle Dejonghe) met wie hij half in onmin leeft, zijn dochter Amber (Silke Becu) die aan de drugs is en in de ‘seksbusiness’ werkt (tot wanhoop van Ronny) en niet te vergeten: de bomma (Hilde Uitterlinden), met als hobby: waterboarding. Spelen verder nog mee: Manou Kersting als Lou en Chris Willemsen als Mini Mike (collega-clowns en collega-criminelen van Ronny), Frank Aendenboom als Jos den Dief, en Kimberly Klaver als Katia, de vrouw van ‘de Patron’ en na diens dood even het liefje van Ronny.

    Stuk voor stuk spelen deze acteurs en actrices hun rol met veel overtuiging en aplomb en in het zuiverste Antwerps, wat niet weinig bijdraagt aan de hilariteit van het geheel. Bij Johnny de Mol lukt dat Antwerps accent overigens slechts zeer gedeeltelijk, maar dat wordt opgevangen door het feit dat hij enkele jaren in Amsterdam ‘gestudeerd’ heeft. Ons allergrootste respect overigens voor Hollander Manou Kersting die op een perfecte manier Antwerps praat, niet te onderscheiden van het origineel! En voegen we daar meteen aan toe dat Johnny de Mol als Wesley onmisbaar is in het verhaal, want de tussenstukjes waarin hij rechtstreeks tot de kijker spreekt en commentaar levert op de gebeurtenissen, zijn goud waard! Verder ook een speciale vermelding voor Eline De Munck die als striptentbazin en topless duivelin een heet zang- en dansnummertje brengt en daardoor enkele graden in onze achting stijgt.

    In de filmversie (die heel veel echo’s van de TV-serie bevat) onderneemt Lou (die jaloers is op Mini Mike) een mislukte zelfmoordpoging, waarna zijn karakter veranderd is (hij is nu veel moedwilliger dan daarvoor en doet soms totaal geschifte dingen en uitspraken) en hij afwisselend Hollands en Antwerps praat. Verder wordt dochter Amber uit een bordeel opgevist, Katia (de vrouw van de door de Tersago’s vermoorde patron van een restaurant) wordt een tijdje Ronny’s minnaresje maar als zij hem wil verraden, wordt zij door de bomma het huis uitgejaagd, er wordt een succesvolle overval gepleegd op een rijk Hollands echtpaar in Brasschaat wat Ronny in staat stelt zijn schulden af te betalen aan Jos den Dief, Ronny en Rachel maken het weer goed met elkaar en op het einde zit de vierkoppige familie Tersago verkleed als clowns in de auto op weg naar Hilversum omdat het hitje Het leven was zo mooi door dochter Amber op TV zal gebracht worden. Dan gebeurt er echter plots een soort ongeval, maar we weten niet wat er precies aan de hand is, want de film stopt. Materiaal voor de sequel?

    Crimi Clowns: The Movie bevat veel geweld en bloot, maar ofschoon het allemaal nogal grof en brutaal oogt, gaat het nooit over de schreef, het blijft net binnen de grenzen van het aanvaardbare, onder meer ook omdat het geheel grotesk en grappig bedoeld is. Compleet geschift en crazy, oké, maar ook constant vermakelijk. Komt daar nog bij dat de montage, de cameraregie, de mise-en-scène, de bruitage en de soundtrack stuk voor stuk zeer verzorgd en uitermate vakkundig overkomen. De begingeneriek van de serie die hier fungeert als eindgeneriek, is bijvoorbeeld om van te smullen, zowel qua montage als qua muziek (dat heerlijk schmoozy gezongen your mama says it’s true / a fucking clown like you). Naar verluidt is Crimi Clowns zelfs in de VS opgevallen en gaat er een Amerikaanse versie van komen. Kust naa maaine frak (bis)!

    Quotering: **** (12 december 2014 – VTM)

    25-12-2014 om 21:24 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Speelgoed (Hilde Van Malderen) 2014

    SPEELGOED Alarm: een vrouw in het Belgisch topvoetbal (Hilde Van Malderen) 2014

    [Borgerhoff & Lamberigts, Gent, 2014, 182 blz.]

    Hilde Van Malderen, een jonge voetbaljournaliste verbonden aan Het Laatste Nieuws en Sporting Telenet, heeft een boekje geschreven over haar ervaringen in de Belgische voetbalwereld dat bestaat uit drie delen. In het eerste deel draait het vooral rond geldzaken.

    Aston Villa kreeg het afgelopen seizoen (2013-14) 88,8 miljoen euro aan tv-rechten. Manchester City kreeg 118 miljoen. [35]

    Brutosalarissen van meer dan één miljoen euro vind je in België alleen bij Anderlecht, Club Brugge, Genk en Standard. [35] Bij Anderlecht bedroeg de kampioenenpremie in 2013 en 2014 130.000 euro per speler. In 2012 was dat nog 100.000. Bij hun laatste Champions League-winst kregen de spelers van Real Madrid 400.000 euro. Naast het vaste loon en de premies zit bij sommige clubs ook een appartement of een auto in het verloningspakket. Dat zijn dingen die apart onderhandeld worden. [38-39] De gemiddelde Vlaming die voltijds werkt heeft een gemiddeld bruto maandloon van 3.129 euro [40]. De jaarinkomsten (jaarloon, premies plus sponsordeals) van enkele voetballers: Messi 41.000.000, Ronaldo 39.500.000, Neymar 29.000.000, Rooney 24.000.000, Ibrahimovic 23.500.000, Hazard 16.800.000; Ribéry 16.500.000 [41-43].

    Voetbalclubs moeten een bepaald percentage (40%) van het brutoloon van een voetballer in een groepsverzekering storten. Dat wordt niet van hun loon afgetrokken, het is iets extra. Op hun 35ste krijgen voetballers dan dat totale bedrag. Daarop moeten ze nog 16,5% belastingen betalen. [44]

    Voetbalmakerlaars moeten in principe een licentie hebben van de UEFA, maar soms wordt dat omzeild (ze noemen zich bv. raadgever, manager, begeleider). Officieel ligt het percentage dat een makelaar mag verdienen op 7% van het transfergeld. En 5 à 10% van het jaarloon van een speler. Maar daar kan van afgweken worden. [46-47]

    Een vroegere clubmanager zei: ‘La réalité surpasse la fiction’. Duchâtelet van Standard zette een netwerk van clubs op: Standard, Carl Zeiss Jena, Charlton, Alcorcon en Ujpest (H) [52] De mecenassen in het voetbal zijn niet altijd echte mecenassen [59].

    Zes op de tien voetballers die in de Engelse Premier League actief waren, zijn binnen de vijf jaar nadat ze gestopt zijn bankroet (onderzoek uit 2013). Gemiddeld verdienen voetballers in de Premier League 34.000 euro per week. Eén op de drie Engelse voetballers scheiden binnen het jaar na hun voetbalpensioen. [65]

    Gary Speed, bondscoach van Wales, hing zich op in zijn garage in 2011. Robert Enke, doelman van Duitsland, wierp zich voor een trein in 2009. Psychische problemen bij voetballers! [70]

    In het tweede deel gaat het over ego’s, machtsmisbruik en lange tenen.

    People management is ook belangrijk geworden voor een trainer. Ik geloof niet zo in teamspirit. Het enige wat een team bindt, zijn resultaten, anders krijg je chaos. [103]

    De Franse profclub Clermont stelde een vrouwelijke coach aan, Corinne Diacre (ex-aanvoerster van de Franse nationale vrouwenploeg) [106].

    In het derde deel gaat het over seks en overspel in de voetbalwereld. Voetballers zijn wandelende testosteronbommen.

    [explicit 17 september 2014]

    25-12-2014 om 00:14 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: De Dromenwever (Douwe Draaisma) 2013

    DE DROMENWEVER (Douwe Draaisma) 2013

    [Historische Uitgeverij, Groningen, 2013, 221 blz. = Draaisma 2013]

    Een zeer vlot en in een heerlijke no-nonsensestijl geschreven boekje van Douwe Draaisma, professor psychologie aan de Universiteit van Groningen, waarin op een zeer toegankelijke manier en met veel verwijzingen naar ouder en recenter onderzoek een status quaestionis wordt opgemaakt rond wat wij tegenwoordig over dromen weten, of menen te weten.

    ‘Voor verzamelingen van dromen, zoals die in droomjournaals en dagboeken zijn te vinden, geldt weer het spiegelbeeldige bezwaar. Ditmaal zijn de dromen zelf voorhanden, maar ontbreekt het aan analyse en verband.’ [p. 9]

    ‘Van Eeden zal in dit boek, met Freud, de meest geciteerde auteur zijn.’ [p. 10]

    Het eerste hoofdstuk geeft een globaal overzicht van de geschiedenis van het droomonderzoek. ‘Erotische dromen werden rond 1950 nog drie keer zo vaak door mannen gerapporteerd, ze gingen vier keer zo vaak over gemeenschap en zeven keer zo vaak hadden zij in de droom het initiatief genomen. Inmiddels rapporteren vrouwen even vaak erotische dromen als mannen. Van hun tabellen gaat dezelfde fascinatie uit als van een oude wegenkaart, je vouwt hem open en er verschijnt een wereld die er in die vorm niet meer is en je laat mijmeren over wat er is verdwenen en verschenen.’ [p. 34]

    De volgende hoofdstukken nemen verschillende soorten dromen nader onder de loep. Het gaat dan over vliegen en zweven in dromen, over naaktdromen [‘Het ware trauma dat in iedere naaktdroom weer wordt opgevoerd is de onverschilligheid van de anderen. Je hebt iets intiems van jezelf laten zien, iets opgebiecht, je staat daar in alle kwetsbaarheid en nog steeds word je genegeerd. Als je zelfs naakt niet opgemerkt wordt, wanneer dan wel?’ (p. 58)], over examendromen [zijn blijkbaar verbonden met een waaier aan soms tegenstrijdige gevoelens, zoals angst, opluchting, troost, zelfverwijt en bemoediging (pp. 63/71)], over profetische dromen (waaraan Draaisma niet veel geloof lijkt te hechten), over lucide dromen [motivatie, het intense verlangen lucide te dromen is helaas geen voldoende voorwaarde (p. 105), vooral tegen de ochtend – als we stilaan aan het wakker worden zijn – komen ze voor en het helpt om even op te staan en dan terug te gaan slapen], over kleuren in dromen [‘Zelfs de meest filmische beschrijvingen roepen blijkbaar hooguit een visueel halffabricaat op. Maar niet kunnen zeggen welke kleur je visuele voorstelling van die ballon had betekent niet dat je de hele scène in zwart-wit voor je zag. Het is eerder dat op dit soort innerlijke beelden die tweedeling gewoon niet van toepassing is. Zou dat niet de verklaring kunnen zijn waarom we zoveel moeite hebben met de vraag of we dromen in zwart-wit of kleur?’ (p. 128)], over dromen van blinden (wie vóór zijn vijfde blind is, droomt nooit in beelden) en over nachtmerries.

    ‘In de eerste levensjaren was de oogzenuw essentieel om de hersenen te “stemmen”, een poëtische metafoor waarmee hij bedoelde dat het brein net als een muziekinstrument “gaat staan” naar de wijze waarop het wordt bespeeld.’ [p. 131]

    Naar aanleiding van het schilderij De Nachtmerrie van Henry Fuseli (1781): ‘Het monster was een “incubus”, Latijn voor “op iets liggen”, oorspronkelijk een van de demonen die de slaper komen belagen, later de aanduiding voor de droom zelf – preciezer, een droom waarin je het gevoel krijgt geen adem meer te kunnen halen omdat iets of iemand je verstikt. De incubus was een mannelijke demon en had het op vrouwen voorzien, mannen konden bezocht worden door een “succubus”, een vrouwelijke demon die onder lag.’ [p. 150]

    ‘Bij alle zestigers en zeventiger komt de periode van jeugd en vroege volwassenheid vaker en scherpper terug in de herinnering…’ [p. 171]

    Het laatste hoofdstuk handelt over erotische dromen. Mannen hebben elke nacht in totaal zo’n twee uur lang een gedeeltelijke of volledige erectie: ‘In de eerste hypothese is de erectie het gevolg, in de tweede de oorzaak van de erotische droom. Het is niet nodig te kiezen tussen deze twee hypothesen. Ze zijn beide onwaar.’ [p. 174]

    De woestijnvader Johannes Cassianus lijfde de erotische droom zonder omhaal in bij de nachtmerrie [p. 177].

    ‘De victoriaanse arts William Acton leidde een campagne tegen de gevaren van zelfbevrediging. Hij geloofde dat ieder mens bij de geboorte een eindige voorraad seksuele energie en sperma meekreeg en dat die door zelfbevrediging voortijdig uitgeput kon raken. Natte dromen waren dus even gezondheidsbedreigend als masturbatie. Zijn waarschuwing had een andere achtergrond dan die van Cassianus, maar was wonderlijk eensluidend: “Als een man zichzelf overdag heeft toegestaan te verwijlen bij libidineuze onderwerpen, zal hij merken dat zijn geest ’s nachts vervuld is van wellustige dromen”.’ [pp. 177-178]

    ‘Dat de ochtenderectie niets met een volle blaas heeft te maken werd ook bevestigd: de laatste rem-periode is de langste en dat is ook het tijdstip waarop de blaas het volst is. Het is wel waar dat de ochtenderectie de stevigste is, een verschijnsel waarvoor de meeste talen hun gemeenzame aanduidingen hebben (“Morgenlatte”, “morning wood”).” [p. 180]

    ‘De droom lijkt zo ongeveer de enige plek waar genitale opwinding niet iets met seks heeft te maken.’ [p. 183]

    ‘Werkelijke eenzaamheid met een fantasie is zeldzaam. Nergens is dat zichtbaarder dan op pornosites, waar men weliswaar niet de eigen fantasie kan bekijken, maar wel clips uit de categorie waarin die thuishoort. (…) Exclusiviteit zit er in dat je over specifieke personen fantaseert, dat je in dat geval over – zeg – seks met moeder en dochter fantaseert heb je met meer mensen gemeen dan alleen professor Osler.’ [p. 184]

    ‘Fantasieën over seks gaan zelden over de eigen partner, in het rijk van de verbeelding is overspel de regel, bij mannen voor 98 procent, bij vrouwen 80 procent. Zowel mannen als vrouwen fantaseren ook tijdens de seks, ook dan meestal over seks met andere partners en hebben daarom liever het licht uit.’ [p. 185]

    ‘In 1974 werd voor het eerst gerapporteerd dat veel vrouwen erover fantaseren met geweld genomen te worden. Die uitkomst is vele malen gerepliceerd. De precieze positie in de top-5 van favoriete fantasieën varieert, maar afwezig zijn “rape fantasies” nooit. Even zeker is dat vrouwen die fantasie nooit werkelijk hopen mee te maken. Het genot van gedwongen seks blijft beperkt tot de verbeelding.’ [p. 185]

    ‘Inhoudsanalyses hebben laten zien dat erotische dromen vergeleken met seksfantasieën een gevarieerder repertoire hebben, in allerlei opzichten. De meeste mensen hebben een lievelingsfantasie of een handvol roulerende fantasieën. Die blijven niet hun hele leven hetzelfde, ze wisselen, onder meer door werkelijke erotische ervaringen. Maar vaak is er een tijd lang een vast script, met dezelfde personen en handelingen. Bij erotische dromen is deze repetitie afwezig. De dromer belandt tussen volslagen onverwachte personen, in onvoorspelbare omstandigheden. In erotische dromen kunnen personen verschijnen waarover de dromer nooit zou willen fantaseren.’ [p. 189]

    ‘Met de luciditeit verschenen ook de remmingen en schuldgevoelens die Van Eeden zo beklemmend heeft beschreven. In erotische dromen kun je het beste niet al te helder van geest zijn.’ [p. 193]

    In het slothoofdstukje luidt het: ‘Vliegdromen en examendromen, naaktdromen en lucide dromen, nachtmerries en erotische dromen, ze worden allemaal op dat ene weefgetouw gesponnen, maar over de vraag waarom nu juist die dromen ontstaan en wat die dromen voor de dromer betekenen moet ook na een halve eeuw van onderzoek nog veel in het midden worden gelaten. In het droomonderzoek – en in De dromenwever – zijn veel hypothesen en theorieën te vinden die een verklaring bieden ten koste van een raadsel elders.’ [p. 196]

    In een interview met Mark Schaevers [Humo, nr. 3820, 19 november 2013, p. 137] zegt Draaisma het volgende over de functie van de remslaap: ‘Een aantrekkelijke theorie is dat die activiteit van een deel van ons brein leidt tot toevallige ontladingen in onze visuele hersenen. Je kunt het je voorstellen als een soort flipperkast waarbij hier eens een herinnering wordt aangetikt, daar een fantasie of een voorstelling. Al die prikkels worden vanuit de hersenstam naar het voorbrein gestuurd, en dat doet wat het overdag ook al doet: het probeert uit die chaos een soort verhaal te maken. En dat verhaal noemen wij een droom. (…) Vandaar ook de geheime aantrekkingskracht van de droom: je geest staat als het ware in de vrijloop, en je bent onvermijdelijk nieuwsgierig naar wat er uit je eigen brein tevoorschijn komt als de censuur is uitgeschakeld.’

    [explicit 31 augustus 2014]

    24-12-2014 om 22:33 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Matchfixing (Declan Hill) 2013

    MATCHFIXING Voetbal en de georganiseerde misdaad (Declan Hill) 2013

    [Uitgeverij Carrera, Amsterdam, 2013. Origineel Engels: The fix: soccer and organized game, McClelland & Stewart, s.l., 2013 = Hill 2013]

    ‘Ze hebben geen strikte hiërarchie, noch een duidelijke structuur. Er is geen capo of baas die bevelen uitdeelt aan de rest. Het is gewoon een groepje criminelen dat doet wat het doet: soms spannen ze samen, soms rivaliseren ze met elkaar, maar altijd zijn ze op zoek naar een manier om geld te verdienen door een wedstrijd te arrangeren.’ [13]

    ‘Als niet het hele elftal meedoet, helpt dat in feite de corrupte spelers. Als er zes spelers zijn die de wedstrijd opzettelijk verliezen, maar er zijn er vijf die wanhopig proberen te winnen, dan zijn de toeschouwers minder geneigd te denken dat er sprake is van omkoping, laat staan om uit te dokteren welke spelers de schuldigen zijn.’ [40]

    ‘Bijna iedere gokker kan gokken of een bepaalde club wint of verliest, maar een echt handige omkoper wil zo veel mogelijk geld verdienen. Dat kan door in te zetten op weddenschappen met grotere uitkeringen dan alleen het simpele voorspellen welk elftal wint of verliest. Bijvoorbeeld het voorspellen van het totale aantal doelpunten dat in een wedstrijd gescoord wordt, of wanneer de doelpunten vallen.’ [49-50]

    ‘Ik ontdekte dat als spelers corrupt waren er geen significante toename in het aantal strafschoppen was.’ [58] ‘Corrupte scheidsrechters daarentegen gebruiken wel strafschoppen om de uitslag te beïnvloeden.’ [58] ‘Met andere woorden, eigen doelpunten zijn niet een consistente manier om wedstrijden te arrangeren, zoals het uitdelen van strafschoppen dat wel is voor scheidsrechters.’ [59]

    ‘Onderzoek wijst echter uit dat rode kaarten statistisch gezien geen significant middel zijn dat gebruikt wordt door corrupte spelers of oneerlijke scheidsrechters bij het arrangeren van wedstrijden.’ [59] ‘In wedstrijden die gearrangeerd zijn vallen gemiddeld 20 procent meer doelpunten dan in eerlijke wedstrijden.’ [60] ‘Er is een verschil tussen het moment dat een doelpunt valt tijdens gearrangeerde wedstrijden en tijdens normale wedstrijden. In gearrangeerde wedstrijden loopt het aantal doelpunten op gedurende de eerste tien minuten van een wedstrijd en loopt het af gedurende de laatste tien minuten. (…) In de gearrangeerde wedstrijden was de omkoping lang voor de laatste tien minuten geregeld.’ [61]

    ‘De populairste weddenschap is echter de Aziatische Handicap, wat vergelijkbaar is met de Noord-Amerikaanse puntenverdeling, waarbij de favoriet de wedstrijd moet winnen met een bepaald aantal doelpunten. Dus als ik wed dat een heel sterk team wint van een zwakker team met “twee bal”, dan betekent dit dat het sterke team minstens twee doelpunten meer moet maken dan het andere team: als het sterke team verliest, gelijkspeelt of wint met maar één doelpunt verschil, dan wordt dat gezien als verliezen.’ [77]

    ‘Carmelo Bongiorno, voormalig hoofd van de Italiaanse maffia, is in 1994 veroordeeld in verband met de verdwijning van Stéphane Steinier, een Belgische journalist. Hij en zijn bende ontvoerden Steinier, doodden hem, dompelden zijn lichaam in zoutzuur en ontdeden zich toen van het lichaam door het te begraven onder een van de vele gebouwen die Bongiorno liet bouwen in Wallonië.’ [107] ‘Een Belgische keeper die persoonlijk bevriend was met Pietro Allatta verdween op 23 april 1988. Hij is sindsdien nooit meer gezien en niemand weet zeker wat er is gebeurd.’ [107] ‘… Ye Zheyun, een mysterieuze Chinese zakenman die in het najaar van 2004 in België aankwam. (…) Het België waar Ye Zheyun aankwam had al een kleurrijke geschiedenis als het gaat om het omkopen van wedstrijden en de invloed van de georganiseerde misdaad.’ [107-108] Ye Zheyun en Pietro Allatta werkten samen… [110] Senator Jean-Marie Dedecker… ging onderzoeken, kreeg een aantal waarschuwingen, waardoor hij erg voorzichtig werd. [109]

    ‘Deze bron zei verder, en dat mag gezien worden als een profetische waarschuwing voor de Engelse Premier League en voor alle rijke buitenlandse clubeigenaren met een onbekende achtergrond: ‘Ze [de voetbalclubs] verliezen hun verstand als ze geld ruiken. Als Ye Zheyun slim was geweest, had hij gevraagd of hij 1 miljoen euro mocht investeren. Dan had hij algemeen directeur kunnen worden. Hij had controle kunnen hebben over alle clubs als hij het langzaam had opgebouwd. Dan zou hij alles hebben kunnen doen.’ [110]

    BETFAIR = het Britse internetwedkantoor [111].

    ‘Er zijn in feite twee vragen die een mogelijke omkoper zichzelf moet stellen: heb ik principes en heeft mijn divisie principes?’ [133]

    ‘In zijn autobiografie onthult sir Alex Ferguson, de manager van Manchester United, dat zowel hij als de voorzitter van de club, Martin Edwards, bedreigd werd door een Russisch agent toen Ferguson weigerde om hun sterspits Andrei Kanchelskis te verkopen. Men nam de dreigementen erg serieus en verkocht de speler.’ [138-139]

    ‘De eerste uitdaging is beslissen met wie hij de wedstrijd arrangeert. Er zijn drie mogelijke groepen mensen: de scheidsrechters, de tegenstanders en het bestuur van de tegenstanders.’ [142]

    ‘Zonder vertrouwen kunnen mensen die corrupt willen zijn onmogelijk met elkaar samenwerken. Er wordt dus enorm veel energie gestoken in het instandhouden van dit vertrouwen, zodat toekomstige corrupte deals gesloten kunnen blijven worden.’ [144-145]

    ‘Er is het geval van Marc Piron, de agressieve Belgische politierechercheur die midden in een zaak ervanaf werd gehaald.’ [147]

    Rudnikov, journalist in Kaliningrad: ‘Hij publiceerde een serie artikelen waarin werd beweerd dat een aantal politiemensen en officieren van justitie uit de stad een bordeel runde en grote internationale verschepingen van drugs regelde.’ [148]

    Hoe te werk gaan?

    - Verleiding. Scheidsrechters die zich ‘thuis voelen’ in een bar. [155]

    - Andere omkopers proberen een of andere officiële functie binnen de club te bemachtigen. [155]

    - Bij internationale wedstrijden: spelers en prostituees / toegang tot spelers kopen als makelaar. [155]

    ‘Er zijn twee belangrijke strategieën en vreemd genoeg lijken ze allebei sterk op de twee belangrijkste zakenstrategieën die danseressen in Noord-Amerikaanse stripclubs hanteren.’ [156] Gaan voor het snelle geld en snel direct contact OF een nepinintimiteit creëren. [157]

    Spelers én scheidsrechters worden regelmatig betaald met vrouwen. [166]

    De Europese voetbalbonden, de legale gokbedrijven en de politie zouden het spel moeten beschermen. [189]

    Belangrijke voorwaarde voor goede omkopingszaak: de informatie blijft binnenskamers. [191]

    Aziatische omkopers wedden niet via Betfair, andere Europese gokbedrijven of Europese sportloterijen. Zij wedden op de Aziatische gokmarkt. [192]

    ‘Iedere bookmaker waar ook ter wereld die een grote som geld van een omkoper aanneemt, zal snel in de gaten hebben dat er iets niet klopt. Er zijn zelfs bedrijven die gespecialiseerd zijn in het scannen van de gokmarkt om veranderingen als gevolg van omkoping op te sporen.’ [192]

    Dankzij Internet: ‘Nu kan een omkoper met een simpele muisklik geld inzetten bij meerdere bookmakers overal ter wereld, en als ze met een paar elementaire zaken rekening houden, weet niemand hiervan.’ [193]

    ‘Wat nog belangrijker is, is dat als een omkoper de gokmarkt manipuleert dat echt veel moeilijker is in een kleine competitie, zoals in België’ [193]. Op deze wedstrijden wordt namelijk weinig ingezet = lastig om er veel geld mee te verdienen.

    ‘Ik heb aangetoond dat er bij sommige clubs een cultuur bestaat waarin scheidsrechters vrouwen krijgen aangeboden voor een belangrijke wedstrijd. Er is een heel gemakkelijke, simpele manier om deze cultuur direct te laten ophouden: meer vrouwelijke scheidsrechters.’ [204] ‘Wil je dat de spelers ophouden met het aannemen van steekpenningen? Vertel ze dan over hoe hun status zal veranderen zodra de omkopers de “omkoping afdwingen”: van gewaardeerde vriend naar slaaf.’ [204]

    Het interessantste deel van het boek is natuurlijk deel 3: De wereldbeker.

    Zijdelings eerst even dit citaat: ‘De laatste jaren is het taalgebruik in de sociale wetenschap zo gecompliceerd geworden dat de boeken haast onleesbaar zijn. Dat is niet altijd zo geweest. Mijn overgrootvader doceerde de inmiddels vergeten kunst van de retorica aan de universiteit. Ik heb een aantal van zijn geschriften. Hij probeerde te doceren hoe je complexe ideeën op een gemakkelijke manier kunt overbrengen. De meeste academische geschriften van nu zijn precies het tegenovergestelde. Ze brengen zeer eenvoudige ideeën op de meest complexe manier. In de jaren dertig, toen mijn overgrootvader met pensioen ging, kon een persoon met een laag opleidingsniveau maar een grote honger naar kennis nog steeds bijna elke universitaire publicatie lezen. Zo iemand zou misschien niet ieder detail begrijpen, maar zou in elk geval wel de algemene teneur kunnen vatten. Dat is niet meer zo. Ik daag lezers uit om een artikel uit de sociologie, psychologie of taalkunde te nemen en te proberen zelfs maar de inleiding te begrijpen, terwijl de auteur maar doorgaat over postmodernisme of Foucault of structuralisme’ [p. 210].

    In dit derde deel wordt gesuggereerd dat de finale van het WK 1998 in Frankrijk (Frankrijk-Brazilië) gefixt was (Frankrijk won), net als de wedstrijd Tunesië-Portugal op de Olympische Spelen van 1996 en de wedstrijden Italië-Ghana (2-0), Brazilië-Ghana en Oekraïne-Italië tijdens het WK 2006 in Duitsland. Vooral Ghana, met in de eerste plaats de ex-voetballer en toen (in 2006) hulptrainer Abukari Damba, komt heel slecht uit Hills onderzoek. Hij suggereert ook heel sterk dat de FIFA (geleid door Sepp Blatter) niet echt gemotiveerd is om iets aan die corruptie te doen. En hij eindigt met een bijna sentimentele, maar desondanks toch knap en slim geschreven epiloog, waarin hij betoogt dat (zuiver) voetbal een middel kan zijn om kansarmen in Derde Wereld-landen zoals Ghana aan een beter leven te helpen.

    Er vallen op Hills boek allerlei dingen aan te merken. Hij presenteert hier een heleboel vermoedens, maar het ontbreekt aan keiharde bewijzen. Hij gebruikt iets te vaak formuleringen als ‘voor zover ik kan inschatten is het waar’ [p. 211], ‘ik beweer niet te weten of de wedstrijden ook echt waren gearrangeerd’ [p. 233]. Bovendien maakt zijn tekst helaas op sommige momenten een slechte indruk doordat hij er te veel een thriller van maakt als hij weer eens persoonlijk in contact komt met (gevaarlijke) omkopers. Hij zet zichzelf meer dan goed is voor de objectiviteit van zijn onderzoek in de picture, en bezondigt zich aan pocherig geblaas. Af en toe lijkt het wel of je een filmscenario leest in plaats van een ernstige onderzoeksdocumentaire. En ten derde is er regelmatig sprake van een bijzonder rommelige vertelstructuur, waarbij het van de hak op de tak springen en het goochelen met (vaak wollige) gegevens alleen maar verwarrend werken op de lezer.

    Het neemt niet weg dat Hill ongetwijfeld grotendeels gelijk heeft, wanneer hij op pagina 303 samenvattend besluit: ‘We hebben het [namelijk omkoperij en wedstrijdvervalsing] gezien in Azië. De geloofwaardigheid van complete competities is volledig ingestort door de corruptie. We hebben gezien dat sommige competities in Europa geplaagd worden door stelselmatige corruptie. We hebben gezien dat wedstrijden in Europese toernooien worden omgekocht. We hebben gezien dat omkopers spelers benaderen tijdens de grootste voetbaltoernooien ter wereld’. Hij overdrijft echter een klein beetje: behalve in het geval van die WK-finale in 1998, gaat het nooit over de grote en belangrijke wedstrijden, in de regel zijn het matchen in de marge waarmee gefoefeld wordt. Dat er echter wel degelijk corruptie in het professionele voetbal aanwezig is, staat vast. Men denke slechts aan wat de afgelopen jaren in het nieuws is gekomen (in Italië bijvoorbeeld, en in België de zaak Ye Zheyun). Wat we overigens heel merkwaardig vinden: dat er aan dit boek van Declan Hill zo weinig aandacht is besteed in de media.

    [explicit 17 juli 2014]

    24-12-2014 om 00:00 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: De intellectuelen in de Middeleeuwen (Jacques Le Goff) 1989

    DE INTELLECTUELEN IN DE MIDDELEEUWEN (Jacques Le Goff) 1989

    [Wereldbibiotheek – DNB/Uitgeverij Pelckmans, Amsterdam-Kapellen, 1989]

    Een boekje dat oorspronkelijk dateert van 1957 en dat in 1989 in het Nederlands werd vertaald. Grappig is wel dat in de inleiding van de Franse heruitgave van 1984 Le Goff zelf een opsomming geeft van alle dingen die minder goed of gedateerd zijn in zijn tekst, en dat lijstje is nogal lang. Le Goff doet deze ‘openbare biecht’ zonder blikken of blozen, en alleen de allergrootsten kunnen en durven dat natuurlijk. Want De intellectuelen in de Middeleeuwen vormt wel degelijk een interessant overzicht van het intellectuele leven in de twaalfde en dertiende eeuw. De veertiende en vijftiende eeuw (met het opkomende humanisme) worden hier – zoals Le Goff trouwens zelf toegeeft – op een volstrekt onvoldoende wijze behandeld. Hieronder enkele lectuurnotities.

    De befaamde uitspraak van Bernardus van Chartres: ‘Wij zijn dwergen op de schouders van reuzen. Wij zien meer en verder dan zij, niet omdat onze blik scherper is of omdat wij groter zijn, maar omdat hun reusachtige gestalte ons verheft en draagt’. Uit dit beroemde beeld spreekt het besef dat de beschaving vooruitschrijdt. Of anders gezegd: het besef dat geschiedenis hetzelfde is als vooruitgang [p. 44].

    Over de Goliarden (12de eeuw): ‘De vrouw kreeg een plaats binnen de door de goliarden ondersteunde beweging die ruimte eiste voor het lichamelijk genot, ook voor de geestelijken, met inbegrip van de priesters. De intellectueel eiste als humanist het recht op mens te zijn, in alle betekenissen van het woord. Alles wat daaraan afbreuk deed, wees hij af. Om zich volledig te kunnen verwezenlijken had hij een vrouw aan zijn zijde nodig’ [p. 74].

    In zijn boek Sic et non uit 1122 toont Abélard aan dat de kerkvaders het over geen enkele kwestie eens zijn. Waar de één dit zegt, zegt een ander dat… [p. 81].

    Over het humanisme van Chartres: ‘Volgens de intellectuelen van Chartres was de mens het doel en het middelpunt van de schepping. Dat is de betekenis van de beroemde controverse Cur Deus homo uit deze tijd, zoals Père Chenu die op bewonderenswaardige wijze heeft aangetoond. Volgens de traditionele opvatting, die door Gregorius de Grote weer nieuw leven was ingeblazen, was de schepping van de mens een ongeluk. De mens was een ersatz, een noodsprong, bij toeval door God geschapen ter vervanging van de in opstand gekomen en gevallen engelen. Chartres stelde daar, voortbordurend op Anselmus, tegenover dat in het plan van de Schepper altijd al een plaats was ingeruimd voor de mens en dat de wereld ter wille van hem geschapen was. Er bestaat een beroemde tekst van Honorius van Autun waarin hij de opvattingen van Chartres heeft gepopulariseerd’ [p. 90].

    De antithese tussen het beest en de mens was één van de grote metaforen uit de twaalfde eeuw [p. 91].

    Adelard van Bath (12de eeuw) beweerde dat de twaalfde-eeuwse intellectuelen de Antieken en de Arabieren als dekmantel gebruikten om hun eigen nieuwe ideeën gemakkelijker ingang te doen vinden bij mensen die gewend waren steeds maar af te gaan op ‘autoriteiten’. Adelard gaf toe ook zelf die weg bewandeld te hebben [p. 93].

    De Libri Sententiarum van bisschop Petrus Lombardus en de Historia Scholastica van Petrus Comestor (= ‘Boekenverslinder’) behandelden op systematische wijze filosofische waarheden en historische feiten uit de bijbel en werden de basiswerken van het universitaire onderwijs in de dertiende eeuw. Ze dateren zelf van de twaalfde eeuw [p. 101].

    ‘Door de opkomst van de stad werd het karakter van de spiritualiteit in de 13de eeuw steeds meer bepaald door het beroep dat men uitoefende. Dat gold ook voor de intellectuelen. Beroepsethiek werd belangrijk en de biechtboeken werden aangepast aan de activiteiten van de diverse sociale groepen, aan de diverse beroepen: zorgvuldig werden de zonden van de boeren, kooplieden, ambachtslieden, rechters enzovoort ingedeeld en vastgelegd. De zonden van de intellectuelen, van de leden van de universitaire corporatie, kregen extra aandacht…’ [p. 130].

    Dertiende eeuw: verhitte discussies in universitaire kringen rondom de maagdelijkheid van Maria. Duns Scotus verdedigde verbeten de maagdelijkheid van Maria, terwijl Thomas van Aquino er om dogmatische redenen met zijn volle gewicht tegen inging [p. 130].

    ‘Nooit’, schreef Gilbert van Doornik (13de eeuw), ‘zullen wij de waarheid vinden als wij ons tevredenstellen met dat wat al gevonden is… Diegenen die voor ons schreven, zijn niet onze heren, zij dienen ons als gidsen. De waarheid staat open voor allen, wij bezitten haar nog niet volledig’. Wat een intellectueel optimisme spreekt uit deze woorden als we ze vergelijken met het sombere: ‘Alles is gezegd, wij komen te laat’ [p. 139].

    Kardinaal Nicolaas van Cusa (15de eeuw) was de schrijver van de laatste grote middeleeuwse scholastieke Summa [p. 198].

    [explicit 1 juli 1990]

    23-12-2014 om 15:14 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: De geschiedenis van mijn kaalheid (Marek van der Jagt) 2000

    DE GESCHIEDENIS VAN MIJN KAALHEID (Marek van der Jagt, alias Arnon Grunberg) 2000

    [Roman. Er werd gebruikgemaakt van de licentie-editie in de reeks Boektoppers 2002, Malmberg, Den Bosch, 2002, 224 blz.]

    Deze debuutroman van de zogenaamd in Wenen wonende Nederlandse auteur Marek van der Jagt werd bekroond met de Anton Wachter Prijs 2000 voor het beste debuut. In werkelijkheid is heel die Marek van der Jagt echter een spookschrijver waarachter de Nederlands-Joodse, in New York woonachtige auteur Arnon Grunberg (°1971) schuilgaat, zoals in de eerste helft van 2002 definitief duidelijk werd naar aanleiding van de publicatie van Van der Jagts derde boek, Gstaad ’95-’98. Omdat Grunberg voor zijn echte debuutroman Blauwe maandagen (1994) reeds de Anton Wachter Prijs had gekregen, was dit alles aanleiding tot een niet onopgemerkt voorbijgaande rel in Letterenland (Grunberg-Van der Jagt kreeg de debuutprijs geen twee maal natuurlijk) en verwierf Arnon Grunberg een flinke dosis gratis aandacht en reclame. Allemaal leuk voor de literatuurgeschiedenissen, maar met literaire kwaliteit hebben zulke zaken uiteraard nul komma niks te maken.

    De geschiedenis van mijn kaalheid vertelt de historie van de jongeman Marek van zijn veertiende tot zijn negentiende jaar (of daaromtrent). Hij is lid van een gegoede, maar bijzonder rare Weense familie (vader, moeder en drie zonen, Marek is de jongste). Papa is iets belangrijks in het verzekeringswezen en slaat regelmatig zijn zonen, naar verluidt om hen voor te bereiden op het pak rammel dat het leven hen zal verkopen, mama werpt zich op als een soort vrouwelijke mecenas voor arme kunstenaars die tegelijk haar minnaars zijn en staat soms tijdens het eten op om over te geven in één van de zilveren schalen op het dressoir, Daniel (de oudste broer) heeft bloedarmoede en valt zo’n twintig keer per jaar flauw, en dan is er ook nog Pavel, de middelste broer.

    Als hij veertien is, gaat Marek op zoek naar de amour fou (al wordt nooit echt duidelijk wat daar nu precies onder verstaan dient te worden). Een tijdje later (hij is dan vijftien) leert hij, samen met zijn broer Pavel, twee Luxemburgse meisjes van zeventien jaar oud kennen en als het uitje eindigt in Pavels slaapkamer, blijkt dat Marek beschikt over de penis van een dwerg. Dat wordt een regelrechte obsessie. Marek begint heel de tijd op zijn hurken te lopen (!) om te voelen hoe het is om een dwerg te zijn, hij heeft een (overigens bijzonder hilarisch) gesprek met zijn leraar Frans en diens vriend, een professor-psycholoog, leert in de bibliotheek de truttige tekenlerares juffrouw Oertel kennen met wie hij een zeer korte relatie heeft, en raadpleegt ten slotte een bekend cosmetisch chirurg, die hem echter niet kan verder helpen.

    Op het einde van de roman gaat alles plotseling nogal snel (in tegenstelling tot daarvoor: toen ging het vaak nogal traag). Marek vergezelt zijn moeder (die last heeft van een tumor) op een korte vakantie in de bergen en daar maakt zij een dodelijke val. Volgens de ik-verteller heeft hij haar echter van de berg geduwd. Van de geheimzinnige tante Mica, die bevriend is met ene Otto en met wie Marek een tijd het bed deelt, krijgt Marek dan homeopathische middelen om zijn penis te vergroten. Het enige effect is echter dat hij al zijn haren verliest. Wij kunnen verder vermoeden dat Otto Mareks echte vader is. Uit het open einde kunnen we afleiden dat Marek zelfmoord gaat plegen door zich ook van een berg te gooien.

    Zoals Ton Brouwers noteert: ‘De plot van deze roman draait rond (Mareks) ontdekking van de geringe omvang van zijn geslachtsdeel, iets waarop hij op vijftienjarige leeftijd door twee Luxemburgse meisjes is geattendeerd. Het wordt een obsessie voor hem, die uiteindelijk tot zijn kaalheid zal leiden’. Dat is het concrete thema, en het abstracte thema: ‘Volledig in de traditie van Grunberg gaat deze geschiedenis over het onvermogen en de nietigheid van de mens’ [Brouwers 2002: 9/10]. Inderdaad merkte diezelfde Brouwers op bladzijde 3 in verband met het oeuvre van Grunberg reeds op: ‘In zijn romans, toneelstukken en beschouwingen geeft Arnon Grunberg op een rustige, ongekunstelde en humoristische wijze uitdrukking aan de absurditeit van het bestaan. Zijn boeken gaan over de willekeur en de onafwendbare vergeefsheid van het menselijk streven. Wat hem fascineert in mensen is hun groteske nietigheid’. Meer concreet gaat het in de boeken van Grunberg steeds om de ‘tragikomische levensverhalen van jonge mannen die zich door hun liefdesleven heen worstelen’ (aldus de uitleiding in onze licentie-editie, p. 218). Brouwers signaleert ook dat Grunberg het onbetrouwbare en dubbelzinnige karakter van identiteit en waarneming ter discussie stelt [p. 4] en hij wijst verder op het motief van de dreigende zelfmoord, die alleen gepareerd kan worden via het gebruik van humor [p. 5]: ‘De enige manier om deze ontnuchterende kijk op mens en wereld te relativeren biedt de humor, die bij Grunberg zelden langer dan een bladzijde op zich laat wachten. Het besef van uitzichtloosheid en de relativering ervan grijpen voortdurend, vaak bijna onzichtbaar, in elkaar. Hij bereikt dit effect door technieken toe te passen als contrast, ironie, herhaling, overdrijving en vooral understatement’.

    Een aantal critici bewonderen Grunberg vooral omwille van zijn ‘soepele stijl en zijn fijnzinnige verweving van ernst en humor’ [Brouwers 2002: 6]. Dat laatste zit in elk geval ook duidelijk in De geschiedenis van mijn kaalheid en is een thema dat we kennen van elders, onder meer van bij Louis Paul Boon en van bij Gerard Reve: het is allemaal ellende en kommer en kwel, en als je niet beter wist, zou je erom moeten huilen, maar ondanks alles moet je er ook om lachen en zo kan je die ellende nog enigszins aan. Er zitten inderdaad een aantal grappige passages in deze roman. We denken dan onder meer aan het hierboven reeds gesignaleerde gesprek tussen Marek, zijn leraar Frans en die professor, of aan zijn miezerige avontuurtje met juffrouw Oertel, met wie hij een soort van seks heeft terwijl haar moeder beneden aan het koken is: ‘Met de blik van een deskundige verpleegster bekeek Bine Oertel mijn buik en mijn borst. Daarop pakte ze een van mijn tepels tussen duim en wijsvinger en begon die tepel heen en weer te wrijven alsof het een teentje knoflook was dat moest worden fijngestampt. Mijn fantasie zat de realiteit weer in de weg, want ik zag de oude mevrouw Oertel de trap opkomen met een pollepel in haar ene en een grote kookpot in haar andere hand’ [p. 149]. Passages als deze herinneren overigens zeer sterk aan de al even miezerige bezoekjes aan prostituees die de ik-verteller in het tweede deel van Blauwe maandagen aflegt.

    Met die ‘soepele stijl’ hebben wij het nochtans veel moeilijker. Grunberg/Van der Jagt weet af en toe leuke zinnen uit zijn pen te schudden, toegegeven. Enkele voorbeeldjes. ‘Schaamte was de kurk waarop mijn lichaam dreef’ [p. 25, al vraagt men zich af: is het niet de kurk zelf die blijft drijven en hoe kan dan iets anders op die kurk blijven drijven?], ‘als ieder mens een boek was, dan was papa een gebruiksaanwijzing van minstens zeven delen’ [p. 32], ‘de nachtmerrie van Oostenrijk kwam uit Braunau am Inn, de nachtmerries van mijn vader kwamen uit de buik van mijn moeder, en mijn nachtmerrie kwam uit Luxemburg-Stad’ [p. 54], ‘wie alleen maar wil schitteren, bestaat niet als de ander niet kijkt’ [p. 79], ‘als leven een baan is, wilde ik ontslag nemen. Maar ik kon het kantoor niet vinden dat over ontslagaanvragen ging’ [p. 107]. De mooiste is die van pagina 79. Maar voor het overige zijn wij het klinkend eens met de kanttekeningen van sommige andere critici die door Brouwers samengevat worden als volgt: ‘Toch zijn er ook critici die kanttekeningen plaatsen bij zijn romans, omdat deze onevenwichtig van opbouw zouden zijn, overbodige of saaie scènes zouden bevatten, of omdat Grunberg zijn emotionele afstandelijkheid te ver zou doorvoeren’ [p. 6].

    Volledig akkoord dus. Structuur is duidelijk niet Grunbergs sterkste kant (hij lult maar raak) en onder meer ten gevolge van die (soms wel grappige) humor raak je als lezer nauwelijks betrokken bij wat er gaande is en bij heel wat passages zaten wij onszelf af te vragen: wààr heeft die man het in godsnaam over? Het enthousiasme van sommigen over Grunberg in het algemeen en over deze roman in het bijzonder kunnen wij dus hoegenaamd niet delen. Vooral in Nederland lijkt Grunberg ons door een aantal personen ten zeerste over het paard getild te worden. En dat het bij Grunberg altijd om hetzelfde verhaaltje draait (wij lazen ook reeds Blauwe maandagen en Monogaam van hem): de Joodse schemiel die met zichzelf kan lachen (à la Woody Allen), is ook niet echt een reden om van ons Grunberg-fans te maken, net zo min als het trucje om aandacht te zoeken via het aannemen van een andere identiteit.

    Geraadpleegde lectuur

    - Ton Brouwers, “Arnon Grunberg”, in: Kritisch Literatuur Lexicon, februari 2002, pp. 1-12.

    Quotering: **½ [explicit 9 juli 2003]

    22-12-2014 om 20:08 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 23/11-29/11 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 28/10-03/11 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 14/08-20/08 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs