Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
04-05-2014
BOEK: Alleen maar nette mensen (Robert Vuijsje) 2008
ALLEEN MAAR NETTE MENSEN (Robert Vuijsje) 2008
[Roman, Noordhoff Uitgevers BV, Groningen-Houten, Grote Lijsters, 2013, 227 blz. Oorspronkelijk: Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2008]
Alleen maar nette mensen is de debuutroman van de Nederlandse journalist van Joodse afkomst Robert Vuijsje (°1970). De hoofdpersoon van het boek is David Samuels, een Amsterdamse jongeman van Joodse afkomst die eruit ziet als een Marokkaan en door dat uiterlijk regelmatig geconfronteerd wordt met rassenhaat en discriminatie. David heeft de middelbare school achter zich gelaten en heeft nog geen idee wat hij wil gaan studeren, een beetje tot wanhoop van zijn ouders, nette mensen die tot de betere intellectuele klasse behoren. David heeft ook al jaren een vriendinnetje, Naomi, maar zij is niet meer in staat hem op te winden. David heeft zijn zinnen namelijk gezet op het vinden van een intellectuele negerin en meer bepaald een intellectuele negerin met grote borsten en dikke billen.
Na het lezen van de eerste hoofdstukken heb je de indruk dat je een interessant boekje mag verwachten waarin op een speelse wijze een boeiende, actuele thematiek gaat behandeld worden: de multiculturele samenleving en haar rassendisciminatie. Dat laatste komt inderdaad ruimschoots aan bod (waarbij de discriminatie overigens in alle richtingen schiet: van blank naar zwart, van zwart naar blank, van zwart naar bruin, van Jood naar niet-Jood en omgekeerd, van niet-Marokkaan naar Marokkaan en omgekeerd, enzovoort), maar in feite bestaat het grootste deel van het boekje toch uit niet veel meer dan de seksuele escapades van David die op zoek is naar zijn mollige negerin, tot in de VS toe, en dus voortdurend de op hem verliefde Naomi bedriegt. Die zoektocht loopt echter op niets uit, want er zijn naar verluidt maar twee soorten negerinnen: zij die met een blanke willen gaan en zich aan de blanken aanpassen (maar die zijn saai) en negerinnen die alleen met een zwarte willen gaan (en als zij met een blanke gaan, geeft dat onoverkomelijke problemen). David voelt zich dus nergens thuis en als Naomi hem dan op het einde de bons geeft (wat had je anders verwacht, denkt de lezer), is hij daar een tijdje echt niet goed van. Maar al snel vindt David (die eruit ziet als een Marokkaan) troost bij Naima, een Marokkaans meisje dat werkt als caissière in een supermarkt.
Het is ons niet helemaal duidelijk waar Robert Vuijsje met dit alles naartoe wil. Wij veronderstellen echter dat het allemaal bedoeld is als een satire op de moderne maatschappij en dat we David moeten zien als het voorbeeld van een bepaald soort hedendaagse jongere: verwende middle-class kids die leven op de kosten van hun ouders, teren op seks, drank en drugs en verder niet weten van welk hout pijlen te maken. Tegelijk doet Vuijsje toch wel heel erg zijn best om een bepaald soort publiek van hedendaagse jongeren te behagen met zijn geschrijf. Het gebruik van korte hoofdstukjes met pakkende titels mag dan al sympathiek zijn (net zoals de voorkeur van de hoofdpersoon voor vrouwelijke rondingen), de onverbloemde seksscènes die over het verhaal zijn uitgestrooid, het gebruik van slangwoorden (onder meer het irritante, enkelvoudige bil wanneer kont bedoeld wordt), de oppervlakkige psychologie, de oersimpele zinsbouw, hippe stijltrucjes zoals het weergeven van flarden songtekst, sms-jes en chatsessies op Messenger zijn evenzovele pogingen om te flirten met een jong lezerspubliek dat niet al te hoge eisen stelt aan literatuur. En bovendien: de blanke personages die Vuijsje beschrijft, maken weliswaar manifest een burgerlijk-bekakte indruk, maar het gedrag van de ten tonele gevoerde allochtone personages is hoegenaamd niet in staat de bestaande vooroordelen weg te nemen. Integendeel: men kan vermoeden dat een neutrale lezer na kennisname van deze roman eerder zal overhellen naar een racistische kijk dan dat er discriminerende gedachten worden verdreven. Waar de auteur zich ergens bevindt binnen deze multiculturele koude oorlog, blijft vaag.
Dit alles maakt het wellicht begrijpelijk dat Alleen maar nette mensen in 2010 De Inktaap won, een prijs die wordt toegekend door jongeren. Minder begrijpelijk is dat de roman in 2009 ook de Gouden Uil won. In 2012 werd het boek verfilmd, maar van die film hebben we weinig of niets mogen vernemen (een veeg teken?) en we hebben hem ook nog niet gezien, al gaan we dat in de nabije toekomst zeker wel eens proberen te doen. Om af te ronden nog drie dingetjes. Slechts één opvallend zinnetje hebben we kunnen aanstrepen: Wanneer mensen met alle respect zeggen, bedoelen ze eigenlijk: zonder enig respect [p. 72]. Goed gezien! De arrogante uitweidingen van David over (hier vooral zwarte) muziek lijken ons als idee gestolen van American Psycho van Brett Easton Ellis, een boek waarmee Alleen maar nette mensen overigens wel meer verwantschappen vertoont (het branie-achtige, het confronteren van de lezer met seks en geweld onder het mom van satire). En ten slotte een slordigheidje van de auteur: op pagina 201 worden de schilderijen van Rembrandt en Vermeer laatmiddeleeuws genoemd. Of moeten we dit kemeltje toch toeschrijven aan David, in wiens huid de personale verteller voortdurend kruipt?
In deze roman heeft T.C. Boyle het over de baanbrekende Amerikaanse bioloog en seksuoloog Alfred C. Kinsey, professor aan de Universiteit van Bloomington (Indiana), die in 1948 Sexual Behavior in the Human Male en in 1953 Sexual Behavior in the Human Female publiceerde. We maken mee hoe Kinsey zijn onderzoek kort vóór Wereldoorlog II begint met het afnemen van honderden en daarna duizenden anamneses (interviews waarbij de geïnterviewde vragen krijgt voorgeschoteld over zijn seksuele ervaringen en voorkeuren) van vertegenwoordigers van alle lagen van de bevolking, hoe zijn bekendheid en populariteit een hoogtepunt bereiken na de publicatie van zijn eerste boek in 1948, hoe hij na de publicatie van zijn tweede boek in 1953 meer en meer kritiek en tegenwerking krijgt, tot hij in 1956 op 62-jarige leeftijd aan een hartkwaal overlijdt. Dit alles wordt vastgeknoopt aan het levensverhaal van ene John Milk, een student Engelse literatuur die als eerste door Kinsey wordt aangeworven als medewerker en vanuit wiens standpunt het hele verhaal wordt verteld.
Deze John Milk is een wat stuntelige, verlegen, maar niet onknappe jongeman die op verzoek van een meisje Kinseys colleges over seks bijwoont (alleen koppeltjes worden namelijk tot die colleges toegelaten), zijn anamnese laat afnemen en zo in contact komt met Kinsey, wat leidt tot een job als assistent van Kinsey. Milk, die dankzij de tussenkomst van Kinsey niet moet gaan vechten in Europa, huwt met Iris, een meisje uit zijn geboortestadje dat ook aan de univ studeert en onderwijzeres wordt, en de rest van het boek bestaat uit de geschiedenis van dat huwelijk, dat de nodige ups en downs kent en voortdurend nauw verbonden is met de opkomst en het verval van Kinsey (Prok, afkorting van professor Kinsey, voor de intimi) en zijn onderzoek naar de seksualiteit van het menselijke zoogdier. De aandacht van de lezer wordt daarbij gaande gehouden door een aantal met flair gedoseerde cliffhangers. Zo vernemen we dat Milk regelmatig met Kinsey, die overigens gehuwd is met ene Mac en kinderen heeft, naar bed gaat, dat Milk van Prok toestemming krijgt om een keer (en daarna nog ettelijke keren) met Mac seks te hebben, en dat Milk, Prok en de ondertussen aangeworven tweede medewerker Purvis Corcoran tijdens hun anamnesereisjes door het land zich bij een prostituee in de kast verstoppen om haar doen en laten met de klanten te kunnen observeren.
Milks huwelijk kent een eerste crisis als Iris erachter komt dat haar man regelmatig met Mac sekst en zij even later vreemdgaat met Corcoran (Milk heeft overigens zelf op een nacht in zijn eigen huis nog een keer geforniceerd met één van de twee vriendinnen van twee vrienden van hem, die afscheid kwamen nemen vóór ze naar de oorlog vertrokken). Iris en Purvis zijn van plan om samen te gaan wonen, maar Prok steekt daar resoluut een stokje voor en zorgt er een tijdje later zelfs voor, als compensatie, dat Milk seks kan hebben met Violet, de vrouw van Purvis. Ondertussen gaat het onderzoek (de anamneses en het verwerken van alle gegevens in statistieken) rustig verder en er komt nog een ingewijde medewerker bij, Rutledge. Er wordt duidelijk gesuggereerd dat Prok ook met Corcoran en Rutledge homoseks heeft en ten gevolge van Proks onderzoeksdrift worden de morele grenzen steeds verder verlegd. Zo kijken Milk, Rutledge en Prok op een keer op Proks zolderkamer toe hoe Corcoran de liefde bedrijft met een vriendinnetje van hem.
Dan wil Iris een kind (dat er uiteindelijk komt: John Jr.) en moet er op zoek gegaan worden naar een grotere behuizing. Prok heeft voor John en Iris en huis geregeld dichtbij de univ en zal een goedkope lening geven, maar Iris, die sinds het incident met Corcoran niet zo positief staat tegenover Prok en zijn seksuele gedoe, verkiest een boerderijtje op acht kilometer buiten de stad. In het onderzoek, dat door het succes van het eerste boek een enorme stimulans heeft gekregen, doet het filmen zijn intrede, samen met de nieuwe medewerker Aspinall, een fotograaf-cineast. In New York gaat men duizend mannen filmen die gemasturbeerd worden door een jonge mannelijke prostitué, om ejaculaties te bestuderen. Milks huwelijk kent dan een tweede grote crisis, ten gevolge van een orgietje dat Prok op zijn zolderkamer organiseert met alle ingewijden en hun echtgenotes, waarbij gefilmd wordt hoe Prok een tandenborstel in zijn stijve penis duwt en hoe men met elkaar op libertijnse wijze neukt. Als John en Iris moeten neuken, wil Iris het met Purvis doen, maar Prok verplicht haar het met hém te doen, waarop John zijn vereerde leermeester aanvalt en door de kamer klopt.
Iris vlucht met John Jr. naar haar moeder in Michigan en na een paar dagen trekt Milk terug naar zijn bureau. Als Prok in Michigan een lezing moet houden, zoekt John samen met Prok zijn vrouw op, en John en Iris vallen in elkaars armen. Iris bewaart daarna haar afstand tegenover Prok, die enkele jaren later sterft. In de proloog hebben we dan al lang vernomen dat Milk dit hele verhaal zit in te praten op een bandopnemertje en dat Iris op de dag van Proks begrafenis heeft gezegd: Ik wou dat je hem nooit had ontmoet, nooit van hem had gehoord. Ik wou dat hij niet was geboren [p. 26].
Dat is dus allemaal nogal wat, en al kan het op het eerste gezicht lijken alsof we hier te maken hebben met een sensatiegericht seksboekje, dat is zeker niet zo. De Ingewijden is bijzonder vlot geschreven en ofschoon de vaak nogal brutale seksuele bedrijvigheden van Kinsey & Co van begin tot einde op de voorgrond en de achtergrond aanwezig zijn, wordt alles met de vereiste afstandelijkheid en fijngevoeligheid weergegeven. Nochtans blijven er na lezing enkele vragen in de lucht hangen. Zoals: heeft dit verhaal een meerwaarde of is het louter bedoeld als een slim gepresenteerde bio van Kinsey? In zijn recensie in De Morgen ontdekt Marnix Verplancke twee grote tegenstellingen in het boek: enerzijds de totale seksuele vrijheid die Kinsey op een zo fanatieke manier predikt dat het een dwang en een plicht wordt, en anderzijds de vrije liefde die leuk is als je ze zelf bedrijft, maar die ontaardt in jaloezie zodra je er zelf het slachtoffer van wordt. Verplancke concludeert dan: Want hoe je het ook bekijkt, goeroe Kinsey is een ongevaarlijke voorloper van Charles Manson en met uitzondering van Iris blijkt iedereen al te bereid om hem te volgen. Een gedwongen ongedwongenheid voelt net zo aan als een terreurbewind, lijkt Boyle hier te willen zeggen. Doe toch liever gewoon gewoon. Lijkt Boyle te willen zeggen, inderdaad, want ofschoon Verplanckes duiding van de thematiek ergens wel te verantwoorden valt, toch kan je niet zeggen dat Boyle het er allemaal vingerdik heeft opgelegd en op het einde blijf je een beetje zitten met een gevoel van: was het dat nu, en wat moeten we hiermee?
Wat wij ook wel eens zouden willen weten, en dat is dan een tweede vraag en overigens eentje waar Verplancke alvast géén antwoord op geeft, is of alles in dit boek historisch correct wordt weergegeven. Of is alleen wat over Kinsey zelf wordt verteld juist en zijn die John Milk en Iris erbij gefantaseerd? En ging Kinsey inderdaad met zijn assistenten naar bed en stak hij tandenborstels in zijn stijve penis? Een derde vraag ten slotte is: waar slaat heel dat gedoe met die bandopnemer op? In het begin en op het einde wordt aangegeven dat John Milk heel dit verhaal inspreekt op een bandopnemer. Maar waarom en voor wie? Het blijven allemaal onbeantwoorde vragen die tegelijk smetjes werpen op deze voor het overige zeer toegankelijke en leesbare roman van bijna vierhonderd paginas. In 2005 liep in onze cinemas trouwens de film Kinsey en het zal zeker een interessante oefening zijn om deze prent eens te vergelijken met het boek van Boyle (voor zover wij op dit moment weten, zijn boek en film onafhankelijk van elkaar ontstaan).
Na dit alles, ook nog even de volgende zijdelingse opmerking. Wij vermeldden hierboven reeds dat Kinsey & Co onderzoek deden naar ejaculaties door honderden mannen bij het klaarkomen te filmen. Dit alles om, met de woorden van Marnix Verplancke, uit te vogelen of de spuiters of de droplullen nu in de meerderheid zijn (wees trouwens gerust beste druppeltellers, jullie halen het met een straatlengte voorsprong op de spuitgasten). Wij maken hierbij de bedenking: als al het onderzoek van Kinsey van een gelijkaardig amateuristisch niveau was als hier door Boyle voorgesteld, dan was het toch maar droevig gesteld met de seksuologie in die tijd! Iedereen weet toch dat het zaad van een man naar buiten druppelt als hij de voorafgaande dagen meermaals is klaargekomen, en dat hij alles des te krachtiger wegspuit, naarmate hij zich langer (één, twee, drie of meer weken) onthouden heeft. Werd met die variabele factor in Kinseys statistieken dan geen rekening gehouden?
Geraadpleegde lectuur
- Marnix Verplancke, Spanning ter hoogte van de onderbuik. Tragikomische roman van T.C. Boyle, in: De Morgen / Boeken, 19 januari 2005, pp. 10-11.