Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
01-12-2013
FILM: Tot altijd! (Nic Balthazar) (België, 2011)
TOT ALTIJD! (Nic Balthazar) (België, 2011) (118)
Nic Balthazars tweede film (na Ben X) is opnieuw flink sociaal-geëngageerd en weer gebaseerd op ware feiten. Hoofdpersoon is deze keer Mario Verstraete (zeer verdienstelijke rol van Koen De Graeve), in zijn jeugd linkse student die gaat betogen tegen de kernraketten, later politicus, echtgenoot en vader, en nog later gescheiden man die aan MS lijdt. Mario kiest uiteindelijk voor euthanasie, en zijn levensverhaal loopt parallel met de evolutie in de Belgische politiek richting legalisering van euthanasie (als wij ons niet vergissen: in 2002). Dankzij zijn eigen bijdragen aan die politieke kwestie, kan Mario uiteindelijk op een zachte manier uit het leven stappen.
In het begin passeert er vanalles nogal snel en oppervlakkig de revue, en ook later bevat de film nog grote ellipsen, maar gaandeweg komen alle standpunten voor en tegen euthanasie aan de orde en doordat de aandacht voortdurend van dichtbij gefocust blijft op het geval-Mario Verstraete heeft Tot altijd! ook de nodige ontroerende momenten te bieden, niet in het minst op het einde, wanneer familie en vrienden afscheid nemen van Mario op zijn laatste levensdag. Balthazar heeft alles degelijk en vakkundig verfilmd, in zijn scenario vallen vooral de meer dan eens geslaagde, zeer naturel overkomende en vaak ook humoristische dialogen op en ofschoon de film geen tafelspringerig debat op gang wil draaien (de wet is trouwens al lang gestemd, veel valt er niet meer te debatteren) is het duidelijk dat Balthazar via zijn hoofdpersonage de positieve kanten van euthanasie beklemtoont.
Dat alles maakt van Tot altijd! een sympathieke, nooit vervelende, misschien wat brave prent die echter anderzijds de nodige punch ontbeert om werkelijk beklijvend te zijn. Een film die men zeker eens moet bekijken, maar die niet uitnodigt tot hernieuwde visies.
Quotering: ***
(9 november 2013) (dvd bib Brecht)
Dit is de tweede langspeelfilm van de Australische Cate Shortland, naar een novelle van Rachel Seiffert. Het is lente 1945 in Duitsland, de periode tijdens en vlak na de Duitse capitulatie. Het tienermeisje Lore en haar jongere zus en broertjes (een tweeling en een baby), kinderen van een nazikoppel (hij is blijkbaar een SS-officier), zijn na het vertrek van hun ouders (gearresteerd of zichzelf gaan aangeven bij de Amerikanen?) gedwongen om grotendeels te voet van het Zwarte Woud naar hun oma in de buurt van Hamburg te trekken. Onderweg zien ze de miserie en verslagenheid van de Duitse bevolking en zelf weten ze nauwelijks de eindjes aan elkaar te knopen: ze moeten sjacheren en bedelen voor eten en slapen vaak in de bossen. Ze worden geholpen door Thomas, een veroordeelde dief die een Joods paspoort heeft gestolen en die bij Lore (als naziproduct en als ontluikende jonge vrouw) zowel gevoelens van haat als van erotische affectie opwekt.
Tijdens de tocht zien de kinderen (maar vooral Lore) allerlei gevolgen van geweld en verkrachting en Lore wordt net als haar landgenoten via aangeplakte en van verwijten voorziene fotos geconfronteerd met de misdaden tegen de Joden. Zij en Thomas doden een visser om met diens bootje een rivier over te steken en één van de tweelingen wordt doodgeschoten als Thomas op een keer voedsel is gaan stelen. Aangekomen in de Britse sector kunnen ze verderreizen met de trein, maar omdat de andere tweeling Thomas papieren heeft weggenomen, moet deze laatste bij een controle de trein verlaten. Met zijn vieren arriveren de kinderen bij de oma. Wanneer haar broertje op de vingers wordt getikt omdat hij bij het eten zomaar een broodje wegneemt, propt Lore haar mond vol en likt zij de omgestoten melk op van haar bord. Zij wordt van tafel gestuurd en gaat op haar kamer een reeks porseleinen dierenbeeldjes stukgooien, waaronder het hertje dat zij meegenomen heeft van thuis.
Lore is een coming of age-film (tussen haakjes: een genre waar men de laatste tijd de straten mee plaveit) maar dan wel één met een ongewone setting. Lores ontluikende seksualiteit is daarbij veel minder belangrijk dan sommigen willen doen uitschijnen. De dynamiek van haar karakter ligt veeleer besloten in de evolutie van gehersenspoeld nazimeisje tot jonge vrouw die beseft dat haar leven tot dan toe beheerst werd door leugens en hypocrisie. Vandaar haar opstandig gedrag aan tafel op het einde en het kapottrappen van het hertje (een symbool van haar onschuld die een definitieve knak heeft gekregen). Liegen is overduidelijk het leitmotief van deze film: Lore's zusje merkt ergens in de film op dat de moeder gelogen heeft door te zeggen dat ze met de trein naar Hamburg kunnen reizen, Lore liegt tegen haar zusje en broers dat hun ouders in Hamburg zijn, de Duitse burgers zeggen dat de Amerikanen liegen over wat er met de Joden gebeurd is, Thomas liegt dat hij een Jood is. Op het einde beseft Lore dit allemaal en maakt zij er komaf mee: zij is volwassen geworden en enkele illusies armer.
De rol van Lore wordt uitstekend vertolkt door Saskia Rosendahl en de thematiek is boeiend, maar dat neemt niet weg dat wij van deze film toch meer verwacht hadden. De jaren en vooral de maanden vlak na Wereldoorlog II zijn een bijzonder intrigerende periode en een film biedt de mogelijkheid om de kijker op aangrijpende wijze te laten doordringen in de sfeer van een verwoest en vernederd land dat net de oorlog verloren heeft en zich nu moet onderwerpen aan de grillen van een bezetter. Volgens ons slaagt Shortland daar maar half in, niet alleen omdat we te weinig van dat verwoeste Duitsland te zien krijgen (kinderen door lentebossen en weiden laten lopen is natuurlijk goedkoper dan kapotgebombardeerde dorpen en steden na te bouwen, alhoewel: met computertechnieken kan men toch veel tegenwoordig), maar vooral door de stijl die zij hanteert. Die is in hoge mate elliptisch en fragmentarisch, waarbij voortdurend dingen onuitgelegd blijven: waarom heeft de moeder na één van haar tochtjes bebloede dijen (werd zij verkracht, en door wie?), wie zijn de mensen bij wie het gezin aanvankelijk onderdak vindt, waarom wil Thomas de kinderen helpen (omdat hij geilt op Lore of omdat hij via de baby makkelijker aan voedsel kan raken?), wie is die Thomas eigenlijk, waarom wil Lore zich met de baby verdrinken in die rivier? Komt daar nog bij dat Shortland meer dan eens sequensen bruusk afbreekt om de kijker dan plots een flink aantal kilometers verder in het verhaal te doen belanden en dat zij graag gebruik maakt van symbolische beelden: de lijm van de Joden-fotos die aan Lore's vinger blijft kleven, de zwarte verf die blijft plakken als ze bij een eenzame vrouw verblijven, de palingen in een emmer als zij de visser doden, de close-ups van blote voeten en benen doorheen de film, het zich wassen van de kinderen en natuurlijk op het einde dat hertenbeeldje.
Niet dat die dingen op zichzelf niet zouden werken (de twee maal in beeld gebrachte palingen bijvoorbeeld verwijzen vermoedelijk eerst naar de geilheid van de visser en vervolgens naar de onbetrouwbare listigheid van Lore en Thomas en zeker in het begin baadt de film in een dreigende atmosfeer), maar die elliptische en metaforische stijl geeft aan de film een zeker poëtisch en esthetiserend cachet dat dan weer lijkt te vloeken met de talrijke shockerende geweldscènes die zonder verhullende franjes keihard in beeld worden gebracht. Shortland heeft blijkbaar van twee walletjes willen eten door enerzijds een pijnlijk-realistisch onderwerp te brengen en anderzijds een poëtiserende stijl die daar niet bij past. Door niet te kiezen voor het een of voor het ander, heeft haar film naar het ons lijkt aan spankracht en impact ingeboet. Wat niet betekent dat Lore een mislukte prent zou zijn, maar een meer documentaire aanpak was wellicht functioneler geweest in dit geval.
Debuut-cd van zestienjarig knap blondje Joss Stone (echte naam: Joss Stoker) uit Devon (Engeland), ontdekt tijdens het BBC-programma Star for a Night (een soort Idool). Het meiske is niet alleen in het bezit van een fraai uiterlijk, maar ook van een prachtige soulstem en onder het toeziend oog van soullegende Betty Wright en met de hulp van een aantal soulmuzikanten zingt ze op dit album dan ook een tiental soulklassiekers bij elkaar. Het is allemaal zeker niet slecht, maar anderzijds: wereldschokkende dingen zijn er ook niet bij. De single Fell in love with a boy [3] (oorspronkelijk Fell in love with a girl, van de White Stripes) is best aardig, maar het beste nummer van de plaat is Some kind of wonderful [6]. Als Serge Simonart Joss in een interview [Humo nr. 3309, 3 februari 2004, pp. 170-171] vraagt wat ze het beste nummer van haar set vindt, antwoordt ze: Some kind of Wonderful, omdat ik daar voluit in kan gaan, én omdat het het laatste nummer van de set is. Dan denk ik: Halleluja, het is voorbij! Tijdens dat nummer kan ik ook het meest samen zingen met mijn twee fantastische zwarte backingzangeressen. De overige tracks zijn allemaal degelijk, maar nooit denderend.
Quotering: *** (2 augustus 2009)
Klassiekers: Fell in love with a boy, Some kind of wonderful.
Joss Stone: Mind, Body & Soul (2004)
Nieuw soulwerk van Joss Stone, maar deze keer heeft ze de nummers (14 in totaal) zelf geschreven, met de hulp van anderen. De looks en de stem hééft ze, maar voor de rest is het allemaal nogal meer van hetzelfde geblazen. De single was Right to be wrong [1] en ons lievelingsnummer is You had me [3]. Een degelijk album alweer, maar ook niet meer dan dat.
Quotering: *** (2 augustus 2009)
Klassiekers: Right to be wrong, You had me.
Joss Stone: Introducing Joss Stone (2007)
Dit is de derde cd van de Britse Joss Stone. In een nogal kruiperig interview met Serge Simonart [Humo nr. 3497, 11 september 2007, pp. 170-172] zegt deze anno 2007 twintigjarige blonde knapperd over haar eerste twee cds (met een diepe zucht): Ik was vijftien. Ik was blij dat ik mocht zingen. En dat ik er geld voor kreeg. En dat ik de wereld kon zien. En toen werd het wérk. En toen werd ik geleefd. En toen was ik het beu. ( ) Ik schreef al songs voor ik The Soul Sessions opnam. Had ik toen geweten wat ik nu weet, dan zou deze derde cd mijn debuut geweest zijn. Jetlag was het eerste zelfgeschreven nummer waar ik tevreden over was. Ze wilden alsmaar dat ik covers opnam. Waaruit we zouden moeten afleiden dat we pas met deze derde cd de échte Joss Stone leren kennen (zie ook de titel).
Welnu, dat de echte Joss Stone een bewonderenswaardige stem heeft met veel souluitstraling, daar zal iedereen het mee eens zijn, maar dat wisten we al na beluistering van de vorige cds. Als op Introducing echter het eigen geluid van deze stem zou moeten doorklinken, dan vrezen we een beetje voor de toekomst van onze Joss. Niet minder dan negen van de veertien nummers zijn namelijk slechts bijzonder middelmatige mediumtempo-souldrab: steeds hetzelfde klinkend en monotoon-slaapverwekkend. Slechts twee songs, niet toevallig alle twee uptempo, klinken wat meer funky en beklijvend: Tell me bout it [4], waarin producer Raphael Saadiq op schalkse wijze vraagt hoeveel keren per dag Joss liefde nodig heeft, en het Prince-achtige Put your hands on me [6]. Ook het iets minder funky Baby baby baby [12] kan er nog mee door, maar de twee flauwe slows waarmee het album vervolgens afsluit, What were we thinking [13] en Music Outro [14] zijn opnieuw middelmaat troef.
Charlie Poel noemde deze cd in Humo [nr. 3472, 20 maart 2007, pp. 180-181] terecht akelig mainstream en zielloos. Wij moeten het hier helaas mee eens zijn, ondanks het feit dat Joss zich op de cd-box en in het tekstboekje een paar maal met naakt lijf vol bodypaint laat afbeelden. Géén kandidaat voor de top-10 van 2007.
Quotering: ** (10 december 2007)
Klassiekers: Tell me bout it, Put your hands on me.
Joss Stone: Colour me free! (2009)
Joss is nog altijd een knap en eigenzinnig meiske met een bewonderenswaardige, soulvolle stem, maar een echte Grote zal ze volgens ons toch nooit worden. Degelijke subtop, ja, maar niet meer dan dat. Deze cd, met 12 tracks en één verborgen nummer (Mr. Wankerman), is een stuk beter dan de vorige en waarschijnlijk haar beste tot nu toe, maar van een meesterwerk kan men toch echt niet spreken. Drie songs springen er voor ons uit: Free me [1], Parallel lines [3] en het Ray Charles-nummer I believe it to my soul [10]. De rest gaat van doorsnee over middelmatig tot degelijk.
Quotering: ***½ (13 mei 2010)
Klassiekers: Free me, Parallel lines, I believe it to my soul.
Joss Stone: LP1 (2011)
Voor haar vijfde album werkte Joss Stone intens samen met Dave Stewart (die we nog kennen van de groep Eurythmics): hij producete samen met Joss, speelde gitaar in haar backinggroepje en schreef mee aan zes van de tien nummers. Veel aarde aan de dijk heeft het allemaal niet gebracht. Miss Stone heeft nog altijd een fraaie stem en een knap smoeltje, maar deze tien nummers maken een bijzonder matte, ongeïnspireerde en regelmatig zelfs slaapverwekkende indruk, niet in het minst het povere liedje dat Joss helemaal zelf heeft geschreven (Boat Yard [9]). Vergeleken met het vorige album is dit een stap achteruit en een bevestiging van ons vermoeden dat Joss Stone nooit een Grote zal worden.
Quotering: ** (29 november 2013)
Klassiekers: geen.
Joss Stone: The Soul Sessions vol. 2 (2012)
La Stone doet het ideetje van haar debuut-cd nog eens dunnetjes over: elf covers van soulklassiekers. Het enige nummer dat we al kennen, is Teardrops [6] van Womack & Womack, dat we ooit nog op single hebben gekocht. Wat dus betekent dat we het een leuke song vonden en vinden, maar als we dat nu vergelijken met wat Joss Stone er hier mee doet, dan is het resultaat niet anders dan povertjes te noemen. Joss mag weliswaar nog altijd een prima zangstem hebben, ook wat de tien andere nummers op dit album betreft, is het middelmaat troef: geen enkele track zouden we in de toekomst nog regelmatig willen beluisteren. Nee hoor, Joss Stone is en blijft subtop, en misschien is zelfs dat te hoog ingeschat.
Quotering: ** (16 november 2013)
Klassiekers: geen.
[Roman. Wij maakten gebruik van de Grote Lijsters-editie: Noordhoff Uitgevers BV, Groningen-Houten, 2013, 249 blz.]
Menno Hulsdonk en zijn zakenpartner en beste vriend Wouter hebben een bouwbedrijfje. Menno schrikt er niet voor terug om met zwart geld te werken. Zijn vrouw Franka pleegt overspel met Wouter (zelf getrouwd en vader van twee kinderen). Menno's tienerdochter Cécile is deftig aan het puberen, ontdekt haar lesbische geaardheid en gaat samenwonen met ene Danny in een kraakpand, dat nota bene toebehoort aan Céciles vader. In dat kraakpand wonen nog twee jongens waarvan er één overlijdt ten gevolge van druggebruik. Niets dan kommer en kwel dus. René Appel heeft flink zijn best gedaan om de abstracte thematiek van zijn roman duidelijk in de verf te zetten: het leven van de gegoede (Nederlandse) middenklasse is niet altijd rozengeur en maneschijn wanneer men verder kijkt dan het bedrieglijke uiterlijke vertoon.
Het wordt allemaal nóg erger wanneer Menno en Franka op familiebezoek gaan in Australië, maar wegens problemen met het vliegtuig nog diezelfde nacht weer thuis slapen. Net die nacht kraken Danny en Cécile de familiale brandkast, waarin ook een revolver ligt die Danny gestolen heeft van de eigenaar van een lokale coffeeshop. Menno betrapt hen op heterdaad en wordt weliswaar per ongeluk door Cécile doodgeschoten. Daar komt een politie-onderzoek van, waarbij de verdenking eerst valt op Wouter, die ondertussen zijn gezin verlaten heeft en die bewuste nacht in zijn auto bij het huis van Menno en Franka geparkeerd stond, smachtend naar zijn minnares. Uiteindelijk is echter de eigenaar van de coffeeshop, met wiens wapen het dodelijke schot werd gelost, de pineut. Die kerel is weliswaar onschuldig, maar zijn veroordeling is een noodzakelijk kwaad dat ervoor zorgt dat Cécile, Franka en Co. de schone schijn van hun burgerleventje verder kunnen ophouden. Om het hypocriete van die schone schijn nog eens te beklemtonen, neemt Franka op de laatste bladzijde een hamer en slaat zij bij de overburen een verlichte kerstman in diggelen. Wat je echt wilde weten, bleef altijd verborgen, geheim, staat reeds op pagina 7, maar dat geldt na het lezen van deze roman niet meer voor de familie Hulsdonk en aanverwanten.
Noodzakelijk kwaad is geschreven in een eenvoudige, rechttoe-rechtaan stijl zonder franjes die niemand verplicht om Appel een grote literator te noemen. Slechts één keer (op 249 bladzijden) streepten wij een zinnetje aan dat een beetje speciaal klinkt: Danny bedacht een avondvullende serie opmerkingen over de ouders van Michael [p. 62], waarbij dat avondvullende het hem doet. Wanneer Appel een zoen van Franka en Wouter beschrijft, lijkt zijn inspiratie eerder door derderangs chick lit gegenereerd te worden: Ze voelde zijn lippen op de hare, vol, warm, nat en zacht. Ze werden één mond, hun tongen één lichaamsdeel, hun speeksel kwam uit één bron [p. 77]. Verder is de roman opgebouwd volgens het principe van de modale tv-soap: het verhaal bestaat uit korte stukjes die telkens even de focus richten op één of enkele personages, om dan snel te verspringen naar andere personages die ook weer niet langer dan een paar bladzijden de aandacht krijgen. De tekst beperkt zich daarbij voortdurend tot droge situatiebeschrijvingen en alledaagse conversaties, opvallend esthetiserende passages of diepergravende uitweidingen komen niet voor.
Net als bij een doordeweekse soap leidt dat niet noodzakelijk tot verveling bij de lezer: er gebeuren immers wel de nodige ongewone dingen en men wil weten hoe dat allemaal afloopt, daar zorgen alweer net als bij een soap de cliffhangers op het einde van elk hoofdstuk nog eens extra voor. En al is het echte einde (met die kapotgeslagen kerstman) qua symbolische teneur nogal sterk, na afloop voelt men niet de behoefte om nog lang na te denken over het verhaal, het is meer van oké, dat hebben we gehad, de volgende maar. Noodzakelijk kwaad is een niet onaardig, vakkundig geschreven romannetje, maar zonder hoge literaire aspiraties en zonder veel blijvende impact op de lezer.