Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
23-01-2020
BOSCH: Hoffman 2019b
Bruegel en Bosch (3) (Ed Hoffman) 2019
[in: Bossche Kringen, jg. 6, nr. 2 (maart 2019), pp. 53-57]
Hoffman vergelijkt de Laatste Oordeel-gravure van Pieter van der Heyden (naar Bruegel) met de Laatste Oordeel-gravure van Alart Duhameel en met de Laatste Oordelen van Bosch. Deze laatste blijken erg pessimistisch: de duivels hebben de hele wereld al overgenomen en de naakte mensheid wordt gepijnigd en gestraft. Bij Bosch gaan slechts weinigen naar de hemel, bij Duhameel en Bruegel zijn er dat veel meer. Bij Bruegel zijn de monstertjes amusant, maar zonder inhoudelijke symboliek zoals bij Bosch. Bruegel is duidelijk bezig een leuke verkoopbare prent te maken. De bewering dat de gravure van Duhameel zou teruggaan op een verloren Laatste Oordeel van Bosch, stoelt nergens op. Het blijft zelfs theoretisch mogelijk dat het omgekeerde het geval is: dat Bosch door Duhameel geïnspireerd werd.
Hoffman vergelijkt ook de Val der Opstandige Engelen zoals uitgebeeld door Bosch (Wenen), Frans Floris (Antwerpen) en Bruegel (Brussel). Het drieluik van Floris is duidelijk italianiserend-renaissancistisch, het schilderij van Bruegel kan beschouwd worden als Bruegels meest geniale imitatie van Bosch.
Out of Boschs shadow: A rediscovered altarpiece by Jan Mandijn (Daan Van Heesch) 2018
[in: Oud Holland Journal for Art of the Low Countries, vol. 131 (2018), nr. 3/4, pp. 109-122]
In de Antwerpse stadsarchieven (FelixArchief, Schepenregister 240, WG II, fol. 109) bevindt zich een document waaruit blijkt dat de als Bosch-navolger bekend staande en in de zestiende eeuw in Antwerpen actieve schilder Jan Mandijn (in het document meester Jan Demandyns genoemd) op 12 maart 1550 de opdracht kreeg een altaarretabel gewijd aan het leven van Sint-Eustachius te schilderen voor Zichem (een plaatsje in het huidige België nabij Leuven). Het laatmiddeleeuwse kerkje van Zichem was inderdaad gewijd aan Sint-Eustachius en het gebouw onderging in de vroege jaren 1550 belangrijke vernieuwingen. Het document werd overigens, onafhankelijk van elkaar, ontdekt door Jan Van der Stock en Godelieve Van Hemeldonck, maar Van Heesch kreeg hun toestemming om de vondst te publiceren.
Vandaag bevindt zich in de kerk van Zichem nog steeds een aan Sint-Eustachius gewijd drieluik, dat volgens een opschrift voltooid werd in 1552. Dit is ongetwijfeld het altaarretabel dat in 1550 besteld werd en het schilderij kan dus nu toegeschreven worden aan Jan Mandijn. De stijl van het werk is renaissancistisch en doet nergens denken aan de boschiaanse schilderijen die Mandijn produceerde. Bovendien vertoont het drieluik kwaliteitsverschillen in de uitvoering, wat sterk doet vermoeden dat Mandijn bij het schilderen de hulp kreeg van leerlingen en/of assistenten. In de Liggeren, de archieven van de Antwerpse schildersgilde, worden zeven of meer leerlingen van Mandijn vermeld, wat erop wijst dat Mandijn een groot en succesvol atelier leidde. De nieuwe toeschrijving van een drieluik aan Jan Mandijn impliceert dat deze schilder meer was dan een Bosch-navolger en dat zijn atelier schilderijen produceerde die stilistisch erg uiteenlopend waren. Dit spoort met recente bevindingen rond andere meesters, zoals Jan Gossaert, Frans Floris en Pieter Bruegel, wier werk blijkbaar eveneens diverse artistieke idiomen hanteerde.