Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
23-12-2010
ROMAN de RENART: Branche IV (Le puits)
Branche IV : Le puits (anoniem) ca. 1178
[Martin IV Strubel Va]
Deze korte branche (478 verzen) vormt in sommige handschriften één geheel met de branches V en Va en wordt gedateerd rond 1178 [ca. 1183-84 volgens Wenseleers 1993: 275]. Het is dus één van de oudste bewaard gebleven Renart-teksten.
Zie voor de Oudfranse tekst Dufournet I ed. 1985: 308-333.
Voor een (niet altijd betrouwbare) Nederlandse vertaling, zie Paul Van Keymeulen, De bornput (branche Va), in: Tiecelijn, jg. 18, nr. 1 (maart 2005), pp. 53-59.
Korte inhoud
De hongerige Renart belandt in een kloosterschuur van witte paters en doodt daar drie kippen. Als hij dorst krijgt en wil drinken, valt hij echter in een waterput, omdat hij in zijn spiegelbeeld beneden zijn vrouw Hermeline meent te herkennen. Wat later komt Isengrin toevallig langs en die meent in zijn spiegelbeeld zijn vrouw Hersens te herkennen, samen met Renart. Renart maakt de wolf echter wijs dat hij (Renart) dood is en nu in de hemel vertoeft, in velden vol lekker wild. De hongerige wolf springt in één van de emmers van de waterput, waardoor deze naar beneden zakt. Renart, die in de andere emmer van het putsysteem zit, gaat zo naar boven en onderweg lacht hij Isengrin uit door te zeggen dat deze nu op weg is naar de hel.
Wanneer kloosterknechten de wolf in de put ontdekken, alarmeren zij de kloosterlingen die Isengrin flink komen aframmelen en voor dood laten liggen. De wolf wordt door één van zijn zonen ontdekt en naar huis gebracht. De wolven zweren zich op Renart te zullen wreken.
Aantekeningen
Deze korte branche is van middelmatige kwaliteit. Interessant is dat in de proloog een plezierig, ontspannend verhaaltje beloofd wordt, want de lezer houdt naar verluidt niet van preken of heiligenlevens. Nochtans wordt ook gesteld dat er uit de tekst iets te leren valt. Men vraagt zich af wat dan wel. Er zit wel een beetje satire in op de witte monniken, maar verder Misschien is de les dat ook de sluwe bedrieger wel eens tegenslag kent. Renart wordt in elk geval duidelijk voorgesteld als een meester-bedrieger en als een negatief zelfbeeld naar de lezer toe (zie de verzen 20-29): Renars est molt de male escole (Renart komt uit een slechte school).
Opvallend ook een aardig beeld om Renarts honger aan te geven: de buik en de ingewanden van de vos vragen zich af wat zijn poten en zijn tanden uitrichten (vs. 52-54).
ROMAN de Renart: Branche III (Renart et les anguilles ...)
Branche III : Renart et les anguilles La tonsure dIsengrin La pêche à la queue
(anoniem) ca. 1178
[Martin III Strubel X Roques XII Fukumoto II/III/IV]
Renart et les anguilles (Renart en de palingen) werd geschreven circa 1178 [circa 1183-84 volgens Wenseleers 1993: 275].
Zie voor de Oudfranse tekst: Dufournet I ed. 1985: 280-307 (alwaar de branche 510 verzen telt).
Voor een (niet altijd betrouwbare) Nederlandse vertaling, zie Paul Van Keymeulen, Reynaert en de alen (branche X), in: Tiecelijn, jg. 15 (2002), nr. 4, pp. 211-219.
Korte inhoud
Renart zwerft hongerig rond, tot hij handelaren met een volle viskar ziet aankomen. Hij legt zich voor dood op de weg en wordt door de vishandelaren (die de pels hopen te verkopen) op de kar gegooid. Renart eet zijn buik vol, windt nog een hele reeks palingen rond zijn lijf en vlucht weg (te paard!), naar zijn kasteel. Thuisgekomen bij zijn vrouw Hermeline en zijn twee zonen (Percehaie en Malebranche), worden de palingen gebakken. Isengrin komt op de rook en de geur af en vraagt om mee te mogen eten. Renart maakt de wolf echter wijs dat er binnen monniken zitten vis te eten en dat Isengrin slechts mag mee-eten als hij zelf monnik wil worden. Hij moet dan wel een tonsuur hebben. De wolf steekt zijn kop door een kleine opening om geschoren te worden, maar renart kapt hem een ketel heet water over de hals.
Vervolgens maakt Renart de wolf wijs dat ze vis gaan vangen. Ze gaan naar een dichtgevroren meertje met een wak waar de boeren s avonds hun vee laten drinken. Renart bindt een emmer aan de staart van de wolf zodat deze met zijn staart in het water kan vissen. Natuurlijk vriest de staart vast in het meertje en s morgens wordt de wolf ontdekt door de naburige kastelein (missire Constant des Granches) die net op jacht gaat. De wolf wordt door de honden en de knechten van de edelman deerlijk toegetakeld en kan slechts ontsnappen doordat de edelman met zijn zwaard de wolf mist en onbedoeld diens staart afkapt. De wolf zweert dat hij zich zal wreken op de vos.
Aantekeningen
Deze drie korte, met elkaar via het vismotief verbonden episodes zijn weinig boeiend en de ongeloofwaardige naïviteit van de wolf is een storend element.
Enkele negatieve signalen vanuit de zender over Renart: zie verzen 34/45 (de vos als bedrieger) en 280 (de vos als vleier).
ROMAN de RENART: Branche II (Renart et Chantecler le Coq ...)
Branche II : Renart et Chantecler le Coq Renart et la Mésange Renart et Tibert le Chat
Renart et Tiécelin le Corbeau Renart et la Louve
(Pierre de St. Cloud) 1174-77
[Martin II Strubel VIIa Roques IIIa Fukumoto V-XXI]
De oudste branche van de Roman de Renart, geschreven tussen 1174 en 1177 door Pierre de St. Cloud [Dufournet II ed. 1985: 499] of circa 1183 [Wenseleers 1993: 275].
Zie voor de Oudfranse tekst Dufournet I ed. 1985: 208-279.
Een (gedeeltelijke en niet altijd betrouwbare) Nederlandse vertaling in: Paul Van Keymeulen, Van de haan Canteclaer, de mees en Tybaert de kater (branche VIIa), in: Tiecelijn, jg. 17, nr. 2 (juni 2004), pp. 110-120.
Korte inhoud en aantekeningen
In de proloog (verzen 1-22) zegt de auteur: Heren (seigneurs), u hebt al veel horen vertellen over Paris en Helena, over Tristan, over fabliaux en chansons de geste, over Yvain en zijn beest, maar nog nooit over de oorlog tussen Renart en Isengrin, twee baronnen De auteur gaat nu de oorsprong van hun twist vertellen.
Renart et Chantecler le Coq. Renart dringt het erf binnen waar Chantecler en zijn kippen zich bevinden. De kippen gaan de haan waarschuwen, maar deze wil hen niet geloven. Daarop heeft de haan een droom over een ros beest dat hem ontvoert. Hij legt deze droom voor aan Pinte (één van zijn kippen), die het ros beest duidt als de vos en Chantecler vermaant om op zijn hoede te zijn. De haan lacht haar echter uit. Kort daarop slaagt Renart er inderdaad in Chantecler te pakken te krijgen, maar deze laatste kan via een list ontkomen: terwijl Renart achtervolgd wordt door de boeren en hun honden, raadt hij Renart aan even te stoppen en zijn achtervolgers iets toe te roepen. Zo gauw de vos zijn kaken van elkaar doet, vliegt de haan veilig in een boom.
Negatief over Renart vanuit de zender zijn de verzen 284-285 en 430-431. In Chaucers The Canterbury Tales komt dit verhaal ook voor, met enkele varianten (onder meer: de haan denkt dat dromen veel waarheid bevatten en de kip Pertelote beschouwt ze als bedrog ). Is het betekenisvol dat Chaucer dit verhaal laat vertellen door de nuns priest? De verhalen rond Renart als het werk van clerici?
Renart et la Mésange. Renart tracht mevrouw Mees via gevlei en leugens over de Vrede te pakken te krijgen. De mees laat zich echter niet vangen en Renart moet vluchten (te paard!, zie vers 645) voor een stel waakhonden.
Van in het begin wordt de mees in verband gebracht met een holle eik waarin ze haar eieren heeft gelegd (verzen 470-472). Vergelijk Jheronimus Bosch Hieronymus-paneel (Gent). Negatief over Renart vanuit de mees: verzen 483-484 (duivels hebben de vos gecorrumpeerd).
Renart et Tibert le Chat. Renart en Tibert moeten (te paard!) vluchten voor honden en Renart probeert Tibert in een val te doen lopen. Het is echter Tibert die Renart in de val doet lopen, maar dankzij een gelukje kan deze toch nog ontsnappen.
Negatief over Renart vanuit de zender: vers 720 (Renart heeft een verdorven inborst) en vers 742 (Renart is een ware duivel).
Renart et Tiécelin le Corbeau. Tiécelin heeft een kaas gestolen en nu probeert Renart via gevlei (Tiécelin kan toch zo mooi zingen) niet zozeer de kaas als wel Tiécelin zelf tussen zijn tanden te krijgen. Dat mislukt echter (de vos krijgt slechts vier pluimen te pakken) en dus eet Renart de naar beneden gevallen kaas maar op.
Negatief over Renart vanuit Tiécelin: verzen 1002-1004 (Renart is een verrader die in de hel thuishoort).
Renart et la Louve. Renart komt in het hol van de wolf terecht, waar de wolvin Hersent haar pasgeboren wolfjes aan het zogen is. Als Renart haar wijsmaakt dat mén vertelt dat zij een verhouding hebben, wordt de wolvin boos en nodigt zij de vos uit haar dan maar een keer te pakken, dan zijn die geruchten meteen terecht. De vos gaat op haar uitnodiging in en bepist vervolgens de protesterende wolfjes, die natuurlijk alles aan hun vader vertellen wanneer die thuiskomt. Hersent kan Isengrin slechts kalmeren door te beloven dat zij alles zal doen wat hij vraagt.
Een tijdje later ontmoeten Hersent en Isengrin Renart. Deze laatste slaat echter op de vlucht, waarop de wolven hem achtervolgen. Renart vlucht naar zijn burcht Malcrues, waar Hersent in één van de pijpen klemraakt (Isengrin is ondertussen verloren gelopen). Renart profiteert hiervan door de wolvin, die tevergeefs haar deux pertuis deerains (twee achterste gaatjes) met haar staart tracht te bedekken, achterlangs te verkrachten. Als Isengrin eindelijk arriveert, beweert Renart dat hij Hersent probeerde los te wrikken, maar Isengrin gelooft dit niet. Dus vlucht Renart maar zijn burcht binnen, terwijl Isengrin zijn echtgenote probeert los te krijgen. Dat lukt uiteindelijk, maar pas nadat Hersent door al dat gedruk en gewring de inhoud van haar darmen over Isengrin geledigd heeft.