Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
26-09-2012
BOEK: Ecbasis cuiusdam captivi (anoniem) 1043-46
Ecbasis cuiusdam captivi per tropologiam
[De ontsnapping van een zekere gevangene, allegorisch verbeeld]
(anoniem) 1043-46
[Teksteditie en vertaling: G. van Tussenbroek (ed./vert.), De ontsnapping van een gevangene. Nederlandse prozavertaling van het middeleeuwse dierenepos Ecbasis cuiusdam captivi per tropologiam. Uit het Latijn vertaald en ingeleid. LeRo Publishing, Zaltbommel, 1999 = Ecbasis cuiusdam captivi ed. 1999]
Genre
Een Latijns dierenepos bestaande uit 1229 leoninische hexameters (gekenmerkt door binnenrijm: de lettergreep vóór de cesuur rijmt met de laatste lettergreep).
Auteur
Anoniem. Er zijn wel sterke aanwijzingen dat de auteur een Franse (Gallo-Frankische) monnik met een adellijke achtergrond was uit het benedictijnerklooster St. Evre (Sint-Aper) in Toul [ed. 1999: 11-12].
Situering / datering
De Ecbasis cuiusdam captivi bleef bewaard in twee handschriften:
- A : Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 10615-10729
- B : Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 9799-9809.
B is een afschrift van A. De oorspronkelijke tekst werd hoogstwaarschijnlijk geschreven tussen 1043 en 1046 [ed. 1999: 13].
Inhoud
In de proloog blikt de auteur terug op zijn dwaze jeugdjaren en beschrijft hij zijn dagelijkse leven in het klooster, waarbij hij zich vergelijkt met een aan een paal vastgebonden kalfje. Volgt dan een buitenfabel waarin een kalfje ontsnapt uit de stal en gevangen genomen wordt door een wolf en diens handlangers (een otter en een egel). De wolf wil het kalfje als paasmaal verorberen. De andere dieren, onder leiding van de vos, komen het hol van de wolf echter belegeren. In een binnenfabel verklaart de wolf zijn angst voor de vos. Dit verhaal gaat terug op de aesopische fabel waarbij koning leeuw ziek is en de vos de koning geneest door middel van de afgestroopte huid van de wolf. De vos wordt daardoor machtig en krijgt van de koning een hol, hetzelfde hol dat de wolf in de buitenfabel (een nakomeling van de wolf uit de binnenfabel) nu bezet. De buitenfabel gaat daarna verder: de otter en de egel vluchten weg, de wolf wordt door de stier gedood en het kalfje kan terug naar zijn moeder vluchten.
Zie voor een uitgebreider inhoudsoverzicht ed. 1999: 8-11 en Wenseleers 1993: 273.
Thematiek
Hierover is men het niet eens. Sommigen zien in de tekst een didactisch-moraliserende boodschap die een pleidooi inhoudt voor onthouding en ascese binnen de kloostermuren. Anderen beschouwen het verhaal als een kloostergrap, bedoeld om met Pasen te worden voorgelezen aan de broeders, die dan de vele verwijzingen en toespelingen gemakkelijk zouden herkend hebben. In zijn inleiding stelt Van Tussenbroek een hypothese voor waarbij hij zich concentreert op de paassymboliek van de tekst: binnen- en buitenfabel zouden dan in feite een paasverhaal vormen waarbij onder meer de nederdaling van Christus in de hel een symbolische rol zou spelen [ed. 1999: 18-23]. Op ons maakt deze hypothese (die zich baseert op de motieven ondergang en wederopstanding) een weinig overtuigende indruk. In het voorwoord bij de editie-1999 stelt A.P. Orbán dat de thematiek draait rond het motief het gras is altijd groener aan de andere kant van de sloot en dat we uit de tekst kunnen leren dat op de straf en het berouw altijd nieuwe misdaden en zonden volgen. Deze laatste thematiek kunnen wij nog veel minder in de tekst herkennen.
Receptie
De tekst bevat een veelheid aan Latijnse citaten, voornamelijk uit Horatius, waardoor hij alleen echt geapprecieerd kon worden door een publiek van geleerde kloosterlingen [ed. 1999: 17]. Kloosterliteratuur dus.
Profaan / religieus?
Blijkbaar religieus.
Persoonlijke aantekeningen
De Ecbasis cuiusdam captivi staat bekend als een moeilijke, hermetische tekst, en terecht. Vooral in de binnenfabel, wanneer na de eigenlijke plot over de zieke en door de vos genezen leeuw nog honderden verzen volgen waarin allerlei dieren optreden die totaal onbegrijpelijke conversaties met elkaar voeren, wordt een hoge graad van hermetisme bereikt. De door ons geraadpleegde secundaire literatuur gaat hier overigens nauwelijks of soms zelfs niet op in. Maar ook het verhaal over het gevluchte, gevangen en weer bevrijde kalf in de buitenfabel komt op de moderne lezer over als zeer wazig, onduidelijk en zelfs rommelig. Volgens Langosch is de tekst in seinem vollen Umfang nicht mehr zu greifen [Langosch 1990: 143]. In zijn recensie van de editie-1999 signaleert Vincent Hunink dan ook nog eens de weinig vlotte vertaling van Van Tussenbroek.
We kunnen slechts veronderstellen dat dit kleine dierenepos vol verborgen verwijzingen en satirische grappen steekt die door de elfde-eeuwse monniken uit Toul wél min of meer werden begrepen. Nochtans was de tekst ook toen al géén bestseller, daarvan getuigt het kleine aantal bewaarde handschriften (twee!). Afgezien van dit alles, is het toch ook wel vrij duidelijk dat de anonieme auteur van de Ecbasis geen getalenteerde schrijver was: de langdradige en grotendeels onbegrijpelijke binnenfabel is bijvoorbeeld een stuk langer dan de buitenfabel. Wij hebben in elk geval aan dit middeleeuwse gedrochtje weinig leesplezier beleefd. Karl Langosch zegt er het volgende van: Sosehr die Dichtung durch ihre Geistreichigkeit imponiert, auch über ihre Zeit hinaus, sosehr ist sie im ganzen, wie mehrmals angedeutet, nicht gemeistert [Langosch 1990: 143].
Geraadpleegde lectuur
- Gabri van Tussenbroek, Oud zeer in het bos. Over de Ecbasis cuiusdam captivi per tropologiam, in: Madoc, jg. 13, nr. 1 (voorjaar 1999), pp. 13-24 [in feite niet meer dan een ingekorte versie van de inleiding bij de editie].
- Vincent Hunink, Dierenepos met Pasen, in: Madoc, jg. 15, nr. 1 (lente 2001), pp. 38-40 [recensie van de editie-1999].
- Karl Langosch, Mittellatein und Europa. Führung in die Hauptliteratur des Mittelalters. Darmstadt, 1990, pp. 142-143.
- Luk Wenseleers, De pels van de vos. Historische achtergronden van de middeleeuwse Reinaert-satire. Amsterdam-Leuven, 1993, pp. 272-273.
BOEK: The Owl and the Nightingale (anoniem) circa 1200
The Owl and the Nightingale (anoniem) circa 1200
[Diplomatische teksteditie: J.H.G. Grattan en G.F.H. Syjes (eds.), The Owl and the Nightingale. Early English Text Society, Extra Series nr. CXIX, Oxford University Press, 1959 (reprint van 1935) = The Owl and the Nightingale ed. 1959]
[Moderne Engelse vertaling: Brian Stone (vert.), The Owl and the Nightingale Cleanness St. Erkenwald. Penguin Classics, Harmondsworth (Middlesex), 1971, pp. 181-244 = The Owl and the Nightingale ed. 1971]
Genre
Een Middelengels didactisch-allegorisch gedicht in octosyllabische verzen dat gegoten werd in de vorm van een debat tussen twee vogels, een uil en een nachtegaal. Het opschrift in handschrift J luidt in het Latijn: Altercacio inter filomenam et bubonem. Handschrift C heeft geen opschrift.
Auteur
Anoniem. Waarschijnlijk een oudere clericus. Misschien de in de tekst zelf voorkomende Maister Nichol of Guldeforde [ed. 1959: xxi-xxii].
Situering / datering
Dit gedicht van 1749 verzen bleef bewaard in twee handschriften.
- C : Londen, British Museum, MS. Cotton Caligula A IX. Wordt gedateerd circa 1250.
- J : Oxford, Bodleian Library, MS. Jesus College Oxon 29. Wordt gedateerd in de tweede helft van de dertiende eeuw.
[ed. 1959: xv-xvi]
J is geen kopie van C en beide manuscripten gaan hoogstwaarschijnlijk terug op een verloren manuscript (X) dat niet het originele (Y) was. Alles wijst erop dat X en Y geschreven werden in het dialect van Surrey. De meeste kenners zijn het erover eens dat de originele tekst ten vroegste van 1189 kan dateren. De terminus ante quem is 1216. [ed. 1959: xvi-xxi]
Inhoud
Zie voor een uitgebreid overzicht van de inhoud ook ed. 1971: 163-169.
Een uil en een nachtegaal discussiëren met elkaar over de vraag wie van hen beide de beste vogel is, daarbij hun eigen kwaliteiten aanprijzend en de gebreken van de ander aanklagend. Elke vogel krijgt zo een hele reeks positieve en negatieve connotaties mee. Wie uiteindelijk gelijk heeft, blijft onbeslist want de anoniem gebleven dichter gaf zijn tekst een open einde mee: de twee vogels trekken voor een beslissend oordeel naar een zekere maister Nichole (master Nicholas) [vers 1746]. Deze persoon wordt overigens ook reeds genoemd in vers 191 [ed. 1959: 7].
De volgende negatieve kenmerken worden door de nachtegaal aan de uil toegeschreven (de nummers tussen vierkante haken verwijzen naar de bladzijden van de Penguin Classics-hertaling).
- De uil is lelijk en woest van uiterlijk [182-183].
- Haar zang is afstotelijk [182-183].
- Zij is agressief, valt kleinere vogels aan en wordt daarom zelf altijd aangevallen door andere vogels (in groep) [182/183/186].
- De uil eet onreine dieren (kikkers, slakken, muizen) [184].
- Zij legt eieren in andermans nest en bevuilt haar eigen nest als ze jong is [184].
- Aan de hand van een fabel (een uilskuiken dat door een valk wordt uitgebroed, bevuilt het nest en wordt door de moedervalk uitgestoten) wordt aangetoond dat niemand zijn infame afkomst kan verbergen. Met andere woorden: het geslacht der uilen staat in een kwade reuk bij de andere roofvogels [185-186].
- De uil is onbetrouwbaar, werkt vaak met verraad en leugens [187].
- Zij ziet en leeft s nachts, want zij is dagblind [188].
- De uil wordt geassocieerd met kwaad en zonde [184/189-190].
- Zij huilt s nachts en jaagt zo de mensen schrik aan [189].
- Zij is blij in de winter en droef in de zomer, want zij benijdt andermans geluk [196].
- Zij wordt door de mensen gedood en gebruikt als vogelschrik [220-221].
- Haar gehuil kondigt altijd onheil aan [221-222].
- De uil wordt geassocieerd met hekserij [227].
De volgende positieve kenmerken worden door de uil aan haarzelf toegeschreven.
- Als verwante van het ras der valken heeft de uil een sterk lichaam [190].
- Zij houdt van rust, niet van rellen. Zij houdt zich niet op met dwazen (kleinere vogels) [191].
- Zij heeft een machtige stem [192].
- Zij geeft s nachts met haar roep de kerkelijke getijden aan [192].
- Zij kan zien in de duisternis [194].
- Zij begeleidt s nachts legertreinen [195].
- Zij steunt en troost de mensen in de winter. Zij houdt niet van de met wellustigheid geassocieerde zomer [199-200].
- Zij houdt kerken en schuren vrij van muizen [203].
- Zij zit in stoere bomen, tussen altijd-groene klimop [203].
- Haar nest is in het midden warm en zacht, aan de randen echter ruw en dààr is het dat zij zich ontlast [204].
- Haar zang zet de mensen aan tot meditatie over hun zonden [211-214].
- Zij kan toekomstige ongelukken voospellen [223-226].
- Zij kent de bijbelse symboliek [224].
- Zij troost s nachts vrouwen wier echtgenoot op reis is en voelt mee met ongelukkig gehuwde vrouwen [235-237].
- Zij is nog nuttig na haar dood als vogelschrik en als lokvogel bij de vogelvangst [238].
- Zij heeft een perfect geheugen [244].
Thematiek
Het zal duidelijk zijn dat dit alles erg goed de dubbelzinnige symboliek weergeeft die in de middeleeuwen rond de uil hing. Op het allegorische niveau staat de nachtegaal voor het waardecomplex van de hoofse liefdescultus, terwijl de uil de traditionele moraal van de Kerk verdedigt. Wellust en onkuisheid worden dan ook in verband gebracht met de nachtegaal, terwijl de uil net het christelijke huwelijk verdedigt. Al gaf de auteur zijn tekst een open einde mee, toch heeft men de indruk dat zijn voorkeur en sympathie uitgingen naar de uil.
Receptie
Stadsliteratuur, hofliteratuur of kloosterliteratuur? Het blijft onduidelijk bij gebrek aan voldoende gegevens.
Profaan / religieus?
Een mengeling van profaan (de waarden waar de nachtegaal voor staat) en religieus (de waarden die de uil verdedigt).
Persoonlijke aantekeningen
Omdat uilen een belangrijke rol spelen in het oeuvre van Jheronimus Bosch, is het interessant na te gaan welke positieve en negatieve dingen (respectievelijk door de uil zelf en door de nachtegaal) over uilen naar voor gebracht worden. De grootste voorzichtigheid is nochtans geboden bij het vaststellen van parallellen omwille van de afstand in tijd en ruimte (late twaalfde / late vijftiende eeuw, Engeland / Brabant).
Reeds in het begin van de tekst wordt gezegd dat de uil haar getijden zingt, zittende op een dorre tak die met klimop begroeid is: Nearby there stood a stump alone, / decayed, with ivy overgrown, / and here the owl had made her den, / and here sang out her hours to men [ed. 1971: 181-182, zie voor de originele verzen ed. 1959: 2 (verzen 25-28)].
In verband met het uil beloert koolmees-motief bij Bosch: in de verzen 61-69 [ed. 1971: 183, ed. 1959: 3] stelt de nachtegaal dat de uil kleinere vogels meedogenloos vermoordt en dat is waarom alle vogels de uil haten. Verzen 68-69 luiden: Even the tiniest of the tits / would gladly tear you into bits. J heeft hier: & ek for £e £e sulue mose / hire £onkef wolde £e to tose. En C heeft: & ek for£e £e sulue mose / hire£onkef µolde £e totose. In vers 68 staat mose, in ed. 1959 vertaald als titmouse, mees dus.
In verband met de uilen bij Bosch die boven drek zitten: verzen 98-100 [ed. 1971: 184, ed. 1959: 4] luiden: Which brings this pithy saying to mind: / Ill fortune take that thing unblest, / the bird who fouls his own nest.
In vers 126 [ed. 1959: 5] worden pie en crowe (ekster en kraai) genoemd als aaseters.
In verzen 1623-1628 [ed. 1959: 50-51] verwijst de uil naar het vangen van kleine vogels door middel van een dode uil die op een stok tussen de bosjes wordt gezet.
Verdere lectuur
- Eric De Bruyn, De uil als spiegelbeeld. Over uilsymboliek in de laatmiddeleeuwse iconografie, in: Jozef Janssens e.a., Uilenspiegel. De wereld op zijn kop. Davidsfonds, Leuven, 1999, pp. 59-86 (in het bijzonder pp. 65-66).