Inhoud blog
  • Test
  • BOEK: De Bourgondiërs (Bart Van Loo) 2019
  • BOEK: Sinuhe de Egyptenaar (Mika Waltari) 1945
  • BOEK: Dwaal zacht (Lore Mutsaers) 2019
  • BOSCH: Higgs Strickland 2016
    Zoeken in blog

    Over mijzelf
    Ik ben Eric De Bruyn
    Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
    Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
    Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
    WEMELDINGEN
    Tijd is ruimte in beweging
    24-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BEELDBRONNEN: Adam en Eva (naar Jan Gossart) Providence, ca. 1525
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Onbekende Nederlandse kunstenaar, naar Jan Gossart
    “Adam en Eva”
    Tekening in zwart krijt, ca. 1525, Providence, Museum of Art, Rhode Island School of Design, Walter H. Kimball Fund 48.425

    Literatuur

    Maryan W. Ainsworth e.a. (red.), Mens, mythe en zinnelijkheid. De Renaissance van Jan Gossart. Het volledige werk. Tentoonstellingscatalogus, Mercatorfonds-The Metropolitan Museum of Art, Brussel-New York, 2010, pp. 316-318, cat. nr. 68 (met kleurenafbeelding op p. 317) (tekst van Stijn Alsteens).

    Heinrich Schwarz, “Jan Gossaert’s Adam and Eve drawings”, in: Gazette des Beaux-Arts, 6e Période, Tome XLII, 95e année (1953), pp. 160-163 (met afbeelding op p. 153).

    H. Pauwels, H.R. Hoetink en S. Herzog (red.), Jan Gossaert genaamd Mabuse. Tentoonstellingscatalogus, Museum Boymans-van Beuningen-Groeningemuseum, Rotterdam-Brugge, 1965, pp. 310-312, cat. nr. 62 (met afbeelding op p. 310).

    Larry Silver, “Figure nude, historie e poesie: Jan Gossaert and the Renaissance Nude in the Netherlands”, in: Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek, deel 37 (1986), pp. 4-5 (met afbeelding op p. 7).

    Alsteens noteert: ‘There is no need to doubt that Gossart was author of the composition, but the wooden and labored execution of the drawing indicates it cannot be the work of Gossart. ( …) Nonetheless, this Adam and Eve probably originated in Gossart’s immediate circle and may even have been created under his supervision’ [p. 316].

    Persoonlijke aantekeningen

    Terecht stelt de catalogus uit 1965: ‘Opvallend is de uitgesproken erotische indruk en de zodanige interpretatie van het Bijbelverhaal’ [p. 311]. Larry Silver noteert in 1986 dat deze tekening ‘offers an erotic climax to Gossaert’s conceptions of the Fall of Man’ [p. 4] en dat zij ‘the most overtly carnal of all Gossaert renditions of the Fall’ is [p. 35, noot 33]. Alsteens schrijft in 2010: ‘This is the most frankly erotic composition in Gossart’s oeuvre’ [p. 316]. Dat dit niet zozeer het gevolg is van het expliciet in beeld brengen van Adams (overigens weinig indrukwekkende) genitaliën, maar wel van de gebaren en de detailsymboliek in deze tekening, wordt evenwel door niemand vermeld.

    Opvallend is natuurlijk in de eerste plaats de intense blik waarmee Adam en Eva (maar vooral Eva, want haar gelaat zien we volledig) elkaar bekijken. Verder zijn het niet zozeer de naakte lichamen, maar wel de gebaren die aan duidelijkheid niets te wensen over laten. Eva’s rechterhand bevindt zich niet alleen brutaal dicht bij Adams geslacht, de gebogen (maar elkaar niet aanrakende) wijsvinger en duim maken bovendien het vaginagebaar (vergelijk onze bijdrage over TM2), terwijl vlak daarnaast de gestrekte middelvinger een fallus lijkt te suggereren. Volgt men de lijn vanaf Eva’s rechterhand via Adams rechterarm, hoofd en linkerarm, dan komt men terecht bij Adams linkerhand die een dikke afgebroken tak omvat.

    Silver [1986: 4] constateert: ‘Adam’s complementary gesture is a curious, unexplained motif ( … ): he clasps a branch of the tree’. Dat deze tak een fallus suggereert, hoeft weinig betoog, maar wil men toch een stevig argument dan kan een blik in het Nederlands-Latijns woordenboek van Kiliaan uit 1599 helpen: in het zestiende-eeuwse Middelnederlands van alledag kon de term roede zowel ‘virga’ (tak) als ‘penis’ betekenen [Etymologicum ed. 1974: 439]. Kiliaan voegt er in verband met deze laatste betekenis expliciet aan toe dat (in 1599) ‘roede’ de oudere, en ‘manlickheyd’ de jongere term is. Men notere overigens dat zich aan de basis van de tak een knobbel op de boomstam bevindt, die het scrotum suggereert. En natuurlijk bevindt de slang zich in de onmiddellijke buurt. Dat in deze tekening de Zondeval geïnterpreteerd wordt als een daad van onkuisheid waarbij het initiatief van Eva uitgaat, staat buiten kijf.

    [explicit 24 juli 2011]

    24-07-2011 om 22:49 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIDDELNEDERLANDS: Een cluchte van d'een ende d'ander (G.H. van Breughel)1610

    Een Clvchte Van d’een ende d’ander twee Soldaten,
    eenen ouden Boer, met een Ionghe Boerin zijn wijff,
    ende een aerdighe Weerdin

    (Gerrit Hendericxsz van Breughel) 1610

    [Teksteditie: Jan A. van Leuvensteijn (ed.), De kluchten van Gerrit Hendericxsz van Breughel. Tekstuitgave met inleiding, taalkundige studies en tekstverklaringen. Deel II: Teksten. Academisch proefschrift V.U. Amsterdam, Lettrepro, Amsterdam, 1985, pp. 245-257 = d’Een ende d’Ander: Twee soldaten ed. 1985] [Hummelen 3N3]

    Genre

    Een rederijkersklucht.

    Auteur

    Gerrit Hendericxsz van Breughel (ca. 1573-1635) was afkomstig uit Antwerpen en vluchtte omwille van zijn anti-katholieke en anti-Spaanse sympathieën naar Amsterdam, waar hij werkzaam was als drukker-uitgever. Hij schreef ook zelf (rederijkers)teksten en was lid van de Brabantse Kamer in Amsterdam. [Van Leuvensteijn I ed. 1985: 3-4]

    Situering / datering

    In 1610 publiceerde G.H. van Breughel te Amsterdam een aantal teksten van zijn eigen hand onder de titel Breughels Boertighe Cluchten (uniek exemplaar: ’s-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 843 D 23). In 1613 publiceerde hij een herdruk (uniek exemplaar: Leiden, Universiteitsbibliotheek, 1499 F 42). D’Een ende d’Ander: Twee Soldaten is één van de hierin opgenomen teksten (516 verzen).

    Inhoud

    Twee soldaten persen Kees, een oude boer, onder bedreiging met geweld 20 kronen af. Griet, de jonge vrouw van de boer, geeft hen het gevraagde geld en de soldaten trekken naar een naburige herberg, waar zij samen met de waardin aan het potverteren slaan. Ondertussen klaagt de boer over het verlies van zijn geld maar Griet weet raad: zij zal meer water bij de melk en meer zout bij de kaas doen, en deze gaan verkopen op de markt. Op weg naar de markt passeert Griet de herberg en zij wordt door de twee soldaten binnengeroepen. Zij drinken en eten en de waardin en de boerin zingen elk een scabreus liedje. Kees, ongerust over het lange wegblijven van Griet, trekt op zoek naar zijn vrouw en treft haar aan in de herberg. Griet beweert dat ze het geld van de boter verteerd heeft en dat de melk verloren is gegaan. De soldaten dwingen de oude boer om ook nog hun gelag te betalen en vertrekken. Daarna ontstaat een ruzie tussen Kees en Griet, welke laatste de boer verwijt zijn echtelijke plichten in bed niet na te komen. Het eindigt met slagen over en weer, waarna Griet op de vlucht slaat, in de hoop dat de oude Kees haar toch niet kan inhalen.

    [Zie voor een samenvatting van de inhoud ook Van Leuvensteijn III ed. 1985: 365-366.]

    Thematiek

    In de eerste plaats is deze tekst bedoeld als kluchtig entertainment, maar daarnaast is er ook sprake van negatieve zelfdefiniëring, gericht op een stedelijk publiek en met boeren en soldaten als negatieve zelfbeelden. Vooral het motief ‘ongelijke liefde’ staat hierbij centraal: een oude boer die gehuwd is met een veel jongere boerin en daarvan de schade ondervindt. De oude boer wordt voorgesteld als dwaas, gierig en impotent, de jonge boerin valt op door haar lichtzinnigheid en bedrieglijkheid. Daarnaast komen ook de onbetrouwbaarheid en de hebzucht van waardinnen en rondtrekkende (huur?)soldaten aan bod.

    Receptie

    Stadsliteratuur in een rederijkerscontext. Verband met Amsterdam.

    Profaan / religieus?

    Manifest profaan.

    Persoonlijke aantekeningen

    Ook dit korte toneelwerkje van G.H. van Breughel is literair-esthetisch gezien weer een mager geval. Wel een paar taalkundig en cultuurhistorisch interessante dingetjes. Zeer teleurstellend ook: de twee scabreuze liedjes leveren niets op in verband met erotische topistiek.

    [explicit: 24 juli 2011]

    24-07-2011 om 22:11 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BEELDBRONNEN: Het gezicht (Jan Saenredam) ca. 1595
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Jan Saenredam, naar Hendrick Goltzius
    “Het gezicht” (uit de reeks “De vijf zintuigen”)
    Gravure, ca. 1595

    Literatuur

    Jan Briels, Vlaamse schilders in de Noordelijke Nederlanden in het begin van de Gouden Eeuw 1585-1630. Mercatorfonds, Antwerpen, 1987, pp. 23-24 (afb. 14).

    Briels’ commentaar beperkt zich in wezen tot: ‘aan het zintuiglijke zien wordt een nieuwe dimensie toegevoegd, namelijk de lichamelijke ervaring’ [p. 24].

    Persoonlijke aantekeningen

    Dat het onderwerp van deze gravure in de eerste plaats het zintuiglijke zien betreft, is duidelijk: de man kijkt naar het knappe meisje, deze laatste bekijkt zichzelf zelfgenoegzaam in de spiegel die door de man wordt vastgehouden, en tegen de linkerbeeldrand zien we een lynx, een dier waarvan het scherpe gezichtsvermogen reeds in de middeleeuwen topisch was. Tegelijk bevat deze gravure echter ook een moraliserende boodschap die waarschuwt tegen het losbandige gedrag van jongeren, en vooral van jonge meisjes.

    Het Latijnse distichon dat als onderschrift fungeert, luidt: Dum male lascivi nimium cohibentur ocelli, / In vitium preceps stulta iuventa ruit [Omdat de al te dartele ogen kwalijk worden bedwongen, / Stort de dwaze jeugd zich hals over kop in de ondeugd]. De fraaie kledij en opsmuk van de jonge vrouw met het gewaagde decolleté (let ook op de geprononceerde rechtertepel) wijst niet alleen op haar ijdelheid (waarvan de spiegel een bekend symbool is), maar ook op haar bereidheid tot seksueel verkeer. Zij lijkt in elk geval niet geneigd om afwijzend te staan tegenover de avances van de man aan haar zijde, wiens linkerhand haar boezem licht aanraakt, en tegelijk met wijs- en middelvinger het V-teken maakt, dat wij elders (zie TM2) hebben geduid als het ‘vaginagebaar’, een gebaar dat een uitnodiging tot de coïtus inhoudt. Men kan zich afvragen of de over de ringvinger liggende middelvinger van de man een gelijksoortige betekenis heeft. De iconografie van de gebaren is echter een terrein waarop nog heel wat veldwerk dient te worden verricht.

    [explicit 22 juli 2011]

    23-07-2011 om 00:00 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    22-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: De dynamica van de begeerte (Tommy Wieringa) 2007

    DE DYNAMICA VAN DE BEGEERTE (Tommy Wieringa) 2007

    [Essay, De Bezige Bij, Amsterdam, 2007, 87 blz.]

    Een dun essaybundeltje dat het resultaat is van Wieringa’s gastschrijverschap aan de Technische Universiteit Delft in het voorjaar van 2007. Volgens de achterflap bracht hij ‘begeerte en voortplanting in de natuur in verband met de grote rol van pornografie in de moderne wereld’. In de roman Caesarion, die zich gedeeltelijk afspeelt in de pornowereld, was het ons al opgevallen hoe weinig boeiend en oppervlakkig de pornowereld daarin aan bod kwam, en ook nu brengt Wieringa het niet veel verder dan wat wazige algemeenheden, een beetje geschiedenis van de porno, een beetje pseudo-journalistiek (een bezoek aan een massa-orgie, een bezoek aan een webcamgirl) en wat flauwe cultuurfilosofische uitspraakjes, met weliswaar hier en daar (zoals we dat van Wieringa mogen verwachten) een fraai geformuleerd zinnetje.

    Het hangt allemaal met haken en ogen aan elkaar, blijft bijzonder oppervlakkig en de belangrijkste conclusies lijken te zijn dat tegenwoordig de pornomode het zelfbeeld van de jongeren bepaalt, dat porno en vrije seks leidt tot het grote niets, en dat de onstuimige groei van de porno-industrie te verklaren is doordat porno verkrijgbaar is geworden in de beslotenheid van het eigen huis, ‘het element schaamte is uit de transactie verdwenen’. De ‘installaties’ die sommige studenten naar aanleiding van Wieringa’s masterclasses gemaakt hebben en waarvan er sommige fotografisch gereproduceerd worden, zijn verschrikkelijk onnozel. We hadden meer verwacht van dit boekje.

    Quotering: 2 (22/07/11)

    22-07-2011 om 23:35 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CD: Cloud Nothings (Cloud Nothings) 2011

    Cloud Nothings: Cloud Nothings (2011)

    Cloud Nothings is het eenmansgroepje van de negentienjarige Amerikaan Dylan Baldi. Hij produceert bijzonder enerverende en drammerige postpunkpop, maar gelukkig duurt het allemaal niet lang. Volgende!

    Quotering: 1 (22/07/11)

    Klassiekers: geen.

    22-07-2011 om 23:34 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TUIN: TM2 (Het 'vaginagebaar')
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    TM2 : Het ‘vaginagebaar’

    Een groepje van twee vrouwen en drie mannen bevindt zich links van het fallusachtige marmeren zuiltje. De linkse man, een neger, maakt met de rechterhand een wijzend gebaar naar boven (naar het carrousel rond het vijvertje?) en hij kijkt ook in dezelfde richting. Op het hoofd draagt hij een abnormaal grote rode kers. Vanuit de steel van deze vrucht vertrekken een lichte en een donkere plantenstengel met kleine knopjes. De stengels worden ondersteund door de gebogen rechterarm van de neger en eindigen in een lichte en een donkere druiventros. De middelste vrouw (met blonde, krullende haardos) zien we op de rug. Op haar hoofd ligt een grote blauwe bloem met drie bladeren en om haar lichaam is een plantenstengel met knopjes gedrapeerd die eindigt in een vijg. De rechtse vrouw draagt over het hele lichaam een dichte, blonde beharing. Haar lange blonde hoofdharen zijn met een bloemstengel samengebonden tot een paardenstaart, waaraan onderaan een appel is vastgebonden. Zij maakt oogcontact met een man, die met haar communiceert via een handgebaar. Tussen de hoofden van deze twee laatste figuren is nog het gelaat te zien van een derde man, die de toeschouwer recht in de ogen kijkt.

    Dat is wat we zien. Maar kijken we wel goed? Beseffen we voldoende wat er aan het gebeuren is? Dat lijkt de achterste man, die ons indringend aanstaart, te vragen … Net als in TM1 blijkt ook hier weer een belangrijke interpretatiesleutel aangereikt te worden via een handgebaar. In 1956 merkte Bax zijdelings op: De neger en de ene blanke man willen iets zeggen tegen de beide vrouwen [Bax 1956: 42]. Hij ging echter niet verder in op dit iets willen zeggen. Dàt de neger en de blanke man inderdaad wensen te communiceren met de beide vrouwen, blijkt in de eerste plaats uit het identieke handgebaar dat zij maken. Dit gebaar is in de Bosch-literatuur, voor zover ik zie, nog nooit besproken of verklaard. Nochtans zullen we het op het middenpaneel nog heel wat keren ontmoeten en bovendien treffen we het ook buiten het Bosch-oeuvre bijzonder vaak aan.

    Het handgebaar waar het hier om gaat, kan als volgt beschreven worden: duim en wijsvinger worden min of meer gestrekt (soms lichtjes gebogen) gehouden, met een opening ertussen, terwijl de drie resterende vingers dichtgeknepen blijven. Dat dit gebaar een erotische betekenis heeft, blijkt ondubbelzinnig uit de pentekening Studieblad met handen (circa 1494) van Albrecht Dürer, die in de Albertina te Wenen bewaard wordt [Hütt/Forberg 1975: 38 (Winkler 47)]. Op deze tekening zien we drie handgebaren. De hand rechtsboven maakt het ook nu nog goed bekende ficus- of vijggebaar: de vingers worden samengeknepen en de duim steekt tussen wijs- en middelvinger, waarmee het inbrengen van de penis in de vagina wordt gesuggereerd.[1] De tippen van de wijsvinger en de duim van de hand linksboven raken elkaar, zodat een kleine, ronde opening wordt gevormd. Tussen de duim en de wijsvinger bevindt zich een fijn bloemetje. In 1987 schreef Leo Wuyts over dit gebaar: De opening die door duim en wijsvinger omsloten wordt, verbeeldt primair de vagina en bij uitbreiding van betekenis de libido van de vrouw, om welke reden dit gebaar het cunus-gebaar (sic) kan genoemd worden. Het bloemetje interpreteerde hij als een verwijzing naar de maagdelijkheid [Wuyts 1987a: 213/215]. De derde hand op de Dürer-tekening, rechtsonder, maakt het gebaar dat we ook twee maal aantreffen in TM2.

    Wuyts zag in dit derde handgebaar een fallusgebaar, waarbij de gestrekte wijsvinger de fallus suggereert. Bij het fallusgebaar wordt echter alleen de wijsvinger gestrekt terwijl de duim, net als de resterende vingers, dichtgeknepen wordt, zoals onder meer blijkt uit een Ecce Homo-paneel uit 1544 van Jan van Hemessen (München, Alte Pinakothek).[2] Rechts onderaan dit paneel wordt Christus bespot door twee kleine jongetjes. Het linkse jongetje maakt het ficusgebaar (duim tussen wijs- en middelvinger) terwijl het rechtse jongetje het fallusgebaar maakt door zijn gestrekte wijsvinger naar de mond te brengen (op die manier hoogstwaarschijnlijk een fellatio suggererend).[3] Het derde handgebaar van de Dürer-tekening (dat we dus ook in TM2 zien) komt eveneens voor op het schilderij De keukenmeid van Pieter Aertsen (Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten). Merkwaardig is dat Wuyts het gebaar (gemaakt door de knaap onderaan het schilderij) dit keer wél als het cunus-gebaar interpreteert, ofschoon duim en wijsvinger half gebogen zijn maar elkaar manifest niet raken.[4] Er is hier blijkbaar sprake van een verwarrend misverstand.

    Eén van de sleutels voor een correcte interpretatie van het gebaar dat we in de Tuin der Lusten en bij Dürer aantreffen, kan gevonden worden op het paneeltje De Tuin van Eden (Chicago, The Art Institute) dat het werk is van een Bosch-navolger en waarschijnlijk dateert uit het eerste kwart van de zestiende eeuw.[5] Het paneeltje stelt de Aards Paradijs-geschiedenis van Adam en Eva voor en vertoont duidelijke, ofschoon niet letterlijk citerende invloeden van het linkerluik van de Tuin der Lusten, onder meer in de weergave van de Paradijsbron en van de Schepping van Eva, rechts van de bron op de voorgrond. De linkerhand van deze Eva nu maakt het gebaar dat we hier onderzoeken, en bevindt zich precies ter hoogte van haar geslacht. Het gebaar verwijst dus blijkbaar naar de vagina en zou net als het gebaar waarbij de elkaar rakende duim en wijsvinger een bloempje vastklemmen, een cunusgebaar kunnen genoemd worden. Deze term van Wuyts bevat echter niet alleen een storende spellingfout (het is cunnus en niet cunus), hij klinkt bovendien – zeker voor Latijnkundigen – nogal grof in de oren. Cunnus is immers het Latijnse woord voor kut. Men kan naar het mij lijkt dan ook beter de voorkeur geven aan de minder vrijpostige term vaginagebaar.

    Dit alles wijst erop dat er twee vaginagebaar-types bestonden in de late middeleeuwen. Maar was er dan een verschil tussen beide? Ik ben van mening dat het handgebaar waarbij duim en wijsvinger een ronde opening of gaatje vormen en een bloempje vastklemmen door Wuyts correct werd geïnterpreteerd (zie supra). Wuyts merkte aan de hand van concrete literaire bewijsplaatsen terecht op dat de termen gat en gaatje rond 1500 in het Middelnederlands naar de vagina konden verwijzen en dat de maagdelijkheid vaak vergeleken werd met een tere bloem die bij het eerste minnespel geplukt wordt. Hij geeft voor dit laatste een bijzonder sterk voorbeeld, namelijk twee zestiende-eeuwse burijngravures van de monogrammist HSD die elkaars pendant zijn. De ene gravure toont een man met een degen die volgens het onderschrift zegt: U blommeken staet dangereus om te plucken / Want men moeter den degen vor uuytrucken. Hij richt blijkbaar het woord tot de jonge vrouw op de andere gravure die volgens het onderschrift zegt: Iae myn blommeken is van sulcken aertsoen / Dat het sonder duyttrecken vanden degen niet is te doen. De vrouw houdt tussen de duim en de wijsvinger van haar linkerhand een bloempje vast. Onmiskenbaar verwijst de degen hier naar de fallus, en het bloempje naar de maagdelijkheid.[6]

    Wanneer we dit gebaar aantreffen in een man/vrouw-context, betekent het ongetwijfeld dat de vrouw haar maagdelijkheid aanbiedt aan de man. Als dusdanig komt het gebaar onder meer voor op het paneel Dubbelportret van de schilder en zijn vrouw (1496) van de Meester van Frankfurt, dat vermoedelijk een huwelijksportret van de kunstenaar zelf en zijn vrouw voorstelt.[7] In de zestiende eeuw werd het motief door Quinten Metsijs aangewend in een komisch-groteske context, meer bepaald in zijn bekende schilderij De Lelijke Hertogin (Londen, National Gallery). Een oude edeldame met een bijzonder lelijk gezicht (het lijkt wel een apin) en een brutaal maar nogal rimpelig decolleté houdt met duim en wijsvinger van de rechterhand een miezerig bloempje vast. De tegenstelling tussen haar weinig aantrekkelijke voorkomen en het aanbieden van haar maagdelijkheid heeft uiteraard de bedoeling op de lachspieren van de toeschouwer te werken. Ook in de zeventiende eeuw was het handgebaar met de bloem nog gangbaar, zoals onder meer blijkt uit het doek Portret van Abraham del Court en zijn echtgenote Maria de Keerssegieter (1654) van Bartholomeus van der Helst.[8] Maria, die de toeschouwer veelbetekenend recht in de ogen kijkt, zit naast een rozenstruik en houdt met de duim en wijsvinger van haar linkerhand het steeltje van een roos vast.

    Om verwarring te voorkomen, zou ik in het geval van het handgebaar met een bloem tussen duim en wijsvinger willen spreken van het maagdelijkheidgebaar en de term vaginagebaar willen reserveren voor het gebaar waarbij duim en wijsvinger wel een opening suggereren, maar elkaar niet raken, en dus niet gesloten zijn. Uit de laatste detail kan waarschijnlijk de diepere betekenis van het vaginagebaar afgeleid worden. Terwijl een maagd nog ‘gesloten’ is en het maagdelijkheidsgebaar dus logischerwijze een gesloten opening suggereert (met het bloempje als symbool van de te plukken maagdelijkheid), is een vrouw na het verlies van haar maagdelijkheid ‘open’, reden waarom het vaginagebaar een open ronding vertoont.

    Nu we het vaginagebaar als dusdanig herkend hebben, is het interessant om na te gaan waar we het nog aantreffen en in welke contexten. Het gebaar wordt om te beginnen vaak aangetroffen in een positief geladen man-vrouwsituatie waar het blijkbaar de betekenis heeft van een uitnodiging tot de coïtus. In de tekening Liefdespaar met valk (circa 1480) van de Meester van het Hausbuch zien we een jongeman met een valk die een meisje omarmt: het meisje maakt met de linkerhand het vaginagebaar.[9] Op een zilveren plaat uit 1595 met een gravure van Hendrick Goltzius die Bacchus en Venus voorstelt, maakt de naakte Venus met de linkerhand hetzelfde gebaar.[10] Op een paneel met Venus in een Landschap (1529) uit de school van Lucas Cranach maakt de naakte godin met haar rechterhand eveneens het vaginagebaar.[11]

    Het vaginagebaar kwam in deze context ook nog vaak voor in de zeventiende eeuw. Het doek Portret van Isaac Massa en zijn echtgenote Beatrix van der Laen (1622) is een huwelijksportret van Frans hals dat veel vruchtbaarheidssymboliek bevat. Beatrix, die met een guitige glimlach de toeschouwer aankijkt, maakt met de linkerhand het vaginagebaar, precies ter hoogte van haar geslacht.[12] In de titelprent van Jan Janzoon Deutels Huwelykx Weegh-schael (1641) staan een man en een vrouw links en rechts van een weegschaal die doorhangt naar de kant van de man. Hij maakt met de linkerhand het vaginagebaar terwijl zij met de rechterhand een afwijzend gebaar maakt. De betekenis van de titelprent is dat de maatschappelijke positie van echtelieden gelijk moet zijn, anders raakt de huwelijksweegschaal uit balans.[13] Op het paneel De Ontsnappende Vogel (1676) van Frans van Mieris laat een diep gedecolleteerd meisje een vogel uit een doosje ontsnappen. Op overtuigende wijze heeft De Jongh de erotische dubbele bodem van dit schilderij aangetoond: het doosje met de ontsnappende vogel stelt de verloren maagdelijkheid van de jonge vrouw voor. Deze laatste maakt met de linkerhand het vaginagebaar.[14]

    We ontmoeten het vaginagebaar eveneens regelmatig in een pejoratief geladen man/vrouw-situatie. Ook hier heeft het blijkbaar de betekenis van een uitnodiging tot de coïtus, maar de context is er dit maal één van satire, bedrog, zondige onkuisheid en diabolische verleiding. In een houtsnede die afkomstig is uit een incunabeluitgave van Der selen trost uit 1478 en de Onkuisheid voorstelt, duwt een duivel de hoofden van een jongeman en een meisje naar elkaar toe. De jongeman tast met zijn rechterhand naar de boezem van het meisje, terwijl zij met haar linkerhand het vaginagebaar maakt.[15] In een kopergravure van Israhel van Meckenem met als thema Het bezoek aan de spinster zit een adellijk geklede jongeman in een kamer bij een spinnend meisje, op wie hij een begerige blik lijkt te werpen.[16] De degen van de jongeman staat als een fallussymbool tussen zijn benen. Zijn rechterhand omvat de handgreep van de degen terwijl zijn linkerhand het vaginagebaar maakt. Op een Duits paneeltje uit de omgeving van Hans Baldung Grien dat een hekeling vormt op oude mannen en vrouwen die seksueel vertier zoeken in een badstoof, zit links vooraan een naakt meisje (vermoedelijk een dienster). Zij kijkt de toeschouwer recht in de ogen en maakt met de linkerhand het vaginagebaar.[17]

    In de gravure Het melkmeisje (1510) van Lucas van Leyden maakt de jonge boerenknecht die een melkmeisje probeert te verleiden, met zijn linkerhand het vaginagebaar. Deze hand rust op een boomstronk waarvan de grillige vorm duidelijk een fallus suggereert.[18] In een tekening uit de onmiddellijke omgeving van Jan Gossart die De Zondeval voorstelt, houdt Eva haar rechterhand vlakbij het geslacht van Adam. Deze rechterhand maakt het vaginagebaar en tegelijk, via de geprononceerd weergegeven gestrekte middelvinger, het fallusgebaar.[19] Op een Verzoeking van de H. Antonius van Quinten Metsijs en Joachim Patinir (Madrid, Prado) wordt het gebaar gemaakt door een heksachtige oude koppelaarster die samen met drie jonge diabolische vrouwen de heilige tot ontucht probeert aan te zetten.[20] Op een paneel uit 1563 van Joachim Beuckelaer dat vermoedelijk De Verloren Zoon in het bordeel voorstelt, zien we links een keukenmeid die bezig is een kip aan het spit te rijgen terwijl ze de toeschouwer recht in de ogen kijkt.[21] Een kip speten was rond 1500 een bekende erotische metafoor die betekende ‘copuleren met een vrouw’.[22] De meid houdt de geplukte kip vast met haar rechterhand die tegelijk het vaginagebaar maakt.

    Enkele voorbeelden uit de zeventiende eeuw zijn de volgende. Op het paneel Vrolijk gezelschap met Bestolen Vioolspeler van Jan Steen wordt een dikke vioolspeler verleid door een oude koppelares en een jong hoertje. Het hoertje grijpt met haar rechterhand in de beurs van de man, terwijl haar linkerhand het vaginagebaar maakt.[23] Op het doek Vrolijk Gezelschap met Vioolspeler van Jan Gerritsz van Bronckhorst zien we een vioolspeler en twee frivole, zwaar gedecolleteerde vrouwen, ongetwijfeld hoertjes. Naast de vioolspeler zit een kleine dwarsfluitspeler die zijn instrument zo houdt dat het lijkt alsof het de fallus van de vioolspeler is. De vrouw in het midden maakt met de rechterhand het vaginagebaar.[24]

    We treffen het vaginagebaar samen met andere erotische gebaren ook aan in de vijftiende- en zestiende eeuwse Passie-iconografie, waar deze gebaren gemaakt worden door de beulen van Christus en door joden met de bedoeling om de Mensenzoon op obscene wijze te beledigen en te bespotten. Hier gebeurt wat door Dirc van Delf in het begin van de vijftiende eeuw gesignaleerd wordt, wanneer hij stelt dat Christus onder meer moest lijden via Zijn ogen, die onder sijn passie saghen menich leet dat si hem deden, menich quaet ghebaer datsi hem toechden [die tijdens Zijn Passie het vele verdriet zagen dat zij Hem aandeden en de vele boosaardige gebaren die zij naar Hem maakten].[25] Het vaginagebaar wordt in deze zin twee maal aangewend op het Hoogaltaar voor de Dominicanerkerk te Frankfurt (1499-1501) van Hans Holbein de Oude en zijn atelier.[26] Op een Duits paneel van circa 1485 met als thema Christus bij Pilatus maakt de soldaat links van Christus met de rechterhand het vaginagebaar.[27]

    Merkwaardig na dit alles is dat het vaginagebaar in de late middeleeuwen blijkbaar ook kon voorkomen in een positief geladen religieuze context. Op één van de buitenluiken van de Lam Gods-polyptiek van de gebroeders Van Eyck (voltooid in 1432) zien we de engel Gabriël die de Boodschap aan Maria brengt. Met de rechterhand maakt Gabriël het vaginagebaar, terwijl hij kijkt in de richting van Maria op het luik dat als pendant bedoeld is. Boven het hoofd van Maria zweeft een witte duif (de H. Geest).[28] Gabriëls lichtjes gebogen rechterwijsvinger zou kunnen bedoeld zijn om de aandacht te vestigen op de woorden die hij uitspreekt en die in gouden letters ter hoogte van zijn mond geschilderd werden[29], maar de opvallende plaatsing van de gestrekte duim, los van de andere (dichtgeknepen) vingers, signaleert dat hier in elk geval ook een vaginagebaar gemaakt wordt. Bovendien zien we hoe op een Maria Boodschap-paneel van de Meester van de Virgo inter Virgines (een tijdgenoot van Bosch) de engel Gabriël met de rechterhand eveneens het vaginagebaar maakt, terwijl hij in de richting van Maria kijkt, en hier is geen sprake van een geschilderde tekst of van iets anders waarnaar Gabriël zou kunnen wijzen.[30] Hetzelfde kan gezegd worden van het vaginagebaar dat door de engel Gabriël gemaakt wordt op een Maria Boodschap-paneel (ca. 1440) van Konrad Witz.[31] In deze stichtelijke context kan het vaginagebaar natuurlijk niet geïnterpreteerd worden als een uitnodiging tot de coïtus of als een invectief gebaar, maar is het een vruchtbaarheidssymbool dat verwijst naar de wonderbaarlijke zwangerschap van de maagd Maria, die ‘gesloten’ bleef en tegelijk toch ‘open’ stond voor de bovennatuurlijke conceptie.

    De voorbeelden van het vaginagebaar die ik hierboven opgesomd heb, zijn hoegenaamd niet exhaustief. Wanneer men er speciaal op let, dan komt men het gebaar voortdurend tegen in de vijftiende-, zestiende- en zeventiende-eeuwse schilderkunst en grafiek. Uit bovenstaande gegevens is in elk geval voldoende duidelijk geworden dat het handgebaar waarbij duim en wijsvinger een soort U vormen een erotisch geladen gebaar is dat zowel in profane als in religieuze contexten kan aangetroffen worden, en dat in beide contexten zowel een positieve als een negatieve betekenis kan hebben. Na dit alles staat ook vast dat het handgebaar van de blanke man en de neger in TM2 bij Bosch een erotische betekenis heeft en mag geïnterpreteerd worden als een uitnodiging tot seksueel verkeer. Opvallend bij dit alles is dat het hier besproken vaginagebaar blijkbaar uit het collectieve geheugen van de moderne westerse mens is verdwenen, en dit in tegenstelling tot de zogenaamde ficus- en fallusgebaren.

    Ik zou tot slot aan deze analyse nog een poging willen ondernemen om het vaginagebaar nader te verklaren aan de hand van de zestiende-eeuwse Middelnederlandse literatuur en vertrek daarbij van een zijdelingse opmerking in een artikel van Paul Vandenbroeck over Boerenbruiloft-voorstellingen uit het atelier van de familie Verbeeck, die werkzaam was in Mechelen in de zestiende eeuw en veel Bosch-invloeden vertoonde. Vandenbroeck signaleert dat de bruid op de Boerenbruiloft die zich in het Museo de Bellas Artes in Bilbao bevindt, met de wijsvinger en de middelvinger van haar linkerhand een soort V-teken maakt. Hij merkt tevens op dat ditzelfde handgebaar ook voorkomt op een Vrolijk Gezelschap (1584) van Jan Massys (aldaar gemaakt door een doedelzakspeler in de richting van een vrouw) en in een prent naar Bosch met als thema Een familie dwazen. Vandenbroeck verklaart dit gebaar als een teken van dwaasheid, en verwijst daarvoor naar de zeventiende-eeuwse Nederlandse vertaling van Cesare Ripa’s Iconologia, alwaar een gelijkaardig handgebaar gemaakt wordt door de personificatie van Blindheyt des Verstants.[32]

    Ik ben echter van mening dat het hier niet gaat om een dwaasheidssymbool, maar om een variant van het vaginagebaar. We treffen het V-gebaar namelijk ook aan in een gravure van Jan Saenredam naar Hendrik Goltzius uit het laatste kwart der zestiende eeuw, met als onderwerp Het huwelijk uit vleselijke begeerte.[33] We zien hier hoe een uit de kluiten gewassen Cupido-figuur een man en een vrouw in het huwelijk doet treden. De bruidegom houdt zijn linkerhand ter hoogte van zijn borst en maakt met wijs- en middelvinger een V-gebaar. In de zestiende- en zeventiende-eeuwse literatuur uit de Nederlanden treft men nu een aantal erotische passages aan die duidelijk maken dat het V-gebaar in de boven gegeven voorbeelden als een hoek of een hoekje dient geïnterpreteerd te worden, waarbij dit hoekje verwijst naar het kruis van de vrouw, en bij uitbreiding naar de vagina.

    De meest ondubbelzinnige bewijsplaats hiervoor is te vinden in een ‘zot’, erotisch refrein uit de Refreinenbundel van Jan van Doesborch (1528-30). Dit refrein met als stokregel Way soonken hebdi alree ghedaen [vrij vertaald: wel jongen, ben je nu al klaargekomen?] gaat over een meisje dat een jongeman seksueel uitput. In de slotstrofe lezen we:

    Prince, tvrouken dat bleef al euen cloeck,
    Al meer te spelen was huer ghewach.
    Si douden van onder in eenen hoeck
    Dat hi so bleeck wert als een doeck.[34]

    [Prins, het vrouwtje wist niet van ophouden, / zij bleef maar vragen om verder te spelen. / Zij duwde hem vanonder in een hoek / zodat hij zo bleek werd als een doek.]

    Het is zonder meer duidelijk dat met de hoek vanonder hier de hoek bedoeld wordt die door de bovenbenen van de vrouw gevormd wordt, en dus haar kruis. In een ander zot-erotisch refrein uit dezelfde verzamelbundel met als stokregel Die woorden die en gaen int lijf niet [woorden dringen niet door in het lichaam] probeert een ruyter een meisje aan te sporen tot seks. In de derde strofe spreekt de auteur rechtstreeks tot de lezer:

    Siedi een wellustige dille
    In vrijen plecke, gay en belle,
    Stommeltse rasschelic in eenen hoeck;
    Breect haer ghelinct, sijt stout en cloeck.[35]

    [Zie je een wellustig sletje / ergens op een rustige plek, vrolijk en knap, / duw ze dan snel in een hoek, / breek haar (?), wees stoutmoedig en dapper.]

    Een gelijkaardige passage treffen we aan in een kort erotisch versje uit een verzamelhandschrift met rederijkerslyriek dat tussen 1577 en 1590 samengesteld werd door de Tongerse kanunnik Arnold Bierses. In het versje spoort de auteur de lezer aan tot het hebben van seks met meisjes en daarbij voortvarend te werk te gaan. De eerste twee verzen luiden: Als ghij teghen ein meysken wilt kouten, / Stobbelse boevelyck in einen houck [als je met een meisje wil praten, / duw ze brutaal in een hoek].[36]

    In deze laatste twee passages kan de term hoek weliswaar letterlijk geïnterpreteerd worden, maar vergelijking met de eerste hierboven gegeven bewijsplaats toont aan dat er minstens sprake is van erotische dubbelzinnigheid. Hetzelfde is het geval met een aantal andere zestiende-eeuwse passages die, zodra men zich bewust is van de mogelijke seksuele betekenis van het begrip hoek, hoekje, manifest een erotische meerwaarde krijgen. In het Esbatement vanden Dryakelprouver bijvoorbeeld, een rederijkersklucht van Cornelis Everaert uit 1528 die vol dubbelzinnigheden steekt, vraagt een knecht om onderdak aan een wyf met de woorden: Laet my doch hyeuwers jn een houcxskin sitten / Desen nacht tot moorghen dat comt den dach [laat mij toch ergens in een hoekje zitten / deze nacht tot het morgen dag is].[37] In het rederijkersspel Joseph (1565-66?), een bewerking van het verhaal van Jozef uit Genesis, spotten de sinnekes Nijdich Herte en Quaet Ingeven met de vrouw van Putifar en haar seksuele begeerte naar Jozef. Nadat Nijdich Herte (uiteraard op ironische wijze) heeft gezegd dat zij de zonde moet vrezen, zegt Quaet Ingeven: Neen, ghij sult u inden hoeck bichten [nee, gij zult uw biecht spreken in de hoek].[38]

    In zijn Testament Rhetoricael (voltooid in 1561) heeft de Brugse rederijker Eduard De Dene het in een dubbelzinnig-erotische context over vlotte meisjes die stoutmoedig tasten naar pryckende Broucxkens in zeer doncker houcxkens [pronkende broekjes in zeer donkere hoekjes].[39] In de zogenaamde Hel vant brouwersgilde, een rederijkersspel van circa 1561, somt Lucifer in de hel allerlei standen en beroepen op mét hun zonden, en hij vernoemt daarbij onder meer de geile, ijdele stadsmeisjes die zich graag ’s nachts laten vellen in een hoeckgen en vallen omlaege [laten omverduwen in een hoekje en neervallen].[40] In de rederijkersklucht Hans Snapop (XVI) zegt een waardin over de hoofdpersoon Hans Snapop, een boer die zijn geld graag aan de hoertjes spendeert: Hans Snapop, die is hier somtijts wel inde hoecken [letterlijk: Hans Snapop, die is hier soms wel in de buurt].[41] En in het tafelspel Al Hoy (circa 1600) van de Dendermondse rederijker Dierick de Smet zegt het personage Buijcsken Seldensat over de seksuele escapades van zijn medepersonage en rokkenjager Ijdel Lustken: In stille hoexkens geschiet de mommelinghe [in stille hoekjes gebeurt de geheimdoenerij].[42]

    Ook in de zeventiende eeuw kwamen dergelijke dubbelzinnigheden nog voor. In Nieuwe Nederduytsche Gedichten ende Raedtselen, een gedrukte bundel erotische verzen uit 1624, lezen we in een zot-erotisch refrein: Onder dese woorden en meer andere die daer vielen / Stelde hy dat Meysken in eenen hoeck [met deze woorden en met nog meer dat daar gesproken werd / plaatste hij het meisje in een hoek]. En in een ander zot-erotisch refrein uit dezelfde bron zegt een meisje: Het sy ochtent het sy avont komt doch weer aen / En laet my niet alleen verschoven in desen houck [hetzij ’s morgens of ’s avonds, kom toch weer langs / en laat mij niet alleen staan in deze hoek].[43]

    In al de hierboven gegeven literaire bewijsplaatsen heeft de term hoek de betekenis van verborgen plek zoals ook blijkt uit het spreekwoord waarheid zoekt geen hoekjes, dat onder meer bewaard bleef in de veertiende-eeuwse Spiegel der Sonden en in een spreekwoordenverzameling uit 1549.[44] Het valt niet moeilijk te begrijpen dat vanuit deze betekenis een metaforische relatie kan gelegd worden met het pudendum van de vrouw, dat immers ook op een verborgen plekje ligt. Om deze metafoor uit te beelden is in de iconografie blijkbaar sprake van een woordspel, waarbij van de betekenis hoekje = verborgen plek naar de betekenis hoekje = plaats waar twee dingen samenkomen wordt gesprongen. Het door Vandenbroeck gesignaleerde V-teken, waarbij wijs- en middelvinger een hoekje vormen, verwijst op die manier naar de benen van de vrouw, die bovenaan ook een hoek vormen. Het zou interessant zijn om te onderzoeken of dit woordspel ook in andere talen mogelijk was, bijvoorbeeld in het Duits. In elk geval treffen we de V-vorm ook aan op een paneel van Lucas Cranach de Oudere met als onderwerp De klacht van Cupido aan Venus (Londen, National Gallery). De naakte Venus maakt niet alleen met haar rechterhand een variant van het vaginagebaar (waarbij middelvinger, ringvinger en pink niet dichtgeknepen worden), maar op zeer onnatuurlijke wijze zijn de grote teen en de teen daarnaast van haar linkervoet zo geplaatst, dat zij een V-teken, en dus een hoekje vormen.[45] Bovendien kan men zich de vraag stellen of het door ons in deze tekst onderzochte vaginagebaar van duim en wijsvinger ook een verwijzing naar het begrip hoek(je) inhoudt.

    [explicit]


    [1] Zie over het ficusgebaar Hansmann/Kriss-Rettenbeck 1966: 203-204 (met afbeelding van de Dürer-tekening op pagina 199) en Wuyts 1987a: 211-213 (met afbeelding van de Dürer-tekening op pagina 212).

    [2] Zie over het fallusgebaar Hansmann/Kriss-Rettenbeck 1966: 207. Afbeeldingen van het betreffende paneel in ibidem: 205 (afb. 672) en Silver 2006: 373 (afb. 294).

    [3] Een duidelijk voorbeeld van het fallusgebaar ook op een schilderij van een zestiende-eeuwse navolger van Jan Massys, met als thema De Verkochte Bruid (Amsterdam, Sotheby’s, 1989). Zie een afbeelding in De Bruyn/Op de Beeck 2003: 109 (onderaan rechts).

    [4] Wuyts 1987b: 222. Een afbeelding van het schilderij op pagina 220 (afb. 1).

    [5] Zie over dit paneeltje Unverfehrt 1980: 246 (cat. nr. 17, afb. 95) en Jones 2003 (met afbeelding).

    [6] Wuyts 1987a: 213-215 (afb. 3).

    [7] Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. Zie Vandenbroeck 1985: 105-109 (afb. 44).

    [8] Rotterdam, Museum Boijmans Van Beuningen. Zie De Jongh 1967: 29 (afb. 17).

    [9] Leipzig, Museum der bildenden Künste, Graphische Sammlung. Zie een afbeelding in Cat. Berlijn 1983: 234 (afb. D2).

    [10] Wenen, Kunsthistorisches Museum. Zie een afbeelding in Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 1991-92: 139 (afb. 52).

    [11] Parijs, Louvre. Zie een afbeelding in Friedländer/Rosenberg 1979: 119 (cat. nr. 242).

    [12] Amsterdam, Rijksmuseum. Zie een afbeelding in De Jongh 1967: 30 (afb. 18).

    [13] Zie een afbeelding in Van Boheemen e.a. 1989: 122 (afb. 148).

    [14] Amsterdam, Rijksmuseum. Zie De Jongh 1967: 37 (afb. 24) / 40-42.

    [15] Zie een afbeelding op de cover van Der minnen loep Boek 3 ed. 1983.

    [16] Zie een afbeelding in Bernhard 1980: 354.

    [17] Vlaanderen, particuliere verzameling. Zie een afbeelding in De Bruyn/Op de Beeck 2003: 80 (cat. nr. 4).

    [18] Amsterdam, Rijksprentenkabinet. Zie een afbeelding in Jacobowitz/Loeb Stepanek 1983: 88-89 (nr. 26) en Van Boheemen e.a. 1989: 68 (afb. 80).

    [19] Providence (USA), Museum of Art, Rhode Island School of Design. Zie een afbeelding in Cat. Rotterdam/Brugge 1965: 310 (cat. nr. 62) en Ainsworth e.a. 2010: 317 (cat. nr. 68).

    [20] Zie een duidelijke kleurenafbeelding in Tristan 1981: 130 (afb. 127) of Silver 2006: 368-369 (afb. 291).

    [21] Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. Zie een afbeelding in Wuyts 1987c: 230 (afb. 1).

    [22] Vergelijk De Bruyn 2005: 33.

    [23] Particuliere verzameling. Zie een afbeelding in Cat. Rembrandt 1971: 122-123 (cat. nr. 101), Braun 1980: 70 (cat. nr. 340) of Cat. Den Haag/Antwerpen 1994: 290-293 (afb. op p. 291).

    [24] Leningrad, Hermitage. Zie een afbeelding in Kuznetsov/Linnik 1982: (afb. 110).

    [25] Tafel van den Kersten Ghelove IIIa ed. 1938: 73 (Somerstuc, hoofdstuk VI, regels 99-101).

    [26] Zie voor duidelijke afbeeldingen Kaiser 1985: 35 [afb. A2: de rechterhand van de beul die links van Christus staat, in combinatie met het fallusgebaar (zie de gestrekte middelvinger)] / 36 [afb. A3: de rechterhand van de man (vermoedelijk een jood) helemaal rechts].

    [27] Neurenberg, Germanisches Nationalmuseum. Zie een afbeelding in Boockmann 1987: 161 (afb. 254).

    [28] Gent, Sint-Baafskathedraal. Zie een zeer duidelijke kleurenafbeelding in Dhanens 1980: 94 (afb. 57).

    [29] Zoals gesteld wordt in Dhanens 1980: 93 (commentaar bij afb. 57).

    [30] Rotterdam, particuliere verzameling. Zie een afbeelding in Cat. Bosch 1936: (afb. 40, cat. nr. 21).

    [31] Neurenberg, Germanisches Nationalmuseum. Zie een afbeelding in Cat. Brugge 2010: 57 (afb. 54).

    [32] Vandenbroeck 1984: 98-99. Vergelijk ook Iconologia ed. 1971: 64-65. Het handgebaar komt hier wel voor in de als illustratie fungerende houtsnede, maar wordt in de begeleidende tekst niet verklaard of zelfs maar gesignaleerd.

    [33] Leiden, Prentenkabinet der Rijksuniversiteit Leiden. Zie een afbeelding in Van Boheemen e.a. 1989: 18 (afb. 17a).

    [34] Doesborch II ed. 1940: 268 (refrein CLI, verzen 55-58).

    [35] Doesborch II ed. 1940: 258 (refrein CXLV, verzen 33-36).

    [36] Arnold Bierses ed. 1925: 44 (nr. XV, verzen 1-2).

    [37] De Dryakelprouver ed. 1920: 205 (verzen 265-266).

    [38] Joseph ed. 1975: 100 (vers 465).

    [39] Testament Rhetoricael II ed. 1979: 239 (fol. 288v, verzen 9-10).

    [40] De hel vant brouwersgilde ed. 1992: 7v (vers 649).

    [41] Hans Snapop ed. 1997: 74r (vers 63).

    [42] Al Hoy ed. 1964: 7 (vers 114).

    [43] Nieuwe Nederduytsche Gedichten ende Raedtselen ed. 1972: 147 / 186.

    [44] Die vroede man secht ende hets waer: / Die quaet doet, heft tlicht onmaer, / want die waerheit en soect gheen hoec. Zie Die Spiegel der Sonden I ed. 1900: 59 (verzen 4619-4621). Verite ne quiert pas angles / Waerheyt en sueckt gheen hoecskens. Zie Seer schoone spreeckwoorden ed. 1962: 52 (nr. 862).

    [45] Ook op het hierboven reeds gesignaleerde Badstoof-paneel uit de omgeving van Hans Baldung Grien maakt de naakte oude man met de opvallend onnatuurlijk geplaatste duim en wijsvinger van zijn linkerhand een V-teken. Duim en wijsvinger zijn beide gestrekt en van de wijsvinger loopt een rechte lijn naar de geprononceerd weergegeven vagina van een oude, naakte vrouw. Zie De Bruyn/Op de Beeck 2003: 80 (cat. nr. 4).

    22-07-2011 om 00:30 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BEELDBRONNEN: Neptunus en Amphitrite (Jan Gossart) 1516
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Jan Gossart
    “Neptunus en Amphitrite”
    Olie op paneel, 1516, Berlijn, Staatliche Museen zu Berlin – Gemäldegalerie 648

    Literatuur

    Maryan W. Ainsworth e.a. (red.), Mens, mythe en zinnelijkheid. De Renaissance van Jan Gossart. Het volledige werk. Tentoonstellingscatalogus, Mercatorfonds-The Metropolitan Museum of Art, Brussel-New York, 2010, pp. 217-221, cat. nr. 30 (met kleurenafbeelding p. 219) (tekst van Maryan W. Ainsworth).

    Op het platform onder de twee hoofdfiguren staat: IOANNES MALBODIVS PINGEBAT 1516. Boven het hoofd van Amphitrite staat: A / PLVS SERA // ph(ilipp)e bourg(og)ne. Alles wijst erop dat dit grote paneel (191 x 128.4 cm) in 1516 geschilderd werd door Jan Gossart in opdracht van Filips van Bourgondië, waarschijnlijk voor zijn kasteel in Suytburg (het huidige West-Souburg in Walcheren-Zeeland), kasteel dat helaas niet bewaard is gebleven. Filips, een bastaardzoon van Filips de Goede, was admiraal van de Bourgondische vloot van 1502 tot 1517 en werd daarna bisschop van Utrecht. De humanist Gerard Geldenhouwer noemt hem in zijn Epistola de Zelandiae situ (1514) ‘Princeps Philippus Burgundus, oceani praefectus’ [Heerser Filips van Bourgondië, opperbevelhebber van de zee]. Volgens vijftiende-eeuwse humanistische beschrijvingen van triomftochten, werd dezelfde eretitel (oceani praefectus) aan Neptunus gegeven.

    Ainsworth spreekt van ‘ample, even chunky embracing figures’. Elk haar op de hoofden van Neptunus en zijn vrouw, de nereïde Amphitrite, is zeer gedetailleerd weergegeven, net als de tanden achter Amphitrites licht geopende lippen. Hetzelfde geldt voor Neptunus’ zachte baard, voor de schelp (een Charonia tritonis) die zijn penis bedekt, en voor de schelpvormige hoofdbedekking van Amphitrite.

    Een interessante bijdrage aan Ainsworth e.a. 2010 [pp. 56-67] is Stephanie Schrader, “De mythologische naakten van Gossart en de erotische identiteit van Filips van Bourgondië”. Zij signaleert de volgende dingen. Van ongeveer 1516 tot 1521 was Gossart vast verbonden aan het hof van Filips. In die periode schilderde hij mythologische naakten die kunnen worden begrepen als een verheerlijking van zinnelijk genot [p. 57]. In haar bijdrage wil zij ‘in de eerste plaats belichten hoe Gossart erotische thema’s uit de oudheid aanpaste aan het leven en het zelfbeeld van Filips als viriele admiraal en zinnelijk aangelegde bisschop [p. 57]. De beide figuren komen zeer monumentaal over: ‘Met haar stevige heupen, dijen en kuiten past Amphitrite perfect bij een Neptunus waarvan de armen en de buik fysieke kracht uitstralen’ [p. 57]. ‘Voorts staan zowel bij Neptunus als bij Amphitrite de tepels rechtop. En beide figuren hebben blozende wangen en Amphitrites mond staat lichtjes open, zodat we haar tanden en tong zien’ [p. 57]. Schrader wijst erop dat Amphitrite haar rechterhand op de billen van Neptunus heeft gelegd (zij spreekt van een zinnelijk gebaar in dit verband). En: ‘Ook de schelp die de genitaliën van Neptunus gedeeltelijk aan ons gezicht onttrekt, is een verwijzing naar het genot van deze heidense lichamen. Zoals ze daar voor de teelballen hangt, met haar puntige vorm, werkt de schelp veeleer suggestief dan verbergend. De schelp/penis is trouwens bijna even groot als het gezicht van Neptunus. Het zal duidelijk zijn: de seksuele potentie van deze god is niet te onderschatten, deze Neptunus-met-Amphitrite-aan-zijn-zijde is ronduit erotisch’ [p. 59].

    Nog b(r)oeiender is het verband dat Schrader legt tussen het schilderij en zijn opdrachtgever. ‘Uit het opschrift boven rechts op de architraaf van Neptunus en Amphitrite blijkt trouwens dat mythologische liefdesverhalen een centrale rol speelden in Filips’ visie op zijn viriliteit. De tekst, A / PLUS / SERA // phé bourgne combineert de Bourgondische leuze ‘a plus sera’ (tot meer in staat) en de afkorting van Filips’ naam in gotisch schrift. Deze tekst moest duidelijk maken dat de vurige aanraking van Neptunus en Amphitrite iets over Filips zei’ [p. 59]. Enkele pagina’s verder gaat zij dieper in op het frivole imago van de admiraal-bisschop: ‘Filips hield dus van het minnespel, liefst met jonge meisjes. Zelfs als bisschop vond hij kuisheid een belediging voor de menselijke natuur en dus had hij alle begrip voor hoerenlopers en priesters die in concubinaat leefden. Die visie, samen met zijn levenswandel wellicht, gaf hem de naam een rokkenjager te zijn. Dergelijke kritiek verhinderde hem echter niet stelling te blijven nemen tegen het verplichte celibaat’ [p. 65].

    Persoonlijke aantekeningen

    Het frivole imago van Filips van Bourgondië was ons reeds bekend uit Sterk 1980 (zie aldaar). Men notere dat we ons met Filips van Bourgondië in de hoogste adellijke kringen van de Nederlanden rond 1500 bevinden, kringen van waaruit onder meer Jan Gossart en Jheronimus Bosch opdrachten ontvingen. Filips was goed bevriend met Hendrik III van Nassau, de mogelijke opdrachtgever en in elk geval ooit eigenaar van de Tuin der Lusten-triptiek, alles wijst erop dat Filips in het bezit moet geweest zijn van de (een?) Keisnijding van Bosch en na 1521 was Gossart verbonden aan het hof van Filips’ achterneef Adolf van Bourgondië, admiraal van Zeeland en heer van Veere, en van Mencia de Mendoza, de (derde) echtgenote van Hendrik III van Nassau [Ainsworth e.a. 2010: 3]. Gossart was overigens een jongere tijdgenoot van Bosch (ca. 1478-1532). Toen Bosch in 1516 overleed, was Gossart ongeveer 36 jaar oud: zij kunnen elkaar dus gekend hebben.

    Filips van Bourgondië deelde blijkbaar met Hendrik III van Nassau een voorliefde voor erotisch getinte schilderijen, zoals onder meer (maar zeker niet alleen) blijkt uit deze Neptunus en Amphitrite uit 1516. De forse, misschien zelfs ietwat plompe Amphitrite met haar nochtans relatief kleine, wijd uit elkaar staande borsten, is wel een totaal ander type vrouw dan de frêle naakten die Bosch in zijn Tuin der Lusten schilderde. We hebben het bijna twee meter hoge schilderij helaas nog nooit in het echt gezien, maar we kunnen ons voorstellen dat het imponerend moet zijn.

    Drie dingen zijn ons opgevallen die merkwaardigerwijze niet besproken worden in het Mercatorfonds-boek. Ten eerste hoe de golvende haren van Neptunus de golven van een woelige zee suggereren. Ten tweede het feit dat het mollige gezichtje van Amphitrite ook op verscheidene andere schilderijen van Gossart terug te vinden is: blijkbaar gaat het daarbij telkens om hetzelfde model. En ten derde: nergens wordt ook maar enig gewag gemaakt van de dierenschedels die we boven Neptunus en Amphitrite zien. Dierenschedels treffen we trouwens ook aan op andere werken van Gossart. Hebben ze misschien iets te maken met Filips van Bourgondië?

    [explicit 20 juli 2011]

    21-07-2011 om 02:40 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Le Moine (Dominik Moll) (F-E, 2011)

    LE MOINE (Dominik Moll) (Frankrijk-Spanje, 2011)

    (101’)

    Een verfilming van The Monk, een gothic novel van Matthew Gregory Lewis uit 1796 die indertijd zeker vermeld werd in de cursus Geschiedenis van de Europese Roman van professor René F. Lissens, maar die wij nooit hebben gelezen (of toch niet uitgelezen althans). In de buurt van Madrid, rond 1600, wordt een jongetje te vondeling gelegd voor de poort van een franciscanenklooster. De kleine, met een opvallende moedervlek op de rechterschouder, wordt door de paters opgenomen en Ambrosio groeit op tot een zeer vrome monnik: naar zijn preken komt men van heinde en verre luisteren en hij aarzelt niet het jonge nonnetje Agnes, dat verliefd is op ene Cristobal (én zwanger), te verraden (ondanks het biechtgeheim) zodat zij in een kerker uitgehongerd wordt, tot de dood toe. Dan verschijnt er in het klooster een nieuwe novice, Valerio.

    Hij draagt heel de tijd een masker want in een brand werd zijn gelaat afschuwelijk verminkt. Na een tijdje blijkt deze Valerio een meisje te zijn, en nog wat later een duivel (een succubus dus, veronderstellen wij, maar dat wordt nergens gesignaleerd). De rest is voorspelbaar. Onze vrome monnik wordt verleid (daar is eerst wel de steek van een of andere griezelige turborups in de rozenstruiken voor nodig), als de relatie dreigt ontdekt te worden door een medemonnik, wordt deze laatste vermoord door de duivelin, en ondertussen heeft Ambrosio dan ook nog eens the hots gekregen voor een mooi jong meiske uit de naburige stad, Antonia (gespeeld door Joséphine Japy). Dankzij de toverkunsten van ‘Valerio’ slaagt Ambrosio erin seks te hebben met Antonia, maar diens moeder betrapt hen en Ambrosio steekt haar neer, niet nadat de toeschouwer vernomen heeft dat Ambrosio het te vondeling gelegde zoontje (Mateo) van die moeder is (zij herkent die moedervlek). Ambrosio heeft dus zijn eigen moeder gedood en geslapen met zijn zuster. Hij wordt gearresteerd en gevangen gezet en Antonia wordt krankzinnig.

    In een visioen komt ‘Valerio’ dan zeggen dat er iemand met Ambrosio wil spreken. In het begin van de film nam Ambrosio de biecht af van een pedofiel, en toen zei hij dat de duivel slechts zoveel macht heeft over ons, als wij hem willen geven. Die pedofiel blijkt nu Satan te zijn, en hij komt triomferend Ambrosio’s ziel opeisen. Ambrosio geeft zijn ziel, op voorwaarde dat Antonia terug gezond mag worden.

    Een gothic novel dus, en dat is eraan te merken: onweders, spookverschijningen, duivels, nachtelijke toestanden op het kerkhof. Het verhaaltje is inderdaad redelijk voorspelbaar (brave monnik wordt verleid door duivelin en stort in zijn ongeluk, het zijn niet allemaal Heilige Antoniussen), maar wij houden wel van dit soort roomse poppenkast en bovendien is alles zeer verzorgd in beeld gebracht. Oók weer vaak clichématig en voorspelbaar, toegegeven: die close-ups van gargoyles heel de tijd die (in de middeleeuwen al) naar de duivel verwijzen, die drie zwarte raven (duivels!) die in het begin al aan dat busselkindje komen pikken en op het einde weer verschijnen, die droge streek tussen klooster en stad (overdag veel zon en ’s nachts veel wind), die demonische rups (je hóórt die gewrichten sappig kraken als ze zich slijmerig voortbeweegt), die Maria-processie (die mannen met druipende kaarsen op hun kop!) en dan op het einde de ontmoeting met Satan in een perfect gecaste rotsomgeving die zó herinnert aan Christus en de duivel in de woestijn. En om dan nog maar te zwijgen van het middel waarmee de duivel onze Ambrosio in zijn ongeluk stort: natuurlijk knappe wijvekes, wat anders.

    Aanspreken doet het dus zeker wel (hoe kan het ook anders als je – zoals wij – maandenlang met de Verzoekingen van de H. Antonius bezig bent geweest) en degelijk verfilmd is het ook, maar toch: het blijft allemaal nogal droog en superernstig, nergens is er een vleugje tongue in cheek te ontdekken, en dat had misschien wel gemogen. Met Vincent Cassel als Ambrosio en Déborah François (wiens smoeltje werkelijk ergens iets slangachtigs heeft) als Valerio. Géraldine Chaplin doet ook mee, als de oude abdis (zelden iemand zo streng weten kijken!).

    Quotering: ***½

    (19 juli 2011) (Metropolis)

    [explicit]

    20-07-2011 om 23:32 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIDDELNEDERLANDS: Leander ende Hero (J.B. Houwaert) 1621

    Vier schoone Spelen van Zinnen van Leander ende Hero

    (Jan Baptist Houwaert) 1621

    [Teksteditie: Koen Van de Sype en Caroline Van Caeneghem (eds.), “Vier schoone Spelen van Zinnen van Leander ende Hero, uitgegeven met een analytische inhoudsopgave en aantekeningen”, in: Jaarboek De Fonteine, LI-LII (Tweede reeks nr. 43-44), 2001-2002, pp. 67-201 = Leander ende Hero ed. 2002] [Hummelen 3 S 10]

    Genre

    Een rederijkersspel, meer bepaald een spel van zinnen met een romantisch-klassiek onderwerp, dat vier bedrijven (in de tekst ‘spelen’ genoemd) omvat.

    Auteur

    De auteur van de in 1621 gedrukte tekst was de Brusselse rederijker Jan Baptist Houwaert (overleden in 1599). Eigenlijk was hij niet de oorspronkelijke auteur van het stuk, maar wel de bewerker. Wie de auteur van de oorspronkelijke tekst is geweest, blijft nog steeds onduidelijk.

    Situering / datering

    Leander ende Hero werd in 1621 samen met drie andere zinnespelen (Aeneas ende Dido, Narcissus ende Echo en Mars ende Venus) postuum uitgegeven te Rotterdam door de uit de zuidelijke Nederlanden afkomstige Jan van Waesberghe de Jonge, onder de titel Den handel der Amoureusheyt. Twee exemplaren bevinden zich in de Gentse Universiteitsbibliotheek (BL 197913 en Her 962). Leander ende Hero beslaat de folio’s Z3r-2G2v (2.836 verzen volgens de telling van Van Eeghem 1963).

    Van de andere drie spelen in Den handel der Amoureusheyt weten we zeker dat het bewerkingen zijn, omdat de oorspronkelijke (zestiende-eeuwse) spelen in handschrift bewaard zijn gebleven. Van Leander ende Hero is helaas geen oorspronkelijke tekst bewaard gebleven, maar alles wijst erop dat het ook hier om een bewerking door J.B. Houwaert gaat [Van Bentum 2002: 34-43]. Houwaert voegde bij elk spel prologen en naprologen toe en veranderde hoogstwaarschijnlijk ook een aantal dingen in de spelen zelf. Van Bentum [2002: 58] stelt als datering voor het oorspronkelijke spel de jaren zeventig van de zestiende eeuw (1570-80) voor.

    Van Bentum [2002] onderzocht ook de invloeden op de tekst. De auteur kende blijkbaar de Leander en Hero-versies van Ovidius (Amores), Musaeus, Gryphius Marot (Lyon, 1541) en Cornelis van Ghistele (Clachtige Sendtbrieven) en onderging er de invloed van.

    Inhoud

    Het eerste spel. Bij de geboorte van Hero verneemt haar vader van Apollo dat zijn dochter gelukkig zal leven zolang zij niet verliefd wordt op een minnaar. Gebeurt dat wel, dan zal het haar ondergang en die van haar minnaar betekenen. Opdat Hero geen mannen zou ontmoeten, laat haar vader haar opvoeden door haar voedster in een toren te Sestos, aan de Hellespont. Zodra Hero een rijp meisje is geworden, is zij haar gevangenschap beu en zij overreedt haar voedster om in Abydos, aan de overkant van de Hellespont, naar het feest van Venus te gaan, om te offeren in diens tempel. Met de hulp van Venus en Cupido zorgen de sinnekes Amoureuse Affectie en Ghelijcke Complectie ervoor dat Hero in de tempel de knappe jongeman Leander ontmoet en dat de twee jongelieden op elkaar verliefd worden. Zij spreken af dat Leander elke nacht de Hellespont zal overzwemmen om bij Hero te kunnen zijn zonder dat iemand het merkt. Hij vraagt haar om een lantaren, die als baken kan dienen, uit haar raam te hangen.

    Het tweede spel. Leander en Hero verlangen hevig naar elkaar en die avond zwemt Leander voor de eerste keer over de Hellespont, om vervolgens een liefdesnacht door te brengen in het bed van Hero. De sinnekes Liefs Ghebruyck in ’t feit van minnen en Den Roover der Amoureuse zinnen begeleiden heel de tijd het verlangen en het minnespel van de twee geliefden met geile commentaar. Als ’s morgens de wachter zijn wachterlied zingt, ontwaakt Leander en hij zwemt terug naar huis, na een hartstochtelijk afscheid.

    Het derde spel. De sinnekes Inborstighe Envije (personificatie van de nijd) en Valsche Calumnije (personificatie van de roddel) gaan Leander bij zijn moeder verraden. De ouders van Leander zijn zeer bezorgd en herinneren hem aan de voorspelling die Apollo omtrent Hero gedaan heeft, maar Leander ontkent alles en zijn ouders laten het daarbij. Zes dagen en nachten stormt het op de Hellespont zodat Leander niet meer kan overzwemmen. Hero begint al zijn trouw te twijfelen, maar ook Leander is wanhopig en uiteindelijk besluit hij tijdens de zevende nacht toch de overtocht te wagen, zelfs al wordt het zijn dood. Hij vervloekt de goden omdat zij hem zo tegenwerken.

    Het vierde spel. Jupiter roept de goden samen, want omdat de mensen geen respect meer hebben voor de goden, wil hij hen straffen. Saturnus, Neptunus, Mars, Vulcanus en Oeolus stellen voor om de mensheid uit te roeien, maar Apollo, Venus en Diana dringen aan op begrip en mildheid. Jupiter beslist dan om een voorbeeld te stellen aan de hand van Leander, want hij heeft onlangs nog de goden vervloekt. In opdracht van Saturnus doen Fortuna en de schikgodin Atropos Leander verdrinken in de Hellespont. Leander vond immers zijn weg niet meer omdat de lantaren door de stormwind was uitgeblazen en Hero was in slaap gevallen. Als Leander dood aanspoelt en door Hero gevonden wordt, maken Fortuna en Goddeloose Desperatie haar zo wanhopig (zeggende dat Leanders dood hààr schuld is), dat zij zelfmoord pleegt door zich samen met het lijk van Leander in de golven te gooien. De schuldbewuste voedster vindt de beide dode jongelingen en begraaft hen naast elkaar in één graf.

    [Zie voor een uitgebreidere samenvatting van de inhoud ed. 2002: 68-78.]

    Thematiek

    Leander ende Hero behoort, samen met onder meer Aeneas ende Dido, Mars ende Venus, Pyramus ende Thisbe, Jupiter en Yo en Narcissus ende Echo, tot een reeks rederijkersspelen die een romantisch-klassieke thematiek hanteren en zo de toenemende invloed van de renaissance in de zestiende eeuw illustreren. In de naproloog bij het vierde spel (zie vooral de verzen 39-42, ed. 2002: 201) vat Houwaert de blijkbaar op een jeugdig publiek gerichte hoofdthematiek in enkele verzen samen: Dus ghy Amoureusen houdt v ghedult, / En wilt v voor onkuysheyt wachten. / Als Cupido beghint te baren syn krachten, / Zoo wederstaet de liefde in’t beghintsele. Met andere woorden: de jeugd wordt aangemaand zich niet te snel over te geven aan dwaze verliefdheden en in alles de matigheid te betrachten. Het laatste vers eindigt met Houwaerts kenspreuk: Houdt middelmate.

    Receptie

    Stadsliteratuur in een rederijkerscontext. Verband met Brussel en Rotterdam.

    Profaan / religieus?

    Manifest profaan.

    Persoonlijke aantekeningen

    In 1958 stelde E. De Bock dat Leander ende Hero ‘het ellendigste gerijmel van de hele bundel’ bevat [Van Bentum 2002: 10 (6)], dus wij vreesden het ergste. Dat bleek echter goed mee te vallen. Terecht spreekt Van Bentum over ‘dit enigszins ondergewaardeerde toneelwerk’ [Van Bentum 2002: 10] en hij sluit zijn artikel af met de zin: ‘De maker van Leander ende Hero was misschien niet een groot dichter, maar hij was wel in staat een toneelstuk kundig in elkaar te zetten’ [Van Bentum 2002: 61]. Volledig akkoord. Dat Jan Baptist Houwaert géén Vondel was, wisten we al langer en we zien het ook niet direct gebeuren dat dit spel van zinnen ooit nog in deze vorm op het toneel gebracht zou worden, maar om deze vier bedrijven door te nemen, hebben wij echt geen noemenswaardige moeite moeten doen.

    Dat heeft natuurlijk, zoals wel vaker, veel te maken met de rol van de sinnekes in deze tekst. De vrouwenrollen moesten naar verluidt al door mannen gespeeld worden, dus dat de erotische bedscènes van Leander en Hero op het toneel zouden getoond worden, was uiteraard helemaal onmogelijk. Nee, het gerollebol van onze twee dwaze verliefden wordt natuurlijk beschreven door de sinnekes, die op andere plaatsen dan weer op een directe en vaak vulgaire manier de draak steken met de geilheid van de hoofdrolspelers. En werkelijk waar: wie op zoek is naar literaire bewijsplaatsen voor erotische topoi en metaforen, vindt hier een bescheiden schatkamer. Van Bentum noemt Leander ende Hero niet voor niets ‘het meest lichamelijke en obscene stuk’ uit de Handel der Amoureusheyt [Van Bentum 2002: 54].

    Opvallend is daarbij het volgende (Van Bentum heeft het over de veranderingen die Houwaert aanbracht in de oorspronkelijke versies van de andere drie teksten uit de bundel): ‘De meest opvallende verandering is dat de soms uiterst vrijmoedige taal van de sinnekens op seksueel gebied is gekuist en afgezwakt. Dat is tenminste het geval in de Narcissus ende Echo en Mars ende Venus. Nu is het opmerkelijk dat Houwaert in Leander ende Hero niet ingegrepen heeft in de obsceniteiten. De taal van de sinnekens kan, zoals het nu gedrukt staat, nauwelijks hitsiger’ [Van Bentum 2002: 38]. Dat is inderdaad zeer opmerkelijk, te meer als je weet dat bijvoorbeeld in de oorspronkelijke Narcissus ende Echo over Echo wordt gezegd: ‘sy heevet tvier in hoer kueckene’ (vers 619, vrij vertaald: haar keuken = vagina staat in brand) en dat dit in de bewerkte versie van Houwaert is geworden: ‘Haer herte is gheheel in liefden ontsteken’. Wat een geluk dus dat om een ons voorlopig nog onbekende reden Houwaert in Leander ende Hero géén censuur heeft toegepast, want precies van dàt stuk ontbreekt de originele versie.

    Geraadpleegde lectuur

    - Van Bentum 2002: Willem van Bentum, “Twee koningskinderen. Het spel van zinne Leander ende Hero: een netwerk van invloeden”, in: Jaarboek De Fonteine, LI-LII (Tweede reeks: nr. 43-44), 2001-2002, pp. 9-66.

    [explicit 17 juli 2011, met dank aan de Deslegte-Antwerpen waar we het Jaarboek De Fonteine 2001-2002 in juni voor 10 euro konden aanschaffen]

    18-07-2011 om 23:03 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 23/11-29/11 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 28/10-03/11 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 14/08-20/08 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs