The Beatles: Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band (1967)
Negentienhonderdzevenenzestig, gezegend jaar! Het jaar van de Flower Power, van het Monterey-popfestival, het jaar van Love & Peace, van drugs, van zon en zomer, het jaar van Sgt. Peppers, algemeen beschouwd als hét meesterwerk van de Beatles en zelfs als hét meesterwerk van de rockmuziek uit de jaren zestig. Het jaar van de Beatles dus ook, het hoogtepunt van hun Roem en Kunnen, met dit album en met de briljante single Strawberry fields forever / Penny Lane, uitgebracht op 17 februari 1967.
Strawberry Fields forever was door Lennon bedoeld als een soort psychedelische droom met herinneringen aan een (zijn) magische kindertijd: Strawberry Fields was de naam van een voormalig weeshuis (of van een villa in de buurt ervan) in Liverpool vlakbij Johns huis waar hij als kind vaak in de tuin ging spelen. In het nummer zitten zowat alle technische en muzikale trucs verwerkt die de Beatles tijdens de twee voorafgaande jaren hadden ontwikkeld. Er werd gebruik gemaakt van nieuwe instrumenten zoals een mellotron en een swordsmandel (een soort Indische harp), George Martin schreef speciaal een partituur voor trompetten en cellos en in de ritmetrack valt onder meer het geslurp op van een achterstevoren opgenomen cymbaal. Op het einde van de track improviseert Lennon een dosis nauwelijks verstaanbaar gemompel, waarbij hij onder meer twee keer cranberry sauce half verhaspelt tot I buried Paul. Ook Penny Lane, dat veel meer poppy is dan Strawberry Fields forever, haalt jeugdherinneringen op: Penny Lane was de naam van een straat en van een wijk in Liverpool. De melodie was van Paul, de tekst werd door John en Paul samen geschreven. Normaal hadden deze twee klassenummers op Sgt. Peppers moeten komen, maar dat ging niet door omdat de platenfirma vond dat de fans niet te lang mochten wachten op een nieuwe release. Daarom werden Strawberry Fields forever en Penny Lane een single met twee a-kantjes. George Martin vond deze dubbele single de beste plaat die de Beatles ooit gemaakt hebben, een oordeel waar hij niet alleen in stond (en staat).
En dan Sgt. Peppers zelf. Wat werd er over dit op 1 juni 1967 uitgebrachte, achtste Beatles-album al niet geschreven! Dat na deze lp een album maken in de rockwereld nooit meer hetzelfde zou zijn (achteraf bekeken toch een weinig overdreven, want zo een eenheid vormt de lp nu ook weer niet: het is gewoon een montage van uiteenlopende stijlen die samen een soort vaudevilleshow vormen, zie het beginnummer en het voorlaatste nummer mét publiek). Dat McCartney overleden zou zijn (op de cover van de hoes hangt er een opgeheven hand boven zijn hoofd en legt de wassen-beeldafbeelding van Paul troostend zijn hand op de schouder van dito-Ringo die droevig naar beneden kijkt alsof daar iemand begraven ligt, en op de achterkant van de hoes staat Macca met de rug naar het publiek dat was zijn ingesprongen dubbelganger natuurlijk). Er valt rond dit album zoveel te zeggen en te genieten en te bewonderen dat we niet weten waar eerst te beginnen en dus gaan we gewoon nog maar een keertje luisteren. Wel nog even zeggen dat de hoes historisch is: het was de eerste uitklaphoes mét inlegvel en het feit dat de teksten integraal staan afgedrukt, was in die tijd ook een zeldzaamheid.
Van McCartney kwam het idee om een concept-lp op te bouwen rond een gefantaseerde alter ego-groep van de Beatles die een soort variété-avond verzorgt: Sergeant Peppers Lonely Hearts Club Band. Het openingsnummer, Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band [A1], begint dan ook met instrumenten die gestemd worden, rumoer van het publiek, gelach en applaus, waarna we een stevige rocksong te horen krijgen waarin McCartney de fantasiegroep introduceert: de band van Sergeant Pepper voor allen die eenzaam van hart zijn. Want dat is de hoofdbedoeling van deze muziek: entertainment (a splendid time is guaranteed for all, Id love to turn you on), en dat doel wordt ruimschoots bereikt. De technische kant van deze plaat was trouwens àf: men luistere slechts naar de voor 1967 perfecte manier waarop de basgitaar is opgenomen. Op het einde kondigt McCartney ene Billy Shears aan, waarna A1 vlekkeloos overvloeit in A little help from my friends [A2], naar verluidt door Paul (met enige hulp van John) speciaal geschreven voor Ringo, die de rol van Billy Shears vertolkt. Was het vorige nummer pure rock, dan is dit meer een croonerssong, in de traditie van Frank Sinatra en Bing Crosby, maar dan honderd maal beter. De inhoud gaat over eenzaamheid en het verlangen naar liefde en de hulp van vrienden daarbij, en wie zou deze boodschap beter kunnen gebracht hebben dan Ringo?
Vreemd genoeg wordt na dit tweede nummer reeds de idee van een variété-avond opgegeven, maar niemand is daar ooit echt over gevallen, waarschijnlijk omdat het materiaal sowieso van een torenhoge kwaliteit is. Neem bijvoorbeeld Lennons Lucy in the sky with diamonds [A3], een psychedelische drugssong (de beginletters van de substantieven in de titel vormen de term LSD) met een (volgens John gedeeltelijk aan Alice in Wonderland ontleende) surrealistische tekst en met op de achtergrond allerlei Indische instrumenten. Naar Lennons eigen zeggen geïnspireerd door een tekening van zijn zoontje Julian, maar het sloot even goed op grootse wijze aan bij de psychedelische tijdsgeest van 1967, net als Strawberry Fields en het iets jongere I am the walrus. Getting better [A4] is weer een forse popsong met een messcherpe slaggitaar en een helderfijn pianogeluid. Dit laatste werd verkregen doordat George Martin in plaats van de pianotoetsen te bespelen, zijn arm naar binnen stak in de piano en daar de snaren direct met een hamertje aansloeg [Hertsgaard 1995: 196-197]. Dit optimistische liefdesliedje is van Paul, met enkele bijdragen aan de lyrics van John. Het is alweer een song van absolute topklasse, net als Pauls Fixing a hole [A5] dat handelt over het zich afsluiten van de warrige buitenwereld. Totaal anders van klankkleur, maar zo mogelijk nog subliemer is Shes leaving home [A6], over de generation gap en een tienermeisje dat wegloopt van huis. Het is bijna een klassiek nummer: er wordt alleen gebruik gemaakt van een harp en violen. Kant A wordt afgesloten met Johns Being for the benefit of Mr. Kite! [A7], naar verluidt geïnspireerd door een circusposter uit de negentiende eeuw. Gewoon ongehoord wat George Martin hier doet met dat kermisstoomorgel: hij liet enkele nummers van een stoomorgel op band zetten, verknipte de band, gooide de stukjes in de lucht en voegde ze daarna in een willekeurige volgorde weer aan elkaar, waardoor die chaotische geluidsmassa op de achtergrond van A7 ontstond [Hertsgaard 1995: 199]. En dan die vervormde stem van Lennon, waarvan Bob Christgau ooit zei dat het klonk alsof God door een misthoorn sprak!
Kant B begint met het enige nummer op dit album dat niet door Lennon en McCartney werd geschreven: George Harrisons Within you without you [B1]. Indische muziek, voor die tijd een orenopener. Voor velen (en ook voor ons) indertijd een waarachtige revelatie, die klankkleur. Het nummer is ook duidelijk religieus getint: het gaat over het gebrek aan communicatie en is een pleidooi voor de universele liefde. Volgens zijn Indische leermeesters had Harrison hiermee verraad gepleegd aan de Indische muziek en het nummer heeft natuurlijk wel een westers, commercieel tintje, maar zonder twijfel was het in die tijd danig belangrijk en invloedrijk. Zoals Lennon zei tegen Playboy in 1980: George is responsible for Indian music getting over here. That song is a good example. Iets totààl anders is When Im sixty-four [B2], een oersimpel maar uitstekend jaren dertig-dingetje, door Paul geschreven toen hij 15 of 16 jaar oud was: kan je nagaan hoeveel componeertalent er toen al in die knaap schuilde! Lovely Rita [B3] is een pretentieloze popsong, alweer van McCartney, met suggestief gehijg op het einde. Met Lennons Good morning, good morning [B4] daalt het niveau héél even, omwille van het lawaaierige arrangement. Lennon zelf hierover: Its a throwaway, a piece of garbage [Playboy, 1980]. Op het einde allerlei dierengeluiden en dan valt het laatste kippengekakel samen met de eerste gitaarnoot van de reprise van het openingsnummer Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band [B5] die nu het einde van de show aankondigt. Maar dan volgt, als toemaatje, nog één van de hoogste hoogtepunten van de Beatles: A day in the life [B6]. Volgens Lennon [Playboy, 1980] helemaal van hemzelf, behalve het stukje met Id love to turn you on, dat van Paul zou zijn. A = rustig-akoestisch, gezongen door John, B = een kakafonisch orkeststukje, C = een vlot melodietje, gezongen door Paul, dan weer A en B en ten slotte die kunstmatig lang aangehouden piano-aanslag. De BBC weigerde het te draaien omwille van de frasen found my way upstairs and had a smoke / somebody spoke and I went into a dream (wat naar drugsgebruik zou verwijzen) en die Id love to turn you on. Mark Hertsgaard noemde A day in the life waarschijnlijk het mooiste en belangrijkste nummer dat [de Beatles] ooit gemaakt hebben [Hertsgaard 1995: 193].
Diezelfde Hertsgaard noemde Sgt. Peppers een revolutionaire elpee en een van de culturele mijlpalen van de twintigste eeuw: Doordat de plaat de flower power-ethiek van vrijheid, plezier en creativiteit zo lichtvoetig uitdroeg, was hij representatief voor de jaren zestig [Hertsgaard 1995: 194/201]. Hoewel sommigen in het verleden de briljante kwaliteit van dit album wel eens hebben miskend (nog in 2009 schreef Charlie Poel in Humo [nr. 3601, 8 september 2009, p. 174] naar aanleiding van het verschijnen van de Remasters: Vreemd trouwens dat van alle platen het veelbejubelde meesterwerk Sgt. Peppers intussen het meest gedateerd en zelfs overroepen klinkt, een paar individuele songs buiten beschouwing gelaten. Of is dat heiligschennis?), is Sgt. Peppers een ongelooflijk gevarieerde plaat, gevuld met de allerbeste rock- en popmuziek die er in de wereld te verkrijgen was en is. Een product van de allergrootste klasse (en men vulle de superlatieven zelf maar aan). Bovendien het meest waardevolle cultuurhistorische document van zijn tijd: een getrouwe spiegel van de jongerencultuur anno 1967. Dit blijft. Dit is geschiedenis. Dit is kunst.
Quotering: ***** (8 april 2012)
Klassiekers: A little help from my friends, Lucy in the sky with diamonds, Getting better, Fixing a hole, Shes leaving home, Being for the benefit of Mr. Kite!, Within you without you, When Im sixty-four, Lovely Rita, A day in the life.
The Beatles: Magical Mystery Tour (1967)
In 1967 verschenen nog twee opvallende Beatles-singles. Op 7 juli werd All you need is love uitgebracht, een nummer dat Lennon speciaal schreef voor een wereldwijde live televisie-uitzending op 25 juni 1967. Achteraf bekeken is het in feite een nogal melig en eentonig nummertje, maar omwille van de superlieve en optimistische tekst kan het, net als Sgt. Peppers, beschouwd worden als een muzikale icoon van de Love & Peace-generatie anno 1967. Het b-kantje, Baby youre a rich man, was niet veel soeps. Op 24 november verscheen dan de single Hello goodbye / I am the walrus. Pauls Hello goodbye was een aardig en aanstekelijk popdeuntje, maar eigenlijk niet veel meer dan dat, al dachten wij indertijd naar aanleiding van het ela ela elooah-stukje op het einde: een groep met minder inspiratie en talent zou van dat stukje een apart nummer gemaakt hebben, de Beatles gooien het in feite zomaar te grabbel als outtro van een singletje.
De b-kant die eigenlijk de a-kant had moeten zijn, Johns I am the walrus, was weer zon psychedelisch, naar LSD ruikend nummer met een knotsgekke, surrealistische tekst in de traditie van Strawberry Fields forever en Lucy in the sky with diamonds. Na al die jaren klinkt het nummer nog steeds geweldig: het is dan ook een song van wereldklasse waaraan weer heel veel werk is besteed in de studio. Wat de tekst betreft: rond 1967 werd er over de liedjesteksten van de Beatles nogal wat geschreven en gespeculeerd, maar dat hebben wij (en wij vast niet alleen) steeds met een korreltje zout genomen. In dat verband is het heel treffend wat Bob Spitz schreef over A day in the life in zijn boek The Beatles. De biografie [Nieuw Amsterdam-Manteau, s.l., 2006 (or. Engels: New York, 2005), p. 737]: Het werd een verrukkelijk absurd nummer: compleet surrealistisch en verwijzend naar
naar niets. Perfect! Inderdaad, en hetzelfde geldt zeker ook voor I am the walrus. In 1980 vertelde Lennon aan Playboy over deze song: I was writing obscurely, à la Dylan, in those days en, nog relevanter: The walrus comes from The Walrus and the Carpenter. Alice in Wonderland. To me, it was a beautiful poem. It never dawned on me that Lewis Carroll was commenting on the capitalist and social system. I never went into that bit about what he really meant, like people are doing with the Beatles work. Later, I went back and looked at it and realized that the walrus was the bad guy in the story and the carpenter was the good guy. I thought, oh, shit, I picked the wrong guy
Op 8 december 1967 verscheen dan Magical Mystery Tour, geen lp, maar een dubbele ep (extended playing): twee 45-toerenplaatjes met telkens drie nummers erop. Het was bedoeld als soundtrack bij de gelijknamige tv-film in kleur die voor de eerste keer werd vertoond op de BBC op kerstdag 1967. Het idee van een in een bus rondreizende troep was door McCartney opgeraapt in de VS, waar hem de Merry Pranksters waren opgevallen: een groep losgeslagen, stonede hippies die met een bus het land afreisden en happenings organiseerden. De film zelf was (en is) een complete flop: of de dood van Brian Epstein in augustus 67 daar iets mee te maken had (de Beatles waren nu wat hun management betreft op zichzelf aangewezen) blijft een goeie vraag. Maar ook de soundtrack was (en is) grotendeels een muzikale teleurstelling van jewelste, al is I am the walrus [b1] één van de zes tracks op de ep en begint het allemaal nog redelijk okay met de zeker niet onaardige, door Paul geschreven binnenkomer Magical mystery tour [a1]. En ook Pauls The fool on the hill [c1] valt niet uit de toon, met zijn direct aansprekend, ingetogen melodietje en navrante lyrics. Daarmee heeft de luisteraar het echter wel gehad, want de resterende drie nummers, Your mother should know [a2], Flying [c2] en Harrisons Blue jay way [d1] zijn verschrikkelijke rommel. Hoe een groep die zoiets kon maken als Eleanor Rigby, Strawberry Fields forever en de vele andere juweeltjes uit de periode van Revolver en Sgt. Pepper de rotzooi kon opnemen die je hier en daar op de soundtrackplaten van Yellow submarine en Magical mystery tour vindt was inderdaad een mysterie, schreef Mark Hertsgaard terecht [Hertsgaard 1995: 203].
Quotering: **½ (11 april 2012)
Klassiekers: All you need is love, Hello goodbye, I am the walrus, Magical mystery tour, The fool on the hill.
The Beatles: The Beatles (1968)
De slechte nasmaak van de Magical Mystery Tour-flop kon vanaf 15 maart 1968 gelukkig weggespoeld worden, toen Pauls Lady Madonna op single werd uitgebracht. Het is een geweldig gedreven nummer met een hoofdrol voor de piano en een wat wazige, maar toch fraai klinkende tekst en als dusdanig voegde het zich probleemloos in de rij onsterfelijke hits uit de glorieperiode van de Beatles. Het b-kantje, The inner light, hebben we eerlijk gezegd nog nooit van ons leven gehoord. Enkele maanden later, op 30 augustus 1968, werd dan de single Hey Jude / Revolution uitgebracht, en daar is een jeugdherinnering aan verbonden. In augustus 1968 waren wij namelijk 12 jaar oud en wij herinneren ons nog hoe op een zaterdagnamiddag de ietwat oudere jongens in de straat opgewonden rondliepen met een transistorradiootje omdat die namiddag de Vlaamse radio voor het eerst de Nieuwe Single van de Beatles zou laten horen. En dat was dus Hey Jude, geschreven door Paul voor Julian Lennon, de zoon van John, als troost omdat John ging scheiden van Cynthia, nadat hij Yoko ontmoet had. Iedereen was en is het erover eens dat dit traag en slepend beginnende en dan naar een climax toewerkende nummer wat te lang blijft duren, maar toch staat het als een huis en is het ondertussen één van de vele Beatles-evergreens geworden.
1968 was ook het jaar van de meirevolte en daar deed Lennon zijn zegje over in het vol distorted guitars stekende, opzwepende heavy rock-nummer Revolution. Wie oppervlakkig luistert, zou denken dat Lennon hier op populariserende wijze de revolutie predikt, maar de tekst is integendeel erg conservatief: er wordt gewaarschuwd voor rebelse tafelspringerij en fanatiek geweld en Lennon vraagt zich af of het wel zo verstandig is alles zomaar kapot te slaan: You see, I want to know what you are going to do after you have knocked it all down. Cant we use some of it? If you want to change the system, change the system. Dont go shooting people [Lennon tegen Playboy, 1980]. Overigens ook weer een fantastisch nummer, hoor, onderhand het zóveelste in de rij. De Beatles waren niet voor niets de belangrijkste muziekgroep van de jaren zestig.
En dan is er, op 22 november 1968, de dubbel-lp The Beatles, algemeen bekend als de dubbele witte (omwille van de maagdelijk witte hoes met alleen ergens rechts van het midden de naam van de groep in hoogdruk), met levensgrote collageposter annex tekstblad plus kleurenfotos van de Fab Four op A4-formaat. Negentig minuten rockwerk, grotendeels van zeer hoog niveau maar met hier en daar schoonheidsvlekjes, zodat wie dit beschouwt als het beste Beatles-album toch even op de vingers moet getikt worden.
Het geluid van een landend vliegtuig en dan Pauls Back in the USSR [A1]: de gewéldige, hitsige binnenkomer, hardrock van de bovenste plank, én lief voor de Russen (en Russinnen)! Goeie vondst, dat back in the US
back in the US
back in the USSR. Dear Prudence [A2] werd door Lennon in India (op bezoek bij de Maharishi eerder dat jaar) geschreven voor de zuster van Mia Farrow. Een heel andere klankkleur dan A1: lief, zacht, melk. Toch goed. Op A1 en A3 worden de drums overigens niet bespeeld door Ringo, maar door Paul, omdat Ringo in augustus 68 een tijdje op het punt stond de Beatles te verlaten, nadat Paul hem gekapitteld had in verband met zijn drumwerk. Glass onion [A3] is een stevig rocknummer van Lennon met een bijzonder grappige tekst waarin hij de draak steekt met al degenen die de Beatles-lyrics lagen te close-readen tegen de sterren op. Lennon tegen Playboy in 1980: The walrus was Paul line was just to confuse everybody a bit more and, especially, because I felt slightly guilty because Id got Yoko and hed got nothing and he was losing me, cause I was going to quit. The walrus is really just a bit of poetry that didnt mean anything. It could have been I am the fox terrier and then this song would have gone, Well heres another clue for you all, the fox terrier was Paul. Lol!
Ob-ladi, Ob-la-da [A4] is een vrij stom, commercieel carnavalsmeezingertje van Macca, maar het is wel een goéd vrij stom, commercieel carnavalsmeezingertje. Werd in 1969 nog een hitje voor The Marmalade, een eendagsvliegje uit de Apple-stal (Apple = de eigen platenmaatschappij van de Beatles). De Beatles laten vervolgens helaas enkele steken vallen met het korte opvulnummertje Wild honey pie [A5] en de Lennon-miskleun The continuing story of Bungalow Bill [A6], een onnozel pseudo-kinderliedje. Gelukkig trekt Harrison het niveau weer torenhoog op met het prachtige While my guitar gently weeps [A7]: de eerste keer in de geschiedenis van de Beatles dat Harrison écht hetzelfde niveau bereikt als John en Paul. De leadgitaar die we hier horen, wordt trouwens niet (meesterlijk) bespeeld door Harrison zelf, maar door Eric Clapton. Kant A wordt afgesloten met Happiness is a warm gun [A8]. Lennon haalde de titel letterlijk uit een wapentijdschrift en rijgt een aantal erotische beelden van Yoko en hemzelf aan elkaar (John noemde Yoko naar verluidt wel eens grappend mother superior of mama). Het is een goed nummer, maar vast geen hoogtepunt van dit album.
Conclusie omtrent kant A: het niveau ligt hoog tot heel hoog, maar we hadden u gewaarschuwd het geheel wordt een klein beetje ontsierd door enkele schoonheidsvlekjes. Kant B dan. Pauls Martha my dear [B1] is een bijzonder aardig, ouderwets klinkend liefdesliedje in de trant van When Im sixty-four. Over dit nummer willen we echt niet veel slechts horen, omdat het in 1989 een rol speelde toen er in ons eigen leven ook een Marthe verscheen. Sindsdien zijn de woorden van B1 een stuk van ons vlees geworden. Im so tired [B2] werd door Lennon in India gschreven omdat hij niet kon slapen na een dag lang mediteren. Net als A8 goed, maar geen hoogtepunt. Blackbird [A3] is dan weer een akoestisch pareltje van Paul. Niet zo bekend als vele andere nummers, maar toch altijd al één van onze Beatles-favorietjes geweest. Maar dan begint het mis te gaan. Piggies [B4] is weer een nummer van Harrison, maar in vergelijking met A7 is dit rommel. Rocky Raccoon [B5] is een ronduit mottig countrynummertje van McCartney. Dont pass me by [B6] dan, hahaha, een nummer van Ringo: lachen geblazen! Volgende! Why dont we do it in the road [B7], met op alle instrumenten Paul, is een grappig, maar onbenullig intermezzootje. I will [B8] is stroop van Macca. En als Paul melig mag zijn, dan mag dat John dat ook: luister maar naar Julia [B9], geschreven voor zijn moeder (die Julia heette) én Yoko tegelijk. Nou, een plaatkant met voor meer dan de helft totaal overbodige tracks: het is me wat, en dat voor de grootste rockgroep aller tijden!
Gelukkig begint kant C met Birthday [C1]. Prima hardrock, dat begint er al meer op te lijken. Indertijd een gegarandeerde sfeermaker op verjaardagsfuiven. En dan Lennons Yer blues [C2] vlak daarachter! Van een elektrische blues gesproken: dit is er één! Nou! Ook geschreven in India. Mother natures son [C3] is weer zon akoestisch nummertje van Paul, net als Blackbird. Niet slecht, maar toch minder goed dan dit laatste. Everybodys got something to hide except me and my monkey [C4] is een onverbiddelijke, keiharde én grappige doordrammer van Lennon. Klasse! Sexy Sadie [C5] werd door Lennon bedoeld als cynisch afscheid aan de Maharishi na de India-trip. Degelijk, maar verre van briljant. In Helter Skelter [C6] laat McCartney horen dat ook hij kan hardrocken als de duivel himself. Het gaat eigenlijk gewoon over een kermisattractie, maar het werd samen met Harrisons Piggies misbruikt door Charles Manson en zijn kliek tijdens de moord op Sharon Tate, de vrouw van Roman Polanski. Daardoor heeft het nummer nu bij herbeluisteringen iets dreigends. Opvallend ook, Ringo die op het einde keihard roept: I got blisters on my fingers! Kant C, die net als kant A bijzonder sterk is, wordt afgesloten door het zeer matige Harrison-nummer Long, long, long [C7].
De vierde plaatkant begint met Revolution 1 [D1], de trage, gecastreerde versie van wat waarschijnlijk het meest conservatieve rocknummer aller tijden is. De single-versie is veel beter. Honey pie [D2] is weer zon gezellig dertiger jaren-deuntje van Paul, à la When Im sixty-four en Martha my dear. Mag wel eens af en toe, maar niet te veel. Net hetzelfde kan gezegd worden van Harrison-nummers op Beatles-albums, zoals deze Savoy truffle [D3]: een degelijke track, maar minder goed dan wat McCartney en Lennon presteren of dan zijn eigen A7. Cry baby cry [D4] is Lennon-rommel. En natuurlijk is Revolution 9 [D5] (Lennon onder invloed van Yoko spelend met allerlei loops en geluidsfragmenten in de studio) een totaal overbodig en nutteloos stuk geëxperimenteer, ondanks de grappige fragmentjes hier en daar. De afsluiter, het door Lennon geschreven en door Ringo gezongen Good night [D6], is een abominabele vreemde eend in de bijt, al zal het wel grappig bedoeld geweest zijn als Hollywood-parodie. Kant D is duidelijk de zwakste van de vier.
Wat ook zeer duidelijk is: op dit dubbelalbum stààn een aantal uitstekende nummers, zoals A1, A2, A3, A4, A7, B1, B2, B3, C1, C2, C4, C6 n D3. Samen zouden die een groots album gevormd hebben. Nu staan er echter zoveel missers op deze plaat dat het voor een groep als de Beatles eigenlijk een regelrechte schande is. Wie dit album (in zijn geheel) het beste van de Beatles vindt, moet zich toch dringend eens een paar oren aanschaffen. George Martin zei ooit in een interview [Humo, nr. 1869, 1 juli 1976, p. 125]: Ik ben altijd tegen de witte lp geweest. Ik vond het dwaas dat ze de 36 songs die ze geschreven hadden ook nog allemaal wilden opnemen, in plaats van een goeie selektie te maken en een ijzersterke enkele lp te maken. Ik begreep hen toen echt niet, maar ik hoorde wel dat een aantal songs niet goed genoeg waren. Later heb ik gesnapt dat ze er een dubbele van gemaakt hebben omdat dat tegenover EMI voor twee lps telde, en ze op die manier sneller van hun kontrakt af waren. Tsja.
Quotering: **** (11 april 2012)
Klassiekers: Back in the USSR, Dear Prudence, Glass onion, Ob-la-di, Ob-la-da, While my guitar gently weeps, Martha my dear, Im so tired, Blackbird, Birthday, Yer Blues, Everybodys got something to hide except me and my monkey, Helter Skelter, Savoy truffle (en dat zou een kanjer van een lp opgeleverd hebben, vandaar de vier sterren).
The Beatles: Yellow Submarine (1969)
Op 17 juli 1968 ging een nieuwe Beatles-film in première, Yellow Submarine. Het is een tekenfilm, geregisseerd door George Dunning, waarin de vier Beatles in het denkbeeldige Pepperland een liefdesoffensief ondernemen tegen de Blue Meanies, de vertegenwoordigers van het Kwaad die muziek haten en de plaatselijke muziekband Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band hebben uitgeschakeld. Uiteraard overwint uiteindelijk de Liefde. Ergens in 1981 schreven wij over deze film: Buiten een aantal leuke verbale en visuele vondsten en enkele aardige Beatles-nummertjes is dit Beatles-product dertien jaar na dato nog maar matig te smaken. Je zou kunnen zeggen dat de naïviteit die van het geheel afdruipt, in zijn tijdskader moet geplaatst worden (het was toen mode) maar dat neemt niet weg dat deze film gewoon niet goed genoeg is om de tand des tijds te doorstaan. Weinig opwindend [Quotering: **].
Pas op 17 januari 1969 werd de soundtrack van de film op lp uitgebracht. Daarop staan zes Beatles-nummers, waaronder het uit Revolver heropgeviste titelnummer [A1] en het daarvoor weliswaar alleen op single bereikbare maar dus eveneens gerecycleerde All you need is love [A6]. All together now [A3] is eigenlijk niet veel meer dan een lollig nummertje van McCartney en de resterende drie tracks, Only a northern song [A2], Hey bulldog [A4] en Harrisons Its all too much [A5] zijn totale rotzooi. Naar aanleiding van Hey bulldog zei George Martin ooit [Humo, nr. 1869, 1 juli 1976, p. 126]: Dat was een echte wegwerptrack. De Beatles vonden de song veel te slecht om op een van hun lps te zetten. Dus gaven ze hem maar aan de kerels van de Yellow Submarine-film, want die wilden absoluut nieuw materiaal in de film hebben. Ze vonden die film trouwens allemaal waardeloos. Onder andere omdat ze hem niet zelf gemaakt hebben. Toch merkwaardig dat Mark Hertsgaard ditzelfde Hey bulldog het enige juweel in de modder van Yellow Submarine noemt [Hertsgaard 1995: 208].
De B-kant van de lp wordt gevuld met zeven oervervelende orkestnummers die George Martin speciaal voor de film componeerde. Men kan erover discussiëren of Yellow Submarine eigenlijk wel een echte Beatles-lp mag genoemd worden, maar dat het als album een complete flop is, staat vast.
Quotering: ** (12 april 2012)
Klassiekers: Yellow submarine, All together now, All you need is love.
The Beatles: Abbey Road (1969)
Op 11 april 1969 verscheen de single Get back, geschreven door McCartney en met als opvallende nieuwigheid: Billy Preston op orgel. Omdat dit, nu we dit schrijven, op één dag na precies 43 geleden is, zullen we eens iets bekennen: Get back is met stip onze all-time favoriete Beatles-song. Na al die jaren kunnen we dit nummer nog steeds niet beluisteren zonder ons hart te voelen opspringen en een opstoot van adrenaline te krijgen, waarna we beginnen mee te zingen, onszelf begeleidend op luchtgitaar. Het ligt zeker niet in onze bedoeling enige afbreuk te doen aan al die andere prachtsongs van de Beatles, maar diep in ons binnenste hebben wij altijd al de voorkeur gegeven aan dit soort eerlijke, stevige en recht-door-zee Beatles-rock (het back to basics-gevoel dat ook al opvallend aanwezig was op de dubbele witte, vandaar die simpele witte hoes) boven het eindeloos gejongleer met overdubs en studiotrucs in nummers als Strawberry Fields forever en I am the walrus. Jaloerse Lennon noemde Get back in het Playboy-interview uit 1980 smalend een potboiler record en volgens onze Dictionary of American Slang and Colloquial Expressions betekent potboiler: A book or other literary work of no value except for the money it earns. Pffft! Grappig, en tegelijk een beetje triest, is dat John toen ook zei: I think theres some underlying thing about Yoko in there. Every time Paul sang the line Get back to where you once belonged, hed look at Yoko. Maybe hell say Im paranoid. Lennons eigen Dont let me down is de tragere, iets minder goede en daarom terechte b-kant van deze single. Nog geen twee maanden later verscheen alweer de volgende Beatles-single: Lennons The ballad of John and Yoko (b-kantje: Harrisons Old brown shoe), over Johns huwelijk met Yoko en de persperikelen daarrond. Muzikaal bekeken is het een meer dan degelijk nummer, maar vast niet één van de grote Beatles-klassiekers. De tekst is echter één grote brok egotripperij, en wellicht mede daarom hebben wij deze single nooit erg kunnen smaken.
Dat Lennon hét in 1969 nog wel degelijk in zijn vingers had, blijkt uit het openingsnummer van Abbey Road, het op 26 september 1969 gereleasede en in de lente en zomer van dat jaar opgenomen elfde Beatles-album (twaalfde als je Magical Mystery Tour meerekent). Het in oktober 69 ook op single uitgebrachte Come together [A1] is een ongelooflijke knaller van een instant classic met een heerlijk funky sfeertje en een knotsgekke tekst waar Lennon ondertussen het patent op had. Alleen het refrein, dat weer perfect aansloot bij de op maatschappelijke vernieuwing en vredevolle samenhorigheid gerichte tijdsgeest, sloeg ergens op, maar dat vormde geen probleem. Dit was en is een song die je aangrijpt van je keel tot aan je ballen. Lennon zelf erover [in het Playboy-interview, 1980]: Its a funky record. Its one of my favorite Beatle tracks or one of my favorite Lennon tracks, Id say. Its funky, its bluesy and Im singing pretty well. I like the sound of the record. You can dance to it. Id buy it. In de eerste drie seconden van Come together zit evenveel inventiviteit en leven als op complete elpees van sommige andere musici, schreef Mark Herstgaard slechts lichtjes overdrijvend [Hertsgaard 1995: 268]. Lichtjes hineininterpretierend zou men ook kunnen zeggen met de in 1969 steeds maar toenemende geruchten over ruzies en een nakende Beatles-split dat Lennon hier in het refrein een noodkreet uitschreeuwt om de Beatles toch maar bij elkaar te houden.
Praktisch de hele verdere A-kant van Abbey Road blijft hetzelfde hoge niveau halen. Met Something [A2] produceerde Harrison één van de mooiste melodielijnen die hij ooit geschreven heeft (tijdens de volgende tien jaren verschenen er meer dan 150 coverversies van) en Maxwells silver hammer [A3] is weer zon catchy meezingertje van Paul. De tekst is weliswaar een beetje vreemd (het gaat over een jongeman die mensen de schedel inslaat met een hamer, naar Pauls eigen zeggen bedoeld als een metafoor voor de onvoorspelbaarheid van het leven), maar op één of andere manier klinken de woorden toch goed, waarschijnlijk omdat ze ondersteund worden door een sterke melodie. Dat McCartney ook kan rocken én een prima rockstem heeft, blijkt uit Oh! darling [A4], waarin hij zich op een opwindende manier hees schreeuwt, hoewel Lennon tegenover Playboy in 1980 beweerde dat hij het beter had kunnen zingen. Hmm. De daaropvolgende track, Octopuss garden [A5], is een compositie van Ringo, en deze keer een meer dan degelijke, al zit het een beetje in de sfeer van Yellow submarine. Ringo schreef het toen hij in de zomer van 68 de Beatles enkele weken verlaten had en later hielp Harrison hem een beetje met het akkoordenschema (zoals vastgelegd is in de film Let it be). Kant A sluit af met de heavy blues I want you (shes so heavy) [A6], een liefdesverklaring van Lennon aan Yoko die aanvankelijk een degelijke indruk maakt, maar vervolgens te lang wordt uitgesponnen en eindigt met een lawine van gitaaroverdubs en windachtig geruis die abrupt wordt afgebroken. I want you (shes so heavy) is duidelijk het minste nummer van de bijzonder sterke A-kant.
Kant B opent met het tweede Harrison-nummer op deze lp: Here comes the sun [B1] kan moeiteloos mee met de beste Beatles-songs. Harrison schreef het op een lentedag in 1969 terwijl hij rondliep in de tuin van Eric Clapton (de man die hem later zijn vrouw Pattie Boyd zou ontfutselen). Net als veel van het beste werk van de Beatles maakt de tekst je blij en geeft hij je vertrouwen in de toekomst, noteerde Mark Hertsgaard [Hertsgaard 1995: 273]. Because [B2], een ode aan de schoonheid van de aarde, valt vooral op door de prachtige, harmonieuze samenzang van John, Paul en George. De rest van de B-kant bestaat uit een soort medley van korte, voltooide stukken van onvoltooide nummers. Ik heb veel plezier beleefd aan Abbey Road, zei George Martin in 1976 [Humo, nr. 1869, 1 juli 1976, p. 126], maar binnen de groep waren de meningen verdeeld. John had een hekel aan de manier waarop Paul en ik het zagen. Wij wilden echt een kontinuïteit in de plaat brengen, een soort popsymfonie maken, maar John wilde gewoon rocknroll. Daarom zijn we tot dat kompromis gekomen. Op één kant staan allemaal afzonderlijke songs. Aan de andere kant loopt het allemaal netjes in mekaar.
You never give me your money [B3] (van Paul) begint wat melancholisch, maar wordt dan ruiger, zonder nochtans echt te kunnen overtuigen (je hoort dat het om een onafgewerkt nummer gaat). Johns Sun king [B4], (dat in het begin onweerstaanbaar aan Albatross van Fleetwood Mac doet denken, maar wie stal van wie?), Mean Mr. Mustard [B5] (Lennon tegen Playboy: Me writing another piece of garbage) en Polythene Pam [B6] zijn manifest ook van minder allooi, al is het pseudo-Italiaans in B4 en de tekst in B6 wel enigszins grappig. Pauls She came in through the bathroom window [B7] (later heropgevist door Joe Cocker) is veruit het meest doenbare onderdeeltje van deze medley. Golden slumbers [B8] is verwaarloosbare rommel en Carry that weight [B9] is niet meer dan een leuk meezingrefrein (beide nummers zijn van Paul). Met The end [B10] lijkt het alsof de Beatles wérkelijk afscheid nemen van hun publiek, met eerst Ringos korte drumsolo, dan de ritme- en basgitaar op de voorgrond en vervolgens een gitaarsolo van George, terwijl de zang bestaat uit een herhaald love you. And in the end the love that you take, is equal to the love you make is het laatste vers, waarna even later nog het grappig bedoelde niemendalletje Her majesty [B11] volgt.
Ondanks het feit dat Mark Hertsgaard deze mengelmoes een wonderbaarlijke goocheltruc noemt [Hertsgaard 1995: 276], kan men toch moeilijk ontkennen dat na B2 het niveau van Abbey Road zienderogen (zienderoren?) daalt. De overige 60 procent van de lp is echter bijna constant zo hoog van kwaliteit, dat een vier sterren-quotering (uitstekend) hier toch op zijn plaats is. En met The end als laatste nummer, had dit meteen een waardige en perfecte afscheidslp van de Beatles kunnen zijn. Helaas
Quotering: **** (15 april 2012)
Klassiekers: Get back, Come together, Something, Maxwells silver hammer, Oh! darling, Octopuss garden, Here comes the sun, Because, She came in through the bathroom window.
The Beatles: Let It Be (1970)
Abbey Road was niét de laatste lp van de Beatles. Dat was Let it be, grotendeels opgenomen in het begin van 1969, vervolgens bewerkt en samengesteld door de door McCartney ingehuurde technicus Glyn Johns én tot twee maal geweigerd, en ten slotte begin 1970 verder afgewerkt en door Phil Spector op verzoek van Lennon en Harrison herbewerkt. Van de opnamesessies begin 1969 legt de film Let it be [UK, 1970], geregisseerd door Michael Lindsay-Hogg en in de loop van 1970 in de bioskopen verschenen, getuigenis af. Het eerste gedeelte (de studiosessies) is ronduit rotzooi. Totaal geen structuur, totaal geen plot, slechte camerastanden, slechte montage en de Beatles zelf modderen ook maar wat aan. Die Lindsay-Hogg zal zeker gedacht hebben: ik richt mijn camera op een populair onderwerp en dan komt daar vanzelf wel een populaire film uit. Het tweede gedeelte is de live-performance van de Beatles op het dak van het Apple-kantoor in Londen (op 30 januari 1969). Dit is redelijk grandioos, niet filmisch, niet wegens de kwaliteiten van de regisseur, maar wel als cultuurhistorisch document: een regelrechte happening uit de jaren zestig (en een geslaagde!) en de hele sfeer die daar rond hing (met de levensvreugde van de flower power, swinging London, het all you need is love-idee, het tarten van het gezag, de naweeëen van mei 68). Als die bobbies eindelijk op het dak verschijnen om het verdere optreden te verbieden en de groep zet Get back opnieuw in, dan kwam in 1970 de hele zaal simultaan klaar. Een duidelijk slechte film dus, maar omwille van de prestatie van de Beatles op het einde en omwille van de documentaire waarde, toch net een voldoende [quotering: **½ , 16 juni 1994].
De release van het album werd voorafgegaan door het verschijnen van de single Let it be, met als b-kantje: You know my name (look up the number), op 6 maart 1970. Dit door McCartney geschreven prachtnummer sluit zich probleemloos aan bij de zovele andere grote Beatles-klassiekers: heerlijke melodie, groots arrangement, prima orgeltje van Billy Preston en een troostende tekst, met als grappige bijkomstigheid dat iedereen denkt dat het over de H. Maagd Maria gaat, maar in werkelijkheid gaat het over Pauls moeder, die ook Mary heette. Let it be [A6] en Get back [B5], twee kanjers van songs, staan ook op de op 8 mei 1970 uitgebrachte elpee, maar in andere versies die niet kunnen tippen aan de single-versies. Vooral Get back, dat de lp afsluit, doet ons nergens denken aan de drive en de magie die wij voelen wanneer wij de single horen (zie supra). En dat mineurgevoel hangt spijtig genoeg over de hele lp: wij hebben hem ooit (ergens in de jaren zeventig) gekocht, maar nauwelijks gespeeld, en dat zegt toch wel wat.
Pauls binnenkomer Two of us [A1] lijkt op het eerste gehoor nog redelijk okay, maar bij nauwkeuriger luisteren klinkt het vals en ongeïnspireerd. Dig a pony [A2] is een middelmatige John Lennon-song. Over zijn Across the universe [A3] zei Lennon later [in 1980 tegen Playboy]: It is a lousy track of a great song. I was so disappointed by it. The guitar is out of tune and Im singing out of tune because I was psychologically destroyed. De door Spector toegevoegde strijkers en koorzang doen het nummer ook geen goed. Harrisons I me mine [A4] is niet onverdienstelijk, maar vergeleken met nummers als Something of Here comes the sun speelt het minstens drie klassen lager. Dig it [A5] is een kort, totaal vergeetbaar niemendalletje, en na Let it be volgt er nog zo eentje: de traditional Maggie Mae [A7], over een Liverpoolse prostituée. Afgezien van A4 en A6 is deze A-kant een hoopje treurnis en ellende, zeker als je weet dat dit niet minder dan de Beatles zijn.
Pauls Ive got a feeling [B1], dat de B-kant opent, is lawaaierige rommel en One after 909 [B2] werd naar verluidt door Lennon geschreven toen hij ongeveer 17 was, en dat is er aan te horen: originaliteit 0 komma 0. Lennon zei tegen Playboy (1980) dat het waarschijnlijk toegevoegd was aan Let it be wegens gebrek aan materiaal. McCartneys The long and winding road [B3] hebben wij altijd al verschrikkelijke slijmerij gevonden (en dan dat walgelijke arrangement van Phil Spector), hoewel het in 1970 ook op single verscheen, met als b-kantje Harrisons For you blue [B4], dit laatste niet meer dan een niet onaardig vullertje.
Let it be was niet zon consequent sterke plaat als Revolver of Sgt. Pepper, maar het was ook niet het dieptepunt in de carrière van de Beatles, zoals in één boek wordt volgehouden, schreef Mark Hertsgaard [Hertsgaard 1995: 247]. Excuseer? Naar onze strikt persoonlijke mening die verder niemand bindt, had Let it be nooit uitgebracht mogen worden. Het is een bedroevend zwakke en verschrikkelijk teleurstellende laatste plaat van de grootste, belangrijkste en beste rockband van de jaren zestig en de daaropvolgende decennia.
Op 10 april 1970 was Paul McCartney het gerommel en geruzie (onder meer rond de kwestie wie de nieuwe zakelijke leider van de groep moest worden, Allen Klein of Lee en John Eastman, de vader en de broer van Pauls nieuwe verloofde Linda Eastman) beu en kondigde hij ter gelegenheid van het verschijnen van zijn solo-lp McCartney aan dat hij de Beatles had verlaten. Rechtszaken en nog meer geruzie zouden volgen. De jaren zestig, met hun sfeer van Love & Peace (ondanks of juist mede dankzij de in de media jarenlang alomtegenwoordige Vietnamoorlog), hadden niet symbolischer kunnen eindigen. In de loop van 1970 (op 20 oktober werden wij 15 jaar) raakten wij voor het eerst werkelijk geboeid door de pop- en rockwereld: wij begonnen op zondagmiddag te luisteren naar de BRT-top 20 in het programma High Tension (met Mike Verdrengh) en eind 1970 kochten wij onze eerste lps (één van Golden Earring en één van CCR). De rage rond de Beatles hadden wij net gemist, maar aan hun invloed op allerlei terreinen was onmogelijk te ontkomen. Dat wij enkele jaren later Paul McCartney & Wings live zouden bezig zien in de Roma te Borgerhout, was in dit verband slechts een broodkruimeltje op de rok van ons jeugdig universum.
Quotering: * (15 april 2012)
Klassiekers: Let it be (de single).
[Voor deze lp-besprekingen hebben wij uitgebreid gebruik gemaakt van Mark Hertsgaard, A Day in the Life. De Beatles en hun muziek, De Prom/Houtekiet, Baarn, 1995 (origineel Engels: New York, 1995). Het is een goed gedocumenteerde en uitstekend geschreven monografie, met als enig minpuntje dat Hertsgaard soms wat al te welwillend-positief staat tegenover de Beatles-muziek.]
[explicit]
|