1.1 Uitholling
taalonderwijs & eindtermen/leerplannen
De niveaudaling voor
begrijpend lezen zoals bleek in PIRLS 2016 lokte veel reacties uit - gisteren
en vandaag nog in de krant 'De Tijd: een opiniebijdrage van prof. Wouter Duyck
over laaggeletterdheid en een reactie van minister Crevits. Prof. Wim Van den
Broeck twitterde daarnet: 3De lagere leesscore e.d. is slechts een symptoom van
veel diepere malaise in Vlaams onderwijs. De collectieve 'leercultuur' is
geërodeerd en vervangen door een individualistische 'feel good' cultuur
(welbevinden). Naast economische, ook funeste sociale en psychosociale
gevolgen."
Ook een bezorgde Dirk
Van Damme, pedagoog en OESO-expert hekelde de voorbije maande herhaaldelijk de
uitholling van het taalonderwijs.. Op 5 december 2017 betreurde hij op twitter
het taalrelativisme in Vlaanderen: Misschien dat meer mensen er nu toch van
overtuigd geraken dat er iets grondig mis is met ons taalonderwijs, dat we het
taalrelativisme en het zgn. communicatief taalonderwijs grondig moeten
herbekijken. Meer ambitie inzake talenkennis is meer dan ooit noodzakelijk. En
op 6 december omschreef hij de uitholling van het taalonderwijs als volgt: Het
gaat om de stelling dat inzicht in taal niet zo belangrijk is, dat enkel
vaardigheid telt; dat dialect en tussentaal of dt-fouten toch niet zo'n enorm
probleem zijn; dat migranten voldoende hebben aan basisbeheersing, dat men
leerlingen niet moet sanctioneren op taalfouten in andere vakken...
Taalrelativisme dus: er zijn geen absolute standaarden meer want taal evolueert
zo sterk en differentieert. Elke groep, elk individu heeft het recht zich op
eigen manier talig uit te drukken, zegt men.
In zijn KULAK-lezing
van 21 maart j.l. betreurde Van Damme eens te meer de uitholling van het
taalonderwijs en de eenzijdige communicatieve en competentiegerichte aanpak.
Hij drukte ook zijn vrees uit omtrent de nieuwe eindtermen. Achteraf sloten 3
taalleerkrachten, KULAK-rector Piet Desmet en Raf Feys zich bij die stelling
aan (zie verslag in bijlage2).
De niveaudaling lezen
situeert zich binnen de algemene uitholling van het taalonderwijs. In onze
O-ZON-campagne 2007 over de ontscholing & niveaudaling kwam er opvallend
veel kritiek op de uitholling van het taalonderwijs en het taalrelativisme van
de taaltenoren, de Taalunie e.d. Een van de kritieken luidde dat het zgn.
communicatief taalonderwijs veel aandacht besteedde aan het mondeling
taalgebruik (luisteren en spreken) en dit ten koste van alles wat te maken
heeft met het schriftelijk taalgebruik: woordenschat en AN, spelling,
grammatica, technisch & begrijpend lezen en literatuur.
In de recente
PIRLS-2016-toets stelde men ook vast dat de instructietijd voor begrijpend
lezen sinds PIRLS-2006 nog aanzienlijk was gedaald (40%); en in 2006 was dit al
minder dan in het buitenland. En in TIMSS- 2015 stelde men vast dat ons
kleuteronderwijs opvallend minder aandacht besteedde aan woordenschat,
voorbereidende leesactiviteiten (letterkennis e.d.) dan in andere landen.
In de korte
gezamenlijke reactie van de onderwijskoepels op de tegenvallende PIRLS-score
werd niet ingegaan op de mogelijke oorzaken van de achteruitgang en op de
kritiek op de leerplannen. De koepels stelden wel expliciet dat de niveaudaling
niets te maken heeft met hun leerplannen Nederlands die volgens de koepels de
nodige handvatten voor degelijk leesonderwijs aanreiken en dit vanaf het
kleuteronderwijs.
In de context van
onze O-ZON-campagne 2007 kwam er veel kritiek op de taalvisietekst van het
katholiek onderwijs waarin het belang van de taalkennis ten zeerste
gerelativeerd wordt, denk ook aan de 60-40%-regel en de stelling dat kennis
enkel in de context van vaardigheidstaken aan bod mag komen. We merken nu dat
de kopstukken van de onderwijskoepels de handen in onschuld wassen.
We merken tevens dat
in het recente ZILL-leerplan Nederlands voor het basisonderwijs geenszins
rekening wordt gehouden met de kritiek op het leerplan van 1998. En we vernemen
ook dat binnen de ontwikkelcommissie voor de taal-eindtermen de
vertegenwoordigers van de onderwijskoepels en expert Kris Van den Branden geen rekening
houden met de vele kritiek. De voorstellen voor meer taal-kennis vanwege de
leerkrachten krijgen er weinig gehoor. Het ziet er dus ook voor de toekomst
niet al te best uit.
Binnen katholiek
onderwijs stuurden leerplanverantwoordelijken als Ides Callebaut & Bart
Masquilller de voorbije jaren volop aan op minder aandacht voor AN en de
geschreven taal (lezen, spellen, schrijven). e. Ze stuurden in 2009/2010 in hun
pleidooi voor een sterke relativering van de standaardtaal tegelijk aan op een
nog sterkere relativering van de geschreven taal - die alles te maken heeft met
de standaardtaal.
We merkten enkele
maanden geleden ook dat het recente taalstandpunt van de Taalunie, mede
opgesteld door prof. Kris Van den Branden, het taalrelativisme en de eenzijdige
kijk op taalonderwijs verder propageert. De nieuwe secretaris-generaal Hans
Bennis stelde ook nog dat uitdrukkingen als hun hebben geaccepteerd en
gewaardeerd moeten worden. Hij voorspelt ook dat het lidwoord het zal
verdwijnen. Het ziet er dus naar uit dat de uitholling van het taalonderwijs
geenszins teruggeschroefd wordt. Bij overmaat van ramp werd voor het
ontwikkelteam van de eindtermen taal niemand minder dan prof. Kris Van den
Branden als expert aangeduid.
Het is o.i. geen
toeval dat anderstalige leerlingen opvallend zwak scoren voor PIRLS-begrijpend
lezen 4de leerjaar. Uitgerekend het Leuvens Steunpunt NT2 (1991-2010) hield de
invoering van intensief NT2 vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs tegen.
Het Steunpunt NT2 werd na een paar jaar een Steunpunt anti-NT2 (zie punt 3); en
ook de onderwijskoepels maakten geen werk van intensief NT2. De recente
taalrichtlijnen van de onderwijskoepels voor meer thuistaalgebruik zullen
leiden tot nog minder kennis van het Nederlands bij allochtone leerlingen. Het
Centrum Diversiteit en leren van prof.Piet Van Avermaet bestempelde de
taaloproepen van de onderwijsministers als nonsens en propageerde intensief
thuistaalgebruik.
1.2 Reacties op niveaudaling PIRLS
De PIRLS-nievaudaling
voor begrijpend lezen lokte veel reacties uit. Zelf waarschuwen we al vanaf
1993 voor de uitholling van het taalonderwijs, maar toch pleiten we in punt 2
voor een meer genuanceerde analyse van de PIRLS-score.
In de commissie
onderwijs en elders werd gesteld dat er in ons onderwijs wellicht te veel
aandacht gaat naar technisch lezen en dit ten koste van begrijpend lezen. In
een reactie op die stelling betogen leesdeskundigen Astrid Geudens en Wim Van
den Broeck terecht dat beide vormen van lezen een sterke verbondenheid vertonen
en dat minder aandacht voor technisch lezen onverantwoord zou zijn. Astrid
Geudens en Wim Van den Broeck pleitten er tegelijk voor een effectieve en
leerkrachtgestuurde aanpak van de didactiek van het leesonderwijs én van
ontluikende/ beginnende geletterdheid in het kleuteronderwijs.
We noteerden de
voorbije jaren wel veel kritiek op de uitholling van het taalonderwijs. Vanaf
1993 besteedden we er in Onderwijskrant tientallen bij- dragen aan. In de
gezamenlijke reactie van de onderwijskoepels op de tegenvallende PIRLS-score
werd gesteld dat de niveaudaling niets te maken heeft met de leerplannen
Nederlands die de nodige handvatten voor degelijk leesonderwijs aanreiken.
Ook andere verantwoordelijken voor de uitholling van het taalonderwijs als het
Leuvens Centrum Taal & Onderwijs van prof. Kris Van den Branden wassen nu
de handen in onschuld. In punt 4 wijzen we op hun verantwoordelijkheid.
2 Oorzaken niveaudaling begrijpend lezen 4de leerjaar en
relativering PIRLS-score
Ook wij betreuren de
lage PIRLS-score-2016 voor begrijpend lezen. Hiervoor zijn heeft o.i. echter
tal van oorzaken.
Hierbij willen we wel
vooraf even pleiten voor een zekere relativering van de tegenvallende
PIRLS-score bij de 10-jarigen.
*Voor PISA-2015
begrijpend lezen behaalden onze 15-jarigen nog steeds een hoge score. Dit wijst
er op dat overtrokken paniek niet gewettigd is. Vermoedelijk wordt er in de
hogere leerjaren lager onderwijs meer aandacht besteed aan begrijpend lezen, en
te weinig in de lagere leerjaren. *Voor de eindtermentoets begrijpend lezen
scoorden onze 12-jarigen ook vrij goed.
*Voor
TIMSS-2015-wiskunde behaalden onze 10-jarigen wel een Europese topsore. De
topscore voor PISA-2015-wiskunde is ook te danken aan het lager onderwijs. Dit
is o.i. mede het gevolg van het degelijke leerplan wiskunde 1998 lager
onderwijs - dat we hielpen opstellen - en van de erbij aansluitende
wiskundemethodes. Ook jongere leerkrachten die volgens PIRLS minder scoren voor
lezen, presteren blijkbaar wel behoorlijk voor wiskunde.
*De steekproef van
PIRLS-2016 verschilt in vergelijking met deelname in 2006; ook dit verklaart
voor een deel de daling. Het aantal anderstalige leerlingen is sterk toegenomen
en die presteren opvallend zwak. De deelnemende landen mogen ook een aantal leerlingen
uitsluiten voor de toets. In 2006 sloten de Leuvense onderzoekers nog 7 %
leerlingen uit en nu amper 2,3%. Voor het eerst participeerden ook leerlingen
buitengewoon onderwijs betrokken - type 3, 1 en 8; 3,82% van de leerlingen
komen uit het buitengewoon onderwijs. Die leerlingen behaalden een lage score.
In vergelijking met PIRLS van 10 jaar geleden zitten er ook meer
probleemleerlingen in het gewoon onderwijs, en ook hierdoor wordt het niveau
gedrukt.
Oorzaken van daling leesscore
*In Vlaanderen wordt
er al vele jaren relatief weinig leertijd besteed aan begrijpend lezen in
vergelijking met andere landen; en momenteel nog opvallend minder dan in
PIRLS-2010: nu 84 lesuren (9%) en 10 jaar geleden 146 lesuren (15%) : dus bijna
40% minder lesuren. Dit is mede een gevolg van het leerplan Nederlands dat
minder aandacht besteedt aan de geschreven taal; en van de voortdurende
uitbreiding van de leertaken van het lager onderwijs, waardoor de lagere school
niet langer de moedertaalschool is.
*Volgens TIMSS-2015
wordt er in ons kleuteronderwijs te weinig expliciete aandacht besteed aan
voorbereidend lezen, systematisch woordenschatonderwijs
- opvallend minder
dan in de meeste landen. Ook woordenschat is heel belangrijk voor het
begrijpend lezen. Ons kleuteronderwijs biedt een te weinig uitgebalanceerd
programma. Daarom lanceerde Onderwijskrant een kleuterschoolcampagne. Zie b.v.
onze analyse in Onderwijskrant nr. 176 op www.onderwijskrant.be.
*Ons
(kleuter)onderwijs besteedt ook al te weinig aandacht aan intensief
NT2-taalonderwijs voor anderstalige leerlingen. En dit aantal is de voorbije
jaren fors toegenomen. Onze taalrelativisten bestrijden al 20 jaar de invoering
van NT2; en de onderwijskoepels & leerplannen besteedden er ook geen extra
aandacht aan.
*Prof. Wim Van den
Broeck en Astrid Geudens wijzen er terecht op dat de officieel gepropageerde
ontdekkende/ontwikkelende en gepersonaliseer-de/gedifferentieerde aanpak mede
verantwoordelijk is voor de niveaudaling. Jammer genoeg propageren ook de ZILL-leerplanverantwoordelijken
een perspectiefwisseling in de richting van ontwikkelend en ontdekkend leren.
*De uitholling van
het taalonderwijs en de mindere aandacht voor lezen is ook mede een gevolg van
de invloed van het Leuvens taalcentrum van prof. Kris Van den Branden. Jan
Saveyn, de vroegere pedagogische coördinator van de koepel van het katholiek
onderwijs, stelde in 2007 terecht dat het Leuvens taalcentrum met zijn
ontdekkende/constructivistische aanpak de uitholling van het taalonderwijs
bevorderde. Maar hij vergat te vermelden dat de uitholling mede een gevolg was
van het leerplan Nederlands en het taalrelativisme van
leerplanverantwoordelijken - en taalbegeleiders als Ides Callebaut en Bart
Masquillier. In punt 4 gaan we hier verder op in.
*In de recentere
Vlaamse leesboeken is er te weinig aandacht voor uitdagende informatieve
leesteksten ook voor het 2de, 3de en 4de leerjaar. Er wordt ook te weinig
aandacht besteed aan het opstellen van dergelijke leesteksten en aan een
passende methodiek. In 1991 waarschuwden we voor eenzijdige aanpakken (zie
bijlage).
We schreven als
eerste in Vlaanderen een bijdrage over het doordacht aanleren van
leesstrategieën. Vaak wordt echter het werken met leesstrategieën dogmatisch en
verkeerd toegepast: denk aan de leesstrategiekaarten en dergelijke. Of
leerlingen die vanuit de titel van een leestekst die geenszins de lading dekt,
zich moeten afvragen waar de tekst zal over gaan en wat ze al weten van het
onderwerp.
We eindigden de
bijdrage van 1991 met een waarschuwing: "In publicaties van de Stichting
Leerplanontwikkeling e.d. stel ik jammer genoeg vast dat de traditionele
methodiek voor het begrijpend lezen al te vlug en al te radicaal als
voorbijgestreefd wordt bestempeld. Zo vindt de SLO het verwerken van een tekst
via een lijst met vragen die individueel beantwoord moeten worden totaal
voorbijgestreefd. We noteren ook pleidooien om minder te werken met zakelijke
teksten. Wij menen dat het werken met een wat langere tekst en een goed
uitgekiende vragenlijst niet afgeschreven mag worden. In bepaalde methodes
vinden we die aanpak onvoldoende aanwezig. Persoonlijk denken we meer
eclectisch, in termen van én-én. de klassieke aanpak blijft o.i. waardevol.
*Leerlingen van
jongere leerkrachten presteren voor PIRLS minder goed dan leerlingen van oudere
en meer ervaren leerkrachten. Er wordt als verklaring o.i. wel te eenzijdig
gewezen op de daling van het niveau van jongere leerkrachten. We vermeldden al
dat ze voor wiskunde wel betere resultaten behaalden. Andere oorzaken voor
zwakker presteren:
(1) Het lijkt ons
evident dat ervaring belangrijk is. Op basis van ervaring zullen leerkrachten
ook zwakke kanten van een leesmethode beter onderkennen en kunnen compenseren.
(2) Begrijpelijk ook
dat oudere leerkrachten die meer zijn opgeleid met de klassieke leesmethodiek
& erna ook met methodes met meer klassieke (uitdagende) leesteksten en
vragen, beter presteren dan jongere leerkrachten die de klassieke. Methodiek
& methoden veel minder kennen. Tijdens hun opleiding zagen ze die aanpak
ook minder gedemonstreerd dan op oefenschool van weleer. .Universitaire
onderwijskundigen & PIRLS-verantwoordelijken die mede verantwoordelijk zijn
voor de modieuze hypes waarmee jongere onderwijzers tijdens hun opleiding
geconfronteerd werden, zijn nu verwonderd over het feit dat de leerlingen
minder presteren. Ze wassen de handen in onschuld & pleiten nu voor een
universitaire opleiding.
--------
Bijlage : Debat over
uitholling taalonderwijs en ontwikkeling eindtermen taal in de context van de KULAK-lezing
van Dirk Van Damme van 21 maart.
In zijn lezing had
Van Damme het ook expliciet op de uitholling van het taalonderwijs en de
eenzijdige communicatieve aanpak. Dit leidde achteraf tot een aantal reacties
vanuit de zaal
1.Taalleerkrachten
In gremia kreeg alles
wat te maken heeft met taalkennis jammer genoeg een negatieve connotatie.
Taalkennis wordt toegeschreven aan een conservatieve opstelling. De invloed van
de inspectie was/is hierbij ook vrij sturend. Een andere leerkracht stelde een
kritische vraag omtrent de zgn. taakgerichte aanpak. Een derde leerkracht wees
erop dat er binnen de eindtermencommissie veel weerstand is tegen het opnemen
van voldoende taalkennis.
Reactie van Van
Damme: de evolutie binnen de taaldidactiek was/is inderdaad verschrikkelijk.
Met een communicatieve aanpak bereik je enkel taal op een te laag niveau, geen
taalrijkdom. Inzicht in de structuur van de taal en een rijke woordenschat
blijven belangrijke basis voor taalverwerving.
2. Rector Piet Desmet
sloot zich bij deze tussenkomst aan en uitte zijn grote bezorgdheid over de
nieuwe eindtermen.
Ook ik betreur dat
men opnieuw bij de opstelling van de eindtermen zo amateuristisch bezig is. Ik
ben zelf professor Frans, maar voor de taalvakken b.v. hield/houdt men geen
rekening met de visie van de academici. We hebben de voorbije jaren
herhaaldelijk vastgesteld dat de taalkennis voor Frans e.d. in het s.o.
dramatisch laag is. Als gevolg van de eindtermen/leerplannen mocht de
kenniscomponent nog nauwelijks aan bod komen. Expliciete kennisinstructie
was/is taboe.
We hebben destijds
overigens ook al scherp gereageerd op de ontwerp-eindtermen, maar ons protest
en onze visie werden/worden amper beluisterd. Dit komt omdat de eindtermen e.d.
werden/worden opgesteld in een gremium, gesloten kringetje, van begeleiders,
inspecteurs
Men is momenteel
opnieuw amateuristisch bezig. Als academici met een visie op het leren van
Frans e.d. hebben we een duidelijke visie, maar met onze visie wordt geenszins
rekening gehouden. We praten wel met de minister en publiceren wel eens een
opinie in de kranten, maar men houdt bij de opstelling van de eindtermen e.d.
geen rekening met onze visie. Als academici zijn radeloos. Wat is uw mening
professor Van Damme en w at kan er nog gedaan worden?
Antwoord van Dirk Van
Damme:
Ik ga 200% akkoord
met uw standpunt. Uw kritiek is ook deze die ik bij veel mensen beluister. Ik
heb in januari j.l. in De Morgen overigens al een analoge kritiek geformuleerd
op de uitholling van het taalonderwijs en ook mijn bezorgdheid over de
opstelling van de nieuwe eindtermen geformuleerd.
Het grote probleem in
het Vlaams onderwijs is inderdaad dat al lange tijd het middenniveau het voor
het zeggen heeft in het onderwijs. Het gaat om mensen die in allerlei raden
zitten, begeleiders, inspecteurs
die een soort monopolie hebben op het niveau
van het pedagogisch denken. Ze verkondigen een visie die in feite haaks staat
op de visie die momenteel domineert bij onderwijswetenschappers en experten van
de vakdisciplines.
De mensen uit dit
middenniveau hebben wel goede bedoelingen, maar het gaat om een gesloten
groep waar politici, leerkrachten en echte experten geen greep op hebben. Nog
los van de inhoud van de discussie is het monopolie van dit middenniveau een
slechte zaak. (Terloops: zelf bestempelen we dit middenniveau ook wel met de
term vernieuwingsestablishment van vrijgestelden allerhande.)
3 Tussenkomst van Raf
Feys: nefaste invloed ook van academici op eindtermen/leerplannen, dus niet
uitsluitend schuld van 'middenniveau'
We waren bijzonder
gelukkig met de uitspraken van rector Piet Desmet en Dirk Van Damme over de
uitholling van het taalonderwijs. Ik vond het tegelijk nodig om toch een
correctie op de uitspraken van Desmet en Van Damme te formuleren. Ik wees er op
dat ik er dat het besloten kringetje dat momenteel al te veel invloed heeft op
het onderwijs en het onderwijsbeleid niet enkel bestaat uit
middenniveau-mensen, maar ook uit academici.
Raf Feys: Ik wil even
toch een correctie aanbrengen op de kritiek dat academici volledig buiten spel
stonden/staan bij het opstellen van de eindtermen e.d. Bij de vorige opstelling
van de eindtermen voor taal, wiskunde,
en bij de lopende opstelling zijn toch
wel degelijk academici als zgn. experts betrokken. Het gaat niet enkel om
mensen van het zgn. middenniveau; de betrokken academici hadden/hebben ook veel
invloed op de gang van zaken.
Voor de opstelling
van de taal-eindtermen werd eens te meer een beroep gedaan op de Leuvense prof.
Kris Van den Branden en bij de opstelling van de vorige eindtermen taal,
wiskunde
speelden ook professoren/academici een belangrijke rol. Het gaat
veelal wel om professoren die betrokken zijn bij de universitaire lerarenopleiding
en die verkondigen vaak een andere mening dan b.v. andere professoren
taalkunde, wiskunde...
Ik ontving de
voorbije weken kritiek van leerkrachten uit het ontwikkelteam voor de
taalvakken die betreuren dat prof. Van den Branden die mede verantwoordelijk
ivoor de uitholling van het taalonderwijs opnieuw als expert werd aangeduid.
Van den Branden is tegenstander van alle systematisch onderwijs van taalkennis
woordenschat, grammatica, spelling
Daarnet getuigde hier ook nog een bezorgde
einstermen-betrokkene dat voorstellen van leerkrachten voor meer aandacht van
kenniselementen als grammatica e.d. grotendeels afgewezen worden.
Ook bij de opstelling
van b.v. de eindtermen wiskunde, wereldoriëntatie destijds waren een aantal
professoren betrokken. De invloed van Leuvense professoren bij de opstelling
van de eindtermen/leerplannen eerste graad s.o. heeft geleid tot de invoering
van de constructivistische en contextuele aanpak die tot een niveaudaling
veroorzaakte. En ook leerplanvoorzitter André Van de Spiegel opteerde voor die
perspectiefwisseling. (Prof. Jan Van Damme getuigde achteraf vanuit de zaal dat
de niveaudaling ook binnen TIMSS -14jarigen tot uiting was gekomen.) Zelf deed
ik bij de opstelling van de eindtermen en leerplannen voor wiskunde
basisonderwijs mijn best om die eenzijdige aanpak zoveel mogelijk buiten de
eindtermen en leerplannen te houden.
Besluit: De negatieve
evolutie van het taalonderwijs, wiskundeonderwijs in de eerste graad s.o.
is
niet enkel de schuld is van het zgn. middenniveau, maar evenzeer van de zgn.
academische experten binnen de eindtermencommissies e.d.
P.S. Al meer dan 20
jaar formuleren we in Onderwijskrant al kritiek op de uitholling van het
taalonderwijs in de eindtermen en leerplannen. Het was ook een centraal
actiepunt binnen onze O-ZON-campagne van 2007.
We protesteerden de
voorbije 3 jaar ook tijdig tegen de gang van zaken bij de nieuwe
eindtermenoperatie die begon met een populistische consultatiecampagne van
Crevits en Co. We protesteerden ook heftig tegen het losmaken van de eindtermen
van de vakdisciplines. Voor de talencluster zijn het nu b.v. ook mensen die
weinig afweten over het aanleren van Frans die daar eindtermen moeten voor
opstellen. En eindtermen voor de cluster geschiedenis-aardrijkskunde worden
mede opgesteld door mensen die weinig afweren van geschiedenis. We
protesteerden ook tegen het feit dat als universitaire expert voor de
taalvakken een beroep werd gedaan op de Leuvense professor Kris Van den Branden
die samen met zijn Leuvens taalcentrum en met zijn eenzijdige communicatieve
en taalgerichte whole-language-visie in sterke mate verantwoordelijk is voor de
uitholling van het taalonderwijs. Het zijn dus niet enkel mensen uit het
middenkader die verantwoordelijk zijn.