Bejubelde nieuwe
wiskunde in leerplan 1997 en volgens
Leuvense profs. Verschaffel, De Bock en Janssens (2003), maar niveaudaling en uitholling volgens professoren
wiskunde, leerkrachten & Onderwijskrant
Vooraf: Er wordt
momenteel gewerkt aan de opstelling van de nieuwe eindtermen en leerplannen
voor het wiskundeonderwijs. We hopen dat de ontwerpers rekening houden met de
vele kritiek op de huidige eindtermen en leerplannen.
1. Recente kritiek op leerplan wiskunde s.o.
vanwege wiskunde-professoren Dooms en
Igodt Nieuwe klemtonen leidden tot niveaudaling
In Onderwijskrant publiceerden we de voorbije 20 jaar al
bijdragen over de nefaste cosstructivistische en contextuele aanpak in het leerplan
wiskunde 1ste graad s.o. Ook bij
de eindtermenevaluatie eerste graad van 2010 bleek dat heel veel leerlingen de
eindtermen niet haalden - en dit voor tal van domeinen. Kennis wiskunde
dramatisch lazen we in maart 2010 in de kranten. Maar ook al in de periode
1998-2010 noteerden we veel klachten.
Ook na de tegenvallende eindtermenevaluatie van de derde graad s.o. wezen
leraren erop dat dit vooral een gevolg was van het feit dat de leerlingen in de
lagere leerjaren en vooral in de eerste graad te weinig wiskundekennis opgestoken hadden. Zon achterstanden kan men
niet meer inhalen in de derde graad.
In Knack 7 juni 2017
verscheen de bijdrage: Het gaat niet goed met het wiskundeonderwijs
in Vlaanderen. Pure wiskunde is de bron van alles. We mogen ze niet laten opdrogen.
Zelfs studenten uit sterke asorichtingen aan de universiteit over
wiskunde struikelen over wiskunde, aldus de
professoren Dooms en Igodt.
Prof. Paul Igodt stelde o.m.: Er
is veel veranderd in het secundair onderwijs. De groeiende aandacht voor
vaardigheden is ten koste gegaan van kennis en inzicht. Het wiskundeonderwijs
is een van de voornaamste slachtoffers. Kijk naar het lessenrooster en
vergelijk met vroeger: de voorbije 25 jaar is in het aso het equivalent van een
volledig jaar wiskunde geschrapt.
Prof. An Dooms btreurde: De
klemtoon in het wiskundeonderwijs verschoof steeds meer naar het praktisch
toepasbare. Stellingen bewijzen is haast uit den boze. Het mag vooral niet te
abstract worden. Als we maar genoeg toepassingen maken die aansluiten bij de leefwereld van de
leerlingen," zo luidt de redenering, zullen ze het vanzelf snappen. Dat is
een vergissing. Daarmee laat je de sterkste leerlingen in de kou staan, de
meisjes en jongens die echt honger hebben naar wiskunde. Je mag wiskunde niet
herleiden tot een receptenboek. Je moet het verzilveren als een uniek
instrument om het analytische denkvermogen te ontwikkelen'. In polyvalente
opleidingen zoals chemie, biologie en computerwetenschappen, waarin wiskunde
een belangrijke steunwetenschap is, zien we dat studenten uit een sterke
aso-richting daar vroeger weinig of
geen moeite mee hadden. Tegenwoordig is wiskunde voor hen een echt
struikelblok.
Dooms: Nog zo'n
pijnpunt is de aangekondigde herziening van eindtermen en leerplannen, die
cruciaal zijn in het Vlaamse onderwijs. Veel is nog onduidelijk, maar het ziet
er wel naar uit dat ze ook het wiskundeonderwijs willen veranderen. Minder
differentiatie in de eerste en tweede graad: sterke en zwakke leerlingen gaan
in hetzelfde bad. In de derde graad zouden leerlingen uit de richting met zeven
uur wiskunde samen met die van de vijf uur les krijgen, met twee verdiepende
uurtjes erbovenop. Dat is funest voor de sterkste leerlingen: zeven uur
wiskunde is niet hetzelfde als vijf plus twee. Beide groepen hebben
behoefte aan een verschillend abstractieniveau.
In ons O-ZON-witboek van 2007 namen we ook al gelijkaardige
kritiek van tal van professoren wiskunde op. Een paar illustraties. De Gentse
prof. Henri Verschelde een brief naar Onderwijskrant waarin hij niet enkel zijn
beklag deed over de beperktere wiskundige voorkennis van de studenten, maar ook
expliciet wees op het dubieuze karakter van de constructivistische leertheorie.
Hij schreef ons: Geachte heer Feys, uw
visie op degelijk onderwijs en uw kritiek op het constructivisme worden
volledig gesteund door mensen met gezond verstand en met enig inzicht in hoe de
realiteit werkelijk in elkaar zit. Als wetenschapper verbaast het me iedere dag
opnieuw welke larie sommige onderwijskundigen als wetenschappelijke theorie
de wereld durven insturen.
De Brusselse professor Stefaan Caenepeel betreurde in een
brief aan Onderwijskrant: De eindtermen voor wiskunde zijn bijzonder mager.
Het is een minimum minimorum. Ik vrees voor het niveau van het
wiskundeonderwijs.. Op de VRT-radio
betreurde ook de Leuvense prof. em. Alfred Warrinnier begin mei 2008 dat het
extreem van de moderne wiskunde gewoon vervangen werd door een andere extreme
visie, deze van de constructivistische fuzzy mathematics. Ook docenten wiskunde van ons regentaat
getuigden dat zowel de eindtermen als de nieuwe leerplannen een niveaudaling
inhielden
Toen we in onze O-ZON-campagne van 2007 al wezen op de
niveaudaling en de nivellerende
leerplannen 1ste graad, werd dit
nog straal ontkend door de kopstukken
van de onderwijskoepels en van de inspectie, de meeste beleidsmakers,
Ik vraag me dan ook af of de onderwijskoepels
en hun begeleidingsdiensten met de
recente kritiek rekening zullen houden. Zo stellen we jammer genoeg vast dat nu
ook het ZILL-leerplan-project basisonderwijs van het katholiek onderwijs voor
wiskunde voor de nefaste constructivistische
en contextuele aanpak kiest.
2. Leerplan 1997 prees constructivistische en
contextuele aanpak
Het nieuwe leerplan wiskunde VVKSO eerste graad s.o. bevat veel stellige en o.I. controversiële uitspraken over de nieuwe
methodiek We citeren even de versie van 2009: Ondertussen is het denken over het leren van
wiskunde geëvolueerd. De constructivistische
leeropvatting stelt dat kennis beter
actief geconstrueerd wordt door de lerende. Kennis kan niet zomaar passief
overgedragen worden.
Het gaat om een
proces van structureren en generaliseren van de eigen ervaringen.
Wiskundevorming biedt meer dan een voltooid bouwwerk van objectieve, abstracte,
formele kennis. Steeds meer mensen kunnen wiskunde toepassen, ook als ze niet
beschikken over de nodige vaardigheid in de rekenalgoritmen.
Een actuele denkwijze
over wiskundevorming gaat ook uit van competenties. Het gaat om een breed
geheel van vorming, aansluitend bij een aantal algemene competenties en de
constructivistische gedachte dat leerlingen best zelf die competenties
ontwikkelen. In de vorming worden de verschillende aspecten van kennis,
vaardigheden, attitudes en opvattingen geïntegreerd.
Als er geen kennis
aanwezig is, zal er uiteraard ook de competentie niet aanwezig kunnen zijn. Dit
verantwoordt echter niet het geïsoleerd werken aan kennisverwerving. Kennis
wordt beter verworven doorheen een actief leerproces
In de basisschool hebben
leerlingen veelal kennisgemaakt met hoeken- en contractwerk en andere vormen
van activerend of begeleid zelfstandig leren. Ook in het secundair onderwijs
moet het leren vertaald worden in aangepaste en activerende werkvormen. Leerplanvoorzitter
André Van der Spiegel deelde op 14 april 2008 in de krant De Morgen mee dat
er een nieuw leerplan wordt ingevoerd en dat dit leerplan lichter en minder
abstract zou uitvallen. De verklaring hiervoor klonk aldus: We stellen vast
dat 12jarigen veel moeite hebben met rekenen en met wiskundetaal.
De professoren Lieven Verschaffel, Dirk De Bock en Dirk
Janssens loofden in 2003 de nieuwe
eindtermen en leerplannen 1ste graa
waaraan ze hadden meegewerkt. In
de bijdrage Het succes van de nieuwe wiskunde triomfeerden ze: In de eindtermen die vanaf 1997 werden
geïmplementeerd in de eerste graad secundair
opteerde Vlaanderen resoluut voor de nieuwe basisfilosofie van het
wiskundeonderwijs: het realistisch wiskundeonderwijs à la Freudenthal Instituut
(Tijdschrift Karakter - Leuven, 2003). In bijlage gaan we hier uitvoerig op in. Wij, de praktijkmensen, veel professoren
wiskunde- zagen/zien geen zegeningen, maar vooral knelpunten die tot een aanzienlijke niveaudaling
leidden.
Het verwonderde ons dat de leerplanopstellers er ook nog in
de versie van 2009 op aanstuurden om nog
meer de constructivistische en contextuele/realistische richting uit te gaan die in die tijd al door Raf Feys in Vlaanderen, in
Nederland en elders sterk gecontesteerd werd:
constructivistische methodiek, minder rekenvaardigheid, minder abstracte en
vakdisciplinaire benadering, meer geïntegreerde aanpak, meer werken met algemene competenties. De
uitspraak Steeds meer mensen kunnen
wiskunde toepassen, ook als ze niet beschikken over de nodige vaardigheid in de
rekenalgoritmen, wekte ook de indruk dat rekenvaardigheid minder
belangrijk is. Dit zijn allemaal zaken die al een tijdje onder vuur liggen
en verantwoordelijk geacht worden voor
de niveaudaling en malaise. Terloops: ook de drammerige en oppervlakkige VVKSO-visietekst
zelfstandigheidsdidactiek zinde ons niet. De zwakkere leerlingen zullen het
meest de dupe zijn van het verminderen van de (bege-)leiding en de sterkere
zullen onderpresteren. Activerend leren bij 12- à 14-jarigen is o.i. vooral
interactief leren dat goed geleid wordt door de leerkracht. In de hogere
klassen van het basisonderwijs is het de door het leerplan gepropageerde hoeken-
en contractwerk overigens al op de terugtocht.
3. Lieven Verschaffel, Dirk De Bock en Dirk
Janssens over Het succes van de nieuwe wiskunde (2003)
Pleidooi voor
realistisch wiskundeonderwijs in :
Karakter. Tijdschrift van Wetenschap, 2003, nr. 3, 17-18.
In de eindtermen die vanaf 1997 werden geïmplementeerd in
het basisonderwijs en in de eerste graad van het secundair onderwijs, opteerde
Vlaanderen resoluut voor deze nieuwe basisfilosofie van het wiskundeonderwijs.
Er wordt vertrokken van zorgvuldig gekozen, uitdagende en
betekenisvolle probleemsituaties uit het dagelijkse leven In realistisch
wiskundeonderwijs worden wiskundige begrippen in verschillende niveaus
ontwikkeld. Er wordt vertrokken van zorgvuldig gekozen, uitdagende en
betekenisvolle probleemsituaties uit het dagelijkse leven, uit de
fantasiewereld van de leerlingen en in een verder stadium ook steeds meer uit
de wereld van de wiskunde zelf. Kernpunt is dat de leerling zich enerzijds bij
het probleem iets kan voorstellen en zijn beschikbare intuïtieve kennis en
informele vaardigheden wil en kan inzetten om dat probleem op te lossen.
Anderzijds dient dat probleem een doeltreffend vertrekpunt
te vormen om te komen tot de beoogde wiskundige begripsvorming of
vaardigheidsontwikkeling. Na een eerste fase waarin de leerlingen op hun eigen
niveau het probleem te lijf gegaan zijn, worden in een volgende fase de
begrippen verrijkt en op een hoger niveau getild: het concrete, intuïtieve,
informele, uitvoerige, specifieke, onzekere denken en handelen wordt abstracter,
formeler, algemener, preciezer, zekerder. Via sterk interactief gericht
onderwijs (klasgesprek, groepswerk met nabespreking), waarin heel veel nadruk
wordt gelegd op het articuleren van en reflecteren op verschillende
zienswijzen, oplossingsmanieren enzovoort, komt de beoogde niveauverhoging
(geleidelijk) tot stand.
Op elk niveau blijft men met de ― aan de situatie aangepaste
― definities van begrippen werken en redeneren. Ondertussen leren veel meer
leerlingen andere aspecten van deze begrippen kennen door ze te gebruiken en
heeft men zeker de mogelijkheid om aan de maatschappelijke verwachtingen ten
aanzien van wiskunde tegemoet te komen.
. Het realistische leertraject vereist dan ook inzicht in
het ontwikkelingsniveau en in de denk- en leerprocessen van leerlingen. Daartoe
moet de wiskundedidactiek nauw samenwerken met de ontwikkelings- en
instructiepsychologie. Het ontwikkelen, evalueren en bijsturen van krachtige
leeromgevingen voor de verschillende niveaus van het wiskundeonderwijs vraagt
een nauwkeurige identificatie van de verschillende elementen die een rol spelen
bij dat leer- en ontwikkelingsproces. Deze elementen situeren zich niet enkel
op het vakinhoudelijke vlak; ook allerlei metacognitieve, affectieve en motivationele
elementen spelen een belangrijke rol. Tegenwoordig wordt deze nieuwe visie op
en aanpak van het wiskundeonderwijs wereldwijd ondersteund door intussen goed
ontwikkeld wetenschappelijk onderzoek.
Dirk de Bock is als wiskundige verbonden aan de EHSAL en de
KU Leuven;Dirk Janssens is als wiskundige verbonden aan de KU Leuven; Lieven
Verschaffel is als pedagoog verbonden aan de KU Leuven.
4. Leuvense prof. wiskunde Leopold Verstraelen:
realistische wiskunde is geen wiskunde
(Karakter, nr. 4,
2003).
Niet iedereen was opgezet met de vernieuwingen in het wiskundeonderwijs.
zo blijkt de nieuwe realistische wiskunde, die in het vorige nummer van Karakter
werd bezongen door pedagogen en didactici, sommigen een doorn in het oog. Prof.
wiskunde Leopold Verstraelen, die zich tot de gemeenschap der ware
wiskundigen rekent, vreest dat het onderwijs vervalt in een catwalk van toffe
weetjes en doe-het-zelf voorschriftjes. We citeren even.
Realistische
wiskunde is geen wiskunde, evenmin als een dode mus een mus is
Uitgerekend tijdens de uren die voorzien waren om wiskunde
te onderwijzen, moet de laatste jaren namelijk in de meerderheid der westerse
scholen blijkbaar realistische wiskunde of nieuwe wiskunde worden gepleegd.
Dit werd met grinnikend politiek geweld beslist, ook bij ons, diametraal in
tegen de adviezen, de commentaren en de kritieken van de echte wiskundige
regenten, licentiaten en doctores die wel met de vorming van hun leerlingen
begaan zijn. En zoals Frans Keune van de Nijmeegse universiteit het
ondubbelzinnig stelde: Realistische wiskunde is geen wiskunde, evenmin als een
dode mus een mus is.
Wat zekere kunstdidactici, pedagogen, psychologen en
sociologen gebaseerd op uitgebreid internationaal onderzoek ook zouden mogen
beweren, bosspelletjes verfbalschieten kunnen door sommigen best graag gespeeld
worden, maar geven geen opleiding in de schilderkunst. Realistische wiskunde
en nieuwe wiskunde zijn overigens zinloze marketingtermen, alleszins voor
zinnige mensen.
In plaats van schijnheilig of dwaas mee te driften in de
lopende globale zogezegde onderwijskwaliteitsupgrade is het de plicht van de
verantwoordelijke overheden ervoor te zorgen dat de jongeren gewoon waarachtig
onderwijs krijgen en aldus een kans op menselijk leven. Het is in het bijzonder
voor de Vlaamse verantwoordelijken onverenigbaar om ten dienste te staan van
hun volk en om in hun land een dehumaniserende verduistering te veroorzaken
door er de lichten te doven in de kosmos van Teilhard de Chardin.
|