Een jaartje overzitten, een jaartje overslaan
op (on)gelijke manier behandeld?
Marc Boone (ex-inspecteur basisonderwijs)
In deze bijdrage worden het 'overzitten' en het 'overslaan' van een kleuterklas / leerjaar tegen elkaar afgewogen. Vanuit de vaststelling dat procentueel veel meer kinderen een jaar overzitten in verhouding tot het aantal kinderen dat een jaar voorop is, worden een aantal mogelijke oorzaken aangereikt. Misvattingen die een jaar overslaan belemmeren, worden toegelicht. Enkele praktijkvoorbeelden verduidelijken wanneer en hoe het overslaan van een klas het best gebeurt.
Elk schoolteam gaat voor maximale kindontwikkeling wat impliceert dat kinderen niet onderpresteren
en daar hoort een verkorte loopbaan in het basisonderwijs bij voor hoog- en meerbegaafden
meer dan tot op heden het geval is.
De actuele situatie onder de loep
De Gaussecurve is genoegzaam gekend in het basisonderwijs: zowat 75 % procent van de kinderen in de kleuter- en in de lagere school vordert normaal doorheen het jaarklassensysteem. Een kwart daarvan niet: de ene helft ( ± 12,5 %) zit een jaar over, de andere 12,5 % versnelt met een jaar. Dat uitgangspunt is uiteraard louter wiskundig maar verwijst naar een realiteit die enige richting aangeeft. Men mag ervan uitgaan dat bij een school met een normale (gemengde) kindinstroom, het aantal zittenblijvers en het aantal kinderen dat een jaar overslaat niet al te ver uit elkaar ligt. We stellen vast dat dit zelden strookt met de praktijk, waarbij een jaartje overdoen véél frequenter voorkomt dat een jaartje overslaan.
Over het aantal zittenblijvers in de basisschool bestaan meer gegevens dan over het aantal 'versnellers'. Aan het eind van de basisschool zouden zo'n 14 % van de kinderen één of meer schooljaren achterstand hebben opgelopen. Hiermee behoren we tot de koplopers in Europa. Het begrip 'overzitten' is soms moeilijk precies te definiëren: is een allochtone leerling omwille van zijn Nederlandse taalonkunde een 'echte' zittenblijver? En wat met kinderen in het buitengewoon onderwijs? En normaal ontwikkelende kleuters die weinig naar school gebracht worden ? Over kinderen die een jaar overslaan zijn minder numerieke gegevens bekend
het aantal ligt in elk geval beduidend lager dan de helft van het aantal overzitters, volgens sommige bronnen rond de 2 %. En dat roept vragen op. Alle begrip voor het feit dat er enig overwicht is van zittenblijvers in vergelijking met zij die een jaar voorop zijn. Van overzitters kan men immers exact en normatief bepalen welke retardaties ze hebben opgelopen en welke leerinhouden ze niet bezitten. Bij 'kandidaat versnellers' kan niet in de spreekwoordelijke 'glazen bol' gekeken worden, zodat men bij de minste twijfel vaak op 'zeker' speelt en het overslaan afremt. Enig begrip daarvoor.
We juichen toe dat scholen het laatste decennium sterk inzetten op extra zorg voor ontwikkelingsbedreigde kinderen in de kleuter- en in de lagere school. Dat voor kinderen die meer aankunnen, extra opdrachten worden voorzien, is een stap in de goede richting
echter niet voldoende. Soms anticipeert de leerkracht op leerinhouden die bestemd zijn voor verder in het schooljaar of voor de volgende leeftijdsgroep. Dat is niet aan te bevelen omdat het psychisch welbevinden bij die kinderen eronder kan lijden wegens te weinig uitdaging, verveling en demotivatie op het ogenblik dat deze leerinhouden voor de hele klasgroep aan de orde zijn. Het is beter deze kinderen binnen dezelfde leerinhouden, meer complexe situaties aan te bieden. Zodoende voorkomt men een onderwijsaanbod op twee snelheden.
Hoog- of meerbegaafden onderscheiden zich
Hoogbegaafdheid wordt al te veel geassocieerd met en verengd tot de cognitieve component, terwijl persoonlijkheidsaspecten als motorische vaardigheden, dynamische en affectieve competenties evenzeer 'hoogontwikkeld' (kunnen) zijn. We spreken in die zin beter niet over 'hoogbegaafd', maar over 'meerbegaafd'. Deze meerbegaafde kinderen krijgen soms te weinig uitdagingen op basis van hun mogelijkheden en talenten. En naarmate de kinderen ouder worden vergroot de kloof: ze bouwen hun voorsprong verder uit. Ze beheersen immers de leerinhouden al, of ze verwerven deze met minimale instructie. Dat kan leiden tot demotivatie en een negatieve leerhouding: ze behoeven immers weinig inzet, een extra-inspanning is overbodig
verveling en storend gedrag liggen soms in het verlengde doordat ze beneden hun niveau werken. Wanneer de school deze kinderen niet 'versnelt', krijgen ze niet de kans hun werkhouding en inzet aan te passen voor een optimale talentontwikkeling. Dat is te vergelijken met iemand die sterke fysisch-motorische capaciteiten bezit, maar niet de kans krijgt om deze te oefenen
hij/zij zal nooit een topsporter worden.
Hoogbegaafde of 'slimme' kinderen onderscheiden zich van hun leeftijdgenootjes door onder meer hun accurate (en meestal) juiste reactie, een betrouwbaar geheugen, een vrij autonome werkstijl met eigen denk- en oplossingsstrategieën, ze staan kritisch ten aanzien van het eigen werk en van zichzelf, ze zijn dikwijls perfectionist, ze hebben een groot echtvarardigheidsgevoel en zijn loyaal tegenover vrienden, ze vertonen sociaal gedrag, houden van humor, ze hebben een breed interesseveld en een ruime fantasie,
In de klaspraktijk bemerk je dat ze vanaf de kleuterklas vaardig zijn in het puzzelen, ze kiezen overwegend denkspelen, ze bezitten een sterke ruimtelijke voorstelling, ze doorzien vlug (meer abstracte) situaties, ze worstelen graag met wiskundige problemen. Uiteraard bezitten ze niet alle bovengenoemde kenmerken en sommige deelvaardigheden kunnen mogelijks benedenmaats ontwikkeld zijn, wat op zich geen probleem vormt
niemand is immers volmaakt.
Een aantal factoren binnen de school belemmeren vaak een versnelde overgang
Leerkrachten hebben meerbegaafde kinderen normaliter graag in de klas: ze verschaffen voldoening en zorgen (onbewust) voor positieve feedback bij de klastitularis. Het is dan ook niet altijd de zorg om deze leerlingen een jaartje te laten overslaan.
Hét hardnekkig argument dat je quasi telkenmale hoort om het overslaan tegen te gaan, is de persoonlijkheidscomponent: de sociaal-emotionele ontwikkeling. Het argument dat deze kinderen hun klasgroep (vriendjes) moeten verlaten en zullen missen, is een (beperkt) tijdelijk fenomeen en houdt geen steek. Hoogbegaafden zijn er immers gemakkelijk van te overtuigen dat ze ook in de nieuwe klasgroep vrij snel nieuwe vriendjes zullen maken
die tolerantie kadert binnen hun 'meerbegaafdheid'. Overigens is het in heel wat scholen (met parallelklassen per leeftijdsgroep) de stelregel dat de klasgroepen elk jaar herschikt worden.
Ze verlaten dus elk nieuw schooljaar deels hun vriendjes waarmee ze een jaar lang hebben samengewerkt, gespeeld en geleefd
precies om de sociale component en de mentale ontwikkeling te bevorderen, met name leren omgaan met een diversiteit aan kinderen en situaties. Trouwens, datzelfde fenomeen (vriendjes verlaten) stelt zich evenzeer bij zittenblijvers, dat bovendien versterkt wordt door een wrang gevoel van de betrokken kinderen hun leeftijdsgroep te moeten verlaten en een jaar achterop te geraken. Het is opvallend dat dit ongewild, negatief effect weinig aan de orde komt en/of impact heeft op de uiteindelijke beslissing tijdens het MDO- en ander overleg om een kleuter / leerling al dan niet te laten overzitten. En dat bij kinderen die -gezien hun beperking- vaak niet zoveel aanzien genieten bij de klasgenoten
laat staan dat ze gemakkelijk nieuwe vriendjes maken. Overigens worden de vermeende, remmende factoren van de school uit om een jaar over te slaan dikwijls beaamd en versterkt door de ouders, die terecht de situatie moeilijker kunnen inschatten en zodoende de visie van de leerkracht of de school volgen.
Het is kenmerkend dat 'meerbegaafde' kinderen vanaf de kleuterleeftijd meer voeling hebben voor aspecten van eerlijkheid, mee- en inleven, rechtvaardigheidsgevoel,
en bij het ontbreken hiervan bij medekleuters gaan ze soms schreien omdat ze op jonge leeftijd reeds het onrecht aanvoelen. De kleuterleidster bestempelt ze dan wel eens als overgevoelig, nog zo jong, niet weerbaar, er scheelt iets mee
terwijl ze precies voorop zijn in hun socio-emotionele ontwikkeling! Deze trend voltrekt zich in het lager onderwijs
meerbegaafde kinderen zijn bovendien meestal ook taalvaardig en kritischer, ze doorzien vlug(ger) situaties. De evolutie van hun gevoelsleven ontwikkelt zich veelal evenzeer versneld. Dat wordt door de leerkracht / de school niet altijd juist ingeschat. Zoals aangegeven gaat men er -vaak verkeerdelijk- van uit dat de hoogbegaafdheid enkel van verstandelijke aard is. Het is kenmerkend dat deze kinderen meestal ook op vlak van motoriek en van het gevoelsleven een versnelde ontwikkeling doormaken.
En dan is er nog de thuissituatie
Meerbegaafdheid/minderbegaafdheid is overwegend erfelijk bepaald, maar niet absoluut! Het komt frequent voor dat broer(s) en zus(sen) binnen eenzelfde gezin meerbegaafd / minderbegaafd zijn naargelang de oudersituatie. Er is veelal een verband tussen het opleidingsniveau van de ouders en de mogelijkheden van de kinderen. Dat is geen stelregel, wel een frequent voorkomende relatie en vaststelling. Behalve de factor 'aanleg' speelt ook het milieu een bepalende rol. Kinderen uit een betere socio-economische thuissituatie krijgen meer prikkels om zich maximaal te ontwikkelen dan leerlingen uit een kansarm milieu. Ze ervaren immers meer uitdagingen vanuit hun thuissituatie: de leefcultuur, de kennissenkring , de uitstappen, buitenschoolse muzische en motorische activiteiten, deelname aan kampen, divers spelmateriaal, aangepaste lectuur,
Buitenschoolse bijles om het overslaan van een klas te overbruggen, behoort tot de mogelijkheden al lopen deze kinderen de tijdelijke achterstand meestal vlug in
die inspanning betekent voor hen bovendien een uitdaging, een meerwaarde. Een uitgebalanceerde zorgwerking bij de aanvang brengt het nodige soelaas.
Een meegenomen effect is dat je 'een jaar overslaan' de rest van je leven meeneemt: wanneer een volwassene zegt dat hij een schooljaar heeft overgeslagen, verwerft hij meteen meer aanzien, vertrouwen en geloofwaardigheid in zijn handelen en verwoorden. Aangezien dergelijke, meerbegaafde kinderen later wellicht functies zullen uitoefenen aan de top van de maatschappelijke ladder, zal men bij een sollicitatie dat argument mee in rekening brengen. Uiteraard betekent dàt niet de norm en de motivatie om intelligente leerlingen te laten versnellen, maar een jaartje overslaan creëert hoe dan ook een positieve connotatie en een waarderende perceptie
een ongewild, maar positief neveneffect, voor nu en voor later.
De praktijk
wanneer een jaartje overslaan?
In het kleuteronderwijs: de tweede of de derde kleuterklas, al gaat de voorkeur uit naar de tweede kleuterklas. Als blijkt dat er bij een of meerdere kleuters aan het einde van de eerste kleuterklas signalen zijn dat hij het aanbod van de derde kleuterklas aankan op vlak van bijvoorbeeld visuele discriminatie, ruimtelijke oriëntatie, wiskundige initiatie, motorische vaardigheden, dynamisch-affectieve ontwikkeling,
dan stelt zich geen probleem. De kleuter heeft dan immers nog een heel schooljaar om spelend te leren op zijn niveau, zodat er geen breuklijn ontstaat bij de overgang van de derde kleuterklas naar de lagere school. De praktijk wijst uit dat deze kleuters bij het overslaan van de tweede kleuterklas, zelden of geen probleemgedrag vertonen. Sommige kleuters die aan het einde van de tweede kleuterklas de nodige vaardigheden beheersen (lees-, schrijf- en wiskundige initiatie), kunnen meteen overschakelen naar de lagere school.
Toch geniet een overstap van de eerste naar de derde kleuterklas de voorkeur omwille van de genoemde initiatie in de 'cultureel technische vaardigheden' die op een speelse wijze aan bod komen in de laatste kleuterklas. De mogelijke psychische problemen die vaak worden aangehaald om het overslaan af te remmen, zijn in bijna alle gevallen onterecht, zoals elders in dit betoog wordt aangehaald. Het zijn eerder de volwassenen, dan wel de betrokken kinderen zelf die er problemen in zien.
In het lager onderwijs is het cruciaal dat de leerlingen het eerste en het zesde leerjaar doormaken. Stelregel voor het lager onderwijs: elke leerling dient de oneven leerjaren te doorlopen, met name het eerste, derde en vijfde leerjaar gezien de nieuwe leerinhouden zich daar het meest aandienen. Hiervan kan (eerder uitzonderlijk) afgeweken worden. Het aangewezen leerjaar om een jaartje te versnellen in het lager onderwijs is het tweede leerjaar of (in tweede orde) het vierde leerjaar.
Wie bepaalt het al dan niet overzitten / overslaan?
Uiteraard worden dergelijke beslissingen -gezien hun belang- noodzakelijkerwijze genomen in en na overleg tussen de ouders en de school (klastitularis, zorgcoördinator, klassenraad). Wie de eindbeslissing neemt is afhankelijk van de situatie, met name:
- de ouders bepalen finaal in welk niveau hun kind terecht komt: een extra jaar blijven zitten in de kleuterklas of een vervroegde instap in de lagere school, zo ook de overgang van de lagere naar de secundaire school, de eventuele overstap naar het buitengewoon onderwijs,
zijn beslissingen van de ouders;
- de school bepaalt hoe de kinderen binnen het niveau evolueren, m.a.w. of een kleuter / lager schoolkind een jaar dient over te zitten of te versnellen eenmaal hij in een bepaald niveau is ingestapt.
Dat deze eindbeslissing best geschiedt middels consensus en met instemming van 'beide partijen' hoeft geen betoog.
Tot slot
een pleidooi om meer kinderen een jaartje te laten overslaan?
Zeker en vast en dat omwille van de huidige discrepantie tussen zij die een jaar overzitten en zij die een jaar overslaan. Dat impliceert niet dat de beslissing lichtzinnig, weinig doordacht of niet weloverwogen zou gebeuren. Integendeel. Maar van een school met een gemengde kindinstroom mogen we verwachten dat het aantal kinderen dat met een jaar versnelt, in ongeveer dezelfde grootorde ligt als het aantal overzitters, met enige restrictie zoals hierboven aangehaald. We gaan er vanzelfsprekend op een oordeelkundige en aanvankelijk zorgondersteunende manier mee om zodat we kinderen geven waar ze recht op hebben: een aangepast onderwijsleeraanbod dat alle kinderen naar de naaste ontwikkelingszone brengt! En daar hoort een verkorte loopbaan in het basisonderwijs voor hoog- en meerbegaafden beslist bij
meer dan tot op heden het geval is. Een aantal hardnekkige, veelal onterechte visies die remmend werken, worden best even herzien, inzonderheid de mogelijke (vermeende) mentale en psychische problemen die het gevolg zouden zijn van een schooljaar overslaan.
Een taak voor het zorgteam om maatregelen te treffen zodat de meerbegaafde kinderen maximale ontwikkelingskansen en uitdagingen ervaren, in plaats van ze af te remmen: de kangoeroe- of plusklas waarbij de leerstof van twee jaar in één schooljaar wordt verworven, klaswissels voor Nederlands en wiskunde, tijdelijke individuele hulp bij de versnelde overstap door de zorgmedewerkers,
blijken effectieve maatregelen.
Een jaartje overslaan voor zij die het aankunnen, resulteert in maximale slaagkansen middels een behoedzame en doorgedreven aanpak gekoppeld aan een degelijke 'aanvangsbegeleiding'. De betrokken kinderen kunnen er maar wel bij varen. De slogan 'Onderwijs op maat' wordt hiermee ten volle bewaarheid!
|