Onderwijsexperten als
Dirk Van Damme e.a. die nu tot inzichten
komen waar het gezond verstand & Onderwijskrant al lang van overtuigd was. We legden onze kritiek op het beleid van
Vandenbroucke-Van Damme uitvoerig voor in interview van januari 2006. Al de
nefaste gevolgen waarvoor we waarschuwden werden de voorbije jaren jammer
genoeg werkelijkheid.
In ons Onderwijskrant interview met minister Frank
Vandenbroucke begin 2006 probeerden we
hem te overtuigen van de nefaste gevolgen van de beleidsplannen van het duo
Frank Vandenbroucke-Dirlk Van Damme (kabinetschef). We slaagden daar niet echt
in, maar nu 12 jaar later krijgen we grotendeels gelijk van Dirk van Damme die nu
voor de OESO werkt. Maar intussen is veel kwaad geschied.
Johan Sanctorum schrijft: De Morgen pakte uit met een interview met onderwijsexpert Dirk Van
Damme: "We zijn te naïef geweest over integratie", waarin we lezen
hoezeer de kwaliteit van het lager en middelbaar onderwijs is afgekalfd door
onder het mom van gelijke kansen alsmaar de lat lager te willen leggen, en
het belang van een gemeenzame, sterke voer- en cultuurtaal (o.m. voor migrantenkinderen)
te veronachtzamen. Wat er bij mij niet ingaat is, dat experten tot inzichten
komen waar het gezond verstand al lang van overtuigd was.
We kunnen Sanctorum op dit vlak geen ongelijk geven waar hij
het heeft over onderwijsexperten die tot
inzichten komen waar het gezond verstand al lang van overtuigd was. Wat we zelf
al 25 jaar schrijven over de uitholling
van het taalonderwijs, de verleuking en niveaudaling, over de onderschatte taalproblemen en
uitblijvende invoering van intensief NT2;
en al 15 jaar over de kwakkel
i.v.m. sociale discriminatie en de nefaste structuurhervorming s.o., in onze petitie
van 2007 tegen inclusie-plannen
.werd nu in De Morgen en elders onderschreven door
OESO-topman Dirk Van Damme.
In onze interviews met minister Luc Van den Bossche, Marleen
Vanderpoorten en Frank Vandenbroucke deden we telkens een poging om hen tot
andere inzichten te brengen. We illustreren
dat in deze bijdrage uitvoerig met passages uit ons interview met minister
Frank Vandenbroucke in januari 2006.
Passages uit revelerend interview met minister Frank
Vandenbroucke in januari 2006 (Bijdrage uit Onderwijskrant nr. 137).
Bij het aantreden van minister Frank Vandenbroucke en van
zijn kabinetschef prof. Dirk Van Damme in september 2004 hadden we verwacht dat dit duo een en ander
aan het onderwijsbeleid van de ministers
Vanderpoorten en Van den Bossche zou veranderen. Maar in de beleidsnota
2004-2009 en in de beleidsverklaring 2005 de
troffen we precies dezelfde stemmingmakerij aan over sociale
discriminatie in ons onderwijs en dezelfde visie over het functioneren van onze
eerste graad s.o., inclusief onderwijs
e.d. als bij de voorgangers van Vandenbroucke.
In de Beleidsnota 2004-2009 lazen we b.v. meteen: Meer en
meer wordt het onderwijs zelf de bepalende factor voor dualisering in de
maatschappij. Dit werd in grote mate op naam gebracht van de sociale
discriminatie in het s.o. Het comprehensief onderwijs in Finland met zijn
gemeenschappelijke lagere cyclus werd door minister Vandenbroucke en zijn
medewerkers voorgesteld als hét voorbeeld inzage gelijke onderwijskansen. Zo
stelde hij : Een land als Finland slaagt er vrijwel in om vrijwel elke
leerling op een hoog kwalificatieniveau te brengen ( DS, 14.01.05).
In zijn 1-septemberboodschap van 2005 stelde Vdb : In geen
enkel land werkt het onderwijs de sociale ongelijkheid in de hand als bij ons
(DS, Scholen presteren ongelijk, 1
september). . de sociale discriminatie bleek volgens Vandenbroucke uit de
relatief grote verschillen tussen de beste en de zwakste leerlingen. Vandenbroucke
en zijn kabinetschef Dirk Van Damme gingen ervan uit dat vooral de overstap
naar de gedifferentieerde eerste graad s.o. de sociale discriminatie, de
waterval en het zittenblijven in de hand werkte. VdB verwachtte veel heil van en comprehensieve
hervorming van het s.o. Iets later
lanceerden Vandenbroucke-Van Damme de GOK- slogan: Het Vlaams onderwijs is sterk voor de sterke leerlingen, maar zwak voor
de zwakke leerlingen. Ze pakten ook
uit met de prestatiekloofmythe. In Onderwijskrant weerlegden we destijds deze
krasse uitspraken.
In die beleidsnotas van 2004 en 2005 werd ook gepleit voor een forse schaalvergroting
en (bedrijfs)management, van het oprichten van grootschalige
scholengroepen met één bestuur en een
bovenschools management. Minister Vdb en
zijn kabinetschef Van Damme pakten ook uit met grote hervormingsplannen voor
het hoger onderwijs: outputfinanciering, flexibilisering, hervorming
lerarenopleidingen ... In Onderwijskrant formuleerden we destijds kritische analyses van de beleidsplannen.
We hadden verwacht dat het duo Vandenbroucke-Van Damme een
meer doordacht onderwijsbeleid zou voeren en afstand zouden nemen van de
stemmingmakerij destijds van het duo Van den Bossche-Monard en van minister
Marleen Vanderpoorten overnamen.. Het werd voor ons een grote ontgoocheling. We
zagen dat duo Vdb-Van Damme de
onderwijsanalyse en beleidsplannen van hun voorgangers. Inzake de hervorming
van het s.o. pleiten ze voor het afschaffen van de onderwijsvormen, het
doorbreken van de schotten. Ze pleitten
ook voor grootschalige scholengroepen en bovenschools management, inclusief
onderwijs, hervorming lerarenopleidingen ... . We vonden ook hun voorstellen
voor de hervorming van het hoger en universitair onderwijs als outputfinanciering
en doorgedreven flexibilisering vrij nefast.
We waardeerden wel dat minister Vdb wees op de grote taalproblemen van
veel allochtone leerlingen, maar betreurden dat de beleidsmensen nog
steeds geen intensief NT2-onderwijs
vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs invoerden en de GOK-ondersteuning
nog steeds toevertrouwden aan de GOK-Steunpunten die NT2-onderwijs niet genegen
waren en een didactische aanpak propageerden die haaks stond op degelijk
achterstandsonderwijs. Begin 2007 voerden we onze O-ZON-campagne
tegen de ontscholing, niveaudaling e.d. in het onderwijs. Minister
Vandenbroucke reageerde met de stelling dat er hier geen objectieve bewijzen
voor waren. In 2008 installeerde het do Vandenbroucke-Van Damme de commissie
Monard met allemaal voorstanders van een radicale structuurhervorming,
gemeenschappelijke eerste graad en afschaffen van de onderwijsvormen.
Teleurgesteld door de beleidsnota 2004-2009 en de
beleidsverklaring van september 2005, namen we ons voor om ook onze kritiek voor te leggen in een interview
met minister Vdb. Het werd een
merkwaardig interview in januari 2005 dat ook nog anno 2018 heel revelerend is.
Thema 1:
Herstructurering s.o., gemeenschappelijke eerste graad en proeftuinen
O.Kr.:
onderwijsvormen s.o. als boosdoener? Prima
eerste graad
Vaak wordt gesteld dat de differentiatie binnen de eerste
graad s.o. en binnen de onderwijsvormen
s.o. de grote oorzaak zijn van sociale
discriminatie. Er wordt dan gepleit voor langdurig comprehensief onderwijs
(gemeenschappelijke eerste graad e.d.) als wondermiddel. De door u gesubsidieerde proeftuinen spelen hier op in.
De Nederlandse onderwijsminister Van der Hoeven schrijft echter de goede
Nederlandse PISA-onderwijsscore toe aan het feit dat er in Nederland vanaf het
s.o. meer gedifferentieerde leerwegen zijn dan in veel andere landen. Dit is in
Vlaanderen ook het geval. Onze lagere cyclus s.o. scoort prima en is een
exportproduct, maar vanaf 1991 werd in het rapport 'Het educatief bestel in
België' de kwakkel verspreid dat er 9 à 10 % zittenblijvers waren in het eerste
jaar s.o. en dat de zgn. waterval en sociale discriminatie nergens groter waren.
In Vlaanderen wordt dus al vele jaren aangestuurd op het sterk verminderen van
de differentiatie in de eerste graad en het afschaffen van de onderwijsvormen, en voor radicaal heterogene klassen. Ook u
pleit in uw beleidsverklaringen voor het wegwerken van de schotten in het s.o.
Terloops: in onze eerste graad zijn er al 27 uur basisvorming en amper 5 uur
differentiatie.
.Volgens ons functioneert onze eerste graad s.o. heel goed :
effectivitiet (cf. PISA & TIMMS) wordt gecombineerd met ontwikkelingskansen
ook voor de zwakkere leerlingen. Onze
eerste graad is allesbehalve de grote
probleem-cyclus. Vanaf het secundair zijn de verschillen al te groot en moet je
voldoende durven differentiëren, tegemoetkomend aan de uiteenlopende talenten
en loopbanen. Met onze gedifferentieerde leerwegen behalen we overigens betere
scores dan in landen met minder differentiatie en minder mislukkingen (72 %
15-jarigen nog op leeftijd).
We kennen in Europa al veertig jaar comprehensief onderwijs met een
gemeenschappelijke lagere cyclus in
Engeland, Zweden e.d.; en we kennen
de nefaste afloop: sterke niveaudaling;
geen extra bevordering van de sociale mobiliteit. Toch blijft ook voor u het willen wegwerken van de 'schotten' tussen
de onderwijsvormen een belangrijke beleidsprioriteit - met rijkelijk gesubsidieerde proeftuinen waarvan de
doelstellingen niet echt duidelijk zijn.
Repliek FVdb: Ik denk wel dat we
over de structuur van het s.o. moeten nadenken. Je moet je de vraag durven
stellen of je vandaag onze jonge mensen goed oriënteert. Proeftuinen in verband met het doorbreken van de schotten
zijn volgens mij wel nuttig. Maar dan zullen we daar binnen een 2 of 3 jaar ook
conclusies moeten uit trekken. Maar ik geloof wel in het belang van die
proeftuinen. (NvDR: achteraf bleek dat de door Onderwijskrant gecontesteerde
dure proeftuinen weinig of niets hadden opgeleverd.)
Om leerlingen goed te oriënteren, is het advies belangrijk.
Het advies komt van de school: de klassenraad, of de leerkracht, misschien het
CLB. De vraag is of we er in kunnen slagen om ouders te doen luisteren naar dat
advies. Dat is niet zo gemakkelijk. Het advies moet ook goed zijn. Het moet ook
objectief zijn. Oriëntering is dus heel belangrijk. De vraag is of onze
structuur toelaat om goed te oriënteren.
Thema 2: Taalaanpak
allochtonen ondermaats!
Contraproductieve aanpak van GOK-Steunpunten die invoering van NT2
bestrijden & ontdekkend leren
propageren
OKrant: Taalarme
en anderstalige kinderen krijgen momenteel onvoldoende taalinteractie met een
leerkracht die de taal kan modelleren en hen in een intensief taalbad kan
onderdompelen. De taalproblemen zin
gigantisch. Maar merkwaardig genoeg wijst het Leuvens Steunpunt NT2 intensief NT2-onderwijs
vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs radicaal af. NT2. Extra taalonderwijs, NT2, is volgens het Steunpunt overbodig en zelfs
nefast. Het Steunpunt heeft heeft geen
oog voor de specifieke aanpak van NT2-leerlingen.Het taalaanbod (taalbad) voor
allochtone leerlingen moet veel intenser zijn. Met die NT2-kleuters/leerlingen
moet men veel meer uren met taal bezig zijn en moet er nog veel meer 'geleide'
taalinteractie zijn dan voor de gewone leerlingen.
Steunpunt NT2-Leuven & Steunpunt Diversiteit Gent bekritiseren verder de leraargeleide
interactie en gaan er te veel vanuit dat deelname aan de gewone lessen in het
kleuteronderwijs volstaat. Naarmate vrij initiatief en spel domineren zoals
in het 'ervaringsgericht onderwijs' à la Steunpunt CEGO beluisteren en
spreken allochtone kinderen vooral hun eigen (allochtone) taal of ze spreken te
eenzijdig met Vlaamse kleuters die vooral dialect praten.
Repliek FVdb:
'Voorrangsbeleid Brussel' lijkt effectief!???
Ik ga mijn genuanceerde
benadering opnieuw verduidelijken met een voorbeeld. Neem nu het
'Voorrangsbeleid Brussel'. Voor zover men in staat is resultaten in dat verband
te meten, denken we dat er daar inderdaad resultaten geboekt worden. Onder
leiding van Magda Deckers is een relatief groot team van mensen in Brussel
bezig met de ondersteuning van het taalvaardigheidsonderwijs. Ik denk dat zij
directe instructie voorstellen voor een aantal domeinen en
taalvaardigheidstechnieken aanbevelen voor een aantal andere. Als je naar de
feiten van het 'Voorrangsbeleid Brussel' kijkt een combinatie van directe
instructie en taalvaardigheid dan werkt dat wel.
O.Kr: Steunpunt GOK:
eenzijdige aanpak
We zullen de recente onderzoeksgegevens omtrent het
'Voorrangsbeleid Brussel' nog eens aandachtig bekijken, maar volgens ons is het
in Vlaanderen en ook in Brussel al 5 na
12.
Taalarme en anderstalige leerlingen krijgen o.i. onvoldoende taalinteractie met een leerkracht
die de taal kan modelleren en hen in een taalbad kan onderdompelen. Er is ook nood aan extra-taallessen N T2 en
aan een ander aanpak van het
taalonderwijs en het onderwijs en het onderwijs in het algemeen. De constructivistische taalvaardigheidsaanpak
van Steunpunt NT2-Leuven bekritiseerde al te vlug de leraargeleide interactie
en het modelleren; NT2-Leuven koos voor "de leerling die zelfstandig zijn
kennis en vaardigheden opbouwt, voor de leervraaggestuurde aanpak en voor de
leerkracht als coach". NT2 -Leuven heeft ook te weinig oog voor de
specifieke aanpak van NT2-leerlingen. Waarom vertrouwt men de ondersteuning van
het het OVB en GOK-beleid nog steeds toe
aan GOK- Steunpunten die een aanpak propageren die haaks staat op degelijk
achterstandsbeleid en intensief NT2-onderwijs vanaf de eerste dag van het
kleuteronderwijs afwijst.
Thema 3: Leerzorg en
inclusief onderwijs
O.Kr.:
(schijn)inclusie en buitengewoon onderwijs
We willen ook even
ingaan op uw recente nota over leerzorg en inclusief onderwijs. Ook hier hebben
we de indruk dat de beleidsadviseurs weinig rekening houden met de
ervaringswijsheid en de mening van de praktijkmensen. We hebben het meest moeite met het feit dat
ouders straks de inclusie van type 2-, type 1- en type 8- kinderen kunnen
afdwingen. De huidige inclusie van type-2 kinderen, veelal kinderen met
Down-syndroom, is schijn-inclusie en leidt tot LAT-onderwijs:
learning-apart-together. Dat zal ook het geval zijn voor type-1 leerlingen
waarvan sommigen slechts een niveau 2de leerjaar voor rekenen of lezen halen.
Inclusie van bijvoorbeeld type-1-leerlingen leidt ertoe dat deze kinderen er
voor spek en bonen bijzitten. In Finland krijgen zo'n leerlingen aangepaste
hulp in aparte klassen. Ook in het beroepsonderwijs treffen we nu al type-1
leerlingen aan die taken met eenvoudige meetopdrachten geenszins aankunnen.
Zo'n inclusie zal net als in Nederland de kwaliteit van het beroepsonderwijs
sterk aantasten.
Er zijn ook type-8 leerlingen die voor rekenen of taal
slechts een niveau eind 3de leerjaar bereiken. Integratie van type-8 kinderen
is ook niet zo eenvoudig omdat deze kinderen vaak ook ernstige gedragsproblemen
vertonen die de integratie bemoeilijken. In de 'Leerzorg'nota staat terecht dat
veel inclusieleerlingen de eindtermen niet kunnen halen. Maar dit betekent
tegelijk dat dergelijke leerlingen al te weinig profijt kunnen halen uit het
volgen van de gewone lessen, uit de integratie. Moet en kan de leerkracht
straks voor elk inclusie-kind een apart potje koken? Leerkrachten zijn geen
duizendpoten. Of moeten we voor een aparte begeleider zorgen die b.v. met
PAB-geld (persoonlijk assistentiebudget) wordt betaald zoals nu veelal het
geval is bij de inclusie van type-2-leerlingen. Heeft de overheid daar het vele
geld voor over?
Onnodige doorstroming naar type 8 kunnen we voorkomen door
de kwaliteit van het gewoon onderwijs te verbeteren. Daarom investeren we zelf
veel energie in het uitwerken van betere methodieken voor lezen, spelling,
rekenen
Daarom hield Onderwijskrant gedurende 20 jaar een kruistocht tegen de
moderne wiskunde. Maar er zullen nog altijd kinderen zijn, die ondanks de
optimalisering van de methodieken nog te weinig profijt zullen halen uit het
volgen van de gewone lessen. In de nota 'Leerzorg' wordt ook jammer genoeg geen
aandacht besteed aan het optimaliseren van het B.O.-onderwijs, een o.i.
belangrijk GOK-aangrijpingspunt.
FVdb: genuanceerde
aanpak inclusie
Ook inzake inclusie is het antwoord genuanceerd. We stellen
nu b.v. dat voor bepaalde inclusie-leerlingen
de eindtermen niet gehaald moeten en kunnen worden. Ouders die nu voor inclusie
kiezen op een dergelijk zorgniveau, moeten er dus zelf rekening mee houden dat
hun kind de eindtermen niet zal halen. Dus zal dat kind ook niet in aanmerking
komen voor een diploma.
O.Kr.: schijninclusie
neemt aldus toe
Precies door het loslaten van de eindtermen van het plus-minus
kunnen volgen van het gewone curriculum,
zal de schijn-inclusie toenemen en wordt het lot en de begeleiding van
de inclusieleerlingen twijfelachtig. Ouders van type-2 en type-1 leerlingen
verwachten geen getuigschrift en zullen nog meer op inclusie aandringen dan
ouders van type 8-leerlingen.
FVdb: voorstelling
nota 'Leerzorg'
Je moet je onderwijs opvatten vanuit de vraag: Hoe kan je een
aanbod tot stand brengen waarin elke leerling zijn plaats vindt en dat voor
iedereen maximale resultaten kan opleveren? We denken vooreerst dat de opdeling
in B.O.-types niet meer adequaat is, omdat een aantal problematieken die
vandaag meer prominent naar voren komen zoals autisme hun plaats niet
vinden in die types. Hier is een consensus over. Er zijn verder ook
schemerzones en overlappingen
Dus moeten die types herbekeken worden. Als je
kijkt naar de hergroepering van de clusters dan komt die er bijvoorbeeld op
neer dat je niet alleen blinden maar ook doven in 1 cluster onderbrengt. We
hebben een cluster functionele beperkingen, een cluster leerstoornissen,
een cluster problemen in de interactie
Met andere woorden, het komt neer op
een hergroepering van types die met elkaar verwant zijn: we zetten 1 en 8
samen, 4, 6 en 7 samen.
Verder moet de precieze zorgbehoefte van een kind of van een
leerling fijner bepaald worden. Daarom stellen we voor voortaan twee dimensies
te hanteren om leerlingen de plaats te geven die ze nodig hebben. Een eerste
dimensie is een vereenvoudiging van die types door te werken met 4 grote
groepen of clusters. En een tweede dimensie is dat we binnen die clusters op
een meer fijnmazige manier de specifieke zorgbehoefte gaan vaststellen.
O.Kr.: verruimen
doelgroep van BO-scholen: niet eenvoudig
De nieuwe clustering gaat er van uit dat bepaalde
B.O.-scholen zich ruimer moeten openstellen voor bredere doelgroepen. We maken
even de volgende denkoefening voor West-Vlaanderen. , Betekent dit voor
Dominiek Savio, een type 4-school dat ze nu ook type 2-kinderen moet
aantrekken; of zelfs type 6 en 7? Of omgekeerd: dat Spermalie (nu type 6 en 7)
ook zijn doelgroep moet verruimen? Is dit wenselijk en haalbaar? Type 1-scholen
zouden dan ook andere types (8 e.d.) moeten aanbieden? Ook de huidige
b.o.-scholen b.v. type 8 - zouden door uw hervorming veel van identiteit en hun slagkracht verliezen.
FVdb: meer
specialismen binnen één B.O.-school
De B.O.-scholen moeten inderdaad meer verschillende
specialismen op een zelfde plaats aanbieden. En dat moet kunnen. Omdat ik denk
dat we op die manier een kader bieden dat coherenter is. Ik geef toe dat het
niet zo eenvoudig is. Het idee is: hergroepeer die types op een logische manier
en probeer binnen die gehergroepeerde types de zorgbehoefte op een meer fijnmazige
manier vast te stellen. Dat betekent dat je het inplantingslandschap voor die
scholen van het buitengewoon onderwijs eigenlijk wat eenvoudiger maakt. Dat je
bijvoorbeeld in Limburg een oplossing hebt voor een aantal types die je daar nu
niet hebt. We denken dat dit nuttig is en dat dit inderdaad betekent dat de
poorten van de scholen van het buitengewoon onderwijs wat breder opengaan
niet met de bedoeling om daar meer kinderen in te krijgen maar om regionaal een
betere spreiding te hebben. Dat is ook belangrijk voor het vervoersprobleem wat
toch een zeer groot probleem is.
O.Kr.: teveel heil verwacht van ondersteuning door
CLB en begeleiding
Voor het in praktijk brengen van uw leerzorgplan en inclusie
verwacht u in de discussienota ook heel veel inbreng van de pedagogische
begeleiding en van het CLB. We zijn het met u eens dat het CLB voor de
attestering en doorverwijzing de beste sluis is. Maar om beter pedagogisch en
didactisch in te spelen op de noden van leerlingen is het zeer de vraag wie
daarvoor het best geschikt is. We rekenen hier meer op de gedeelde zorg in het
team: collegiale consultatie, meer zorg voor de gewone leraren, ondersteuning
door de zorgcoördinator en ondersteuning vanuit het buitengewoon onderwijs.
Thema 4: Hoeger
onderwijs: outputfinanciering en flexibilisering hoger onderwijs leiden tot
niveaudaling en planlast
O.Kr:
outputfinanciering = aantasting kwaliteit
Ook outputfinanciering & flexibilisering in het hoger onderwijs, stel je voor als een
keuze voor meer kwaliteit. De mensen uit het onderwijsveld beschouwen het
echter als een aantasting van de kwaliteit. Het enkel financieren van de
geslaagde studenten zal leiden tot het vlugger laten slagen; wat tot
niveaudaling zal leiden. En flexibilisering leidt tot uitstelgedrag bij
studenten en niveaudaling.
FVdb:
outputfinanciering is geen dogma
Voor mij is outputfinanciering geen dogma. Ik wil daarover
een debat. Maar ik wil toch verduidelijken waarom we die denkpiste lanceren.
Dat de helft van de studenten in het eerste jaar mislukt, is blijkbaar het
probleem niet van de universiteiten en hogescholen. Ik vind dat wij het recht
hebben om te zeggen: Wat gebeurt er nu met die jonge mensen? Waarom mislukken
die op grote schaal? Is dat eigenlijk niet een soort van verkwisting en leidt
dit niet tot frustratie? Outputfinanciering is een methode die we voorstellen
om de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor het slagen van studenten
scherper te stellen. Het is heel gemakkelijk om bij instellingen hoger
onderwijs een consensus te bereiken over financieringssystemen, waarbij scholen
gegarandeerd geld krijgen als een student zich inschrijft en die scholen zich
voor de rest niet veel moeten aantrekken van hun maatschappelijke
verantwoordelijkheid voor de studenten.
O.Kr.:
kwaliteitscontrole verder bemoeilijkt
Outputfinanciering en flexibilisering ondermijnt hoe dan ook
de kwaliteitscontrole vanwege de lerarenopleiding. Onze belangrijkste
instrumenten voor kwaliteitsbewaking worden stelselmatig afgeschaft. Een paar
voorbeelden. Vroeger hadden we tijdens het eindexamen en de eindstage een
inspecteur als controleur naast ons. Ook de oefenscholen waar onze studenten
grondig werden begeleid en geëvalueerd werden afgeschaft. Later moesten we de
studenten laten slagen en vrijstellingen geven vanaf 50 %. Met de recente
flexibilisering en de eventuele outputfinanciering wordt de niveaubewaking nog
verder ondermijnd.
O.Kr: malaise in
hoger onderwijs & minder gelijkvormigheid
O.kr. :De malaise
is ook vrij groot in het hoger
onderwijs. Volgens een onderzoek waren 80 % van de HOBU-docenten niet tevreden
over de HOBU-hervorming
Het hoger onderwijs was het meest de dupe van het
omwentelingsbeleid. Volgens de docenten, volgens de meeste rectoren en volgens
Marc Reynebeau leidde ook de ondoordachte Bologna-operatie vooral tot veel
chaos, bureaucratisering en ontmoediging. Bologna sorteerde ook averechtse effecten: in
plaats van meer eenheid in het onderwijs, meer verscheidenheid tussen de
scholen, sterke toename van aantal specialisaties/richtingen ipv
rationalisering,
(b.v. ook tweemaal zoveel regentaten lichamelijke ovodeing
dan voorheen.). Minister Luc Van den
Bossche erkende dat de hervormingen ook tot bureaucratie binnen de hogescholen
hadden geleid, maar waste de handen in onschuld. Zowel bij de HOBU- als bij de
Bologna-hervorming stonden de docenten buiten spel.
FVdb: inschakeling in Europees verhaal is heel
positief
.De Bologna-hervorming is eigenlijk opgestart in 1999. Vier
jaar later is er het decreet in Vlaanderen gekomen. Ik kan me inbeelden dat dit
een aantal mensen overvallen heeft. Maar dat waren dan toch mensen die
eigenlijk niet verder keken dan wat er gebeurde onder de kerktoren. Mensen die
mee waren met dat Bologna-verhaal, wisten dat er zoiets op komst was.
IKkdenk dat de Bologna-hervorming in essentie goed is. We
hebben 4 jaar de tijd genomen om dat in Vlaanderen te implementeren. Die
invoering is inderdaad stresserend, zon hervormingsprogramma leidt tot druk.
Maar ik denk dat het nodig was. Als het gaat over hoger onderwijs, moet je je
toch inschakelen in een Europees verhaal. En ja, dat is stresserend. Het moest
gebeuren. (NvdR: sinds het interview is de kritiek op het Boilogna-verhaal en
de door de Van den Broucke
vooropgezetrte hervormingen voor het hoger onderwijs -outputfinanciering, flexibilisering ... heel
sterk toegenomen.)
O.Kr.: averechtse
effecten van hervorming hoger onderwijs
en Bologna
U stelt dat die hervormingen noodzakelijk en doordacht
waren. Maar hoe komt het dan dat ze zo veelal tot averechtse effecten leidden?
Een voorbeeld. Bij de hervormingen stond o.a. de rationalisering van het aanbod
centraal. Maar de HOBU-hervorming heeft er voor gezorgd dat er nu b.v. twee
keer zoveel regentaten lichamelijke opvoeding zijn dan vóór de HOBU-hervorming
Hetzelfde geldt voor andere afstudeerrichtingen. Aan de universiteiten heeft
Bologna geleid tot een grote chaos met al die nieuwe richtingen. U heeft dat
zelf aangeklaagd! In een Bologna-dossier in Onderwijskrant hebben we de
verschillende nefaste gevolgen van de hervormingen uitvoerig belicht,
geïllustreerd met veel getuigenissen van rectoren en docenten. We zitten met
een grote malaise in het hoger onderwijs en met een daling van het niveau, maar
de beleidsmensen en politici sluiten de ogen en oren.
FVdb: Bologna biedt heel veel kansen
Ik denk dat het Bologna-verhaal ons moet toelaten om zeer
verschillende talenten van mensen beter tot hun recht te laten komen als je ten
minste de mensen juist oriënteert, en als je bijvoorbeeld vermijdt dat je een
soort van academic drift krijgt waarbij je denkt dat ieder per se in een
master moet eindigen. Die professionele bachelors zijn een enorme kans om een
hoog niveau van onderwijs te geven in een Europees kader, met Europese
mobiliteit, voor mensen die daar talent voor hebben. Maar wat we moeten
vermijden, is dat er een soort academic drift ontstaat waarbij iedereen denkt
dat hij in een academische richting moet zitten.
Thema 5: Utopische
& egalitaire GOK-uitgangspunten van sociologen en beleidsmensen .
O.Krant: foute GOK-uitgangspunten aan basis herstructureringsplannen s.o.
Het is bekend dat we met Onderwijskrant absoluut niet
akkoord gaan met de 'officiële' uitgangspunten van het GOK-beleid waarop de
krasse (beleids)uitspraken over de sociale discriminatie en de voorstellen voor
een gemeenschappelijke eerste graad gebaseerd zijn.
Het gaat om foute uitgangspunten die ook door Ides Nicaise
(HIVA) en door het Steunpunt-GOK vooropgesteld worden:*De intellectuele aanleg
is evenredig verdeeld over alle bevolkingsgroepen. *Er is ook nog evenveel
'verborgen talent' aanwezig als in de jaren '50 het geval was. *Dus moeten we
evenredige vertegenwoordiging in aso e.d. nastreven en bereiken. *Er is
momenteel geen evenredige (afkomstloze) vertegenwoordiging in aso & hoger onderwijs. *Besluit: vooral dé sociale afkomst
bepaalt het onderwijsniveau, de sociale discriminatie is enorm: op het vlak van
de democratisering staan we nog nergens.In 1979 al schreef Onderwijskrant (nr.
9)- dat deze uitgangspunten over de evenredige aanleg en vertegenwoordiging
foutief waren. De Nederlandse socioloog Wesselingh poneerde onlangs zelfs dat
geen enkele serieuze wetenschapper nog achter deze uitgangspunten staat. Michael
Young voorspelde al in 1958 de
intellectuele afroming van de arbeidersklasse als gevolg van de
doorstromingskansen. Er zijn ook weinig of geen sp.a-toppolitici meer die uit
een handarbeidersgezin komen. Toch blijven dat de uitgangspunten van het
'officiële' GOK-debat en van de sp.a.-teksten over gelijke kansen, van de
beleidsverklaring, van de hervormingsplannen voor het s.o; ... Het nastreven
van de 'egalitaire' GOK-utopie leidt tot
het niet (h)erkennen en minachten van de klassieke GOK-hefbomen en van de
afgelegde weg en tot nefaste hervormingsvoorstellen als het doorbreken van de
schotten in het s.o.
Repliek FVdb: akkoord:
geen evenredige verdeling van aanleg, maar invloed van omgeving blijft groot
U moet me niet overtuigen van de ongelijkheid van mensen. Ik
zal misschien nog pretentieuzer klinken als daarnet want ik zal opnieuw uit
eigen werk citeren. Ik ben niet een
socialist zoals sommige socialisten uit de 19de eeuw, zoals Robert Owen, die
geloofden dat mensen gelijk geboren zijn en dat de 'omgeving' het enige is wat
telt Ik ga er vanuit dat we erg verschillend geboren zijn, en nog erg verschillend
beïnvloed tijdens de eerste levensjaren. Dus, we zijn niet gelijk. Dan zorg je
toch voor maximale gelijke kansen op ontplooiing van die talenten, in de
wetenschap dat die talenten niet alleen verschillend zijn sommigen hebben
talent voor techniek, anderen voor talen, voor wetenschappen enz. maar dat
sommige talenten tout court ook veel moeilijker aan te boren zijn. Je moet mij
daarvan niet overtuigen.
Ik ga wel akkoord met
uw stelling dat de doorstroming als gevolg van de eerste democratiseringsgolf
ongetwijfeld geleid heeft tot een stuk afroming van mensen met cognitieve
talenten uit de arbeidersklasse. Dit is een van de redenen waarom een tweede
democratiseringsgolf inderdaad niet vergelijkbaar is met wat we in de jaren 50
aan doorstroming gerealiseerd hebben. Maar tegelijkertijd onderlijnt onderzoek dat omgevingsfactoren in de eerste levensjaren
wèl heel bepalend kunnen zijn voor de kansen die dan geopend worden of gesloten
blijven. De opdracht waarvoor we vandaag staan is nieuw en anders, en dat is
ook de manier waarop ik het stel in mijn beleid. De belangrijkste vraag luidt:
wat doe je voor diegenen die - hetzij door erfelijke aanleg, hetzij door hun
eerste levensjaren - heel ver af staan van wat je in de school moet leren? Wel,
voor hen moet je meer doen. Als we het daarover eens zijn, zijn we al heel ver.
Thema
6: Wereldkampioen sociale discriminatie? Te grote prestatiekloof?
O.Kr.:
meer i.p.v. minder onderwijskansen in Vlaanderen
In deze context reageerden we de voorbije jaren ook op de
(beleids)slogan dat Vlaanderen wereldkampioen 'sociale discriminatie' is en op uw slogan dat ons onderwijs enkel sterk is voor de
sterke leerlingen, maar zwak voor de zwakkere.
De Gentse PISA-onderzoeker Luc Van de Poele zei herhaaldelijk dat alle
categorieën leerlingen ook deze uit de 'laagste' sociale milieus
opmerkelijk beter scoren dan in de meeste landen, maar dat men dit officieel
niet graag hoort. En professor Dirk Van Damme, uw eigen kabinetschef, schreef
samen met Jan Van Damme naar aanleiding van TIMSS '99 dat onze 2% zwakste
leerlingen nog even goede resultaten behaalden als de groep van de 25% zwaksten
overal ter wereld.. Dan kan je toch moeilijk beweren dat Vlaanderen hét land is
waar de kinderen uit de lagere sociale klassen het meest gediscrimineerd
worden! Ook inzake gelijke kansen zit Vlaanderen bij de top. We betreuren dat
voorstanders van b.v. het doorbreken van de schotten in het s.o. er steeds ten
onrechte van uitgaan dat de sociale discriminatie in onze lagere cyclus s.o. groter is en dat dit dt het gevolg is
van onze gedifferentieerde structuur.
Repliek
FVdb: Akkoord, kansarmen presteren wel beter, maar grotere discriminatie
anderstaligen
Jullie stellen dat de staart van minstpresterenden in
Vlaanderen het toch nog altijd beter doet dan de minstpresterenden elders. Die
stelling is juist en niet juist. Het is iets genuanceerder. De betere score
voor de zwakkere leerlingen in Vlaanderen gaat niet op voor een deel van die
groep, voor de minstpresterenden die thuis een andere taal dan de
instructietaal spreken.
We hebben de onderzoekers van de Gentse universiteit
echter gevraagd om ook eens het gemiddelde van de PISA-resultaten voor wiskunde
te berekenen van de leerlingen die thuis Nederlands spreken en van hen die thuis
geen Nederlands spreken. We hebben gevraagd of ze die gemiddelden ook konden
vergelijken met gelijkaardige gemiddelden in andere landen. Wat blijkt nu? De kloof tussen beide groepen bij ons enorm
groot
O.Kr.:
geen wereldkampioen 'sociale discriminatie'; ongenuanceerde uitspraken over lot
allochtone leerlingen
Tot nu toe is wel altijd gezegd dat de totale groep
zwakkere leerlingen en de groep leerlingen uit lagere milieus zwakker
presteerden dan elders. Nu gaat u akkoord met onze stelling dat dit niet het
geval is, maar u brengt tegelijk een nuance aan. Als je enkel de groep
leerlingen bekijkt die thuis geen Nederlands spreekt, dan kan er een nuance
optreden. We hebben overigens daarnet al gezegd dat ons taalbeleid voor die
leerlingen sterk kan verbeterd worden.
Vergelijkingen met andere landen zijn hier wel heel
moeilijk, omdat de uitdrukking 'leerlingen die thuis de instructiestaal niet
spreken' in de verschillende landen anders geïnterpreteerd wordt. Verder kan je
b.v. leerlingen in Vlaanderen die thuis Marokkaans spreken geenszins
vergelijken met anderstalige in Finland die b.v. thuis Zweeds spreken. De groep
allochtone leerlingen vertoont in de verschillende landen een uiteenlopend
profiel en is dan ook moeilijk vergelijkbaar. Maar als we het eens zijn over de
stelling dat het huidige taalbad voor anderstalige leerlingen in elk geval te
weinig intensief is, dan lijkt ons dat al heel belangrijk.
Samen met enkele allochtone politici vinden we tegelijk
dat de allochtonen door beleidsmensen e.d. al te eenzijdig in de
slachtoffersrol geduwd worden, met alle nefaste gevolgen vandien. Het is toch
ook merkwaardig dat de meisjes veel beter presteren dan de jongens. Het debat
over de eventuele discriminatie van allochtone leerlingen moet veel
genuanceerder gevoerd worden.
O.Krant.:
grote prestatiekloof = grotere discriminatie? Nee!
Onze berleidsmensen en onderwijssocioolgen pakken o.i. ook al te graag uit met de zgn. prestatiekloof
tussen de sterkste en de zwakste leerlingen. Dat lijkt ons opnieuw een foutief
GOK-uitgangspunt: kwaliteitsonderwijs leidt eerder tot het vermeerderen dan tot
het verminderen van de verschillen. In landen waarbij zowel de zwakkere als de
sterkste leerlingen lager scoren dan bij ons, zijn de verschillen tussen beide
groepen meestal kleiner, maar ook de onderwijskansen. Als je alle kleuters uit
de klas van Kim Clijsters destijds optimale tennislessen gegeven zou hebben,
dan zouden de leerlingen met weinig aanleg behoorlijke vorderingen gemaakt
hebben, maar het verschil in tennisvaardigheid met Kim zou toch steeds verder
toegenomen zijn.
Je mag je dus niet zomaar baseren op de grootte van de
verschillen zoals dit ook in uw beleidsteksten het geval is. Je moet nagaan
of de zwaksten en de middelmatigen voldoende vorderen en of ook de sterksten
maximaal presteren. We vermoeden dat ons onderwijs zelfs beter presteert dan
het Finse, als we rekening houden met het feit dat Finland minder (zwakkere)
allochtone leerlingen kent, en er daar ook veel kleinere sociale verschillen
zijn en minder verpaupering in de steden.
We betreuren ten zeerste dat onderwijssociologen,
Steunpuntdirecteurs, beleidsmakers ... blijven beweren dat we wereldkampioen
sociale discriminatie zijn
Repliek
FVdb: Vlaamse allochtonen sterk gediscrimineerd
.Als je je baseert op een indicator thuis de
instructietaal niet spreken, dan doen we het in Vlaanderen echt niet goed. Wij
zijn in staat om in ons onderwijs vele Kim Clijsters te maken; wij slagen daar
dus goed in. Maar dan is het ethisch revolterend dat je er niet in slaagt om
voor een ander onderwijsprobleem, namelijk het probleem van de thuistaal die
niet de instructietaal is, het even goed te doen als het PISA-gemiddelde. Ik
denk dat we moeten opletten dat we niet zelfgenoegzaam zijn. In de jaren 50
hadden Vlamingen ambitie; ze wilden hogerop. Dat gold voor de maatschappelijke
elite die Vlaanderen wilde emanciperen, en dat gold ook voor de
arbeidersklasse.
Onderwijskrant:
masochisme en stemmingmakerij
Samen met de Leuvense professor Kelchtermans betreuren we
precies de vele masochistische uitlatingen, de permanente stemmingmakerij.
Anderzijds delen we uw grote bezorgdheid voor de kinderen die thuis niet de
instructietaal spreken. En dit was/is precies ook onze grote kritiek t.a.v. het
GOK-taalbeleid van de overheid en t.a.v. de ondersteuners van OVB en GOK We hebben nog steeds geen intensief
NT2-onderwijs!)
Thema
7 : O.Kr. als pleitbezorger effectieve zorgverbreding& OVB: haaks op
GOK-Steunpunten
Ook wij negeren geenszins de invloed van het onderwijs. Zelf
waren we in Vlaanderen de eersten die pleitten voor een
onderwijsvoorrangsbeleid al op het VLO-startcolloquium van 1 september 1973.
In september 1991 beschreven we in een dubbelnummer van Onderwijskrant de
aanpak voor een effectief zorgverbredingsbeleid en dat bracht een en ander op
gang. We waren hierbij niet enkel ambitieus, maar tegelijk heel realistisch. We
streven geen utopische doelstellingen na en pakken niet uit met slogans over
sociale discriminatie. Er zijn nu al veel vormen van extra ondersteuning voor
kansarme leerlingen, maar ze zijn jammer genoeg niet altijd even
effectief.
O.Kr.: dé
GOK-hefbomen uit jaren 1950: degelijke instructie en volksverheffing
De democratisering van het onderwijs was en is een
belangrijke doelstelling van Onderwijskrant. Wij delen dan ook uw passie voor gelijke
onderwijskansen (GOK). Maar de onderwijskansen zijn de voorbije decennia wel wat afgenomen
omdat pedagogische praatjesmakers en beleidsmensen de klassieke pijlers van
degelijk onderwijs en volksverheffing in vraag stelden. De gezagsvolle leraar
werd vervangen door de leraar-coach. Kennis en basisvaardigheden werden minder
belangrijk; vrij initiatief, zelfstandig leren en constructivisme stonden
centraal
De kritiek op de klassieke aanpak klonk ongenuanceerd. Vlaanderen
heeft gelukkig meer effectieve aanpakken behouden dan Frankrijk (en Wallonië)
en presteert dan ook beter. Maar ook hier stellen veel beleidsmensen,
onderwijsondersteuners, CEGO-Leuven (Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs),
al jaren de belangrijkste onderwijspijlers en GOK-hefbomen in vraag. Ook hier
waren/zijn het zelfontplooiingsdenken, het constructivisme, het zelfontdekkend
leren, het steeds minder kennis
in opmars. Kinderen met leerproblemen,
kinderen uit sociaal zwakkere milieus en allochtone leerlingen zijn hier het
meest de dupe van; zij hebben nog meer nood aan een gestructureerde aanpak. Bent
u het eens met het standpunt dat we inzake GOK in de eerste plaats de 'gewone'
pijlers van degelijk onderwijs moeten veilig stellen en verstevigen i.p.v. ze
onderuit te halen?
FVdb: eigentijdse
GOK-aanpak nodig want tijden zijn verandert
Maar de huidige onderwijscontext verschilt in sterke mate
met die uit de jaren '50 en '60 en dit vergt ook een eigentijdse GOK-aanpak. In
de jaren 50 waren de welvaart en het comfort in en buiten de klas veel
kleiner. Die school met weinig leermiddelen situeerde zich in een samenleving
met weinig leer- en informatiekanalen. In de huidige samenleving heb je veel
meer concurrerende informatiekanalen en leermiddelen.
De relaties tussen de mensen waren ook andersDe
gezagsrelatie is totaal veranderd, ook binnen het onderwijs. Wij zijn allemaal
'clever people' geworden
. Wij hebben het moeilijker met relaties waarbij die
dienstverlening ook een zeker gezag veronderstelt.. In het onderwijs heb je een
beetje hetzelfde; je hebt een natuurlijke gezagsrelatie nodig. In de jaren 50
kwam die veel evidenter tot stand dan vandaag. En daarmee moeten we ook leren
leven. Het soort van gezagsrelatie dat je in onderwijs nodig hebt, is eigenlijk
weggevallen en hier zijn allerlei redenen voor.
Leerlingen komen op vandaag ook veel meer met persoonlijke
problemen naar de school.De situatie van vandaag is dus nogal verschillend van
die van de jaren 50. We moeten dus opletten dat we niet bevangen worden door
een soort van heimwee naar vroeger; de wereld van vandaag is echt veranderd. Omtrent
de vraag welke nu de beste GOK-aanpak is, pleit ik voor nuancering. Ik denk dat
we geen nood hebben aan extreme standpunten. Het is m.i. zo dat je een goed
evenwicht moet vinden tussen directe instructie en zelfsturend leren, tussen
structuur en vrij initiatief. Dat denk ik dus ook. Maar 'leren leren' is
vandaag belangrijker dan in de jaren 1950 en dus zal het evenwicht anders
liggen; en dat is normaal.
Repliek O.Kr: zelfstandig werk en 'leren
leren' ook in jaren vijftig
In de jaren vijftig moesten we wellicht meer zelfstandig
werken dan nu het geval is b.v. veel en langdurig oefeningen maken, lange
teksten analyseren, opstel en/of verhandeling maken, veel boeken lezen
Binnen
het instructiemodel is er veel ruimte voor het zelfstandig werken. We waren als
leerling ook sterk inzake het zgn. 'leren leren'; die vaardigheid leerden we
vooral impliciet via de opdrachten, taken en examens. We hadden daar zelfs
weinig expliciete lessen voor nodig. 'Leren leren' is niet nieuw en is geen
wondermiddel.
Thema 8: Meer
structuur voor zwakkere leerling nodig i.p.v. neomanie
O.Kr.: effectieve
(achterstands)didactiek in verdomhoek
Wij zelf pleiten in Onderwijskrant en in onze vakdidactische
publicaties over wiskunde, spelling, lezen, wereldoriëntatie
eveneens voor
een uitgebalanceerde en eclectische aanpak, voor vernieuwing in continuïteit.
Jammer genoeg vinden we dergelijke pleidooien veelal niet terug in
beleidsteksten en in publicaties van overheidsdiensten en beleidsadviseurs.
Waarom pleiten deze voortdurend voor cultuuromslagen, voor modieuze en
alleenzaligmakende aanpakken en tegen interactieve instructie, jaarklassen e.d.
De 'Dienst voor Onderwijsontwikkeling' (DVO) mocht in de 'uitgangspunten' bij
het decreet over de eindtermen het modieuze constructivisme opdringen en aldus
het instructiemodel in vraag stellen. Het GOK-steunpunt-CEGO pleit al een
kwarteeuw voor het ontplooiingsmodel. Steunpunt NT2-Leuven wees het
leerkrachtgestuurde leren af en pleit voor een constructivistische aanpak.
Pleidooien voor een effectieve (achterstands)didactiek blijven uit. We
betreuren dat traditionele GOK-hefbomen en het optimaliseren ervan weinig
of geen steun krijgen vanwege het beleid.
. FVdb: structuur
voor zwakkere leerlingen
Als jullie stellen dat zwakkere leerlingen meer nood hebben
aan structuur, dan beantwoordt dat dus precies aan mijn stelling. In die
toespraak over meertaligheid heb ik meermaals gezegd: we moeten ons de vraag stellen
of de onderwijsmethoden die momenteel gepropageerd worden, inderdaad goed zijn
voor de sterken maar ook voldoende structuur bieden voor de taalzwakke
leerlingen opdat ook zij zich maximaal zouden kunnen ontplooien. Jullie -
onderwijsdeskundigen - moeten daarop antwoorden. Dat veronderstelt inderdaad
een bezinning over de verhouding tussen taalstructuur-bieden enerzijds, en
taalvaardigheidsonderwijs anderzijds. Ik denk dat het antwoord daarop
genuanceerd is.
O.Kr.:
gestructureerde aanpak in verdomhoek
Zo genuanceerd zelfs dat o.i. precies taalvaardigheid ook
veel gestructureerde aanpak en inoefening vereist zaken die ontbreken in de
modieuze 'vaardigheidsdidactiek' van het Steunpunt NT2-Leuven. Veel beleidsadviseurs
stellen het gestructureerd onderwijsaanbod in vraag. Het leerproces moet vooral
zelfontdekkend en constructivistisch verlopen en ook de (basis)kennis zit in de
verdomhoek. Er is bijvoorbeeld veel degelijk onderzoek over effectieve
achterstandsdidactiek, maar niemand van uw Steunpunt-GOK of het CEGO verwees er
ooit naar omdat het bijna haaks staat op hun onderwijsvisie.
Zelf hebben we altijd gepleit voor een gestructureerde
aanpak waarvan de zwakkere en kansarme leerlingen maximaal profiteren en dus
ook voor het verder optimaliseren van de klassieke GOK-hefbomen die al hun
deugdelijkheid bewezen hebben. Precies daarom ontwikkelden we als didactici
passende methodieken voor lezen, rekenen en spelling. We dringen ook aan op een
meer gestructureerde aanpak van het taalonderwijs; in het bijzonder voor de
allochtonen.
FVdb: zelfstandig werken en 'leren leren' nu meer
nodig
Het is m.i. zo dat je een goed evenwicht moet vinden tussen
directe instructie en zelfsturend leren, tussen structuur en vrij initiatief.
Dat denk ik dus ook. Maar 'leren leren' is vandaag belangrijker dan in de jaren
1950 en dus zal het evenwicht anders liggen; en dat is normaal.
O.Kr: zelfstandig
werk en 'leren leren' ook in jaren vijftig/zestig
In de jaren vijftig moesten we wellicht meer zelfstandig
werken dan nu het geval is b.v. veel en langdurig oefeningen maken, lange
teksten analyseren, opstel en/of verhandeling maken, veel boeken lezen
Binnen
het instructiemodel is er veel ruimte voor het zelfstandig werken. We waren als
leerling ook sterk inzake het zgn. 'leren leren'; die vaardigheid leerden we
vooral impliciet via de opdrachten, taken en examens. We hadden daar zelfs
weinig expliciete lessen voor nodig. 'Leren leren' is niet nieuw en is geen
wondermiddel.
Thema 9:
Doorhollingsbeleid
O.Kr.:
doorhollingsbeleid & stemmingmakerij
In die context willen we het ook even hebben over het zgn.
doorhollingsbeleid. Een beetje schematiserend kunnen we stellen dat er ongeveer
rond 1989 een kentering is gekomen in het beleid. Vóór 1990 was er veel meer
rust in het onderwijs, meer professionele inbreng vanwege de leerkrachten, meer
welbevinden bij de praktijkmensen.
Er zijn tal van oorzaken voor het doorhollingsbeleid en de
frustraties van leerkrachten. Destijds kenden we meer vernieuwing in
continuïteit. Leerplannen werden opgesteld door ervaren leerkrachten.
Belangrijke (structuur)hervormingen werden vooral uitgedokterd door de hoge
raad van een specifieke sector, door ervaren en wijze mensen die veelal nog
voor klas stonden en opteerden voor 'vernieuwing in continuïteit' met behoud
van oude waarden. De voorbije decennia kwam de beleidsadvisering vooral in handen
van allerhande verander-vrijgestelden: ambtenaren, DVO, VLOR,
universiteitsprofessoren, expertisecentra, vrijgestelden
De vele stuurlui-aan
wal zijn als het ware vrijgesteld voor de permanente revolutie en kunnen dus
niets anders dan uitpakken met vernieuwingen en aldus ook werk zoeken voor de
eigen winkel.
Sindsdien kennen we een permanente stemmingmakerij tegen het
onderwijs en een doorhollingsbeleid het meest in het hoger onderwijs. Sinds
1991 kampen we bijvoorbeeld in de lerarenopleidingen met oeverloze discussies
en met permanente hervormingen die telkens een aantasting betekenen van de
kwaliteit. Ook Rik Van Cauwelaert (KNACK) schreef onlangs dat de opeenvolgende
ministers veel schade toegebracht hebben aan het onderwijs door het voeren van
een doorhollingsbeleid. Volgens een enquête van 'De Standaard' (29 aug. 2003)
was 90 % van de leerkrachten secundair onderwijs absoluut niet tevreden over
dit beleid. We hopen nog steeds dat u erin zal slagen dit doorhollingsbeleid
een halt toe te roepen. Dat zou o.i. de belangrijkste beleidsprioriteit moeten
zijn.
O.Kr.:
Doorhollingsbeleid en slingerbewegingen
Ook voor andere onderwijsniveaus wordt voortdurend gepleit
voor radicale cultuuromslagen: zelfstandig leren, constructivisme, enz. Hier
kunnen we een en ander leren uit ervaringen met slingerbewegingen in het
buitenland. In Engeland stelde men rond 1990 vast dat er teveel aandacht was
voor het vrije initiatief van de leerling en voor zelfstandig leren, maar te
weinig voor gerichte instructie, structuur en leerresultaten. Men voerde
opnieuw meer interactieve 'whole class teaching' en productcontrole in. Men
stelt er nu vast dat daardoor de leerlingen ook beter presteren ook in
landenvergelijkend onderzoek.
De Nederlandse beleidsadviseurs propageerden jaren geleden
heel sterk het 'Studiehuis', het in sterke mate zelfstandig leren in het s.o.
en dit niettegenstaande onderzoekers en leerkrachten wezen op het feit dat het
studiehuis niet haalbaar en niet wenselijk was. De Nederlandse minister grijpt
nu in om het Studiehuis terug te draaien en beklemtoont weer meer het belang
van kennis. In Nederland is er ook veel kritiek op de
mastodontscholen(groepen). De Franse onderwijsminister liet onlangs weten dat
de globaliserende leesmethodiek niet meer mag toegepast
|