Onderwijskrant 184 (januari 2018)
1.Intensief
moedertaal-gebruik & eerst leren lezen en schrijven in de thuistaal Negatie visie van leerkrachten en ouders
Piet Van Avermaet en
zijn Steunpunt Diversiteit propageren al
vele jaren het intens gebruik maken van de moedertalen op school. Ze
begeleidden b.v. ook het Gents thuistaalproject 2008-2012 waarbij de Turkse
leerlingen eerst leren lezen en schrijven in het Turks à rato van 4 lesuren per
week in het kleuter en de eerste graad lager onderwijs.
Zij beroepen zich hierbij op de controversiële theorie van
Cummins/Krashen. In een kritiek op ons pleidooi voor intensief NT2-onderwijs
vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs reageerde ook Helene Passtoors
verontwaardigd met een beroep op Cummins:
Feys beseft blijkbaar niet dat het af te raden is om iemand direct te
leren lezen in een taal die hij/ zij niet of onvoldoende kent. Dat moet
eigenlijk eerst in een taal die de leerling vloeiend spreekt. De validiteit en betrouwbaarheid van de
studies van Cummins en Krashen werden in talrijke studies betwist.
De controversiële
visie van Cummins & Krashen leidde er toe dat b.v. in Californië de Spaanstalige leerlingen
op de kleuterschool en eerste graad enkel les kregen en leerden lezen en
schrijven in het Spaans. De introductie van het Engels gebeurde geleidelijk.
Leerlingen zouden dus eerst een aantal jaren in de moedertaal les moeten
krijgen. Op basis van de kennis van het Spaans zouden de leerlingen dan veel vlotter het Engels als
tweede taal leren. De resultaten bleven uit en het leidde tot een schooloorlog
in Californië. Het Gents thuistaalproject ging uit van dezelfde theorie, maar
dan in een afgeslankte vorm. Ook het Gents thuistaalproject stootte op veel
kritiek van Turkse ouders en leidde geenszins tot een betere kennis van het
Nederlands.
De recente GO!-taalrichtlijnen over meertalig onderwijs
beroepen zich overigens ook expliciet op Cummins visie & publicaties. Op 28 november in De Ochtend en in
het programma Hautekiet (27 november) bejubelde Van Avermaet de
taalrichtlijnen. Hij poneerde o.a.: De
moedertaal is een hefboom om Nederlands
te leren. Stel dat een leraar een wiskundeoefening geeft in de lagere school.
Eén Turkse leerling begrijpt er niets van en een andere wel. Laat dan die
laatste de oefening in het Turks uitleggen aan de andere leerling. De leraar
kan daarna vragen aan de zwakkere leerling om in het Nederlands te vertellen
wat hij net geleerd heeft. Hij stelde dat ook groepswerk in b.v. het 5de
leerjaar met medeleerlingen in de eigen moedertaal -zoals het GO! voorstelt -
ook heel zinvol was. Hij beweerde verder
nog dat b.v. kinderen die thuis enkel b.v. Turks spreken, ook nog de kans
moeten krijgen om Turks te leren op school (cf. Gents thuistaalproject).
Hij verzweeg dat ook uit een studie van Orhan Agirdag
& Mieke Van Houtte uit 2014 bleek dat de Turkse ouders willen dat hun
kinderen aangespoord worden om zoveel mogelijk Nederlands te spreken. En uit
een andere studie van Agirdag en Van Houtte bleek dat ook de Turkse leerlingen
dezelfde mening waren toegedaan (zie punt 7).
Steven Delarue (Pedagogisch Centrum Stad Gent) beweerde: Het GO! heeft
zich gebaseerd op tal van wetenschappelijke studies, proeftuinen en bronnen,
maar ook op sterke noden en vragen uit het werkveld. Van Avermaet en Delarue
weten nochtans maar al te best dat het
Gents thuistaalproject geen positieve invloed had op de kennis van het
Nederlands, dat niet enkel de leerkrachten, maar ook de Turkse ouders dat niet
wensen. Volgens de HLN-poll waren ook 93% van de 35.000 respondenten tegenstander van de GO!-richtlijnen. En uit
de vele reacties in de media bleek dat
ook de leerkrachten, Rik Torfs, Dirk Van Damme (OESO) en vele anderen het
een te verregaande en eenzijdige taalleidraad vonden.
Voorstanders verwezen
ook graag naar landen als Zweden,
Finland & Canada
waarin gesteld werd dat b.v.
Zweedse anderstalige leerlingen eerst jaren lang les krijgen in de eigen
moedertaal en pas later in het Zweeds.
Ida Willemsen reageerde op die uitspraak en op de nieuwe GO!-taalrichtlijn. Zij
stelde Wij wonen al bijna 10 jaar in
Zweden. Onze dochter was 4 jaar toen we emigreerden. Zij is vanaf dag 1 naar
school gegaan en daar wordt enkel in het Zweeds gesproken. Dit is van groot
belang voor een vlotte integratie en voor de ontwikkeling van sociale
vaardigheden. Momenteel is zij een van de beste leerlingen in haar klas, zelfs
in de Zweedse taal. Alle vakken worden in het Zweeds gedoceerd. Wat heeft het
gebruik van de landstaal in de school met respect voor culturele identiteiten
te maken? Onderschat kinderen niet: als ze willen, leren ze een vreemde taal
heel snel. Marianne Beniest getuigde over Canada: Mijn kinderen hebben
onderwijs in een Canadese school gevolgd. In de Canadese school zaten
hoofdzakelijk Aziaten. In de klas werd alleen Engels gesproken .
Dirk Van Damme (OESO-expert onderwijs) reageerde op 27
november heel scherp op de uitspraken van Van Avermaet: Piet Van Avermaet
vertegenwoordigt slechts één stroming in
de sociolinguïstiek. Gebruik moedertaal op school kan snel leiden tot
segregatie. De onderwijstaal Nederlands is ook een middel om ouders tot het leren en gebruiken
van het Nederlands aan te zetten. Is het
dan aangewezen de moedertalen meer in de school te brengen, of eerder ambitieus
te zijn in het verwerven van Nederlands?
2 In een NT2-taalbad verdrink je, en
taalprobeem is aangepraat door
politici ed.
2.1 Geen NT2 :in een taalbad verzuip je & verzet tegen taaloproepen van ministers
Tegelijk vinden Van
Avermaet en zijn Centrum Diversiteit & onderwijs de kennis van het
Nederlands niet zo belangrijk voor de leerresultaten en de integratie in de
maatschappij. Zij verzetten zich de
voorbije 10 jaar ook steevast tegen het taalalarm en de taaloproepen van de
ministers Vandenbroucke, Smet en Crevits, tegen de invoering van intensief NT2
vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs; tegen de vele lessen Nederlands
binnen OKAN-klassen,
In 2008 poneerde Van
Avermaet in zijn verzet tegen de taalplannen van minister Vandenbroucke, dat
hij het absoluut NIET eens was met volgende stellingen: *dat migrantenkinderen
vanuit hun achtergrond vaak een
taalprobleem hebben *en dat dit een
negatieve invloed heeft op hun leerprestaties *dat men zonder Nederlands
onmogelijk goed kan functioneren; dat kennis van het Nederlands maatschappelijk
allerhande mogelijkheden opent die er anders niet zouden zijn. (Taal,
Onderwijs en de samenleving, EPO, 2008).
Van Avermaets
medewerkster Pulinx, drukte op december j.l. in De Ochtend net als Van Avermaet haar verzet tegen de
taaloproepen van de opeenvolgende onderwijsministers uit: "We stoten hier op de paradox: het beleid is
erop gericht om alle leerlingen
kansen Nederlands te geven om het goed
te doen op school, maar door die dynamiek krijgen we net een tegenovergesteld
effect." Geen intensief NT2 vanaf
de eerste dag van het kleuteronderwijs, want In een taalbad verzuip je,
poneerde Piet Van Avermaet op 14 april 2014 in de krant De Standaard in een
reactie op een aantal pleidooien voor meer aandacht voor het leren van het
Nederlands: We moeten af van de gedachte dat altijd Nederlands spreken op
school beter is. Kinderen bloeien immers
pas open als hun thuistaal niet verdrongen wordt. De metafoor van het taalbad
wordt al veertig jaar gebruikt, sinds er migrantenkinderen in onze scholen
kwamen. En we merken dat dat bad geen garantie is om volwaardig het
Nederlands te leren. Een hele dag instructie in het Nederlands,
en nooit even in je eigen thuistaal tot rust komen, en de volgende dag weer in
dat zwembad gegooid worden, doet leerlingen afhaken (voel je de link met
gelijke onderwijskansen? Om een tweede taal te leren heb je contact nodig in
die taal, input. Maar het is nergens aangetoond dat je die input constant nodig
hebt. Het duurt overigens minstens vijf jaar sommige onderzoekers spreken
over elf jaar om je die tweede taal als instructietaal eigen te maken
Het aantal
minuten/uren per dag dat een anderstalige leerling de kans krijgt om
daadwerkelijk Nederlands te spreken en te oefenen is vrij miniem in
vergelijking met de vele uren waarin hij veelal zijn thuistaal kan spreken en
beluisteren - en met de belangrijke eerste levensjaren waarin hij vaak enkel de thuistaal leert. Ons
pleidooi voor intensief landstaalonderwijs vanaf de eerste dag van het
kleuteronderwijs betekent ook veel meer dan een taalbad en wordt in tal van
landen met succes toegepast. Hoe jonger
de leerlingen zijn hoe beter.
Van Avermaet en Co
houden de invoering van intensief NT2 al 20 jaar tegen, en zijn dan achteraf verwonderd dat
anderstalige leerlingen grote problemen blijven hebben met het Nederlands. Je
moet maar durven!
2.2 Taalproblemen Nederlands enkel gevolg van discriminatie, kansenongelijkheid!??
Piet Van Avermaet
& Kris Van den Branden (Steunpunt NT2) beweerden in 2004 dat de problemen
van anderstalige leerlingen enkel het gevolg zijn van sociale discriminatie:
Het leerpotentieel en de bereidheid leerinspanningen te leveren zijn gelijk verdeeld over de verschillende
volkeren en bevolkingslagen. Als
kinderen van een andere etnische afkomst
slechter presteren is er enkel sprake van systematische
kansenongelijkheid en discriminatie (Steunpunt GOK, Beter, breder en met meer
kleur, 2004).
Van Avermaet stelde
Men gaat er ten onrechte van uit dat veel immigranten onvoldoende Nederlands
kennen om te functioneren in onze samenleving. We hebben voorbije decennia
gezien hoe de ideologie van het belang van Nederlands zich steeds comfortabeler nestelde in de publieke opinie. " Van Avermaet & Co bekritiseerden ook herhaaldelijk het OKAN-onderwijs: Men gaat er ten onrech
-te van uit dat anderstalige kinderen vanuit hun achtergrond een taalprobleem
hebben. Ook het doel van het opvangonderwijs (OKAN) is de kinderen te mainstreamen, ze nadien in de gewone
klassen te kunnen opnemen, waar ze dan na enige tijd naast Nederlands ook Frans
en Engels aangeleerd krijgen, en zo een nieuw meertalig individu worden. Dat
laatste soort meertaligheid is geldig, en het danst op een solide vloer van
Nederlandse eentaligheid. De meertaligheid van die anderstalige nieuwkomers
heeft geen enkele waarde als taalbagage
(in: Wiens Nederlands? Over taalnaïviteit in het beleid, in: Sampol, 31 maart
2006.) In de recente OKAN-studie
formuleren Van Avermaet, Van den Branden en Co ook kritiek op 1 jaar intensief
taalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het s.o. een aanpak die ook in
het buitenland nochtans meestal wordt
toegepast.
Zij dringen er op aan
het OKAN-taalbad te beperken tot een periode van drie tot zes maanden
(Cartografie en analyse van het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers
en OKAN-leerlingen, januari 2017).
2.3 Monopolie inzake GOK- & taalondersteuning
Niettegenstaande het
verzet tegen de taaloproepen van de opeenvolgende onderwijsministers en tegen de invoering van NT2-onderwijs, kregen de GOK
Steunpunten van Van Avermaet, Kris Van den Branden en Ferre
Laevers in de periode 1991-2010 het monopolie inzake GOK- en taalondersteuning.
En ondanks het feit dat die dure GOK-Steunpunten weinig of geen resultaten
opleverden, mochten Van Avermaet en Co ook de voorbije jaren een 5-tal
gesponsorde taalstudies leiden. Van Avermaet en Co pakten de voorbije jaren vooral uit met de
vele zegeningen van frequent moedertaalgebruik, met b.v. ook het eerst leren lezen en schrijven
in het Turks in een Gents experiment dat
ze enkele jaren geleden begeleidden. Zo slaagden ze er ook in minister Crevits,
de meeste leden van de commissie onderwijs, de VLOR en de onderwjskoepels te
overtuigen van de zegeningen van het thuistaalgebruik.
Samen met 2 andere
GOK-Steunpunten ontving het Steunpunt Diversiteit gedurende bijna 20 jaar
jaarlijks 75 miljoen BFR voor invoering NT2 & voor achterstandsonderwijs,
maar het resultaat was eerder contraproductief en de taalproblemen bleven even
groot. In 2004 pakten de
Steunpuntdirecteurs nochtans zelfvoldaan uit met de stelling dat door hun
toedoen nu alles o.k. was in het basisonderwijs. Minister Crevits poneerde echter onlangs dat
de grote GOK-investering blijkbaar
weinig resultaten had opgeleverd. In PISA- & TIMSS-2015 werd immers
vastgesteld dat de (taal)problemen van anderstalige leerlingen niet afgenomen
zijn.
3
Gents thuistaalproject: eerst in thuistaal leren lezen en schrijven als
wondermiddel?
3.1 Gents intensief thuistaalproject: ook
eerst lezen lezen & schrijven e.d. in het Turks
In een taalbad verzuip je van 14 april 2014 poneerde Van
Avermaet niet enkel dat een taalbad
niets uithaalt, maar wel het moedertaalgebruik op school. Hij verwees naar een door hem begeleid Gents
thuistaalproject 2008-2012 waarbij Turkse kinderen eerst leren lezen en
schrijven in het Turks à rato van 4/5
uren per week in kleuteronderwijs en eerste graad lager onderwijs; onderwijs
dus in eigen taal en cultuur (OETC). We lazen: Het is de bedoeling om de
Turkse kinderen eerst in het Turks te alfabetiseren. Dit moet ook leiden tot
een verbetering van hun kennis van het Nederlands. Het aantal lestijden OETC
voor de kleuters en de leerlingen 1ste graad lager is gemiddeld 4. We spreken
hier van gemiddeld omdat wellicht bij de basale leesinstructie daaraan
dagelijks minimaal 1 lestijd zal moeten
gespendeerd worden (5 dus).
3.2
Geen positief effect op kennis Nederlands
Propagandisten van
het intens gebruik van de moedertalen en van recente GO!-richtlijn beroepen
zich graag op het Gents Thuistaalproject. Ook Van Avermaet pakte op 27 november
j.l. in Hautekiet er mee uit. Maar hij verzweeg dat hij zelf na de evaluatie
moest toegeven dat zijn hypothese weerlegd werd; dat zelfs dit heel intensief OETC-programma
geen positief effect sorteerde op de
kennis van het Nederlands. Steven Delarue
beweerde in Knack 28 november dan ook ten onrechte: Het
Thuistaalproject toonde aan dat het gericht inzetten van de thuistaal in de
klas een steiger kan zijn tot een betere verwerving van en taalvaardigheid in
het Nederlands.
3.3
(Turkse) ouders niet akkoord
met thuistaalproject & Turks op school
Van Avermaet &
Delarue verzwegen dat de meeste Turkse ouders niet akkoord gingen met het
experiment en het ook een slecht integratiesignaal vonden. Directeur Frank van
de Mozaïek-school die betrokken was bij het experiment, getuigde Voortdurend
werden we op school aangesproken door ouders op onze aanpak betreffende het
gebruik van de thuistaal Turks op school. Ouders zegden: Op die andere school
mogen de kinderen geen Turks spreken. Dat is ook goed zo. Zo kunnen de kinderen
veel Nederlands leren (De Katholieke Schoolgids, januari 2010, p. 8). Zij
verzwegen ook dat veel Turkse ouders het
liefst hun kinderen naar een school sturen met weinig Turkse leerlingen,
precies om te voorkomen dat ze te veel onderling Turks spreken. De tegenstand van Turkse ouders tegen Turks
op school bleek ook uit een studie van Agirdag en Van Houtte uit 2014 (zie
bijlage)
In een
protestbijdrage die de Turkse ouder Karine Melitsetya omtrent het Gents
thuistaalproject naar Onderwijskrant stuurde, lazen we volgende bezwaren tegen
het project: In plaats van effectieve maatregelen te treffen om de Nederlandse
taal te stimuleren op school, en kinderen en hun ouders ervan bewust te maken
wat het maatschappelijk nut ervan is, besteedt de Gentse overheid veel aandacht
aan de moedertaal van anderstalige leerlingen. Lessen in de eigen moedertaal
vergroten echter vooreerst de kloof tussen de sterkste en de zwakste leerling door
het feit dat die leerlingen een aantal gewone lessen missen. Ze vergroten
tevens het mentaliteitsverschil tussen de gemeenschappen en de maatschappij
waarin ze leven. Dergelijke projecten zijn ook misleidend voor de niet
gemotiveerde anderstaligen, die de sociale normen en attitudes van onze
Westerse samenleving niet willen respecteren.
Tuba Yýlmaz getuigde: Ik zelf heb Nederlands moeten spreken op school
en geen thuistaal en ben er echt blij mee. Dmonx Prtavyan: Als 'allochtoon'
ben ik tegen het toelaten van de thuistaal op school. De mensen die deze
beslissing hebben genomen zijn niet echt wijs. Jordy Ronaldo: Als allochtoon
vind ik dit een vreselijk voorstel, op die manier hebben die kinderen nog veel
minder kansen op de arbeidsmarkt later, meer kans op discriminatie omdat ze de
landstalen niet beheersen, dus NEEN geen thuistaal op school aub! XY: Als er
10 verschillende talen zijn, hoe ga je dan met elkaar spreken. Dat 'je eigen
taal spreken' kan volgens mij ook echt alleen op concentratiescholen waar bijna
iedereen dan je eigen taal spreekt, en
dan riskeer je ook dat ouders van Nederlandstalige kinderen hun
kinderen gaan wegnemen, omdat er tijdens de speeltijden geen Nederlands meer
wordt gesproken en zo worden uitgesloten tijdens het spel.
3.4
Studie Agirdag & Co: gebruik thuistaal leidt tot minder welbevinden Turkse leerlingen
In zijn uitspraken
over het intens aanwenden van de
thuistaal beweert Van Avermaet al te vlug dat zon aanpak het welbevinden van
de leerlingen bevordert. Agirdag, Jordens en Van Houtte stelden in hun studie
precies het omgekeerde vast: correlaties tussen het gebruik van het Turks op
school en een verminderd welbevinden
onder Turkse leerlingen. Maar volgens de
onderzoekers zou dit enkel het gevolg zijn van het erg negatieve
schoolklimaat wat hun talige achtergrond betreft (Speaking Turkish in Belgian
primary schools, Bilig, 70, nr.1, p. 7-28). Ook Raymonda Verdyck stelde in De
Tijd van 21 augustus 2016 nog: Over het effect van het gebruik van de
thuistaal op het psychosociale
welbevinden van leerlingen kunnen we geen uitspraken doen. Maar de
GO!-richtlijn beweert nu plots wel dat dit het geval is.
In de Berlijnse
Herbert-Hoover Oberschule, een concentratieschool, besloten de leerlingen zelf
om voortaan ook onder elkaar alleen nog de landstaal te gebruiken. Niet alleen
in de klas maar ook daarbuiten. Uit alle hoeken van het land stroomden
politiek-correcte lieden toe die zich afvroegen of die leerlingen niet
gemanipuleerd waren of onder druk gezet. 'Wel neen', herhaalden ze telkens
opnieuw, met een mengeling van ergernis en hilariteit over de bezorgde blikken
van mensen die ze anders nooit te zien kregen. 'We hebben gewoon ingezien dat
we zonder behoorlijke taalkennis geen behoorlijke baan kunnen vastkrijgen.
Bovendien is dat de enige taal die we allemaal tenminste een beetje kennen; die
moeten we dus gebruiken als we niet elk voor zich in het eigen taalhoekje
willen blijven hangen maar ons samen laten gelden. (Bericht in Der Spiegel,
2006, gesignaleerd door Edi Clijsters).
4 Negatie visie leerkrachten & valse beschuldigingen i.v.m. straffen
4.1
Leerkrachten hebben ongelijk!??
In de al vermelde
studies van Agirdag en Van Houtte, uit
de recente MARS-studie ... blijkt telkens opnieuw dat de leerkrachten vinden
dat de andertalige leerlingen gestimuleerd moeten worden om zoveel mogelijk
Nederlands te spreken op school. Maar
Agirdag en Van Houtte reageerden met de stelling dat de leerkrachten het
verkeerd voor hebben: Teachers perceived the use of the Turkish language as
the antecedent of poor proficiency in Dutch, and of poor academic achievement.
In De Ochtend (VRT) van 23 december
j.l. gaf ook Van Avermaets medewerkster
Reinhilde Pulinx toe dat ze in haar eigen studie vastgesteld had dat de
overgrote meerderheid van de leerkrachten voorstander is van het stimuleren van
de leerlingen om zoveel mogelijk Nederlands te spreken op school. Ook zij
stelde dat de leerkrachten ongelijk hebben.
Een kleuterleidster
stelde dat als ze b.v. Turkse kleuters toelaat om Turks te spreken bij vrij
spel, deze dan steeds minder Nederlands spreken en andere leerlingen afstoten.
De leerkrachten wezen ook op het feit dat ze de meeste problemen ervaren met Turkse leerlingen - veel meer dan met
Spaanse, Griekse en Marokkaanse leerlingen. Vooral Turkse leerlingen zijn
geneigd frequent Turks te spreken. Enkele citaten. When I started working here,
we used to have Italians, Spanish. And now, it is mostly Turks and Moroccan
ands some Belgian. And the difference
is, back then, more Dutch was spoken, pupils among each other,
and at the playground. Ook in de Lucarna-scholen is het voor de Turkse
leerlingen zelfs verboden op de speelplaats Turks te spreken. In andere
reacties lezen we dat anderstalige kinderen - die meestal al de basis van hun
moedertaal verworven hebben als ze naar de kleuterschool komen - buiten de
school nog heel veel de kans krijgen hun thuistaal te spreken en verder te
ontwikkelen.
4.2
Leerkrachten bestraffen minimaal
thuistaa gebruik & laten
pragmatisch gebruik toe
Van Avermaet haalde op 28 november j.l. op de radio ook
nog eens uit naar de leerkrachten: Door leerlingen constant te bestraffen
wanneer ze hun thuistaal gebruiken, voelen ze zich minder betrokken op school
en daalt hun zelfbeeld. Dat zijn factoren die een negatief effect hebben op
het leerproces van kinderen. Ook van Avermaets medewerkster Pulinx beweerde dat de leerkrachten het gebruik van de
thuistaal op school streng bestraffen. In de taalrichtlijnen van de koepels en
in uitspraken van minister Crevits werd ook de indruk gewekt dat de leerkrachten al te vaak met straffen
werken.
Niets is minder waar.
in een grondige etnografische studie stelde prof. Jürgen Jaspers (UA) in
2015 vast dat de beschuldiging dat het
gebruik van de thuistaal door leerkrachten vaak en streng bestraft wordt,
absoluut niet opgaat. Hij constateerde na observatie in veel klassen dat de
leerkrachten zich in de praktijk vrij mild en pragmatisch opstellen - ook al
blijven ze het gebruik van het Nederlands principieel stimuleren: Tussen
meervoudige vuren: Pedagogische Studiën, 2015, nr. 4, p. 344-36. . Jaspers
vermeldt ook dat zijn vaststellingen haaks staan op de beschuldigingen van een
aantal sociologen en taalkundigen aan het adres van de leerkrachten denk maar
aan van Agirdag, Pulinx, Van Avermaet
Jaspers wekt wel ten onrechte de indruk dat de leerkrachten
met hun soepele opstelling ingaan tegen
het officieel taalbeleid van minister Vandebroucke en Co die het sporadisch en
pragmatisch gebruik van de thuistalen
zou verboden hebben. Dat minister
Vandenbroucke in 2007 stelde dat gelijke kansen tot drie belangrijke
prioriteiten leiden: taal, taal en nog eens taal betekende wel dat er meer aandacht moest zijn voor het leren van
het Nederlands maar niet dat hij het sporadisch
gebruik van de thuistaal als
nefast beschouwde. Dat Vandenbroucke tegelijk opmerkte dat het inspelen op de
moedertaal ook bemoeilijkt werd door de aanwezigheid meestal van meerdere
thuistalen, lijkt me verder ook correct. Jaspers schrijft Leerkrachten zijn
geen passieve uitvoerders van het beleid. Het lijkt weinig waarschijnlijk dat
ze de laatste 20 jaar doof zijn geweest voor de herhaalde suggesties dat zelfs
binnen een eentalig onderwijssysteem er ruimte is om thuistalen minimaal aan
bod te laten komen.
Maar ook zonder die suggesties deden leerkrachten dit ook
al. Maar de voorstellen van de propagandisten van thuistaalgebruik reiken veel
verder zoals ook blijkt uit het Gent experiment met het eerst leren lezen en
schrijven in het Turks dat door Van Avermaet en Co aanbevolen en begeleid werd,
of in het voortel van het GO! voor het laten maken van groepswerk in de eigen
moedertaal.
5 GOK-Steunpunten en taalstudies in handen taalrelativisten en NT2-tegenstanders
Niettegenstaande Van
Avermaet afstand nam van de taaloproepen en -plannen van de opeenvolgende
onderwijsministers, kreeg hij samen met
taalachterstandsnegationist Kris Van den Branden in de periode 1991-2010
de leiding van de GOK-Steunpunten in handen. En merkwaardig genoeg werd ook aan
Van Avermaet en Van den Branden eveneens de leiding van de vijf recente
taalstudies toegekend. We overlopen ze even.
Het in april 2016 verschenen onderzoek MARS Meertaligheid
Als Realiteit op School - werd
uitgevoerd onder de leiding van twee
superdiversiteitsideologen: Piet Van Avermaet en socioloog Orhan
Agirdag. In MARS gaat veel aandacht naar het gebruik van de moedertalen op
school, maar wordt met geen woord gerept over het belang van NT2. Uit de er in
opgenomen bevraging bij leerkrachten bleek eens te meer dat de leerkrachten
vinden dat de anderstalige leerlingen gestimuleerd moeten worden om zoveel
mogelijk Nederlands te spreken: 73% gaat akkoord met de stelling Door op de school de eigen moedertaal te spreken, leren kinderen onvoldoende Nederlands.
Slechts 3% gaat akkoord met de stelling: Anderstalige leerlingen moeten ook
reguliere vakken aangeboden krijgen in hun moedertaal. Volgens de onderzoekers
hebben de leerkrachten ongelijk. De vragen zijn ook vaak tendentieus opgesteld.
B.v.:De belangrijkste reden van de schoolachterstand van anderstalige
leerlingen is hun gebrekkige kennis van het Nederlands. 78% gaat akkoord met die stelling; en de
onderzoekers beweren dat de leerkrachten ongelijk hebben. Niemand beweert dat de
gebrekkige taalkennis de enige en de belangrijkste reden is, maar wel dat het
een belangrijke oorzaak is. Ook het feit dat Vlaanderen opvallend veel laag- en
ongeschoolde migranten opving speelt uiteraard een belangrijke rol.
Het Validiv-project
-Valorising Linguistic Diversity in Multiple Contexts of Primary Education
werd eveneens toevertrouwd aan Piet Van
Avermaet en zijn Centrum Diversiteit en Onderwijs. De doelstelling luidt: het valoriseren van de bestaande talige
diversiteit en talige repertoires van de leerlingen. Bij de voorstelling van de
resultaten op lezingen beweren Avermaet
& Co steevast dat wetenschappelijke onderzoek heeft uitgewezen dat een
taalbad Nederlands niet effectief is. Het is ook merkwaardig dat de overheid
geld besteedt aan het laten opstellen van instrumenten - teksten in de
thuistalen e.d. - voor sensibilisering van de thuistalen, maar dat de
leerkrachten er hun beklag over doen dat ze weinig of geen leermiddelen krijgen
voor NT2.
Ook het KBS-Project
Kleine kinderen, grote kansen stond onder de leiding van Van Avermaet.
Minister Crevits gaf samen met de Koning Boudewijn Stichting op 29
februari 2015 het startschot van het
zoveelste onderwijsvoorrangsproject. We lezen over het doel: Wetenschappelijk
onderzoek toont het belang aan van kwaliteitsvol (kleuter) onderwijs in de
eerste levensjaren. Zon terechte
stelling roept grote verwachtingen op. Bij verdere lezing waren we vlug
ontgoocheld. Er gaat b.v. wel veel
aandacht naar het belang van het kunnen spreken van de eigen moedertaal op
school, maar er wordt eens te meer met
geen woord gerept over de specifieke
taalproblemen en het belang van intensief NT2 ook voor het bieden van
meer ontwikkelingskansen. Volgens TIMSS-2015 wordt er in ons kleuteronderwijs
te weinig aandacht besteed aan voorbereidend lezen, systematisch
woordenschatonderwijs
We betreuren dat de drie GOK-steunpunten die enorm veel
overheidsgeld ontvingen geen inspanningen deden voor een meer uitgebalanceerd
curriculum voor het kleuteronderwijs.
In het recent VLOR-
rapport 't Is goe, juf, die spreekt mijn taal! Over thuistaalgebruik en
talensensibilisering pakken medewerkers van Van Avemaet & Van den Branden
eens te meer uit met de vele zegeningen van het thuistaalonderwijs - ook als opstap voor het Nederlands. Ze zochten echter vooral naar uitgesproken
voorbeelden van overtuigend
thuistaalgebruik, maar vonden er geen.
Ze reppen ook dit keer met geen woord over het belang van intensief
NT2-taalonderwijs. Bij lezing van het rapport wordt ook duidelijk dat
talensensibilisering een wollig containerbegrip is dat alle mogelijke invullingen kan krijgen, naast
gebruik van de thuistalen ook CLIL b.v.
De VLOR heeft voor de
opstelling van dit rapport naar goede gewoonte enkel voorstanders van intens
gebruik van thuistaalgebruik uitgenodigd. De VLOR-vrijgestelden wisten nochtans
maar al te best dat de thematiek controversieel is en dat de gevraagde
onderzoekers enerzijds de invoering van NT2 vanaf het kleuter bestrijden en
anderzijds de idee van thuistaalonderwijs ophemelen.
Ook de recente
OKAN-studie was in handen van Van Avermaet en Van den Branden; voorstelling in
januari 2017. Dat zij het taalbad van 1 jaar voor OKAN-leerlingen in het s.o.
willen beperken tot 3 à 6 maanden, is dan ook niet verwonderlijk, maar wel heel
jammer. 6 Zonder veel Nederlands kan men goed func-
tioneren in maatschappij -
Nederlands werkt discriminerend
i.p.v. emanciperend!???
Piet Van Avermaet en Jan Blommaert reageerden smalend op onze NT2-taalcampagne:
Onderwijskrant begrijpt blijkbaar niet dat men perfect sociaal geïntegreerd
kan zijn in de marge van de samenleving (In: De kloof tussen beleid en
realiteit (EPO, 2008).
In een studie opgestart in 2008 wezen de Limburgse prof.
Johan Ackaert (U Hasselt) e.a. terecht
op het cruciale belang van de kennis van het Nederlands: Taalbeheersing en
-gebruik van Marokkaanse
en Turkse allochtonen: resultaten van de Survey Integratie 2008. In het
algemeen besluit lezen we dat het
beheersen en het gebruiken van de Nederlandse taal cruciaal zijn voor de
sociaa-culturele integratie van allochtonen en de sociale cohesie in de
samenleving. Kennis van het Nederlands vergemakkelijkt en stimuleert contacten
van allochtonen met autochtonen en draagt bij tot een positievere beeldvorming
over autochtonen, zo stelden we vast. Taal maakt immers communicatie mogelijk,
waardoor wederzijds begrip en sociale samenhang ontstaan (Gekleurde Steden -
Autochtonen en allochtonen over samenleven). Het project werd uitgevoerd door
Johan Ackaert & Kris Vancluysen (consortium UHasselt en UA).
Superdiversiteitsideologen
als Piet Van Avermaet en Jan Blommaert zijn het daar niet mee eens. In Wiens
Nederlands? Over taalnaïviteit in het beleid, beweren ze dat integratie van
allochtonen in onze zogezegd superdiverse maatschappij niet mogelijk en ook
niet nodig is. De kennis van het Nederlands is volgens hen ook van relatief
weinig belang (in: Sampol, 31 maart 2006). We citeren even.
Foute opvattingen liggen aan de grondslag van het beleid
rond Nederlands aan migranten. Men gaat ervan uit dat Vlaanderen een eentalig
Nederlands gebied is, dat men zonder Nederlands onmogelijk kan functioneren in
dit land, dat kennis van het Nederlands allerhande mogelijkheden opent die er
anders niet zouden zijn. De suggestie dat men enkel een goeie buur kan zijn
wanneer men Nederlands spreekt, gaat uit
van de veronderstelling dat men Nederlands nodig heeft in die buurt, en dat die
buurt normaal gezien eentalig Nederlands is. Wanneer een Nigeriaan immigreert
in de Gentse Rabotwijk, een buurt waar de autoriteitsfiguren de lokale
middenklasse van handelaars en een opkomende generatie van intelligentsia
overwegend Turks zijn,dan is kennis van het Turks voor die Nigeriaan vaak
belangrijker dan kennis van het Nederlands. Zijn huisbaas is immers
Turks.
Eddy Bonte, Hogeschool Gent, reageerde: De waarheid luidt
dat het valse discours van Blommaert, Van Avermaet, Maly
invloedrijke
allochtonen ertoe zal aanzetten de kennis van het Nederlands te contesteren en
zo de derde en binnenkort de vierde generatie verder het getto zal induwen. De
waarheid luidt dat een bepaald soort Vlamingen de allochtonen in deze zelfcastratie
steunt, hun slachtofferrol voedt, hun achterstand vergoelijkt (nu met een
academisch sausje) en ze paternalistisch behandelt als een bende achterlijke
tsjoek-tsjoeks. Daarom noem ik het een wansmakelijk verhaal. No pasaran. In
een opiniebijdrage schreef ook prof. Rik
Torfs terecht: Progressieve geesten waren altijd voor de multiculturele
samenleving, zonder veel inhoudelijke verduidelijking. Een paar jaar geleden
pleitten heel wat progressieve geesten plots voor superdiversiteit, een
radicalisering van
multiculturalisme. Volgens
propagandisten van de superdiversiteit was het echter niet langer duidelijk aan
welke opvattingen en gebruiken minderheden zich zouden moeten aanpassen. Het
klassieke integratieproject en zelfs de notie multiculturaliteit zouden
voorbijgestreefd zijn. Volgens de
superdiversiteitspropagandisten betekent het radicaal opdoeken van het integratieconcept
tevens dat de kennis van het Nederlands nog veel minder belangrijk geworden is
en zelfs de emancipatie van de allochtone burgers hindert i.p.v. bevordert
(In: (Zijn we in oorlog? Niet in de klassieke zin, De Morgen, 17 november
2015).
Net als Van Avermaet
en Blommaert pleit ook prof. Maurice Crul in zijn boek Superdiversiteit voor
een nieuwe visie op integratie voor het radicaal verlaten van de klassieke
visie op integratie. Dit kwam ook tot uiting in zijn opiniebijdrage in De Morgen
van zaterdag 18 januari 2014: Multiculturalisme is dood, rechtspopulisme is
achterhaald. Ook volgens Crul is het niet langer duidelijk aan welke
opvattingen en gebruiken minderheden zich moeten aanpassen. Het klassieke
integratieproject zou totaal voorbijgestreefd zijn.
In het rapport Biedt
het concept integratie nog perspectief? (december 2013) nam het Nederlands
Sociaal en Cultureel Planbureau terecht afstand van het schrappen van het
integratie-concept vanwege superdiversiteitsideologen. Het Planbureau wil niet zomaar het belang van integratie en van
de kennis van het Nederlands hierbij laten vallen. We citeren even.
Superdiversiteit strijkt cultuurverschillen niet glad en met superdiversiteit
zijn de discussies over de betekenis van verschillende normen niet beslecht. In
Europees verband bestaan er tal van activiteiten, zowel beleidsmatig als in het
onderzoek, die vertrekken vanuit het concept integratie. Het is belangrijk om
hierop te kunnen blijven aansluiten. Integratie als (beleids)concept is nog
steeds waardevol. Deze argumenten voor en tegen afwegend zijn wij van mening
dat integratie als (beleids-)concept in ere gehouden moet worden. Het
integratievraagstuk speelt nog in volle omvang, en dan is het vreemd om dit
niet als zodanig te benoemen.
Noot: de gewezen
vrijheidsstrijder Helene Passtoors sprak zich op maandag 14 april 2014 in De
Wereld Morgen eveneens smalend uit over onze NT2-campagne en beschuldigde mij
zelfs van taalracisme: Raf Feys spreekt in zijn bijdrage over taalachterstand
(Nederlands), maar dit woordgebruik klopt niet: 'Taalachterstand' is een
vakterm en betekent dat de taalontwikkeling van een kind niet normaal of te
langzaam verloopt. Ik heb nooit gehoord dat je die term gebruikt voor
'vreemdetaalachterstand' of 'tweedetaalachterstand'. Dat schijnt typisch
lekengebruik en krijgt dan een connotatie die inderdaad verdacht veel neigt
naar (taal) racisme. Het woord 'achterstand' is immers een fundamenteel begrip
in het hele complex verbonden met racisme, 'inferieure rassen', de
superioriteit van het blanke ras/Westerse cultuur/westerse talen enz. Het
'probleem' heeft ook te maken met de eeuwige verwarring tussen integratie en
assimilatie zoals het woord integratie in Vlaanderen meestal wordt gebruikt.
7 Volgens Agirdag en
Van Houtte vergissen leerkrachten,
Turkse ouders en leerlingen zich; ze
zijn allen geïndoctrineerd
7.1 Turkse ouders en leerkrachten: geen Turks op school a.u.b.
In een studie stelden
de Gentse sociologen Orhan Agirdag en Mieke Van Houte tot hun ongenoegen vast,
dat niet enkel de leraars, maar ook de Turkse ouders wensen dat hun kinderen
geen Turks, maar zoveel mogelijk Nederlands
spreken in én buiten de klas:
Speaking Turkish in Belgian Primary Schools: Teacher Beliefs versus
Effective consequences, bilig/ SUMMER 2014 / NUMBER 70, zie Internet. Uit de bevraging bleek dus dat ook de Turkse
ouders meertalig onderwijs resoluut afwezen.
Leerkracht Patrick drukte het zo uit: Turkse ouders komen soms met hun
kinderen naar onze school omdat er bij ons minder Turkse leerlingen zijn. Ze stellen dan: In andere scholen zijn er te
veel Turkse leerlingen en die spreken dan Turks in klas, op de speelplaats,
tijdens de middaglunch, en wij willen dat niet. Die ouders beseffen hoe
belangrijk het is voor de toekomst van hun kinderen dat ze goed geïntegreerd
zijn in onze cultuur. Because the future of those children is here, and they
will have to speak Dutch in their professional life. Ook Turkse
Islamleerkrachten stelden dat het gebruik van de moedertaal van de
Turks sprekende leerlingen nutteloos was.
Uit een andere studie van Agirdag, Jordens & Van Houtte
bleek dat er een correlatie was tussen het gebruik van het Turks op
school en een verminderd welbevinden van
Turkse leerlingen. (Speaking Tukish in Belgian primary schools, Bilig, 70,
2014, nr.1, p. 7-28. Ook hier luidde de reactie dat de leerlingen het verkeerd
voorhebben en geïndoctrineerd zijn
7.2 Onderzoekers kleineren visie van leerkrachten,
Turkse ouders & Turkse leerlingen
Uit de twee studies
bleek dus dat er opvallend veel
overeenstemming was tussen de opvatting van de leraars en deze van de Turkse
ouders en leerlingen. Maar Agirdag en
Van Houtte legden de argumenten van de leraars,
de Turkse ouders en leerlingen gewoon naast zich neer. Volgens hen hebben de leerkrachten en de
Turkse ouders volstrekt ongelijk. Ze zijn bevooroordeeld en beseffen niet eens
hoe nefast hun opvattingen zijn en hoe ze haaks staan op de belangen van de
Turkse leelingen. Agirdag en Van
Houtte zochten dan maar naar een
verklaring voor het vervreemd en fout bewustzijn van de leerkrachten en
ouders. De negatieve beliefs van
leerkrachten en Turkse ouders zouden in sterke mate een gevolg zijn van
de Vlaamse politieke context that very
much favors assimilation and Dutch monolingualism. Dit zou ook het geval zijn bij de Turkse
leerlingen.
Agirdag en Van Houtte
gaan ook geenszins akkoord met de stelling dat de taalachterstand een
belangrijke oorzaak is van de leerproblemen van veel anderstalige leerlingen.
De voorbije jaren manifesteerden ook zij zich
herhaaldelijk als taalachterstandsnegationisten en tegenstanders van
intensief NT2 vanaf het kleuteronderwijs.
7.3 Agirdag en Van Houtte beschuldigen Vlaamse leidende klasse van indoctrinatie
Agirdag en Van Houtte beweren dat de Vlaamse leidende klasse
symbolisch geweld (à la Bourdieu) uitoefent op de leerkrachten en de
anderstalige ouders en leerlingen.
Social dominance can only persist because the dominant
groups in society impose their judgments, such as beliefs about
monolingualism, upon dominated
groups, such as the bilingual Turkish community. Once the
dominated groups internalize the point of view of the dominant, they will
defend it as if it was a universal
point of view, even when these judgments are
completely against their own interests.
De gedomineerde
ouders en leerlingen uit de lagere milieus zouden jammer genoeg de dominante
visie van de leidende klasse, de machtigen in deze maatschappij, onbewust
overnemen. Het zijn o.i. echter nog meer de ambitieuze allochtone ouders die
voor hun kinderen bij voorkeur een school kiezen waar weinig of geen Turks
gesproken wordt.
Bijlage: Petitie Gok van Pascal van Orhan Agirdag en
21 ondertekenaars: 2009
In een reactie van de
taaloproep en taalplannen van minister Pascal Smet onderschreven een grote
groep academische taalrelativsisten een petitie met als titel: Gok Van
Pascal: mythes over taalachterstand en onderwijs: Orhan Agirdag, medewerkers
van Steunpunt GOK e.a. ( in: De Morgen, 30.10.09).
Agirdag en co gaan
vooral niet akkoord met de stelling dat veel anderstalige leerlingen een grote
taalachterstand hebben en mede daardoor opval- lend minder presteren. Zij
stellen vooreerst: Waar haalt het taalbadmodel zijn vanzelfsprekendheid en
waar zijn de aanwijzingen dat het werkt? Wanneer we na zoveel jaren taalbaden
nog steeds kampen met schrijnende onderwijsachterstanden, wordt het dan niet
hoog tijd om de vanzelfsprekendheid van het taalbadmodel grondig in vraag te
stellen? Voor zover wij weten, is er in Vlaanderen geen enkele
wetenschappelijke legitimatie voor
taalbadmodel.
Het is o.i. voldoende
bekend dat intensief taalonderwijs effectief is in landen als Finland,
Denemarken ..., waar de leerlingen meer krijgen dan louter een taalbad samen
met andere kinderen, maar ook voldoende uren apart genomen worden. Het zijn
precies de taalrelativisten die zich steeds principieel gekant hebben tegen de
invoering van intensief NT2-onderwijs vanaf de eerste dag van het kleuter.
Precies door hun schuld hebben we al te
weinig vooruitgang geboekt.
Agirdag en co schrijven verder: Het taalbadmodel is in
conflict met een elementair pedagogisch principe: voor een vruchtbaar onderwijs
dienen de leefwerelden van de leerlingen aanwezig te zijn binnen de
schoolmuren. Een primordiale voorwaarde tot een succesvolle schoolloopbaan is
dat iedere leerling zich thuis kan voelen op school. Doordat anderstalige
leerlingen hun thuistaal moeten achterlaten aan de schoolpoorten, laten ze voor
een stuk ook hun identiteit achter. Met andere woorden, het verbieden van de
thuistaal vergroot de kloof tussen de thuiscultuur en de schoolcultuur.
Allochtone leerlingen spelen dus nooit een thuismatch en zolang dit het geval
is, zullen ze geen kampioen worden.
Agirdag en Co beweren verder ook: De taalachterstandsthese
is een voorbeeld van het deficit-den- ken. Dit betekent dat de
onderwijsachterstanden. eenzijdig worden toegeschreven aan de veronderstelde
gebreken van de doelgroep. Hierdoor worden de anderstalige leerlingen op
voorhand al gestigmatiseerd als gebrekkige leerlingen. En wie kan er ontkennen
dat stigmatisering kan leiden tot slechtere onderwijsprestaties?
De
taalachterstandsthese maakt zich verder schuldig aan wat het blaming the
victim perspectief genoemd kan worden. De claim is immers dat anderstalige
leerlingen de leerachterstanden waarmee ze geconfronteerd worden vooral aan
zichzelf te danken hebben. Hierdoor worden externe factoren zoals
onderwijssegregatie, armoede, uitsluiting van huisvesting en arbeidsmarkt als
verklaringen naar de achtergrond verschoven. En ten slotte focust de
taalachterstandsthese zo hard op de gebreken van anderstalige leerlingen, dat
men voorbij gaat aan de culturele en talige bagage die deze leerlingen wél
hebben: hun thuistaal.
Niemand beweert
uiteraard dat de taalachterstand de enige verklaring is voor de schoolse
achterstand, maar wel dat taalachterstand een belangrijke oorzaak is.
De 21 ondertekenaars
van het manifest GOK van Smet zijn sociologen en taalkundigen van
universiteiten en van het Gentse Centrum Diversiteit en Leren: Orhan Agirdag
(UGent), Mieke Van Houtte (UGent), Sven Sierens en Lia Blaton (Steunpunt
Diversiteit en leren), Ignace Glorieux (VUB), Sarah Bracke (KUL), Christiane
Timmerman (UA), Piet Van De Craen (VUB), Simon Boone (UGent), Nadia Fadil
(KUL), Noël Clycq (UA), Sarah De Mul (KUL).
|