Euforisch
M-decreet-stellingname van koepels onderwijsnetten & begeleidingsdiensten:
negatie van stem/bekommernissen van achterban (praktijkmensen)
(Onderwijskrant juli
2015)
1 Inleiding
De koepelkopstukken stellen in hun gemeenschappelijke
standpunt van 13 februari het M-decreet voor als een
goednieuws-verhaal. Ze sluiten zich
enthousiast aan bij een radicale en naïeve inclusie-ideologie met mindshift als
een van de to- verwoorden (zie punt 2.1 en 2.2). De titel van het standpunt:
Goed onderwijs voor iedereen ... drukt
ook al uit dat het M-decreet volgens hen zal leiden tot goed onderwijs voor
elke leerling. Ze schenken dan ook niet de minste aandacht aan de vele
problemen en kritieken van de praktijkmensen en van veel ouders.
2 Gemeenschappelijk
standpunt koepels (febr. 2015)
2.1 Radicale
inclusie-ideologie: inclusie als doel op
zich & absolute waarde
We merken dat de
onderwijskoepels en de koepels van de begeleidingsdiensten in hun standpunt van
13 februari de radicale inclusie-ideologie onderschrijven. Inclusie geldt als
een absolute waarde voor alle kinderen en als
een radicale mindshift: In 2009 ondertekenden ons land en de
verschillende gemeenschappen het verdrag over de rechten van Personen met een
handicap, dat een nieuwe visie op handicap inhoudt. Dat engagement kon niet
genegeerd worden.
De koepels sluiten
zich zonder meer aan bij het VN-verdrag dat stelt dat een kind een absoluut
recht heeft op inclusief onderwijs. De
Engelse leraar Tom Bennett drukt zijn kritiek op deze visie zo uit: Inclusion
like any value, cannot be intrinsically good. It must be balanced with other
values, such as the good of the child, the rights of the class, the teacher
. Verplichte inclusie is b.v. voor
kinderen als Flo (dochtertje van Ann
Nelissen) en co die enkel maar faalervaringen kunnen opdoen in het eerste
leerjaar een vorm van discriminatie (zie
aparte bijdrage hier over). Tine Peters bestempelde dit onlangs als de
inclusieparadox, of hoe insluiting zoals in het M-decreet tot meer uitsluiting
kan leiden (De Morgen, 31 maart).
2.2 Mindshift:
from seeing the child as a
problem to seeing the school as problem
De koepelkopstukken stellen enkele keren dat het M-decreet een radicale shift in het
denken en in de pedagogische aanpak vereist: een andere en nieuwe manier van
kijken naar onderwijs. Dat is de essentiële mindshift die het M-decreet van
alle onderwijsbetrokkenen vraagt. ... De wezenlijk andere manier van kijken
naar onderwijs heeft er dus mee te maken dat we niet langer alleen kijken naar
de leerling, maar dat we de interactie tussen leerkracht, leerling en hun
omgeving centraal stellen. De vraag wordt dus: Wat heeft deze leerling nodig om in deze school de
leerplandoelen te bereiken. Deze vraag zet de school aan om in de spiegel te
kijken en werk te maken van interne kwaliteitszorg. Als we uitgaan van de
interactie tussen leerling, leerkracht en hun omgeving, dan ligt het feit dat
het kind niet slaagt, dus niet alleen aan de leerling zelf. De leerling heeft
een specifieke onderwijsbehoefte.
Volgens de
koepelkopstukken mag voortaan de vraag niet meer zijn wat is er mis met deze
leerling, maar hoe moet de school zich
aanpassen aan deze leerling. Het gaat om een mindshift from seeing the child
as a problem to seeing the school as problem. Niet de handicap van het kind,
de individuele functiebeperking, is het probleem, maar eerder de (gehandicapte)
school die door haar onaangepastheid de oorzaak is van de problemen van de
leerlingen. We mogen volgens het nieuwe inclusie-evangelie niet langer
spreken over disabled pupils; het is
eerder de school die disables the pupils. Het zijn de scholen die obstakels
opwerpen, die het de gehandicapte kinderen onmogelijk maken om er samen met de
andere kinderen les te volgen.
2.3 Geen probleem
voor wie niet kan volgen: individueel
curriculum (=LAT-inclusie)
In een interview
met Mieke Van Hecke, directeurgeneraal VSKO, in Caleidoscoop van september
2013, poneerde Van Hecke nog bij hoog en bij laag dat het M-decreet niet
betekent dat men voor bepaalde inclusie-leerlingen, een apart, individueel
leeraanbod of curriculum moet uitwerken:
We moeten bij de interpretatie van het VN-verdrag vertrekken van het
gegeven dat elke instelling - en dus ook het onderwijs - een finaliteit heeft.
Wanneer de deelnemers aan die instelling die finaliteit kunnen halen, moet men
er alles aan doen om de drempels die er vanuit een beperking zijn, te
beslechten. Dat wil echter niet zeggen dat men voor iemand die deze finaliteit
niet kan halen, een apart aanbod moet kunnen doen in dezelfde organisatie (in
het gewoon onderwijs).
Ook Onderwijskrant en de overgrote meerderheid van de
praktijkmensen hebben steeds gesteld
dat inclusie maar zinvol
is als de inclusieleerlingen het gemeenschappelijk programma kunnen
volgen en dus voldoende profijt kunnen halen uit de integratie in de gewone
lessen. De kopstukken van de koepels
poneren in hun standpunt van februari 2015 dat volgens het M-decreet de
inclusieleerlingen niet noodzakelijk het gemeenschappelijk programma moeten
kunnen volgen: Er zullen er leerlingen zijn voor wie het niet mogelijk is om
het gemeenschappelijk curriculum te volgen. Voor hen wordt een individueel,
aangepast curriculum uitgetekend. Het gaat hier om maatwerk, volgens de
onderwijsbehoeften van deze specifieke leerling. Dit individuele traject kan
ofwel in het gewoon onderwijs aangeboden worden, met ondersteuning vanuit het
buitengewoon onderwijs of in het buitengewoon onderwijs.
Kathleen Mortier,
assistent orthopedagogiek UGent, vindt dat inclusie van leerlingen met grotere
beperkingen zelfs eenvoudiger is omdat die leerlingen niet dezelfde eindmeet
moeten halen. Voor deze leerlingen volstaat het dat studievooruitgang gemaakt
wordt op basis van een individueel aangepast curriculum (School- en
Klaspraktijk, nov. 2014, p. 8). Men kan volgens haar b.v. ook inclusieleerlinge
Nel de rekenopgaven laten maken met een rekenmachine, ... Het gaat hier om LAT-inclusie (learning apart
together), of exclusie binnen de klas. Zo lezen we in een recente bijdrage op
de Klassewebsite dat een leerling die een aanzienlijk deel van het
leerprogramma niet gevolgd heeft, toch gewoon zijn diploma moet krijgen.
Volgens de visie van de radicale
inclusievelingen moet overigens totale grammatica van klassiek onderwijs de
helling op, jaarklassysteem, enz. Dat zou meteen ook het einde van degelijk
onderwijs betekenen.
2.5 Illusoire
ondersteuningsbeloften & handelingsgericht werken als mirakeloplossing
Het COV-blad
Basis van 6 juni j.l. schreef terecht: Voorlopig staat het
onderwijsveld i.v.m. het M-decreet nog
steeds met lege handen. De scholen en
leerkrachten stellen dat de door de beleidsmakers beloofde ondersteuning op zich
laat wachten, dat de begeleiding zich beperkt
tot wat theoretische uitleg. Er zijn veel klachten over attesten voor
GON en b.o. die uitblijven, klachten en
petities ook van ouders en zorgleerkrachten over het afgeslankte en ontoereikende GON. De leerkrachten zijn er overigens van overtuigd dat
inclusie-ondersteuning al bij al weinig zal uithalen omdat hun grote problemen
weinig te maken hebben met de inclusie-ondeskundigheid van de
leerkrachten.
Er wordt ook voortdurend gegoocheld met handelingsgericht
werken als toverformule. Verder blijkt nu ook al duidelijk dat de CLB-adviseurs - en vermoedelijk ook andere begeleiders -
hun opgelegde taak niet aankunnen zelfs materieel niet.
Maar de
onderwijskoepels en begeleidingsdiensten wekken in hun goed-nieuwsverhaal de
indruk dat de scholen heel veel ondersteuning (zullen) krijgen en dat het dan
wel moet lukken. Sussende blufpoker! In het kapittel de leerkracht staat er
niet alleen voor lezen we: Hij of zij kan gebruikmaken van de expertise van
de leerlingenbegeleiders, van de zorgleerkrachten, van het team, van het CLB, van
de GON- begeleiders, van de pedagogische begeleidingsdiensten
Over de netten heen staat een ploeg van
begeleiders klaar, we noemen ze competentiebegeleiders, die nu al bezig zijn om de competenties van
teams, scholen en CLBs te versterken in het werken met leerlingen met
specifieke onderwijsbehoeften.
De ondersteuning die wij (de koepels) bieden bestaat uit
drie luiken. Ten eerste bieden we begeleiding en vorming aan. We organiseren
overlegmomenten, contactdagen of vormingen waarop aan kennisdeling en
expertise-ontwikkeling wordt gedaan. We willen alle betrokkenen - directeurs, zorgcoördinatoren of
zorgleerkrachten, leerlingenbegeleiders, leerkrachten,GON-begeleiders &
CLBmedewerkers - de kans geven om ervaringen uit te wisselen en zich zo voor te
bereiden op het Mdecreet. Ook kennisdeling tussen gewoon en buitengewoon
onderwijs is essentieel. In het gewoon onderwijs kan men veel opsteken van de
expertise van het buitengewoon onderwijs. In het buitengewoon onderwijs kunnen
leerkrachten zich dan verdiepen in
meervoudige problematieken. (B.O. enkel nog voor meervoudige handicaps?)
Ten tweede gaan we in op specifieke vragen van scholen
(vraaggestuurde werking). Samen met hen tekenen we een begeleidingstraject uit
om een antwoord te bieden. (Wishful thinking!)
En ten derde zijn er nu al materialen en kaders beschikbaar
waarmee de scholen en CLB-teams zelf aan de slag kunnen in de praktijk. Een
voorbeeld is de methodiek van het handelingsgericht werken die we in onze
scholen en centra implementeren. Al deze acties maken deel uit van een traject
dat de pedagogische begeleidingsdiensten met de scholen, teams en CLBs
bewandelen en waarbij de competenties van alle medewerkers worden verbreed en
verdiept. We willen werk maken van een meer inclusieve school en de
samenwerking tussen alle onderwijspartners bevorderen. Het is de bedoeling dat
alle leerkrachten zich verder didactisch bekwamen en dat de scholen en hun
teams handelingsgericht aan het werk gaan. En dat is een werkelijke, maar ook
een wenselijke, mindshift, zowel voor leerlingen als voor school en
CLB-teams. Handelingsgericht werken
wordt hier als een toverformule en als iets totaal nieuws voorgesteld.
3 Radicale en
simpele uitspraken kopstukken
katholiek onderwijs: Smits en
Desmet (april 2015)
Breedbeeld, het blad van het verbond van het katholiek
secundair onderwijs, besteedde in april j.l. een themanummer aan het M-decreet.
We bekijken even de bijdragen van secretaris-generaal Chris Smits en van
Dominiek Desmet, directeur Dienst leren en onderwijzen. In die bijdragen
suggereren de VSKO-kopstukken dat
inclusie en het M-decreet vanuit een vernieuwde visie op vorming en
beperking evident zijn. Het M-decreet zal en moet de leerkrachten ook stimuleren om het in het onderwijs over
een andere boeg te gooien. Desmet pretendeert ook nog ten onrechte de stem van
de praktijkmensen te verkondigen (zie punt 3.2).
3. 1 Smits over verfoeide medisch-defect denken
Chris Smits wekt in
zijn bijdrage de indruk dat het systeem
en de praktijk van het buitengewoon onderwijs in het verleden totaal verkeerd
waren, omdat het zogezegd louter gebaseerd was op het verfoeide medisch-defect denken in plaats van op het
zgn. nieuwe sociaal-inclusief denkmodel.
Hij schrijft o.a.: Momenteel is
iedereen ervan overtuigd dat men inzake onderwijs voor leerlingen met
beperkingen het medisch defect-denken moet ver- laten en zich moet focussen op de noden en
specifieke behoeften van jongeren.
Niets is minder waar. Precies ook het buitengewoon onderwijs
en de b.o.-types wilden focussen op de noden en specifieke behoeften van jongeren en niet op een
medisch defect-denken. Als Ann Nelissen
momenteel actie voerde om haar dochtertje Flo per 1 september naar het
buitengewoon onderwijs te mogen sturen i.p.v. enkele maanden/een jaar te laten
verkommeren in het gewoon onderwijs, dan heeft dat niets te maken met medisch
defectdenken, maar alles met het recht op aangepast onderwijs. Buitengewoon
onderwijs betekende/ betekent in de eerste plaats recht op passend/ aangepast
onderwijs en zorg (ook paramedische) e.d. In het type-1 b.v. zitten leerlingen
waarvan men wist/weet dat ze de meeste lessen wiskunde, taal
in het gewone
onderwijs absoluut niet kunnen volgen en daar ook geen profijt kunnen uit halen.
Sommige van die leerlingen behalen voor wiskunde b.v. op 12-jarige leeftijd
slechts het peil van een 2de à 3de leerjaar. Het gaat vaak ook om leerlingen
die veel baat hebben bij extra paramedische zorg.
De wet van 1970 groepeerde type-8 leerlingen vooral in
aparte b.o.-scholen omdat men dan door het grotere aantal die leerlingen beter
kon groeperen in klassen die afgestemd waren op hun niveau en leeftijd. De wet
van 1970 was niet ingegeven door het
medisch-defect-denken. In deze context vraagt prof. Christian Geyer zich ook
terecht af: Warum werden Wesensmerkmale wie Behinderung & Begabung
wegdiskutiert? (Eine unglaubliche Gleichmacherei - Frankfurter Allgemeine, 21
juli 2014).
Ook al in een tekst die het VSKO samen met de andere
onderwijsnetten in februari over het
M-decreet verspreidde werd de verkeerde indruk gewekt dat leerlingen het
buitengewoon onderwijs niet volgen vanuit hun specifieke onderwijsnoden, maar
vanuit een eenzijdig en verkeerd medisch defectdenken (zie punt 1). Inclusief onderwijs daarentegen zou dan
uitgaan van een sociaal en humaan denken en berusten op een totale mindshift.
In de tekst van februari j.l. stellen de koepelkopstukken ook expliciet dat
inclusieleerlingen recht hebben op een individueel curriculum.
3.2 Dominiek Desmet
pleit voor vernieuwde onderwijsvisie
waarbij inclusie evident is
Dominiek Desmet schreef de bijdrage: M-decreet als
katalysator om tot een vernieuwde visie op
vorming te komen. De titel alleen
al spreekt boek- delen.
Desmet orakelt: De vele vragen (van directies- en en leerkrachten) omtrent het M-decreet
hebben gewoon te maken met goed onderwijs, en met de keuzes die een school
maakt. In de concrete praktijk kunnen we nagaan in welke mate een specifieke
leerling die in een specifieke context aan een specifieke school wordt
toevertrouwd maximale ontplooiings- en verrijkingskansen kan krijgen. Zorg
wordt dan als term overbodig, want inherent aan (goed) onderwijs. Desmet stelt
het heel simpel voor: kies voor maximale ontplooingskansen voor elke leerling,
en vanuit zon visie word inclusief onderwijs een evidentie. Vanuit zon optie
verdwijnen de bekommernissen en problemen van de praktijkmensen blijkbaar
meteen.
3.3 Verwoorden
kopstukken de stem van de praktijkmensen?
In de inleiding
schrijft Desmet: De stem van de mensen die ertoe doen in het onderwijs,
wordt zelden gehoord. Hij wekt de indruk dat hij de stem van de directies en leerkrachten
vertolkt. Niets is minder waar. Desmet suggereert dat de zorgen van de
praktijkmensen bij de keuze voor radicaal ander onderwijs meteen van de baan
zullen zijn.
Precies Chris Smits en Dominiek Desmet, kopstukken van het
verbond van het katholiek s.o., manifesteerden zich de voorbije jaren voortdurend
als mensen die de stem van de praktijkmensen negeren. Ze wisten b.v. in 2012 maar al te goed dat de overgrote
meerderheid van de leerkrachten en directies hun hervormingsplannen voor het
secundair onderwijs absoluut niet steunden, maar hielden daar geenszins
rekening mee.
En als de overgrote meerderheid van de leraars, professoren
de voorbije jaren stelden dat ze zich zorgen maakten over de
niveaudaling van de leerlingen, werd dit steeds gewoon ontkend en weggewuifd.
Bij het opstellen van VSKO-plan voor de invoering van grootschalige
scholengroepen luisterden Smits en CO evenmin naar de praktijkmensen.
In hun bijdragen over het M-decreet negeren ze eens te meer
de stem en bekommernissen van de leraars. Vanaf 1998 hebben de koepels ook
telkens de VLOR-adviezen over inclusief onderwijs probleemloos
ondertekend.
|